Met hindernissen
naar interland
ml
"Hl
k o
fV-
sn
door Peter Heerkens
jau
r
Zwaarder
Goederenwagon
se| c
o.
Blinkers
Het wielerzesdaagse-circus is weer gaan trekken. De eerste voorstelling
werd deze week in Berlijn gegeven, er volgen er nog dertien waarvan twee
in Nederland: Maastricht (17-22 december) en Rotterdam (20-25 januari).
Financieel belooft het een goede winter te worden voor de baandirecteu-
ren want de zesdaagsen draaien sinds een seizoen of twee een kassa die
doet herinneren aan de gouden jaren '50 toen de sportpaleizen tekort
kwamen. Het is een verrassende wending in de publieke belangstelling die
eind 1970 begon te dalen. Het merendeel van de zesdaagse-aanhang leek
genoeg te hebben van de wielerprestaties in een kermissfeer, welke
mélange door de coureurs zelf konsekwent als „sport” wordt aangeduid
waar de meeste toeschouwers van „show” spreken. Het schijnt beide te
zijn.
Waardoor de zesdaagsen ineens weer populair aan het worden zijn, is
onduidelijk. Zeker niet door de groei in het korps van zesdaagse-
Luxe trein
m) r
in ji
/vijl ‘l
rijs C
speciaiislen, want bet aantal uitgesproken vedetten is minimaal. Om met
Peter Post (via 65 overwinningen tot keizer in dit vak gekroond) te spreken:
„er kwam geen nieuwe generatie. Het aantal groten is klein”.
Een standpunt dat gedeeld wordt door René Pijnen. Na het afscheid
(deze winter vijf jaar geleden) van Peter Post werd hij Nederlands
belangrijkste zesdaagse-renner. René Pijnen (30 jaar oud, woonachtig in
het Westbrabantse Hoogerheide) staat bovendien internationaal hoog
aangeschreven, samen met de Belg Patrick Sercu. Zij vormen de grote
twee van de huidige zesdaagse bezetting.
„Er is”, vindt ook René Pijnen, „te weinig kwaliteit, daar heeft Post gelijk
in”. En toch trekt het publiek ineens weer massaal naar de sportpaleizen.
René Pijnen: „Ik begrijp er zelf niets van. Het is een raadsel. Misschien dat
de mensen eindelijk gaan zien dat er toch echt wel hard gekoerst wordt.
Misschien is het dét.
J
I
Kwetsbaar
5 M
I
|k.Z jdhM
Rene Pijnen
is geen flauwekul’
en
Zesdaagsegeweld: v.l.n.r. Pijnen, Maertens, Haritz en Van Linden.
3
STOPPER
cht 71-
MMHMK
C
Woensdagavond:
Nederland-N.-Ierland
In dit samenspel van tegenkrachten
droegen ook de Spoorwegen een steen
tje bij. De eerste extra trein van het
Centraal Station in Rotterdam naar
het Feyenoordstadion vertrok offici
eel pas om 19.02 uur. Nou, dan ben je
dus ruimschoots op tijd in het stadion,
want dit boemeltreintje doet er tien
minuten over. Maar op perron 1 A
kwam de trein van 19.02 pas vijf minu
ten later aan het perron, en toen bleek
hij bovendien al half vol te zitten
vraag me niet hoe dit kon! De duizen
den die op het perron samendromden,
konden er dus maar ten dele in en ik
spurtte, met vele anderen, naar perron
wegrijden van de kleintjes, daarna
knokten ze onderling verder. In die
zin steunden de betere koppels
elkaar. Als er iemand demarreerde
lieten ze hem gaan. Je kon op elkaar
rekenen, dat heb ik zelf meege
maakt als koppelgenoot van Post.
Maar ja, toen had je veel meer
klasse-renners op de baan dan nu.
