I
w
|g|
il
1.1
dN
9
Verbloemend woordgebruik;
Ontslaan heet afslanken
I
door Tony van der Meulen
Monteur
Voor de gekozen ondernemingsraad van de Emmer Kousenfabriek
is rond het sterfbed van het bedrijf maar een uiterst bescheiden
plaatsje ingeruimd; eigenlijk alleen een onbetekenend krukje. Direc
tiebesluiten moesten, zo zegt Hubert, vernomen worden via de radio of
uit de pers, cijfers werden achtergehouden, afspraken ontkend. Door
een toeval moesten de vertegenwoordigers van de werknemers achter
geheime rapporten komen.
„We zijn al zo lang in alle staten dat je eigenlijk nergens meer van
opkijkt”, zegt A. Hubert. Praten met hem betekent praten over de
vraag hoeveel een werknemer te vertellen heeft als het er werkelijk op
aankomt. Hubert rookt daar geen grote pijp meer van: „een directeur
kan duizend man ontslaan, duizend mannen kunnen een directeur
niet ontslaan. De één heeft macht, de ander niks. Zo zit dat.”
Tunesië
Hard
Klap
Ljl
■is
1 t
S|l|
IMS
De een heeft macht, de
ander niks, zo zit dat!’
Het is de eigen fabriek geworden?
1
■dB
Wat is nu de moraal van dit verhaal—
Wat was uw eerste reactie?
„Daar houdt het mee op. Het is het enige
lid van de ondernemingsraad: „Het enige dat hier de
laatste jaren vooruit is gegaan, is het aantal directie
leden".
Ik zit in een adviescommissie van het
Gewestelijk Arbeids Bureau hier, en ik
zag dus hoe beroerd de werkgelegenheid
in Zuidoost-Drenthe is. Als ik mensen uit
de sociale hoek hoor praten over alterna
tieve werkgelegenheid, dan betekent dat
hier: zitten in de koffiebar. Je zag allerlei
kleine bedrijven om je heen kapot gaan,
of overgenomen worden. Mensen kregen
minder in het loonzakje, of kwamen één
voor een op straat te staan omdat ze niet
voldeden bij hun nieuwe baas. Daarvoor
was hun intelligentie vaak ook te hoog”
Als chef-onderhoud is Arie Hubert veel
in het bedrijf. „Jan en alleman schiet je
aan. De een vindt dat je te hard optreedt
als ondernemingsraad, anderen vinden
het heel goed zo. Maar de stemming is aan
alle kanten slecht. Ze zitten te wachten op
de grote klap; er is een duidelijke agressi
viteit. En daar heb ik veel begrip voor Je
moet niet vergeten: Danion is m 1967 tot
op de grond toe afgebrand. In een jaar
hebben we de hele fabriek weer opge
bouwd, met dag en nacht werken, van
klein tot groot. En langzaam wordt dat nu
weer onder je handen afgebroken. Een
heleboel mensen in de fabriek zien dat
heel scherp”.
„Met een verschrikkelijk gevoel. We zijn
des duivels geweest, ik wil daar nu niet
verder over uitwijden”.
We zitten tegenover elkaar boven het
pluchen tafelkleed. In de voorkamer is de
televisie aan. Arie Hubert is geen man van
vreselijk wilde kreten; hij formuleert
langzaam, meestal met afgewend gezicht,
waar hij met zijn hand onrustig over heen
wrijft. Soms kijkt hij je heel lang aan.
„Dat we in een kapitalistische wereld
leven, is een duidelijke zaak. Een bedrijf
is er om winst te maken, daar sta ik ook
achter. Je moet kunnen concurreren, met
je prijs op de markt, met je produktiekos-
ten, met je lonen”. Na een paar uur praten
had hij van zijn portie cake meer verkrui
meld dan opgegeten.
„Bij de fusiebesprekingen in 1974 zijn
we, ook door de vakbonden, op een onjuis
te manier onder druk gezet. We konden
niet anders meer dan ja knikken, ik heb er
voor mezelf erg grote problemen mee
gehad. Na afloop pakten de heren de
papieren bij elkaar en deden de tassen
dicht; wij zaten met de rotzooi”.
