Varen met boot die nog niet klaar is i ■EmMHI I m f door Cees de Graaff Overstappen Kortsluiting Os» v HH Uitbrengen van schepen is kort gezegd het overvaren van een schip voor een ander van de ene plaats naar de andere. Daar komt heel wat meer bij kijken dan je op het eerste gezicht zou zeggen. De, meestal minimale, bemanning moet over een grote dosis ervaring beschikken, want het Is een voor hen vreemd schip, dat aan hun hoede wordt toevertrouwd. Bovendien zijn heel wat van deze „uitbrengreisjes” de maidentrips voor nieuwe schepen, die vanaf de werf naar de eigenaars voeren en waarbij zich allerlei kin derziektes openbaren. Daarbij gaat het veelal om schepen, die normaal gesproken zelden of nooit op open zee komen, maar meestal hun werk binnen de veilige beschutting van een haven doen. Van die laatste vormen zandzuigers en havensleep boten het leeuwendeel. Er zijn nog altijd zeelui, die het avontuur op het water zoeken. Man nen, die afgeven op de koopvaardij om zijn gestroomlijnde werk en voor wie elke reis weer iets nieuws moet brengen. Uitsterven zullen ze wel niet, maar ze worden wel steeds zeldzamer. Een van die plaatsen, waar deze zeelui in hart en nieren nog te vinden zijn, is bij de „ship delivery”, het „uitbrengen van schepen”, zoals het in goed Hol lands heet. Twee Nederlandse rede rijen houden zich met dit gespeciali seerde werk bezig, „rederij Wijsmul ler” uit Baarn en „Smit en Dirkzwa ger” uit Rotterdam, een dochterbe drijf van Smit Internationale. Het leek een reisje te worden, zoals een aantal voorgaande rei zen. Captain W. de Mik van Smit en Dirkzwager rekende op zo’n 21 vaardagen om de nieuwste opdracht, het uitbrengen van twee nieuwe havensleepboten naar Saldanha Baai, een nieuwe ertshaven bij Kaapstad, te vol brengen. Hij had een uitgelezen bemanning, van wie enkelen nog onlangs de Mot Tugs, kleine sle- pertjes, naar Bombay hadden overgevaren. Vol goede moed stapten de twaalf bemanningsle den, zes voor elke sleper, begin augustus, dan ook in de bus, die hen naar de Franse werven Zieg ler Frères in Duinkerken en Socarenam in Boulogne zou brengen. fI1 WW*' Hulp op voile zee van de Zuidafrikaanse Hexrivier. Uitbrengen van schepen eist goed zeemanschap A. Wetselaar De tweede nacht op zee verdwenen plot seling de navigatielichten van de Marcus. Ook oproepen via de radio bleven onbe antwoord: een kortsluiting had het hele schip stil laten vallen En zo kreeg de Jutten meteen werk In het diepst van de nacht werd een tros vastgemaakt en sleep te de Jutten de Marcus terug naar Cher bourg En terwijl de bemanning van de Marcus op het dek van het zonnetje genoot en op een houtvuurtje aardappels In de Canarische havenplaats moesten wat reparaties verricht worden. De Jutten kon brandstoftank drie maar voor de helft gebruiken, omdat de brandstoflei- ding niet diep genoeg in de tank stak, de Marcus had nog steeds elektriciteitspro- blemen, terwijl beide schepen problemen hadden met de radio. Nadat er zaterdag gebunkerd was een „kleine vergissing" van de oliemannen had de Jutten een volledig oliebad gegeven vertrok men maandag tegen de avond uit de haven voor het laatste deel van de reis. Alleen het elektrische deel van de reparaties was verricht. De Jutten was in Las Palmas tot zes man aangevuld en de Marcus had er een andere kok gekregen. Veel vertrouwen in een onverstoorde overtocht naar Kaapstad had de beman ning niet. Vier dagen lang leek alles goed te gaan. De mannen waren aan de kleine ongemakken en de plotseling gillende Tegen de avond vervolgden de Jutten en de Marcus weer hun reis. Inmiddels begonnen ook de problemen aan boord van de beide schepen zich weer op te stapelen. Bij de Marcus gaf een van de zeewaterpompen, nodig voor de koe ling, de geest. Een zeewaterpomp van de Jutten volgde een dag later. Ter hoogte van Walvisbaai in Zuidwest-Afrika viel het besluit deze haven niet aan te doen, zoals aanvankelijk de planning was, maar direkt door te varen naar Saldanha