Je kon wat bundelen en dat is er
niet meer bij. Sercu en ik zijn de
enigen die er echt uitspringen. Je
hebt dan nog een Haritz, Kemper en
Gilmore maar in vergelijk met tien
13 A, waar de volgende extra trein om
19.09 uur zou vertrekken. Ik kon me
nog in de goederenwagon wringen, we
vertrokken om 19.15, arriveerden om
19.25 uur, om 19.30 was ik het station
uit en stond ik voor loket inlichtingen
om mijn perskaart op te halen, om
19.35 had ik die te pakken en om 19.40
was ik in het stadion, maar dat gold
natuurlijk niet voor „de gewone man”,
die nog een kaartje wilde kopen bij een
der loketten waar lange rijen voor
stonden.
jaar geleden is dat absoluut minder
dan de groep Post, Pfenninger,
Renz, Lykke, Eugen, Altig, Van
Steenbergen, Severeijns, Schulze
en noem ze maar op. Die mannen
verstonden elkaar. Maar nu. Nu
heb je bij wijze van spreken wel vijf
blauwe treintjes. En dat is lastig
rijden”.
De eerste trein naar Amsterdam, om
22.22 uur of daaromtrent, bestond uit
vier wagons, had niet eens een le klas
wagon, en afgezien daarvan lukte het
me niet er nog in te komen. Aan de
andere kant van het perron stond een
even klein treintje, over welks bestem
ming grote verwarring bestond (men
sen stapten in en weer uit), want dat
stond niet aangegeven, maar gelukkig,
hij ging inderdaad naar Amsterdam,
alleen had ik natuurlijk net zo goed
een staanplaats bij 'de Spoorwegen
kunnen kopen in plaats van een kaart
je (tegenwoordig kassabonnetje) Eer
ste Klas, dus van werken was geen
renners zelf de laatste jaren zwaar
der werd maar daardoor tevens
voor het publiek interessanter.
Pijnen: „Bij gebrek aan een groot
aantal favoriete koppels ligt de
koers veel meer open. Je moet nu
wel drie, vier keer aanzetten voor je
wat ruimte krijgt tegenover vroeger
één keer.
Het hele systeem is veranderd.
Dat begon toen de baandirecties
wat nieuws wilden brengen en er
te weinig talent bijkwam. Ze gin
gen de groten uit elkaar halen om
sprake. Ik til daar niet al te zwaar aan.
Het was van de conducteur ook heel
verstandig om geen kaartjes te gaan
controleren, want hij had van alle
Tweede Klussers die nu op de leunin
gen van de banken in de Eerste Klasse
meereisden meteen een klap op zijn
kanis kunnen krijgen.
door aanvulling met kleineren
toch een zo compleet mogelijk
deelnemersveld te krijgen. Dat
gaf veel meer gelijkheid, dus veel
meer strijd. Zo is de zesdaagse
eigenlijk stilaan veranderd. Jam
mer genoeg door gebrek aan kwa
liteit”.
Peter Post weet wel hoe dat
komt, die achteruitgang in klasse.
„Ze hebben geen geduld”, zegt hij
over de jongeren, „om de harde
leerschool van een zesdaagse te
doorlopen. Ze willen meteen het
grote geld pakken en dat kan
hebben, zich in groepsverband sterker
en joliger voelen dan in hun eentje, en
dan merken dat de extra trein naar het
Feyenoordstadion, waarin zij werke
lijk als vee staan opgepropt (in die
goederenwagon met een draagkracht
van 3000 kilo en een bodemoppervlak
van 15,5 vierkante meter stonden min
stens honderd mensen, ik heb ze zo
goed en zo kwaad als het kon proberen
te tellen) hen te laat bij het stadion
afzet, zodat zij van de zes kwartier er
eentje moeten missen? Dan vraag je
om supportersterreur!
gewoon niet. Je moet de bereid
heid hebben om een paar jaar als
klein rennertje veel te lijden”.
