Kale zandvlakte symboliseert stilstand van ontwikkeling I IS I 1 m Bloeitijd begon in de Gouden Eeuw, waarin alles mogelijk was Stagnatie Gouden tijd f! De haven van Amsterdam zit in het nauw. Eeuwenlang bracht de vaart op Indië heel wat geld in het laatje. Toen deze belangrijke steunpilaar van de haven wegviel ontstond er een leegte, die in de afgelopen twintig jaar werd opgevuld met nieuwe activiteiten. De Amsterdamse handelshaven ontpopte zich meer en meer als een expeditiehaven. Het zit Amsterdam echter niet mee. De aanvoerroutes zijn te gering om doorgang te verlenen aan de enorme schepen, die door s 3 de reders in het expeditievervoer worden ingezet. 1 MM r W I AMSTERDAMSE HAVEN BLOEDT In Amsterdam (de haven was, van koloniale waren. De scheep vaart naar Amsterdam bereikte een hoogtepunt: in 1776 kwamen 1619 schepen de rede van Texel binnen, in 1779 werd het record gebroken met 3010 schepen. De Franse tijd kenmerkte zich door stilstand op elk gebied. Ook daarna, toen er geen politieke en militaire beletsels meer waren, ver anderde de tijden niet en scheen Amsterdam te slapen. Van novem ber 1813 tot april 1814 kwam er slechts één zeeschip Amsterdam binnen. De slechte verbindingen van de stad met zee, de opkomst van de Engelse industrie, het uitblij ven van koloniale produkten en de ernstige crisis, die volgde na de langdurige oorlogstoestand, waren fnuikend voor de haven, de stad en haar inwoners. De Amsterdamse koopvaardij vloot telde in 1900 87 schepen met een inhoud van 106.680 NRT en in 1912 201 schepen met een inhoud van 376.202 NRT. De Amsterdamse pakhuizen waren te klein om de aanvoer van bijvoorbeeld tabak te verwerken. De omzet in Nederland bedroeg in 1912 99 miljoen waar van in Amsterdam circa 84,5 mil joen gulden werd verhandeld. De aanvoer van koffie, suiker, cacao, kinabast en copra stegen sterk. De houtmarkt was gunstig en de aan voer van rubber verdubbelde zelfs. vooral door de aanvoer van koloni ale waren, inmiddels sterk gespeci aliseerd) ontstond er een statische kringloop; de handel maakte uit van waar, en wat er werd aange voerd. De rederijen zorgden voor de aanvoer en het lossen gebeurde op eigen etablissementen. Ook speci aal voor de handel ontwikkelden zich de opslagbednjven Het overladen van een 128.000 kg wegende cilinder in de Coenhaven. Een spectaculair gebeuren in vroe ger dagen. Amsterdam vecht voor het in leven houden van haar haven. En plotseling trad er een stagna- Juist toen het kanaal de grootste problemen gaf, werd in 1876 het Noordzeekanaal geopend en daar mee was de continuïteit en de ver dere groei van de Amsterdamse zeehaven zeker gesteld. De haven kreeg een flinke steun in de rug. Werden in 1876 75.000 vaten olie aangevoerd, vier jaar later waren het er 200.000. s„ tie op: het goederenvervoer bleef steken rond de 14,5 miljoen gulden. Verkeer en Waterstaat trok een fors bedrag uit voor verruiming van de havenmond in IJmuiden en het Noordzeekanaal. De nieuwe pieren en de nieuwe vaargeul lieten heel wat grotere schepen toe. Eindelijk konden volbeladen schepen van 80.000 ton onder alle omstandighe den binnenvaren. De cijfers van de Amsterdamse haven stegen blik semsnel tot 24 miljoen ton in 1971. Nu het probleem in IJmuiden was opgelost, wilde Amsterdam ook de aansluitende verbinding naar de Rijn verbeterd zien. Amsterdam namelijk had geen aandeel gekre gen in een geheel nieuwe vorm van massagoedtransport, namelijk de duwvaart voor granen, ertsen en kolen voor het Europese achter land, want daarvoor was het kanaal te klein. Een groot deel van deze enorme goederenstroom verdween naar buitenlandse havens. vroeg verlaagde loodsvloeren op kaden niveau. Het westelijk haven deel werd ruim bemeten: toeganke lijk voor schepen