alles over grafische kunsten Medische handboeken met miniaturen in heruitgave Grote meesters en Jan Mulder: sculptuur en architectuur tijdperken in serie Kunst in kleur” „The Art of the Print”: bijna - d Zeer informatief kunsthistorisch werk Twijfel aan de waarde van de Coster-legende 18 oep Opmerkelijke middeleeuwse gezondheidsleer jen Hein Steehouwer over kunstboeken en ur „THE ART OF THE PRINT” is een bijzonder boek. Dat mag ook wel, want het pretendeert een zo compleet mogelijke historie van de grafische kunsten in beeld te brengen door mid del van 749 illustraties, waarvan 95 in kleur. Voor een belangrijk deel zijn het dan ook weinig eerder getoonde pren ten. Het boek van 611 pagina’s is dan ook een standaardwerk en daardoor even interessant voor kenners als voor leken. Met het oog op die laatsten is het ook geschreven, want het bevat uitvoerige uiteenzettingen over de onderscheidene grafische technieken vanaf de vroegste tot de allernieuwste Pierre Renoir Vanuit het Oosten I Abstract ER inde EEN JUWEEL van een boek, „Tacuinum Sanitatis”, met als ondertitel „Middeleeuwse gezondheidsleer”, verschenen in de onvolprezen facsimile serie van Het Spectrum in Utrecht. Een boek om in te bladeren en te kijken omdat het bijzonder goed in kleuren en zwart-wit is geïllustreerd, hoewel de miniaturen niet alle van de grote klasse zijn als in de getijdenboeken. Maar ook een boek om met veel plezier in te lezen en zich te verbazen over de medische wetenschap in lang vervlogen eeuwen. Het is voorzien van een zeer nood zakelijke verhelderende inlei ding door Luisa Cogliati Ara- no, vertaald door F. Oomes. Het kost 75,-. „KUNST IN KLEUR” heet een serie van Elsevier in Amsterdam. Het zijn zeer betaalbare kunstboeken, 14.90, die 48 heel goede reprodukties bevatten op flink formaat. De teksten zijn af gestemd op het type publiek dat zich abonneert op Openbaar Kunstbezit of op leerlingen van middelbare scholen die een scriptie willen maken. Gekozen is ook voor bekende meesters in de schilderkunst, dan wel bekende perioden. Werkelijke verrassingen zijn dus niet te wachten voor kunstliefhebbers, die liever minder ontgonnen terrein zoeken. „Bijslaap is heilzaam ter instandhouding van de soort, doch schadelijk voor lieden met een koude en droge adem” 1 -ffij té... ‘WW WW' 9 Een der illustraties uit het „Taculnum Sanitatis”, het oogsten van druiven. iuwe I 1 I jns te In de serie „Kunst in kleur” worden i heeft iet de g kan llende sering irlems nt en ipara- nters, <oor. <oos Fritz Eichenberg, oud-directeur van het Pratt Graphics Center in New York is de hoofd-auteur van dit voor de bekende Amerikaanse uitgeverij Harry Abrams geschreven werk. Het kost 102.20 en dat lijkt wellicht veel, maar in Nederlandse vertaling had het uiteraard veel meer moeten kosten. temin grote sociale misstanden kende. Het was het tijdperk van de grote realisten, totdat in 1874 het impressionisme door brak met de geruchtmakende expositie in het atelier van de fotograaf Nadar, die aan Renoir, Monet, Sisley en enige andere die expositiegelegenheid bood. De impres sionisten zijn gehoond, maar iedereen weet, hoe ze het pleit toch wonnen. Gutenberg wordt in The Art of the Print uiteraard genoemd, onze Laurens Jans- zoon Coster helemaal niet, zodat ik steeds meer ga twijfelen aan de waarde van de Coster-legende. Of Eichenberg moet er niet van gehoord hebben tijdens zijn kunsthistorische snuffelarij, die zoveel aan het licht heeft gebracht. Natuurlijk De schouwburgerloge" van Renoir uit 1874, dat toen door de gedurfde schilderwijze een schandaal betekende, een inbreuk op hetdef tige" realisme uit die dagen. tekst van twaalf pagina’s. En dan bestrijkt de schrijver bovendien een periode vanaf Bracque tot Leon Polk Smith, via Kan dinsky, Mondriaan en Karei Appel, om er maar een paar te noemen. Je kunt de waarde van een zó samengeperste tekst over een zo breed onderwerp dus gevoeg lijk vergeten. Wie het boek koopt heeft alleen iets aan de reprodukties, want in de eerste de beste encyclopedie vindt hij meer over de genoemde schilders. Anderzijds kent Eichenberg het werk van Maurits Escher weer wel en ook van een betrekkelijk onbekende Hollandse meester uit de vorige eeuw, Cornells