René Pijnen is het daar mee
eens: „Ik heb drie, vier jaar moe
ten vechten voor mijn plaatsje. Er
zijn tijden geweest waarin ik het
verschrikkelijk slecht had. Dan
dacht ik: was ik maar wat anders
begonnen. Ik kon het soms erg
moeilijk aan. Het was een hard
leven van weinig verdienen. In
ons vak gaat het nu eenmaal zo
dat de groten je zo lang mogelijk
proberen tegen te houden. Daar-
ven van het hoogste kaliber), Jasjin,
Beckenbauer, Seeler, Van Himst, Rive-
lino, Rivera, Netzer, Happel, Netto, en
nog wel zo’n handjevol van de groot-
sten uit de voetbalgeschiedenis. Het
rijtje van Ad van Emmenes zal overi
gens nog wel iets groter zijn.
George Best was in totaal 59 keer
aan de bal, hij deed er 43 keer iets
goeds mee, 16 keer iets fouts, en hij
had drie „blinkers”. Tot zijn veront
schuldiging moet gezegd worden dat
hij pas sinds kort weer in het echte
Engelse profvoetbal speelt (zij het in
een tweedeklasser) en dat hij minder
kwaliteit om zich heen had dan Cruijff
in deze wedstrijd
ambitie was er eigenlijk al niet
meer toen ik na de Olympische Spe
len van Mexico beroeps werd, wat
nooit mijn plan is geweest. Ik wilde
stoppen, maar toen Ton Vissers me
bij Willem II een goed contract
bood liet ik me overhalen. Louter
voor het geld. Mijn echte zin was op
dat moment al over, maar die heb ik
nu helemaal terug. Ik fiets weer met
plezier, omdat ik heb ontdekt dat
het wielrennen niet zo’n beroerd
vak is als ik dacht. Als jonge cou
reur kon ik me niet voorstellen dat
er beroepen waren met zoveel nade
len. Daar ben ik nu wel achter.
Voor René Pijnen staat het der
halve vast dat de zesdaagse voor de
JIIH L_ WlhMWWIitS
Ik ga nu even voorbij aan het feit dat
ik, na lang geaarzeld te hebben of ik
niet toch maar met de auto zou gaan
(muziekje aan, comfortabel zitten in
een niet-roken-coupé, en geen dronke
mansgelul aan je kop van bierdrinken
de medepassagiers), de trein nam,
maar dan eerste klas, in de hoop op de
terugweg in alle rust vast wat te kun
nen werken aan dit stukje. Nou ver-
eze i.
aarJ
>fd-
3 4.
een f
0/ H9
Ik betreurde het sterk dat George
Best eraan ontbrak, maar nu heb ik
hem gezien en ik weet nu precies wat
voor soort speler hij is. Inderdaad
uniek. Niet alleen dat hij briljanter
dingen deed dan Cruijff, hij overvleu
gelde hem ook in nuttigheid en daden
drang. Ik heb het oude handwerk van
het turven weer even opgenomen en
kwam tot de volgende cijfers. Cruijff
was in totaal 46 keer aan de bal, hij
deed er 28 keer iets goeds mee, 16 keer
iets fouts, en er zaten 2 vraagtekens
tussen (vrije schop tegen, bijvoorbeeld,
omdat hij voor de keeper ging staan
om hem het uittrappen te bemoeilij
ken). Cruijff had anderhalve „blin
ker", dat is een actie die uitzonderlijk
was.
Tenslotte ook nog even iets over
voetbal. Ik ging naarNederland-Noord
Ierland om het duel Cruijff-Best te
zien, of beter gezegd: de scalp van
George Best aan mijn verzameling van
„beroemde spelers die ik met eigen
ogen heb zien spelen” toe te voegen. Ik
had hem natuurlijk wel eens op tv
bezig gezien, maar dat is even onge
zond als ingeblikt voedsel. Hij ontbrak
nog in mijn prijzenkast, waarin Johan
Cruijff, Piet Keizer, Coen Moulijn en
hun tijdgenoten natuurlijk een ere
plaatsje innemen, met daarachter Abe
Lenstra, Kees Rijvers, Faas Wilkes en
zelfs Kick Smit en Bertus Caldenhove.