Met wat voor gevoel reed u toen uit
Den Haag terug naar Emmen
„Maar daarna begon de ellende pas
goed. Je zag om je heen dat de ontmante
ling van ons bedrijf in volle gang was. Dat
bleek uit het opheffen van de administra
tie, die naar Jansen de Wit in Schijndel
ging. De tenennaaizaal, waar de tenen van
kousen worden afgenaaid, werd opgehe
ven, en de machines werden overgebracht
naar de vestiging in Tunesië. Het was
duidelijk dat we hier op den duur geen
been meer hadden om op te staan”.
Die benen werden gedemonteerd, inge
pakt en afgevoerd?
„Ja, en om je heen zag je de ellende van
mensen van de afdeling verkoop; ook bij
hen die bleven en een andere functie kre
gen. Verschillende mannen kwamen in de
knoei, met zichzelf en met hun gezin.
„O ja, dat leeft bij ons in de fabriek ook
heel sterk. Als je al die dingen eens op een
rijtje zet, hou je in wezen nul komma nul
over”.
Maar ze hebben het wél vaker waar
gemaakt.
Hubert: „Ja, maar ik geloof niet dat ze
het nu nog durven te doen. Misschien zeg
ik dat ook wel omdat ik het hoop. Maar
harde acties, daar ben ik geen voorstan
der van. In het algemeen niet, en hier bij
de Danion ook niet. Als ondernemings
raad zien we de zin er niet van in. Want de
beslissing ligt niet meer bij de directie,
maar bij de regering. Tegen wie staak je
dan eigenlijk? En daar komt bij: er is nog
zoveel voorraad dat we wel maanden kun
nen staken terwijl de verkoop gewoon
doorgaat. Wat blijven je dan als mogelijk
heden over?”
Maar wat gebeurt er nou als er toch
wordt besloten de hele Danion te sluiten
In het begin van de jaren zeventig raakte Danion in
hoog tempo in de versukkeling. De kousenmagnaat
Jansen de Wit uit het Brabantse Schijndel ging daarom
in 1974 een fusie aan met het Emmer bedrijf en kreeg
daarbij regeringssteun. Maar „een slecht directiebeleid"
(de vakbonden) en de warme zomers, waarin er weinig
kousen en sokken werden gedragen, zorgden niet voor
de verwachte opleving. Import van grote partijen nylons
uit Korea en Italië verziekten de zaak nog verder. En nu
maakt het bedrijf een verlies van één miljoen per maand;
in sommige weken werd er zeventig cent verloren op elk
paar verkochte sokken.
„Erg, heel erg weinig. En aan de andere
kant toch ook weer veel. Steeds meer
mensen laten hun kinderen studeren om
ze hogerop te laten komen, zoals dat zo
mooi heet. De kennis van werknemers
wordt groter, al gaat het langzaam. En die
kennis heb je nodig. De meeste mensen
die nu in het bedrijf werken, weten dat de
een de macht heeft en de ander heeft niks.
Zo zit dat. En je kunt erg slim en scherp
proberen te zijn, het blijven ongelijke par
tijen”.
„Het ergert me slim. Ik heb allerlei
kadercursussen van het NW gevolgd.
Het kost ons heel veel moeite dit soort
werk in een ondernemingsraad te doen.
Maar hier thuis is de televisie al lang niet
meer zaligmakend. Soms denk ik wel eens
dat we te veel discussiëren”.
U hebt een opleiding tot monteur
gehad en u hebt daar nu veel nadeel van.
Boeiend is daarbij ook het verbloemen
de woordgebruik. Een ontslag van 600
Arie Hubert: „Ja’ maar dat went. Plotse
ling hoorden we een keer dat de regering
generieke maatregelen met ons voor had.
Maar van „generiek” hadden we nog nooit
gehoord. In de praktijk betekent het hier
dat je een subsidie geeft op elk paar
panties dat gemaakt wordt. Zo leer je elke
dag wat. Soms moeten we het woorden
boek er nog wel eens bij hebben, maar
veel last hebben we er niet meer van”
man heet nu al: het afslanken van het
bedrijf.
„De moraal van dit verhaal is dat ik niet
kan begrijpen waarom de regering moei
lijkheden maakt over de wet op de onder
nemingsraden, terwijl zij zelf een onder
nemingsraad als de onze niet voor vol
aanziet. Maar ik vind nog wat: zolang een
directie een ondernemingsraad niet als
een gelijkwaardige partner beschouwt en
je achtergronden en verwachtingen ont
houdt, zul je dit soort situaties elke dag
weer blijven krijgen.”