Ploos van Amstel. Maar van hem hangt dan ook een prent in de National Gallery of Art in Washington. En zo blijkt dan ook, dat een man als Eichenberg afhankelijk is van een keuze van bereikbaar werk, ondanks het feit dat hij een flink aantal jaren aan het samenstellen van zijn boek mocht besteden. Het Westen heeft veel te danken aan de Arabische wetenschap, onder meer de geneeskunde. De gezondheidsleer van de Arabische arts Ibn Botlan vond in het middeleeuwse Europa veel weer klank en werd nagevolgd. Er versche nen prachtig geïllustreerde handboe ken, even leesbaar voor de arts als voor de leek, indien de laatste althans Latijn kon lezen, want daarin werden ze van uit het Arabisch vertaald. „Tacuinum Sanitatis” en „Theatrum Sanitatis” heetten de meest bekende handboeken op dit gebied, die in de 14e en 15e eeuw in omloop waren. Ze vor men verzamelingen van geschriften, die in de loop van deze eeuw zijn terug gevonden in bibliotheken van Luik, Parijs, Wenen, Rome en Rouaan. Het waren fragmenten die samengevoegd de boeken bleken te zijn die nu door Het Spectrum opnieuw zijn uitge geven. De lezer van nu zal ze kopen om der wille van de prachtige miniaturen en ook met het oog daarop zijn de vijf belangrijkste „Tacuina” nu verzameld. Er zijn er natuurlijk veel meer geweest, maar deze collectie manuscripten, oor spronkelijk afkomstig uit de Povlakte was het dankbaarst voor reproduktie. Het feit dat ze kennelijk van dezelfde auteur afkomstig zijn, de genoemde Arabische arts, was één overweging tot deze bundeling, de overeenkomsten in de stijl van de miniaturen was de twee de reden. De afbeeldingen in het manuscript dat in Luik is ontdekt, zijn belangrijk omdat de miniaturist in zijn stijl verwant is met de grote meester Giovanni dei Grassi, de kunstenaar van het beroemde Getijdenboek van Visconti. Het is voor het eerst dat dit type miniaturen is gereproduceerd. Het zijn er 48 in vier kleuren op groot formaat en 243 op klein formaat in zwart-wit. Je komt in het boek ook tegen: „Ver se grote kippeëieren zijn zeer bevor derlijk voor de bijslaap maar vertra gen de spijsvertering en veroorzaken sproeten”. Elders: „bijslaap is heil zaam ter instandhouding van de soort, doch schadelijk voor lieden met een koude en droge adem”. Daar is ook een tegenmiddel voor, spijzen die zaad voortbrengen, zoals waterkers en knol raap. Een raadgeving nemen we hier over: ZOMER. Aard: warm in de derde graad, droog in de tweede. Voorkeur: het begin is voor het lichaam het beste. Heilzaam: verhelpt overtolligheden en koude ziekten. Schadelijk: vertraagt de spijsvertering en stimuleert de gele gal. Tegenmiddel: vochtig dieet in een koele omgeving. Werking: bevordert gele gal en droge humores. Aan te bevelen bij een koud gestel, voor oude ren en in noordelijke streken. Stam at 55 7433 men, 020- Was de rijke Degas een pessimist, de lang straatarm gebleven (in 1841 geboren) Pierre-Auguste Renoir was een levens blije onverwoestbare optimist. Zo komt hij tevoorschijn uit de tekst van Fritz Nemitz, ook door drs. Anneke Vehmeyer vertaald. De beschrijving is meer dan In het Oosten ontstond de drukkunst in eigenlijke zin, nadat de Chinezen in 105 na I I Het derde deel in de serie „Kunst in kleur” behandelt de abstracte schilder kunst. De tekst is van Harry Zeise, de Zee- Men Renoir begon als leerjongen porselein te beschilderen, betaalde later zelf zijn pro fessionele schilderlessen en bleef aanvan kelijk dicht bij grote voorbeelden. Later ontwikkelde hij zijn beroemde zinnelijke, zonnige en vreugdevolle stijl, waarin hij badende nimfen schilderde, die eerder op gezellige en mollige troelen leken dan op de Grieks-mythologische voorbeelden. En zo is ook het leven uit de Belle Epoque met zijn roeiersfeesten, theaterbezoeken, cir cusleven, balletten en danspartijen in par ken door Renoir op zijn eigen wijze ver taald. Op het laatst van zijn leven ging hij weer wat monumentaler werken. Renoir is aan artritis gaan lijden. Zijn penseel moest tenslotte aan zijn gekromde handen worden vastgebonden. Hij ging met die handen zelfs in klei modelleren en creëer de beelden die een helper naar zijn aan wijzingen moest maken en die tenslotte toch echte „Renoirs” werden. Ondanks