ACTRICE ANSJE BEENTJES Ik dank succes vooral aan Peter Oosthoek ik gebokst heb Toppunt laat-middeleeuwse kunst van boekillustratie Na de voorstelling voel ik me alsof l I ïj k: .1 1 ■f door Ko van Leeuwen Niet meer falen door Hein Steehouwer ESssT»—'J! I Toneelgroep Centrum bracht aan het begin van dit seizoen twee toneelstukken tegelijk in première. De jonge actrice Ansje Beentjes speelt de hoofdrol in het eerste van die twee: „Van de koele meren des doods”. Het is haar eerste werkelijk grote rol en zij maakt daar een prachtige evenwichtige creatie van. In dit interview spreekt zij vooral haar bewonde ring uit voor regisseur Peter Oosthoek, bij wie zij grote steun vond om haar moeilijke rol geloofwaardig te spelen. „Ik heb wel veel geluk dat ik zo intensief met een man als Peter mocht samenwerken” zegt Ansje van hem. De twee stukken die Centrum speelt onder regie van Oosthoek komen van 27 oktober tot en met 1 november in de Toneelschuur in Haarlem. Fijn gewerkt Roerig leven Angst als basis Je coach I rden iouf, gela- naar t we even e uit Toen iden. kilo- i uur arna naar auto soort dere hem teter imen ius”. „Het boek van het in liefde ontvlam de hart” is een boek met een wonderlij ke geschiedenis, zoals men alleen in de late middeleeuwen verwacht. Het is illustratief voor een periode waarin bar baars geweld en culturele verfijning hand in hand gingen. De meest grotes ke tegenstellingen kenmerkten het gehele levensbeeld voor iedereen van hoog tot laag: vroomheid én brandsta pel, hoofse liefde én uitspattingen. En in die tijd schrijft een bijna legendarisch lijkende koning van Sicilië en hertog van Anjou, die „de goede koning René” werd genoemd, zijn boeken in perioden dat hij niet op het slagveld verkeerde. Een van die boeken is dan „Livre du Cuer d’Amours espris”, een hoofse roman waarin op allegorische wijze de liefde wordt bezongen. fh fi Foto Poppe de Boer sp- agfc! d''s< i BI |S|1S BÈ Regisseur Peter Oosthoek. tde ■kJ Een der miniaturen uit .Het boek van bet in liefde ontvlamde hart van René, hertog van Anjou ‘‘'X- de met den een Vijf jaar werkt Ansje nu bij het Cen trum. Zij kwam er regelrecht vanaf de Amsterdamse toneelschool. Liep er eerst een poosje stage en kreeg toen een con tract aangeboden. „Ja, ik kwam er samen met Karin Loeb, die ook op de toneelschool zat. Dat wij naar Centrum gingen, dat werd bij de anderen op school opgevat als een soort verraad. Maar ik wilde gewoon hard aan het werk. Ik zat vijf jaar op die school en „Daar ben ik vanzelfsprekend erg blij mee. Het is mijn eerste werkelijk grote rol, ik bedoel dan vooral wat de inhoudelijke kant ervan betreft. Het is een erg zware rol. Elke avond als ik hem gespeeld heb ben ik drijfnat van het transpireren. Ik ben dan ook helemaal uitgeteld. Dan is het alsof ik een bokswedstrijd gespeeld heb”. kwam midden in de actie tomaat terecht. De laatste drie jaren vond ik verschrikke lijk. Er werd alleen nog maar gepraat, zeven maanden niets anders dan gepraat. Het laatste jaar heb ik heel bewust gezegd: nu wil ik er verder aan werken dat ik klaar ben als ik straks de school ver laat. Ik wil m’n brood kunnen verdienen. Die gesprekken op de toneelschool zaten vol intolerantie, nou daar kon ik niet meer tegen”. Bij Centrum kreeg Ansje Beentjes in eerste instantie Margreet Heemskerk te vervangen, dié ziek geworden was. Zij is bij Centrum gebleven en speelde er ver scheidene rollen. Maar ook buiten het gezelschap ging er belangstelling naar de jonge blonde actrice uit. Nog onlangs was zij op de televisie te zien, toen daar de speelfilm „De loteling” werd uitgezonden, een produkfie die het in België vooral heel goed gedaan heeft. Nu, in De Koele meren des doods kan Ansje zich als actrice hele maal