Baai. De sfeer aan boord werd bijna vrolijk, nu het einddoel na bijna zes weken op het water in zicht begon te komen. Zelfs toen de tweede zeewaterpomp van de Marcus het begaf kon dat de pret niet meer druk ken. Met de onderdelen van de kapotte pomp van de Jutten werd ook dit pro bleem geklaard. Toen er eenmaal radio contact met Walvisbaai-radio was en een vliegtuig van de Zuidafrikaanse kust wacht de beide schepen begroette was het duidelijk, dat er aan deze zenuwslopende reis een einde ging komen. De dinsdag daarop kwam de kust van Zuid-Afrika in zicht en tegen vier uur voeren de Jutten en Marcus gebroederlijk de haven van Sal danha Baai in. De reis zat erop en de champagne op de behouden aankomst borrelde in de glazen. De mannen van Smit en Dirkzwager konden de beide havenslepers aan de eigenaren overdra gen. Twee dagen later werd de thuisreis per vliegtuig aanvaard. als rin- lell, iten kis Oorspronkelijk had men de kust van Afrika zo lang mogelijk willen volgen, maar nu besloot kapitein Spanjersberg dichter in de buurt van de scheepvaart route te blijven. De verdere reis verliep redelijk voorspoedig, al gaf het falende radioverkeer wel problemen. Na bijna een week varen zonder enig radiocontact, kon via een passerende Noorse tanker weer een levensteken gegeven worden en dezelfde dag kwam er contact tot stand met een ander Zuidafrikaans schip, dat al enkele dagen vergeefs geprobeerd had de Jutten en Marcus te bereiken. Die avond kwam er gelukkig radiocon tact tot stand met een Zuidafrikaans pas sagiersschip en er werd een ontmoetings punt afgesproken ter hoogte van Dakar voor de Afrikaanse kust. En nog terwijl de Jutten naar dat punt op weg was, viel de generator voor de tweede maal uit. Maar opnieuw wist Leen de zaak te klaren en om één uur in de nacht doemden de lich ten van het Zuidafrikaanse schip „Hexri vier” op. Via de loodsladder stapten de eerste en tweede machinist van de Hexri vier over op de Jutten en de gehele verde re nacht was men druk bezig met het zoeken naar de bron van de narigheid. De mannen laafden hun dorst in de tropische hitte met frisdrank en bier, want de tradi tionele koffie en thee konden bij gebrek aan stroom niet meer gezet worden. De generatoren gaven hun geheim echter niet prijs en de volgende ochten werden dras tischer maatregelen genomen Zes machi nisten van de Hexrivier kwamen aan boord van de Jutten om de generatoren te demonteren. Pas laat in de middag werd het probleem aan beide generatoren, het weigeren van de geautomatiseerde brand- stoftoevoer, ontdekt. Aan boord van de Hexrivier begon men zich echter ongerust te maken, het schip moest op tijd in Enge land aankomen. Toen een van de hulpmo- toren weer kon draaien verdwenen de mannen van de Hexrivier spoorslags. Het vertrek uit de haven van Boulogne. pofte, hepen de beide schepen de volgen de middag de haven binnen. Twee dagen later en met een kok min der gingen beide schepen weer op weg naar hun einddoel. „Een goed team is meer waard dan een man meer”, rede neerde de kapitein van de Jutten en met vijf bemanningsleden vervolgde het scheepje de reis. Met wat improvisatié lukte het best. Hoofdmachinist Leen nam zo nu en dan ook het sturen ter hand, stuurman Fokko bleek de bakkunst vol doende meester om voor het dagelijks brood te zorgen, terwijl de nieuwbakken matroos, verslaggever Cees de Graaff, de warme hap verzorgde. De tocht naar Las Palmas kenmerkte zich door de vele klei ne probleempjes, die de bemanning soms aardig op de zenuwen werkten: een over lopende douche, een oververhitte provi siekast, ontdooide koelkasten en een leu ning, die niet vast bleek te zitten. Maar de meeste problemen vonden wel een oplos sing en het leven aan boord begon zich in het ritme „zes uur op, zes uur af” te schikken. Precies een week na het vertrek uit Cherbourg hepen de beide slepers Las Palmas binnen. Bij Uitgeverij Maritiem (De Boer) is verschenen een met vakmanschap en kennis van zaken geschreven boek