zijn lijden bleef Renoir een optimist die, dankbaar op zijn leven terugziende, in 1919 overleed. gaat hij wel in op de rol die Rembrandt in de prentkunst heeft gespeeld en zo kun je enorm veel namen vinden als die van Dürer, Goya, Hogarth, Audubon, Pirane si, Cassatt, Degas, Picasso, Matisse, maar ook de modernsten als Rosenquist, een kleine bloemlezing uit honderden. Is het boek compleet? Nee, je mist toch wel eens een naam, niet een bekende historische uiteraard, ook niet die van vele petit-maitres, maar wel bijvoorbeeld figuren als de Tsjechen Krejci, Kulhónek en Suchanek sinds jaar en dag hoog op de internationale ladder van de roem en vaak onnavolgbaar knap. Maar Eichen berg is kennelijk minder goed op de hoog te van wat er in Oost-Europa (met Polen voorop) gebeurt. En zo vertelt het boek verder als een wist-u-dat-encyclopedie, die leert hoe een Romein als Tyrannio, vriend van Cicero, reeds een bibliotheek van 30.000 boeken bezat, voor een deel vermoedelijk ook geïllustreerd. De geschiedenis van het ont staan van letterbeelden loopt namelijk parallel aan die van de illustratie technieken, aanvankelijk alles met de hand, later via drukstystemen. En zo kon er dan ook in het Egyptische Nieuwe Rijk een Alexandrijnse bibliotheek ontstaan 700.000 delen, eerst deels vernietigd door de Romeinen en later verbrand door fana tieke christenen. Eén ding is wel jammer. De bladspiegel is te groot voor het paginaformaat of omgekeerd. Er zijn te geringe witmarges, waardoor veel aan de binnenzijde van de pagina’s geplaatste afbeeldingen in de vouw schuilgaan. Nog sterker is dit het geval met prenten over dubbele pagina’s, die men in een dik en stijf gebonden boek nooit vlak genoeg krijgt. Het is jammer dat juist een boek over prentdruk- technieken mank gaat aan een tekort in druktechniek. Het lijkt vreemd, maar het is waar. Eichenberg is de man die puntig en zeer informatief de historie van de prentdruk- kunst beschrijft. Ook de verschillende technieken worden door hem besproken, maar het is bovendien een groot aantal vooraanstaande grafici uitde gehele wereld die hun mening geven over de verworvenheden die zij hebben opgedaan en over de manier waarop ze werken. Dit maakt het boek zeer interessant door het persoonlijk cachet dat ieder van de kun stenaars in zijn bijdrage legt. Overigens zijn er nog veel meer achtergrond- medewerkers geweest, want het was natuurlijk een enorm werk om overal vandaan aan illustraties en gegevens te komen, niet zozeer de oudere uitingen, waarover kunsthistorische literatuur te vinden is, maar wel het nieuwste werk van grafici die op dit moment belangrijk werk maken. Het boek is ook bijzonder leerzaam om een inzicht te krijgen in de ideeën omtrent de gezondheidsleer in de mid deleeuwen. De gegeven adviezen betreffen niet alleen medicijnen en kruiden, maar ook allerlei andere leef regels, zoals het dragen van bepaalde kleding, gedrag in de verschillende sei zoenen, het eten van bepaalde spijzen en nog veel meer. Alle adviezen zijn gebonden aan de leer van de vier ele menten, aarde, vuur, water en lucht, waarvan de werking van alle medicij nen afhankelijk heette te zijn. In het boek worden ongeveer 300 adviezen gegeven in het Latijn met daarnaast de Nederlandse vertaling. Zijn veelvuldige contacten met architecten, stedebouwers, tuin en landschapsarchitecten hebben hem in die richting gevoerd. Over hem is nu een cahier verschenen, in slappe band, maar uitstekend uitgevoerd met veel verhelderende foto’s en tekenin gen. Zijn vriend Evert van Uitert schreef een korte tekst óver Jan Mulders opleiding, werken en uiteindelijke bedoelingen. Dit boek is een eerste uitgave op dit gebied van uitgeverij De Toorts in Haarlem, met de bedoeling dat er een reeks ontstaat over mensen, die bezig zijn met integratie van beeldende kunst en architectuur. Deze uitgave is niet in de handel verkrijgbaar, want ze is op beperkte schaal verspreid onder vrienden en Het boek begint bij de prehistorie, met omdat toen al prenten werden gedrukt, maar omdat inscripties in rotsen en losse stenen de basis van de drukkunst vormen. Al heel vroeg overigens werden daar „wrijfprenten” van gemaakt door stenen te inkten, er textiel, geklopte