Cynisch verhaal over heksenjacht in Hollywoodwereld experiment I „It’s me"geslaagd i F I Ffilms I I Li E o 1 Willeke gezien door een verliefde camera I 2 Woody Allen perfect Gevangenisstraf Beroemdheden Tussenfase hiWé i i 5 V Binnen enige tijd zullen we een nieuwe film met de komiek Woody Allen in onze bioscopen kunnen verwachten die om verschillende redenen opmerkelijk is. Om te be ginnen zal de komiek die in zijn voorafgaande films ook nog als sce narioschrijver en regisseur functio neerde, voor het erst optreden on der een „vreemde”, regisseur; bo vendien heeft hij geen aandeel ge had aan het bepalen van de inhoud en verder speelt hij geen uitgespro ken komische rol. Dat alles gebeurt in de film „The Front” waarvan Martin Ritt produktie en regie op zich genomen heeft, Walter Bern stein verantwoordelijk is voor het scenario en Allens tegenspeler een niet minder bekende komiek is: Ze ro Mostel. Wat Ritt, Bernstein en Mostel gemeenschappelijk hebben en hen tegelijk heeft samengebracht in „The Front” is de omstandig heid dat alle drie in het begin van de vijftiger jaren ge-,.blacklisted” werden. En „blacklisting” is ook het onderwerp van de film. Droefste periode J pip pi: Lachen en huilen tegelijk in Front Willeke van Ammelrooy in „It’s me” van Frans Zwartjes. c I I I I i i i i i tisch Amerika. En tegelijk werd hem een speciale prijs van de Jury over handigd. Late troostprijzen voor de man die toen verbitterd op een pers conferentie zei: .Rechts is tot groter misdaden in staat dan links”. I I I I i I I I I I I Zij een naam als konden blijven d< di v< m d< rr zt si nn le L' d< d< si O h< oi Ol za hi D h; vi D P' oi s< bi h t< u n P of interviews opstelt en zich uit zijn stijgende inkomsten een behagelijk le ventje kan permitteren. Schrijvervrien- den van Miller die voor gelijke moei lijkheden staan, worden eveneens door Prince geaccepteerd, zodat hij op een gegeven ogenblik voor drie of vier schrijvers als „front” moet dienen, wat zijn verdiensten maar ook zijn particu liere moeilijkheden doet toenemen. Die moeilijkheden bereiken een climax als Prince zo’n algemeen bekend t.v.-schrij- ver is geworden dat het comité van on- Amerikaanse activiteiten geïnteresseerd raakt in zijn verleden en hem uitnodigt voor een „hearing” Het bioscoopprogramma in Haarlem is gelijk gebleven aan dat van de vorige week, met uitzondering van Studio die deze keer op „King Kong” gewed heeft, in afwachting waarschijnlijk van de ul tra moderne en electronisch bestuurbare King Kong die momenteel in Hollywood in de maak is. Studio zorgt verder op de nachtvoor stelling en van vrijdag en za terdag (23.45) en op de voorstellingen van maandag om 2.00, 7.00 en 21.15 uur voor de première van „Next Stop, Greenwich Village”, een allergenoege- lijkste comedie van Paul Mazursky. Woody Allen en Herschel Bernardi in „The Front". Verder houden de Amsterdamse bio scopen zich rustig in de komende feest dagen en laten alles bij het oude. Behal ve The Movies die Frans Zwartjes’ „It’s Me” met Willeke van Ammelrooy niet alleen geïmporteerd heeft maar ook met veel lef op het dagprogramma van zaal 1 geplaatst heeft. In zaal 2 is dagelijks Hitchock’s „Suspicion” te zien en in de nachtvoorstellingen Eisenstein’s „Potem kin”. Timothy Bottoms in Johnny got his gun van Dalton Trumbo. Op de dag dat „The Front” in New York in première ging, stierf de scenarioschrijver Dalton Trumbo, een van de top-auteurs in Hollywood die in 1950 wegens „Contempt of court” tot een jaar gevangenisstraf werd veroordeeld en daarna tot 1959 onder allerlei schuilnamen bleef schrijven. Toen in ’57 het scenario van „The brave One” een Oscar won en de auteur Robert Rich verzocht werd de onderscheiding in ontvangst te ne men, kwam er niemand opdagen. Ro bert