geven. Ansje Beentjes samen met Johnny Peters (Johan) in „Van de koele meren des doods „Dat het zo goed gelukt is dank ik vooral aan Peter Oosthoek. Je hebt er geen idee van hoe fijn we met hem aan dit stuk gewerkt hebben. Ook met De lamp hangt scheef, hoor, maar ik heb nu eenmaal meer affiniteit met De koele meren. Peter bereikt dingen met je die je voor jezelf absoluut niet voor mogelijk houdt. Als hij ziet dat je op het toneel iets probeert, dan laat ie dat gaan. Ook als hij ’t zelf niet goed vindt. Later haalt hij dat er wel uit”. „De scènes in De Koele meren zijn ook allemaal zo klein, het moet er meteen zijn. Als Peter maar ziet dat je begrijpt wat hij bedoelt, dan gaat ie bij de grofbouw van het stuk niet verder. Hij maakt je niet nodeloos moe. Die huilbui die ik heb bij- Als hij het eerder had gedaan was het misschien mis gegaan”. Van de Koele meren des doods en De lamp hangt scheef worden om de avond gespeeld. Dat betekent voor Ansje Been tjes dat zij in elk geval tot 7 november geen avond meer vrij is. Ansje: „Ik geloof wel dat het goed is dat ik De koele meren niet elke dag hoef te doen. Dat zou ik misschien toch niet volhouden, al is het wel avond na avond omschakelen”. „Dat vond ik heel erg moeilijk. Hoe ga je zoiets aanzetten. Het is heel gemakkelijk om een beetje raar te doen, een beetje Ophelia spelen. Met Peter heb ik daar intens over gepraat en dan kom je overeen dat het dat in elk geval niet moet zijn. Ik ging er vanuit dat ik vooral vanuit de tekst moest werken. Peter ook. Stel dat ik nu tegen jou zeg: Zou je je niet eens aankle den, terwijl je aangekleed bentdan begrijp jij onmiddellijk dat er met mij iets niet in orde is. Daar hoef ik m’n stem niet voor te verdraaien of vreemd te kijken. Iemand die in de oren van anderen vreem de dingen zegt, komt verre van normaal over. Die scène was voor mij echt het moeilijkst. De juiste acteerhoogte, m’n stem op zo’n moment heb je je regis seur wel heel hard nodig”. it we iren, r, ik con- ben. itge- j en listi- offi- lam, nen teb- van izo rlo- we- dit t de >ort aer- dit ood zijn 'eer ood ond die zen. k ai ïbat een sen- r bij :e is René van Anjou is in 1409 geboren. Tien jaar later huwde hij met de toen negenja rige Isabella van Lotharingen, uiteraard een diplomatiek huwelijk met het doel Lotharingen te voegen bij het koninkrijk Sicilië en het hertogdom Anjou, behalve de gebieden die René nog meer zouden toevallen, hetzij door strijd, hetzij door erfopvolging. zodat men toch een goede indruk kan krijgen van een hoofse roman zoals deze is. Met diepe interesse in Ansje Beentjes dit voorjaar al aan de rol van Hedwig begonnen. Zij kende de roman van Fre- derik van Eeden niet, maar is het boek onmiddellijk gaan lezen: „Dat wilde ik ook om te zien of de bewerking van Ton Vorstenbosch wel klopte met de oorsprong kelijke inhoud. Ik heb ook Rümke’s ver handeling erover (prof. dr. H. C. Rümke, psychiater, red.) uitgebreid gelezen. Ik geloof dat de angst bij Hedwig de basis is waarom alles zo gelopen is. Vanaf het Het denken over haar rol vindt Ansje heel belangrijk: „Als het denken erover eenmaal goed zit, dat je inzicht in haar karakter hebt, dan pas kun je gaan hopen dat je het op het toneel ook haalt”. Komt terug op de regie: „En dan is het van groot belang dat er een regisseur is, die dat feilloos ziet. Waar je volledig van op aan kunt. Hij is je coach langs de lijn en hij steekt z’n vingers op. Als je twijfelt aan je regisseur, dan kun je het wel vergeten. Er zijn echt wel dingen die je niet met elkaar eens bent. Bij Peter kun je daar openhar tig over praten. Hij verdiept zich dan ook in jouw visie”. 