„Ja, iemand kan theoretisch vaak hele
maal gelijk hebben, maar de praktijk is
nog wel eens anders. De directeur moet de
verantwoordelijke man blijven, maar hij
moet wel naar de inzichten van de werk
nemers luisteren. Als een directeur zegt:
zo moet het, maar hij heeft daar niet de
nodige cijfers voor, dan kan zo’n directeur
mij nog meer vertellen.”
U bedoelt dat van deskundigheid bin
nen het bedrijf geen gebruik wordt
gemaakt-
U zit dan met de directie rond de tafel.
Hoe verloopt dat?
„Vanuit de ondernemingsraad scherp,
hard. We zeggen zeer nadrukkelijk hoe
wij er over denken.”
Wat betekende dat voor u als plaat
selijk NW-voorzitter?
tij, wij wensen een regeringswaamemer
Die cijfers hadden we snel, maar toen
begon de ellende pas goed.”
4
In een café hoorde ik laatst een paar
werklozen zeggen: wat ze tegenwoordig
ook allemaal voor mooie dingen beweren,
als arbeider kun je nog steeds gewoon een
schop onder de kont krijgen.
„Je voelt je beroerd. We konden onze
vermoedens hoe slecht het ging met het
bedrijf niet hard maken met cijfers. Wat
we ook vroegen, we kregen geen cijfers.
We kregen ze gewoon niet. En we zagen de
voorraad in het magazijn groeien, er
stond nogal wat. We zagen ook wel in dat
de regering moest ingrijpen, want het was
hifer een bodemloze put geworden. En
intussen was er vanuit het hoofdbedrijf in
Schijndel een éénrichtingsverkeer naar
Emmen. Legioenen heren die allemaal
wisten hoe het moest. En het liep al slech
ter en slechter.”'
Begin september kwam de klap van
rijkswege: minimaal 600 ontslagen. „We
schrokken er toch nog van, we hadden
gedacht dat het in de buurt van de 400 zou
liggen. Toen hebben we een gesprek
gehad met onze regeringswaamemer, mr.
Gaarlandt. Maar die had in wezen ook
geen enkele stem gehad; die man wist ook
helemaal van niets.”
„Ons grootste bezwaar is wel dat de
regering, het ministerie van Economische
Zaken, alleen afgaat op wat directies zeg
gen. Wij zijn er nooit aan te pas gekomen,
ze willen ons daar helemaal niet hebben,
en zo ging het met onze regeringswaame
mer kennelijk ook. En wat eigenlijk nog
erger is: wij moesten in Elsevier lezen wat
tussen Economische Zaken en de directie
was afgesproken.”
Hubert heel nadrukkelijk: „Die gaat
niét dicht. Dat kunnen de verantwoorde
lijke mensen in Nederland niet waar
maken”.
„Die was: dat moet ik eerst nog eens
zien. We kwamen er achter dat er al een
heel draaiboek was, en wij wisten van
niéts. We hebben tegen de directie gezegd:
u geeft nu alle cijfers. En verder: door de
grote geldinjecties is de regering hier par-
De macht van de werknemer, wat blijft
daar in zo’n geval van over?
Het was maar goed dat Hubert op een
avond in november 1975 thuis de radio
aan had staan, want zo hoorde hij tenmin
ste dat zijn bedrijf voornemens was 110
part-time vrouwen op straat te zetten.
„Wij als ondernemingsraad wisten hele
maal van niets. Terwijl het in een geheim
rapport bleek te staan, dat al met het
ministerie van Economische Zaken was
overeengekomen. Maar wij wisten het
niet, hadden geen enkel cijfer.”
„De president-directeur Van der Meer is
een capabele man, dat zeg ik heel nadruk
kelijk, de sociaal-directeur ook, maar de
rest kun je zo van me meekirijgen. De hele
bedrijfsvoering vonden wij niet .best.
Omdat in onze ogen de planning sleoht in
elkaar zat. Kousen werden ingepakt in
zakjes, waar ze de andere dag weer uit
werden gehaald omdat er niet genoeg van
dat verpakkingsmateriaal was. Maar wat
veel erger was: ze haalden lang niet wat ze
begroot hadden. Intussen waren er werk
tijdverkortingen aan de lopende band,
maar daar kwam bitter weinig van
terecht, want er was wel de ene spoedor-
der na de andere. We kregen zo zeer snel
in de smiezen dat de verhezen erg groot
zouden zijn. Je ziet wat er uitgaat, en wat
blijft liggen, dat hadden wij aardig
geschoten. De directie heeft trouwens
moeten besluiten af te zien van het ontslag
van de 110 vrouwen.”