Op de buitenlandse plank „met eigen
ogen geziene vedetten” pronken Di
Stefano, Pele en Puskas, Bobek,
Zebec, Milutinovic, Dzajic en Sekula-
rac (de laatste vijf allemaal Joegosla-
en man
ren kan
lichte
:en zijn
C
;kingt
sur /I
Vele tienduizenden toeschouwers
kwamen te laat binnen in het Feyen
oordstadion. Files waren daar de
grootste schuld aan, inclusief de ket
tingbotsingen langs de weg, maar die
heb ik alleen maar van horen zeggen,
want ik was zo verstandig geweest om
met de trein te gaan. Van Amsterdam
Centraal, naar Rotterdam Centraal, en
dan overstappen op de Feyenoord-
trein. Ik was bijtijds uit Amsterdam
weggegaan, want ik ken mijn pappen
heimers, bovendien begon de wedstrijd
al om acht uur in plaats van kwart
over acht of half negen, om het voor al
diegenen die op woensdag tot vijf uur
of half zes moeten werken nog een
tikkeltje moeilijker te maken op tijd
aanwezig te zijn.
vij een
ilgeme-
ie ken-
oet wel
-e tijd
René Pijnen, aan de zijde van
wielerkunstenaar Patrick Sercu de
adjunct-chef van het winterbaan-
peloton („als Patrick er niet is, ben
ik de leider”), wil graag een groot
misverstand uit de weg geruimd
zien: „een zesdaagse is geen flau
wekul”.
Een deel van het publiek heeft dat
lang gedacht maar vond voldoende
troost bij bier en vette worst. René
Pijnen (die elke winter al wielren
nend het kilometeraantal dat de
aarde omspant haalt) met enige
gelatenheid in zijn stem: „Ik weet
dat de zesdaagse een slechte naam
heeft, maar waarom?”
Omdat, bijvoorbeeld, veel toe
schouwers menen dat de resultaten
in een zesdaagse voornamelijk
gebouwd zijn op de kracht van het
heersen en verdelen. René Pijnen:
„De blauwe trein dus”.
De agressiviteit van de mensen
wordt op die manier nodeloos opgela
den. Dat kleine treintje dat ik op de
terugweg had, was naar het schijnt een
Intercity-trein. Ik zat me af te vragen
of ik dan ondanks mijn le-klaskaartje
een toeslag moest betalen, want Inter
city klinkt even deftig als D-trein. En
ik nam mij al bij voorbaat voor om dat
te weigeren en er ruzie over te maken,
terwijl ik toch een buitengewoon
gemoedelijk, rustig type ben dat al
gauw geneigd is de betrekkelijkheid
van de dingen in te zien. Maar niette
min. Maar hoe moet een en ander dan
inwerken op minder gemoedelijke
types, die al wat bier achter de kiezen
geet het maar! Op de heenreis was er
een conducteur die de kaartjes contro
leerde, op de terugreis ontbrak die,
waardoor die ene le klas-coupé in de
hele trein voor 12 personen stampvol
stond met passagiers van beiderlei
klasse, want wat bleek de familie
Spoor te hebben bedacht? Dat de trei
nen naar Amsterdam die aansloten op
de extra Feyenoord-treinen de grootte
van trams zouden hebben!
Hoe de Spoorwegen dachten hun
passagiers met de nog later ingezette
extra treinen op tijd bij het stadion te
krijgen, was mij een raadsel, dat ech
ter werd opgelost door een collega die
ik op de terugreis sprak. Hij zat in een
van die latere extra treinen, die ook
weer te laat vertrok en bovendien hal
verwege de rit nog een kwartiertje stil
bleef staan. Een goed deel van de eer
ste helft had hij daardoor gemist!
De blauwe trein. Een magisch
begrip in de mystiek van de zes
daagse. Het staat voor: machtheb
bers en hun samenzweringen. In de
blauwe trein zit de elite van de
zesdaagse en het is moeilijk instap
pen, De benaming is afkomstig van
de Fransen die hun uitvinding
deden tijdens een zesdaagse van
Parijs rond de vijftiger jaren toen
renners als Gerard Peters en Gerrit
Schulte spaanders uit de baan koer
sten.