Rich heette in werkelijkheid Dalton Trumbo. Op 16 mei 1975 bijna twintig jaar later werd de Oscar in een speciale zittting van de „Acade my of Motion Picture, Arts Scien ces” aan Trumbo persoonlijk over handigd. Dalton Trumbo die in 1960 het script voor „Exodus” schreef en later successen oogste als filmbewer- ker van de roman „Papillon” maakte in 1970 zijn enige film. Natuurlijk naar een eigen scenario dat hij niet aan de man had weten te brengen. Het was .Johnny got his Gun” over een afschuwelijk verminkte oorlogs invalide uit de eerste wereldoorlog. In ’71 bracht een volle zaal in het Festivalgebouw in Cannes een staan de ovatie aan de martelaar voor de vrijheid van denken uit het democra- dan weliswaar niet van communistische tendenzen in de Amerikaanse film ge sproken kon worden maar dat er wel een tekort was geconstateerd aan anti- Russische films. Maar aan die conclusie was het een en ander voorafgegaan. De ondervraagde acteurs, regisseurs en stu- dio-hoofden konden verdeeld worden in „friendly witnesses”, getuigen die alle medewerking aan het onderzoekingsco- mite verleenden, tot zelfbeschuldigingen overgingen en niet te beroerd waren collega’s van linkse sympathieën te be schuldigen. Willeke van Ammelrooy heeft het aangedurfd meer dan een uur in beeld te blijven en met de beperkte hulpmiddelen die hierboven zijn aan geduid iets uüt te beelden, terwijl dat „iets” summier als volgt in het pro gramma staat aangeduid: „Een film- actrice krijgt telefonisch een aan bod. Zij is alleen op haar apparte ment en moet binnen anderhalf uur een beslissing nemen”. Als buiten deze leveranciers van het wekelijkse filmmenu niet onafhanke lijke krachten blijven pionieren op het terrein van de filmsynthaxis, zal de film op de lange duur een weinig spectaculaire dood door ondervoeding sterven. Op het ogenblik zijn deze pioniers over de hele wereld dun gezaaid. De talrijke prijzen, die Frans Zwartjes met zijn werk 'in de wacht he eftgesleept, zijn daar al een indirect bewijs van. Het volgend bewijs van ziljn gelijk zal hij moeten leveren met de „echte” speelfilm die hij aan het voorbereiden ‘is. Ons advies luidt dus: ga „It’s me” bekijken, verveel je bij tijden maar geniet ook van de mo menten van onrust, besluiteloosheid, en onzekerheid die Willeke van Am melrooy weet te suggereren en van de soms prachtige „presence” van on ze eerste actrice, die door een verlief de camera begluurd wordt. Het grote nieuws voor de Amsterdam se filmfans betreft de komst van deel 2 van Bertolucci’s „1900” waarover we vo rige week uitvoerig schreven. Deel 1 gaat nu zijn zesde week in en is ver plaatst naar Tuschinski 2, daarmee plaats makend voor deel 2 dat zijn première eindelijk in Tuschinski 1 gaat beleven. We hopen nu maar dat de vijf weken pauze tussen beide delen geen bezwaren oplevert voor de bezoekers van het eerste deel en dat de thuisblijvers tot nu alsnog deel 1 gaan zien en zoveel mogelijk daarop aansluitend de tweede helft. Want „1900’’ is een grote, lange film van meer dan vijf uur maar is tegelijk een geheel dat men niet onge straft in stukken kan vertonen. Cinétol, bedreigt door verdwijning heeft een omvangrijk dagprogramma in- gezet. Dagelijks gaat om 14.00 en 20.00 uur „Hommes entre Eux”, een homo- porno-film, terwijl om 22.00 uur voor de vijfde week „Serail” („Harem”) ingaat. In Cinétol 2 dagelijks drie voorstellingen van „Aguirre”, een adembenemende his torische film van Werner Herzog. Het Leidseplein Theater neemt in de nacht voorstellingen „Hommes entre Eux” over. „Wan Pipel” van Pirn de la Parra is ’s nachts terug in Rialto ter gelegen heid van het eenjarig bestaan van de Republiek Suriname. speelfilm zo in overvloed bezit. Als hij onder die zelfverkozen beperken de omstandigheden toch binnen