'loer en de •gens men. spra- n het weer iting, atste iet op laha- I nog huis ;aar het het het sba- 1 is, it is aoe- gels dijk Zo st in ■ven cipe i de Iden inde issen verd een igen- n de „Een szins eble- at is rege- ;men „Misschien heel gek, bij vorige rollen had ik daar veel meer last van. Nu niet zo erg. Maar dit stuk was zo door en door gerepeteerd. Qua spel kon je niet meer falen. Het was nu alleen nog maar een kwestie van: jullie vinden het mooi of niet mooi. Tijdens het spelen van de première denk je er helemaal niet meer aan. Het is een heel intens stuk dat ook geen hoorba re reacties uit het publiek losmaakt”. Van de koele meren des doods wordt om de avond gewisseld voor het tweede deel van het dubbelportret: De lamp hangt scheef. Daarin speelt Ansje wel mee, maar haar aandeel is dan slechts bescheiden. De bewerking van Van Eeden is steeds het eerste stuk in de volgorde van spelen. Na een repetitie merkte Peter Oosthoek destijds op dat het vooral voor Ansje belangrijk was dat De Koele meren het eerst in première ging: „Zij moet dat ei kwijt”. Zag Ansje erg op tegen de pre mière? René van Anjou streed onder meer aan de zijde van Jeanne d’Arc tegen de Engel- sen. In 1431 werd hij, na een strijd om de erfopvolging in Lotharingen door Filips van Bourgondië gevangen gezet in de burcht van Dijon tegen een hoog losgeld. In die jaren is hij gaan schrijven en schil deren. Het verhaal gaat dat hij daar les zou hebben gehad van Jan van Eyck. Na enige jaren gevangenschap kwam hij, vooral door toedoen van zijn vrouw Isa bella, weer vrij. Hij steeg daarna hoog op op de ladder van de krijgsroem. Van 1442- 1453 echter heerste er vrede in zijn gebie den. Op een van zijn vele kastelen, dat te Saumur aan de Loire, is hij zich toen aan de kunst gaan wijden. Hij schreef heel veel, was een groot literatuurkenner en tevens een bijzonder knappe miniatuur schilder. Uit zijn reeks kunstwerken is dan het hierboven genoemde het meest bekend geworden. Het is een dun maar prachtig verzorgd boekje in de facsimileserie van het Spec trum in Utrecht, voorzien van een uitste kende inleiding van de miniaturenkenner Franz Unterkircher en vertaald door F. Oomes. Het kost 54,50, eigenlijk weinig voor zo iets moois. Van dit boek van René van Anjou zijn zes handschriften bewaard gebleven. Het oudste bevindt zich in de Nationalbiblio- thek in Wenen. Het bevat zestien miniatu ren en deze zijn opgenomen in de facsimile-uitgave, waarin ze uitmuntend zijn gereproduceerd. Het gaat dus niet om het gehele boek met de complete tekst. Via de inleiding kan men echter kennis nemen van de aard van de tekst en verklaringen begeleiden de weergegeven miniaturen, voorbeeld; bij een eerste of tweede keer repeteren zou een ander al gauw zeggen: dat moet honderd keer meer of minder. Peter niet, dat laat hij voorlopig zo en dat is fantastisch werken. Later constateer je met verbazing hoe hij alles voor zichzelf toch heeft vaststaan. We hebben heel veel openbare repetities gehad en zo’n dag of tien voor de première heeft Peter het stuk een enorme lift gegeven. Voor iedereen had hij nog iets persoonlijks. Tegen mij zei hij dat ik toch meer afstand tot Johnny moest nemen, vanwege het verschil in milieu. Het is goed dat hij daarmee zolang gewacht heeft, want toen hadden de spe lers grip op de situatie. De onzekerheid die je allemaal hebt, was toen verdwenen. „Er zijn mensen bij het toneel die zeg gen: zo’n ijzersterke mise en scène hoef je tegenwoordig niet meer te spelen, dat vraagt een nieuwe vorm van toneelspelen niet meer. Maar, daar ben ik het niet mee eens. Dat is gewoon niet waar. Elke bewe ging op het toneel betekent voor mij iets. Een snelle loop, langzame beweging, dat moet een emotie inhouden. Dat doe ik niet voor het beeld, voor het plaatje, maar vanuit de emotie. Zo werkt Peter Oost hoek ook als