De regeringswaamemer kwam in de
persoon van mr. K. Gaarlandt, oud-
commissaris der koningin in Drenthe.
„Het eerste gesprek met hem loog er niet
om, we hebben gezorgd dat hij duidelijk
wist hoe wij dachten over de directie. Hij
is er wel erg van geschrokken, ja.”
„We hadden toen ook regelmatig
gesprekken met de vakorganisaties. Zij
luisterden belangstellend, wisten, dat wij
van alle kanten gelijk hadden, maar kon
den ook niets beginnen.”
De Staat der Nederlanden, die inmiddels ruim veertig
miljoen aan Jansen de Wit heeft gegireerd, is daar nu
mee opgehouden. Volgens het ministerie van economi
sche zaken moeten van de 1400 werknemers in Emmen
en Schijndel er minimaal 600 ontslagen worden. In
naar Emmen gehaald om in het arbeidstekort te voor- Émmen zijn ze bang dat de hele Danion dichtgaat. Een
Hij ziet er moe uit. „Als je alles overziet, dan word je er
Wel zó beróérd van. Wij schoppen veel en hard tegen de
schenen van de directie aan. Maar soms vraag ik me wel
eens af of ze niet, zo gauw wij de deur weer uit zijn, de
scheenbeschermers afdoen en hard beginnen te lachen.
Voor jezelf hou je dan alleen de bevrediging over dat je
het weer eens gezegd hebt”.
A. Hubert, 45 jaar, werkt sinds zijn 23e bij de kousenfa
briek Danion te Emmen. Hij leidt de plaatselijke afdeling
van het NVV, is secretaris van de ondernemingsraad van
Danion, en ziet met eigen ogen de eens zo bloeiende
panty-gigant naar de bliksem gaan.
Want wie kon zich vijf jaar geleden een gezond
Nederlands vrouwenbeen voorstellen zonder een Panty
P of Kousje K uit Emmen. Vooral ook door de opmars
van de minirok ging het goed met de panty met het
verstevigde kruisje, er werden zelfs 200 Joegoslaven
zien; 22 bussen vol personeel zwaaiden dagelijks de
fabriekspoort binnen; de portier telt er nu dagelijks nog
maar zeven.
dat we kunnen. Dat is waar, werkelijk
waar. We kunnen niets anders dan de
zaak zeer kritisch volgen en onze mening
verkondigen. Dat is de werkelijkheid. De
cijfers die we van de directie krijgen,
geloof ik trouwens altijd. Dat is een kwes
tie van optellen. Wat voor ingewikkelde
berekeningen ze ook maken, het klopt
altijd. Daar hebben ze wel machientjes
voor. Maar waar het om gaat is: hoe
komen ze aan die cijfers? Waarom is dat
cijfertje daar en daar ingevuld? En dan
kom je terecht bij beleid”.
„Maar in het bedrijf komen we als
ondernemingsraad nu wel alles te weten
wat we willen weten. Sommige mensen
zullen je niet spontaan iets vertellen. Maar
als je aan iemand vraagt: hoe zit bij jou
dat of dat, weigert niemand je meer een
antwoord. Het moeilijkste zijn voor ons de
dingen waarvan je niet weet dat je ze wilt
weten. Je kunt pas om bepaalde cijfers,
bepaalde rapporten vragen als je weet dat
ze bestaan. Maar zo is het toch altijd in het
leven: er komen dingen om de hoek waar
van je zegt: dat had ik drie maanden
geleden moeten weten. Een directie weet
zoveel dingen waarvan je niet vermoedt
dat ze er zijn, en dus kun je er ook niet
naar vragen, daarom zijn de partijen ook
zo ongelijk”.
„Ja, daar komt het wel op neer. Sommi
ge mensen bij ons zeggen nu dat het van
de directie een bewuste strategie is om zo
langzamerhand de hele produktie naar
Tunesië over te brengen. Want daar is het
goedkoper kousen maken, zoals je weet.
Maar ik geloof dat niet. Nee ik geloof niet
dat het bewust is”.
Een directie heeft vaak veel meer
informatie dan u, zij heeft adviseurs. Wat
blijft u dan vender over dan flink en
dapper te zijn?
Mr. K. H. Gaarlandt, oud-commissaris van de
Koningin in Drenthe.
J