Ter afmatting en kleinering van
de minderen, gingen sterkere kop
pels demonstratief meer meters
afleggen door hoog bovenin, langs
de ballustrade, te rijden. Het effect
van dat samenwerkingsverband
typeerden de Franse journalisten
onder verwijzing naar hun expres-
trein, „le train bleu” welke aandui
ding in België snel inburgerde.
„De blauwe trein” werd het sym
bool van leiderschap in een zes
daagse. René Pijnen stelt vast dat
de blauwe trein niet meer bestaat.
„Geloof me: hij is er niet meer, er
valt niks te regelen want daarvoor
zijn er te weinig goede koppels. Was
ie er nog maar, die blauwe trein.
Het vergelijken laat zich bij René
Pijnen makkelijk opdringen omdat
hij een paar jaar nauw betrokken
was bij dit instituut dankzij Peter
Post, de onbetwiste baas in de zesti
ger jaren. Pijnen: „Je wist toen hoe
de zaken ervoor stonden. De ren
ners uit de blauwe trein hadden
alles voor elkaar over, maar nu ligt
dat anders. Nu rijdt iedereen tegen
iedereen. Ik zie in de zesdaagsen
van tegenwoordig veel meer af dan
toen ik begon. Vroeger was er meer
eenheid en dat rijdt natuurlijk mak
kelijker”.
Waarmee het ongelijk van de kri
tische kijker niet bewezen is. Pij
nen: „Natuurlijk werd er samenge
werkt, maar het publiek heeft dat
toch wel overdreven, vind ik. Wat
die groten deden, was het samen
Zesdaagse
s-
3- F*
en r-
Inclusief de uitslag van de
deze week verreden zesdaagse
van Berlijn, is de stand aan
kop van het zesdaagse over-
w inningenkl assement
1. Peter Post 65
2. Patrick Sercu 46
3. Rik van Steenbergen 40
Piet van Kempen is met 32
overwinningen de eerstvol
gende Nederlander, daarna
komen Gerrit Schulte en René
Pijnen die met 19 overwinnin
gen de 18e plaats op de inter
nationale lijst innemen.
W
om moet je een groot doorzet
tingsvermogen hebben. Samen
met Duyndam ben ik er tenslotte
gekomen. Jammer dat het tussen
ons fout is gelopen. We hadden
veel geld kunnen verdienen,
Duyndam en ik want we waren
een compleet koppel. Maar qua
mentaliteit klikte het niet. Hij was
te makkelijk, vond nogal gauw
wat goed terwijl ik eruit wilde
halen wat erin zat. Op een gege
ven moment botsten die verschil
lende instellingen. We spraken
amper meer tegen elkaar en dat is
onhoudbaar wanneer je een hele
winter als koppel rijdt. In het sei
zoen waarin we uit elkaar gingen,
gebeurde het dat we in de zes
daagse van Bremen en van Rot
terdam niet één woord wisselden.
Niet één. En we wonnen beide
wedstrijden. Als je dat kunt als
koppel, ben je sterk”.
Zoveel opofferingsgezindheid al*
René Pijnen in de baanrijderij aan
de dag legde, zo kwetsbaar toonde
hij zich in de wedstrijden op de weg.
Bij zijn overgang naar de beroeps
renners was hij veelbelovend, maar
wat van hem verwacht werd kwam
er niet uit.
René Pijnen in zijn reconstruc
tie: „Ik had erop gerekend ook in
het wegrennen bij de groten te kun
nen komen, maar daar kwam ik
ambitie voor te kort. Ik zat vaak
met tegenzin op de weg en dan is het
moeilijk om jezelf pijn te doen.
Voor de baan kon ik dat wél
opbrengen. Achteraf bekeken heb
ik als prof nooit echt hart gehad