de hem gegeven tijd spanningen weet op te roepen en erin slaagt een volle zaal geboeid te houden, zij het met onmiskenbare momenten van verve ling en irritatie dan mag men het experiment geslaagd achten en het in ieder geval belangrijk genoeg vinden om er moeite en kosten voor over te hebben gehad. Hoe een bioscooppu bliek, zelfs het meer gespecialiseerde publiek van The Movies dat de film in vertoning heeft genomen (evenals Odeon Movies in Den Haag) zal rea geren, is nauwelijks doorslaggevend voor de „raison” van deze film. Wie mee wil leven met de schaarse on- derzoekingspogingen naar wezen en potenties van het filmmedium, zal „It’s me” niet willen missen. De film- ontwikkeling vindt op het ogenblik te eenzijdig plaats binnen de grote filmondememingen, die met vraag en aanbod en met het commerciële marktmechanisme te maken hebben. In zijn meeste films is Woody Allen een wat schichtige en angstige man die door zijn bange levensinstelling tot on verwachte overwinningen en successen komt. In „The Front” is hij perfect als de slimme man die niet ongevoelig is voor de moeilijke omstandigheden waar in zijn cliënten verkeren, maar aan de andere kant voldoende prijsbewust is steeds de vergoeding van zijn diensten in de gaten te houden en er zelfs toe komt zijn schrijvers te adviseren in de keuze van hun onderwerpen opdat ze niet in populariteit zullen dalen. Tenslotte werkt hij op ercentenbasis en hij wil niet te kort worden gedaan terwille van de artistieke integriteit van anderen. Na zoveel jaar blijkt het mogelijk een der gelijk tragisch gebeuren, waarbij reputa ties gebroken werden en er slachtoffers xia zelfmoord én hartinfarct vielen, op deze, ogenschijnlijk onserieuze manier te behandelen. Dat de tragiek daarbij toch niet vergeten werd blijkt uit de episode met de (ontslagen) t.v.-acteur Hecky Brown een magistrale rol van Zero Mostel een kleurige figuur die zich vernedert door een bedel-bezoek aan zijn chef en als dat niets oplevert een dure hotelkamer neemt, champagne laat brengen en daarna neuriënd uit het raam van de zoveelste verdieping stapt. Waarschijnlijk is dit juist de enige manier, met komieken als Woody Allen en Zero Mostel en een ironisch klucht- verhaal van Walter Bernstein voor een groot publiek de beschamende periode van „blacklisting” te doen herleven. Men kan er nu om lachen en huilen tegelijk. Het onderzoek dat onder leiding van senator J. Parnell Thomas stond vond dus doorgang, duurde twee weken en kwam tot de voorlopige conclusie dat er Nu bestaat er al in het werk van Zwartjes een tussenfase tussen zijn extreme experimenten en het realis me van „It’s me”. „Mensen 1974” over de behandeling van oorlogsinvaliden uit Guinee-Bissau in ons land was een weloverwogen documentaire van het allersterkste realisme, waarbij misschien de ervaring dat abstracties als pijn, heimwee en angst om het leven af te lezen zijn op het gezicht, de filmer geïnspireerd heeft tot ver der proefnemingen in die richting. Want als meer dan een proefneming op het gebied van filmexpressie kan „It’s me” niet gezien worden. De be perkte plaats van handeling, die woordloos is, de concentratie in een persoon van de handeling (die boven dien van geestelijke aard is), berooft de filmer van practisch alle hulpmid delen van communicatie en binding van aandacht, die de traditionele Vooraf gaan twee korte films (10 minuten) van Paul de Nooijer, foto graaf in Eindhoven en duidelijk leer ling van Frans Zwartjes, die les heeft gegeven aan de Academie voor In dustriële Vormgeving in Eindhoven en nu een twintigtal studenten bege leidt op de Cineworkshop van de Vrije Academie in Den Haag. In „Re view” laat Paul de Noóijer eigen fotografisch werk zien op de verteke nende en schokkerige manier van zijn