met een diepgang van 45 voet en een draagvermogen van 75.000 tot 85.000 ton. Amster dam hield rekening met toekomsti ge ontwikkelingen, waarbij de acti viteit op de (brede) kademuren uiterst belangrijk wordt. Het is aan passen en investeren geblazen, want de schepen worden steeds gro ter. In 1950 was een olietanker van 18.000 ton nog een reus, een paar jaar later verwelkomt Amsterdam schepen van 50.000 ton. In het kaartspel van Amsterdam is de voorhaven troef, een project, waarover de meningen in de pro vincie nogal sterk uiteen lopen. Het provinciaal bestuur van Noord- Holland liet Amsterdam weten, dat voor de Amsterdamse haven eerst een beter inzicht nodig is in de gevolgen van stabilisatie en terug gang. Een teleurgesteld Amsterdam incasseerde deze mededeling gela ten. Maar intussen bloedt de Amsterdamse haven. Een situatie die in de Gouden Eeuw voor onmo gelijk zou zijn gehouden. De Eerste Wereldoorlog berok kende aan de Amsterdamse haven bedrijvigheid veel schade en verde re dynamiek bleef dan ook uit. Toen in 1930 de nieuwe Noordersluis in IJmuiden in gebruik werd genomen hoopte Amsterdam op herstel, maar van een volledige genezing was geen sprake. Buitenlandse havens overschaduwden Amster dam. De achteruitgang van het havenverkeer kon ook niet meer door verlaging van de havengelden worden gestopt. Doordat de scheepsafmetingen eeuwenlang hetzelfde bleven kon Amsterdam zich nog wel redden, zij het met pijn en moeite. Maar daar kwam verandering in. De schepen werden groter (300 last - een last is 2 ton), niet veel meer dan een coaster uit onze dagen. De route naar zee via Texel, de Zuiderzee en het open IJ was één brok ellende door de voortdurende aanslibbing. Misera bele omstandigheden voor de Amsterdamse haven, terwijl de concurrentie van Londen en Ham burg steeds zwaarder werd. Deze havens ontwikkelden zich, ten koste van Amsterdam, tot stapelmarkt. De steeds grotere zeilschepen kon den Amsterdam niet aandoen. Bekend is het verhaal van het oor logsschip dat in 1816 drie maanden nodig had om van Amsterdam de rede van Texel te bereiken. Koning Willem 1 vond het eigenlijk geen groot probleem: een rechte potlood streep van Amsterdam naar de noordzee gaf de oplossing aan, „Holland op zijn smalst”. Technici schudden hun hoofd bij het zien van zoveel onkunde. Zij zagen meer in de aanleg van een kanaal van Amsterdam naar Den Helder, niet veel meer dan een verbinding en verbreding van een aantal reeds bestaande boezemwateren. De opening van het Noordzeeka naal viel juist in een tijdperk van versnelling en economische ontwik keling. De stoomvaart veroverde de wereld en verdrong de veel kleinere zeilschepen. Stilstand en verstar ring waren voorbij. Amsterdam handelde snel. De haven begon tot een redershaven uit te groeien. In 1856 was de Koninklijke Neder- landsche Stoomboot Maatschappij opgericht voor de verbindingen met de noord- en westkust van Zuid- Amerika en het Caraïbische gebied. De ontwikkeling van de haven zette zich voort in een verbinding van het Rijnspoor met het Duitse spoorweg net, waardoor het enorme Duitse achterland werd opengetrokken. Dertien jaar later was de oprichting van de Stoomvaart Maatschappij voor de vaart op het verre oosten een feit, in 1885 kwam de Holland- sche Stoomboot Maatschappij met een lijn naar Groot-Brittannië erbij en in 1891 begon de beroemde Koninklijke Pakketvaart Maat schappij haar werk. Deze voorloper voor de latere Koninklijke Holland- sche Lloyd startte nog net voor de eeuwwisseling met de vaart op Zuid-Amerika. Het aantal particu liere Indische cultuurmaatschap pijen steeg in snel tempo en bedroeg in 1895 vierenzestig. De koffiestroom uit Indië en Zuid- Amerika ging onverminderd door, er kwam een theemarkt en een markt