regisseur. Hij voelt dat haar scherp aan. Het werken met hem kwam voor mij als een openbaring. Ik ben er erg gelukkig mee dat ik in deze rol zo intensief met Peter heb mogen werken. Hij heeft me ontzaglijk veel geleerd”. t -,i Ansje Beentjes, zesentwintig jaar, blond en tenger meisje, speelt de belang rijkste rol in de helft van toneelgroep Centrum’s dubbelportret uit de jaren taehtig: Van de koele meren des doods. In deze bewerking van Frederik van Eeden’s roman (gemaakt door Ton Vorstenbosch) moet Ansje het meisje Hedwig uitbeelden, een jonge psychotische vrouw die een groot aantal beproevingen moet door staan, verslaafd raakt aan heroïne en die door inmenging van religie tenslotte gelouterd wordt. De persreacties op het toneelwerk zelf varieerden van juichend tot uiterst sceptisch, maar overal werd lovend geschreven over de wijze waarop Ansje Beentjes de zo broze Hedwig gestal te gaf. Het voert te ver hier de inhoud van een allegorische liefdesroman te bespreken. Deze uitgave is tenslotte geheel gericht op de zestien Weense miniaturen, waarvan echter niet volkomen zeker is dat René ze zelf heeft geschilderd. Ze vormen echter zo’n hecht geheel met de tekst dat hij zeer wel persoonlijk de uitvoering ter hand kan hebben genomen pf heeft samenge werkt met de kunstenaars aan zijn hof. Hij omringde zich namelijk met een groot aantal beroemde kunstenaars, onder wie Barthélemy de Cler, die een goede vriend van hem was en die ook wel wordt genoemd als de miniaturist van dit boek. Dat is echter alles om het even, het gaat immers om die miniaturen zelf, in een boek dat werd opgedragen aan zijn twee de vrouw, Jeanne van Laval, nadat Isabel la in 1453 na een zeer gelukkig huwelijk was overleden. Die miniaturen dan behoren tot de schitterendste, die in de late middeleeu wen zijn gemaakt. Ze kunnen wedijveren met die uit de beroemdste getijdenboe ken. Ook tonen ze aan hoe in die jaren de miniatuurkunst geheel en al „volwassen” was geworden. Het zo geheten „primitie ve” karakter van de miniaturen uit vroe ger tijden is geheel verdwenen. Perspec tieven zijn realistischer toegepast, de tekenstijl is minder stijf, kortom de hele opvatting vertoont een tendens die heen- wijst naar de grote ontplooiing van de schilderkunst tijdens de Renaissance, die in die jaren in Italië reeds was ingezet. René van Anjou was dus een man op de grens van twee tijdperken en zijn werken (hij schreef een groot aantal boeken) getuigen daarvan. In 1480 is hij overleden, toen al bijna een legendarische figuur, die evengoed de lans als de pen en het penseel hanteerde. begin van haar leven in een keurslijf geperst worden, terwijl ze voelt dat er iets anders is. De enorme schüldlading: dit is zondig. Dat begrijpt Hedwig maar moei lijk. Ze zegt het ook op het moment dat haar vriendje Johan wordt weggestuurd: „Hoe kan het nou, dat wat ik vind dat het mooiste is dat andere mensen zeggen dat ’t slecht is”. Hedwig ziet Johan vooral als deelgenoot in haar wandelingen en haar liefde voor de natuur. Daarom houdt ze van hem, maar verder is het steeds maar weer ik-ik-ik. Dat heeft ze vooral, het zich nooit kunnen verplaatsen in een ander. Toch is het geen egoistisch meisje ze is het zich niet zo bewust, ze han teert het ook niet bewust. Daarbij is ze heel zinnelijk. Geil éigenlijk, (lacht) maar dat klinkt als heiligschennis want aan de andere kant heeft ze voortdurend dat verlangen naar een hogere moraal”. Bijna aan het einde van De koele meren is Hedwig met haar geestelijke vermogens duidelijk op het hellende vlak geraakt. Ansje speelt die scène heel gevoelig, balancerend op de rand van de waanzin. r Vti Hifi ficttHHC <H»r lucv Jh g -■ Ij

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1976 | | pagina 21