leermeester, alleen speelser en minder gehinderd door dogma's. In „Extra Ball” beleven Christian Man ders, bekend uit talrijke films van Zwartjes en Dory de Nord enige avonturen rondom en op een flipper kast. Een lichtvoetige inleiding dus tot moeilijker verteerbare kost. ■■yt’ Om de begrippen „front” de titel van de film dus en „blacklisting” wat nader te verklaren is het nodig ongeveer 30 jaar terug te gaan in de geschiedenis van Hollywood. Op 27 oktober 1947 ging een opzienbarende optocht door de stra ten van Washington. Voorafgegaan door de acteur Humphrey Bogart en zijn vrouw, de actrice Lauren Bacall wan delden enige tientallen filmmensen van naam naar het gebouw waar een se naatscommissie bezig was met het in stellen van een onderzoek naar on— Amerikaanse (lees: communistische) ac tiviteiten in Hollywood. Het bezoek aan Washington, van filmregisseurs en ster ren, onder wie bekende figuren als Dan ny Kaye, John Huston, Gene Kelly en Sterling Hayden (die nu een rol speelt in Bertolucoi’s film „1900”), had alleen maar een demonstratief karakter. Op die middag zou Eric Johnson, president van de Motion Picture Association of Ameri ca gehoord worden en het leek de film- kolonie een goed idee de verklaringen van een van haar topfiguren te onder steunen door de aanwezigheid van een delegatie van prominenten uit Holly wood. Het „House Un-American Activities Committee” was al enige tijd bezig na te gaan of er in bepaalde sectoren van het Amerikaanse leven sprake was van communistische activiteiten of infiltra ties. En het lag voor de hand dat bij dit onderzoek ook Hollywood genoemd was als mogelijke broedplaats van dit soort bedrijvigheden. Tenslotte behoorde de oorlog pas twee jaar tot het verleden en destijds, met de Sovjet-Unie als hoogge waardeerde medestrijder tegen het Na zisme, waren er hier en daar wel eens voor Rusland welwillende en soms zelf vriendschappelijke films gemaakt. Moge lijk dat dit kwaad nog voortwoekerde en dan moest het met wortel en al worden uitgeroeid. De film begint als omstreeks 1953 de 22-jarige Larry Lapinsky het ouderlijk huis wil verlaten om op eigen benen te gaan staan in het New Yorkse culturele centrum Greenwich Village. Met Shelley Winters als „jiddische momme” is dat vertrekken uit huis geen eenvoudige zaak, ma Lapinsky ziet de noodzaak van dergelijke ingrijpende besluiten niet in en verzet zich met hand en tand en met veel tranen tegen de verhuizing van haar zoon. Ook als hij eindelijk geves tigd is in zijn nieuwe omgeving en pogingen doet acteur te worden, blijft zij een waakzaam oog houden op het doen en laten van haar zoon die allerlei zaken moet camoufleren als pa en ma op komst zijn. Tot hij eindelijk bericht uit Hollywood krijgt dat zijn filmtest goed is bevonden en dat hij naar de westkust moet vertrekken. Mazursky heeft met „Bob and Carol and Ted and Alice” met Blume in Love” en met „Harry and Tonto” charmante films ge maakt met een tikje ironie. Hij heeft die succesformule herhaald in „Next Stop” die met het spel van Shelley Winters als een te liefhebbende moeder en van Len ny Baker als de zoon met artistieke toekomstdromen een van de aardigste comedies van de laatste tijd is geworden. Oorspronkelijk kreeg Hollywood nog het welgemeende advies uit Washington om een eigen onderzoek naar rooie in vloeden in te stellen, maar toen daar niet veel van scheen te komen er was trouwens niets opzienbarends om te melden ging de Commissie zelf aan het werk. Daarmee de uitspraak nege rend van een inmiddels in Hollywood opgericht tegen-comité (waarin o.m. zit ting hadden beroemdheden als Henry Fonda, Katharine Hepburn, Paulette Goddard. Ava Gardner en Gregory Peck) dat zich beriep op „the First Amendment” waarin ieder onderzoek naar iemands politieke