voor cacao. Ook de aanvoer van tabak steeg. Amsterdam wreef zich in de handen. Een injectie van de industriële functie van de haven dacht men gevonden te hebben irï de opspui- ting en ontsluiting van een terrein langs het Noordzeekanaal, het Wes telijk Havengebied. De zeehaven zou weer bloeien en groeien. Mobil Oil bouwde er een olieraffinaderij. Amsterdam hoopte op een volledig ontwikkeld en samenhangend industrieel karakter, maar de petro chemische industrie liet het afwe ten. Gegadigden voor een vestiging in het gebied waren er wel, maar bleven voor de deur hangen. Er kwam na veel pijn en moeite nog een groot bedrijf bij, Oiltanking IJmond, maar voor het overige bleef de zandvlakte even kaal als na de opspuiting. Amsterdam wilde graag die éér ste plaats als stapelmarkt herove ren en drong op spoed aan. In 1824 kwam het Noordhollandsche kanaal gereed. Het bracht wonder wel enige verbetering, maar niet voor lang. Een kwart eeuw later was het kanaal al sterk verouderd en te smal voor de alsmaar groter wordende schepen •I gemaakt, nu zelf handel gingen drij ven. De Engelsen namen de handel op Rusland en Portugal van de Amsterdammers over. Toch had de Republiek en de stad Amsterdam nog een groot aantal posities in de wereld stevig in handen. De Vere nigde Oost-Indische Compagnie leverde forse winsten op, waarvan het leeuwendeel aan Amsterdam ten goede kwam. De VOC was in die tijd de grootste financiële en han- delsconcentratie ter wereld. Grote hoeveelheden koffie en andere koloniale produkten stroomden Amsterdam binnen. In deze periode werd de basis gelegd voor de groei van Amsterdam tot aanvoerhaven De bloeitijd van de haven begon in die Gouden Eeuw. De eeuw waar in alles mogelijk was en Amster dam onbetwist het schitterend mid delpunt vormde. Portugese joden werden in die tijd door de Spaanse vijand uit hun land naar het noor den verdreven en kwamen, samen met Antwerpse protestanten Amsterdam binnen. De duizenden vluchtelingen ontwikkelden zich al gauw tot ondernemende lieden, die hun kennis, relaties en vaak ook hun kapitaal in de Amsterdamse handel en wandel stopten. Deze toe vloed van kapitaalkrachtige en energieke kooplieden deed de han del en de scheepvaart steeds wijder de vleugels uitslaan. De vloten van de staten Holland en Zeeland dron gen gedurende die tijdsperiode door in alle uithoeken van de aarde en verdrongen tevens andere naties. De oorzaak van deze gewel dige groei van Amsterdam en haar haven was natuurlijk velerlei: de invloed van emigranten uit Portu gal en Antwerpen, de dalende invloed van de Hanzesteden in het noorden, de verminderde kracht van de steden Genua en Venetië bij de handel in Indische produkten en de val van de stad Antwerpen, inge nomen door de Spanjaarden. Amsterdam zat op rozen. Een over vloed aan handelsrelaties, kennis en kapitaal spreidde zich over de stad uit. Een belangrijke bijdrage leverde ook de plaatselijke bevol king, die massaal deelnam in de handel en de scheepvaart. Er viel iets te verdienen. Dit in tegenstel ling tot het Antwerpen van een eeuw vroeger waar hoofdzakelijk vreemdelingen handel dreven. Uiteraard droeg ook de geografi sche ligging van Amsterdam bij tot deze snelle groei van de haven in de 17e eeuw. Na de Tweede Wereldoorlog trad de fase van vernieuwing in. De han delshaven werd meer en meer expe ditiehaven. Installaties werden in hoog tempo gemoderniseerd, er kwamen grotere kranen met een groter bereik. Nieuwe activiteiten moesten de doorgesneden koloniale handelsbanden vervangen: opslag, en doorvoer van massagoederen, zoals ertsen, kolen, granen en olie. Snel lossen en snel af voeren. Voor de afvoer van het massagoed ver vulde het Amsterdam-Rijnkanaal een grote functie, het druktst beva ren kanaal