plantenve- zels, perkament of papier op te leggen en met een wrijfbeen aan te drukken, waar door een prent ontstaat Later werden op die manier, bijvoorbeeld in Assyrië in China, reeds zegels af gedrukt. De sculpturen van Jan Mulder uit Halfweg, ontstaan in het oude Romaanse kerkje van Spaarnwoude, zijn in Haarlem genoegzaam bekend. Zijn „Groot beschermd orgaan” uit 1969 trekt nog altijd veel gewaardeerde aandacht in Schalkwijk, evenals overigens andere plaktieken. Het Frans Halsmuseum bezit werk (en tekeningen) van zijn hand en andere musea zijn niet achtergebleven. Hij had de laatste jaren veel opdrachten, waaraan zijn groei valt af te lezen naar een diepe bezinning op de functie van sculpturen in door architecten bepaalde omgevin gen. Zijn plastieken van de laatste jaren noemt hij dan ook architectonische situaties en een reeks plastieken eenvoudig „muren”. Chr. het papier hadden uitgevonden. Ze werkten met losse letters van aardewerk, in een vorm bijeengevoegd, zodat er bla den van te drukken vielen. Natuurlijk vloeide daaruit ook de blokdruk voort, houtsneden die reeds werden gemaakt tijdens de T’ang-dynastie (618-906). Kopergravures werden in China al gedrukt voor het jaar duizend. Vanuit China verbreidde de drukkunst zich ten slotte over de toenmaals gecultiveerde wereld, ofschoon Gutenberg in Duitsland het nog eens over deed zonder vermoede lijk die Chinese drukken te kennen. Het lijkt allemaal achterhaald, raad gevingen van deze soort. Anderzijds kom je, waar het om kruiden gaat of om gezond leven ook adviezen tegen die verrassend modem lijken. Alles bij alles is het een zeer curieus werk, een groot plezier voor de ware boekenlief hebber. Detail van de beroemde „Honderd-gulden prent” van Rembrandt. Een encyclopedische compleetheid valt natuurlijk niet te verwachten binnen een toch uitgebreid bestek als dit. De lezer verwacht dat vermoedelijk ook niet, als zijn kijk- en leeshonger zo ruimschoots wordt gestild en als hij niet alleen te weten komt hoe wordt geëtst, gegraveerd, hoe zwarte-kunstprenten en mezzotints of litho’s ontstaan, maar ook hoe wordt gewerkt in de nieuwere technieken als zeefdrukken, al dan niet bereikt via foto grafische middelen, collagedruktechnie- ken en anderszins. Daarin is het boek wel compleet. In zijn korte tekst van 9 pagina’s weet Keith Roberts, vertaald door drs. Anneke Vehmeyer toch veel informatie te leggen, omdat hij uit de hoofdzaken de juiste conclusies inzake de kunst van Degas heeft betrokken. Edgar Degas is in 1834 als zoon van een bankier geboren, in het tijdperk van de klassicistische schilderkunst met Ingres als grote beroemdheid. Na zijn opleiding heeft Degas zich aanvankelijk ook aan het voorbeeld gespiegeld, om zich later „te bekeren” tot een realisme in impressionis tische trant. Toen ontstonden zijn werken (vaak pastels) waarom hij het meest bekend en geliefd is geworden: zijn danse resjes, mannen en vrouwen in het café, zich badende vrouwen, jockeys op renba nen en andere „gewone” onderwerpen. Ze lijken op snel genoteerde momentopna men, maar Degas zei eens zelf: „Wat ik doe, is het resultaat van nadenken en imitatie van de grote meesters. Er is bij mij geen sprake van inspiratie, spontani teit of temperament!” Hoe de schijnbare tegenstelling tussen werk en deze uitspraak heeft geleid tot de eigen aard van Degas’ voorstellingen wordt door de schrijver intelligent uiteen gezet. Degas stierf in 1917, na de laatste twintig jaar van zijn leven blind te zijn geweest. 4 91 ideeën omtrent de wisselwerking tussen sculptuur en architec tuur soms ook in geschrifte uit, maar kan dat bovendien doen als leraar (vanaf 1972) aan de Academie van Bouwkunst in Arnhem. Botticelli, Leonardo da Vinci, De schilder kunst in de Gouden Eeuw, Cézanne en Velazquez. kunnen zij misschien een kans wagen bij genoemde uitgeverij. Het is, vooral voor Haarlemmers die zijn sculpturen kennen, wel de moeite waard. en minder kunsthistorisch. Renoir is dé schilder van de Belle Epo que, die een feestelijke inslag had en niet- er. Elke reproduktie vertegenwoordigt een schilder, met als gevolg dat er 48 schilders worden „behandeld” in een

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1976 | | pagina 19