over het leven van de Nederlandse visserman in vroeger tijden en dan wel in het bijzonder over het leven van de Erker die de vroegere Zuiderzee alsmede de Noordzee heeft bevaren. De auteur is Lubbertje Kramer, een legendarische figuur wiens verbazingwekkende feitenkennis van alles wat met de visserij en Urk samenhangt bij zeer velen gespreksstof voor vele avonden geeft. Welnu met zijn boek „Zee op” heeft Lubbertje Kramer nog meer gespreksstof voor nog veel meer avonden aangedragen. Zeker in de vissersplaat sen rond de vroegere Zuiderzee. Al lezende namelijk komt men terecht in het vissersleven ten tijde van de Zuiderzee, vaart men mee in storm, regen en bittere kou aan boord van de kleine schepen waarop de bemanningen dag en nacht bezig waren met het vissen op ansjovis, haring en spiering; komt men in de ban van de belevenissen van deze stoere vissers, die ’s winters, als de Zuiderzee dichtgevro ren was met de ijsvlet er op uit trokken om post en levensmiddelen te halen voor het geïsoleerde eiland Urk. Urk, de leefgemeenschap, waar iedereen één was en is gebleven, waar lief en leed ook nu nog steeds worden gedeeld en waar elkeen van eikaars handel en wandel weet. Aan het behoud daarvan hebben de voormalige eilandbewoners veel te danken aan Lubbertje Kramer, die in zijn boeiende verteltrant heel wat sluiers heeft opgelicht welke hingen rond zijn vroegere eiland en de visserij welke van daaruit werd beoefend. „Zee op” roept bij tal van vroegere vissers, zowel in de plaatsen rond het Ijsselmeer, maar ook bij hun collega’s uit de Noordzeevissersplaatsen heel wat herinneringen wakker. Daar naast is het zeker ook een boek dat waard is om te worden gelezen door landrotten. In Duinkerken lag de „Marcus", een havensleper van 40 meter, uitgerust met twee Tnotoren van elk 2000 pk en met een zogenaamde Void Schneider voortstu wing, voor het vertrek gereed. In Boulog ne lag de zaak er wat anders voor. De „Jutten” het zusterschip van de Marcus, wemelde nog van de werklieden, die zich haastten om kooien op te hangen, stek kers aan te sluiten, leuningen te monteren en nog meer van die klusjes te doen, die op de laatste dag nog moeten gebeuren. Toen de zaak na vier dagen nog niet gereed was, besloot men toch te vertrekken. De werf was nog wel niet klaar, maar de Zuid afrikaanse eigenaren hadden haast en Lloyds, de verzekeringsagent van alles wat vaart keurde het vertrek goed. De bemanning had zich er maar bij neer te leggen. Buitengaats lag de „Marcus” al op de komst van de „Jutten” te wachten en gezamenlijk werd koers gezet naar Las Palmas op de Canarische Eilanden. Die eerste dag liep alles gesmeerd. Voorzich tig manoeuvreerden de beide scheepjes door het drukbevaren Engelse Kanaal en bij het ochtendgloren schitterde een spie gelgladde zee de bemanning tegemoet. Helemaal gerust op de reis was hoofd machinist Leen Blok niet. De scheepjes waren volledig geautomatiseerd, maar Leen had het er niet zo erg op. Te veel alarmlampjes bleven branden en telkens weer gilde de alarmsirene wegens ver meende misstanden in de machinekamer, terwijl een oranje zwaailicht dan een spookachtig licht over de motoren liet cirkelen. „Peanuts, kleinigheden”, was de karakteristieke uitdrukking van kapitein Jan Spanjersberg, terwijl stuurman Fok ko Jan Udema bedachtzaam aan zijn pijp trok. alarmsirene gewend geraakt. Alleen hoofdmachinist Leen keek met een scheef oog naar de generatoren voor de elektrici teitsvoorziening. Ze allebei laten draaien bleek onmogelijk. Vrijdagavond was het raak. Terwijl kapitein, hoofdmachinist en kok-matroos op de brug genoten van een bakkie koffie, viel de generator uit. Omdat ook de hoofdmotoren van de stroomvoorziening afhankelijk waren, vielen ook die stil en een diepe rust heer ste op het schip. Bij het schijnsel van de noodverlichting verrichtte Leen spoedre- paraties in het hulploos rollende schip. 4» i'xz 1 gate x

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1976 | | pagina 19