in Nederland. Deze 72 kilometer lange verbinding met de Rijn werd in 1952 voltooid, juist op het moment, waarop de groei zich onverminderd doorzette. In de West haven bouwde het overslagbedrijf Amsterdam, er kwam een tankpark aan de Van Riebeeckhaven en een internationaal graanoverslag maat schappij vestigde zich. In de Coen haven verschenen moderne stuk- goedinstallaties en het Amsterdam se Havenbedrijf, Blaauwhoed en Pakhuismeesteren tekenden de contouren van het na-oorlogse havenbeeld van Amsterdam nog scherper uit. Geleidelijk aan ontstond de trek naar het westen. Amsterdam kende nog het overblijfsel van de gouden tijden, het oostelijk havengebied dat was afgestemd op schepen van slechts 10.000 tot 25.000 ton. In het westen komen nu nieuwe havens met installaties, afgestemd op de gewijzigde verhoudingen. Het vrachtautoverkeer nam toe en de vorkheftruck, overal toegepast, Langzaam boet de haven aan I betekenis in. Tot 1971 had niemand I wat te klagen, maar na dat jaar kwam de Amsterdamse haven in het slop terecht. Het internationale I goederenvervoer via Amsterdam I steeg van 5,2 miljoen ton in 1950 tot I 14,5 miljoen ton in 1963. De nieuwe L- pieren van IJmuiden en de nieuwe I vaargeul in het Noordzeekanaal, in 1967 gereed gekomen, joeg de harde I cijfers weer hoog op tot ruim 24 I miljoen ton in 1971. Zonder verdere I ontwikkeling zal dit vervoer op het huidige niveau blijven steken, het geen inhoudt dat door de nog steeds toenemende automatisering en mechanisering minder mensen werk in de Amsterdamse haven zul len kunnen vinden dan nu het geval is. Levensgrote problemen voor het Amsterdamse havengebied, waarin r ongeveer 50.000 mensen een goed belegde boterham verdienen. Circa 20.000 personen zijn werkzaam in de haven-gebonden bedrijven. En daarmee komt de strijdkreet in het blad „Amsterdam Werkt” van maart j.l. wel in een bijzonder pers pectief te staan: „De haven kunnen wij, Amsterdammers niet missen, geen dag! De haven is ons dagelijks brood. De haven vertegenwoordigt een flink stuk van onze werkgele genheid en voedt bovendien die in andere sectoren. Voor de ontwikke ling van onze haven dienen we te vechten, omdat de welvaart van onze stad er mede vanaf hangt. Onze emotionele relatie mag dan zwak zijn, onze economische band met de haven is sterk”. De verbreding van het Amsterdams-Rijnkanaal stagneert. Dit terwijl de erts- en graancarriers steeds groter worden. De sluis van IJmuiden kan geen 150.000 tonner laten passeren. Schepen zoeken andere havens op om hun goederen te lossen en te laden. Amsterdam worstelt met levensgrote proble men. Het plan van een voorhaven bij IJmuiden ligt op tafel. Een voor haven, die zo meent Amsterdam, de teruggang van de haven kan stop pen. De aanvoer van massagoed zal sneller en goedkoper kunnen wor den verwerkt, waardoor meer industrieën zich in het havengebied zullen vestigen. Mobil OU in het Westelijk Haven gebied. De pijpleiding van de hoop. Duizenden kubie ke meters zand werden er in het Westelijk Havengebied gespoten. Amsterdam hoopte op de komst van een petro chemische industrie, die de ontwikkeling van de haven zou aanzwenge len. Het is illusie geble ken. De industriële bedrijvigheid in het Westelijk Havengebied is minimaal. Voorheen kostbare landbouwgron den liggen renteloos. Een troosteloze zand woestijn. Deze centrale positie in het han delsverkeer kwam tot staan in het midden van de zeventiende eeuw door de groeiende kracht van aarts vijand Engeland Amsterdam con solideerde de verworvenheden en moest lijdzaam toezien, hoe de Zwe den, Denen, Fransen en Spanjaar den, die van de bemiddeling van de Hollanders gebruik hadden ;:5 w fa t W -..W-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1976 | | pagina 63