overtuiging als strijdig met de beginselen van de demo cratie veroordeeld werd. Over dat aspect van de Hollywoodse heksenjacht gaat de film van Martin Ritt, zelf dus een slachtoffer van McCarthy en aanhang. Hij heeft die droefste periode uit de geschiedenis van de filmstad niet al te dramatisch willen behandelen en dankzij een verhaal van een andere „blacklister”, Walter Bern stein een cynische komedie over die sombere jaren gemaakt die velen maar al te snel hebben willen vergeten. Als Howard Prince speelt Woody Al len een eenvoudige drugstorebediende die door een oude vriend uit zijn studie jaren benaderd wórdt met het vreemde verzoek hem zijn naam te willen lenen. De vriend, Alfred Miller (Michale Mur phy), is een succesvol schrijver voor tv, die als zoveel van zijn filmcollega’s uit de vijftiger jaren getroffen is door een schrijfverbod en nu onder een andere naam door wil blijven gaan met publi ceren. Zowel uit vriendschap als om de niet onaanzienlijke vergoeding die Miller hem in het vooruitzicht stelt voor het gebruik van de naam Prince stemt deze in met de transactie, niet vermoedend welke complicaties zijn besluit ten ge volge zal hebben. In hel begin loopt alles op rolletjes. Miller schrijft en Prince brengt de tekst naar de televisiemaatschappij waar men enthousiast is over het werk van dit nieuwe talent en om meer vraagt. Als het succes aanhoudt, wordt Prince een bekend man die zich om begrijpelijke redenen bescheiden en weinig spraak zaam in het openbaar, bij cocktailparties „Ga daar maar eens aanstaan”, zouden ze in vakkringen zeggen. Voor de filmer, zo staat in het programma te lezen, was de allereerste behoefte zichzelf te testen op het maken van een langere film, waarbij voor hem het element „realisme” nieuw was en hij bovendien gefascineerd was door de gedachte een ongrijpbaar drama tisch proces als „het nemen van een besluit” zichtbaar te maken in een persoon en binnen een afgesloten ruimte. ,The Na uiterst curieuze experimenten als „Dolls”, „Sorbet”, „Eating”, „Spare Bedroom’, „Through the Garden” en „Living” waarin met allerlei anima- tie-technieken (vertraagde, versnelde, verspringende opnamemethodes) ge werkt werd en beeld en geluid vaak srterk misvormd werden, is Zwartjes in zijn nieuwste film zo ver gegaan dat het beeld zijn traditionele waarde herkregen heeft en de enige actrice, Willeke van Ammelrooy een soort filmrol speelt, althans in gebaren, houdingen en bewegingen een drama tische emotie wil oproepen. Zij doet dat zonder tekst, althans zonder ver staanbare tekst in twee telefoonge- sprekkken, met wat keelgeluiden en met de uitroep tegen het einde: „It’s me. Just a plain actress”. Frans Zwartjes is uit z’n isolement getreden. De filmer die eenmansfilms maakte, vaak met zijn vrouw Trix, een dertigtal in totaal, waarvan hij regie, camera, belichting, geluid tot en met ontwikkelen en copiëren toe voor zjjn reke ning nam, is er toe overgegaan de taken wat te verdelen bij zjjn eerste grote, 68 minuten durende „speel”-film „It’s Me”. Hij is regisseur gebleven, maar aan 4e camera slaat hij naast Mat van Hensbergen, de muziek is ontstaan uit een samenwerking met Lode wijk de Boer, aan de decors hebben Trix Zwartjes en Floor Peters meegewerkt, de teksten zijn van Nol van Djjk, de technische af werking berustte bij Color Film Center in Den Haag en de produktie was in handen van Nico Crama. Daartegenover stond de categorie „unfriendly witnesses” die zich beriepen op het „first amendment” en weigerden zich uit te spreken over hun politieke overtuigingen in heden en verleden. Hun straf was een half of heel jaar gevange nisstraf wegens „contempt of court”. En daarmee werden ze tegelijkertijd voor aanzienlijke tijd uit hun baan gezet, want geen studio wilde of durfde zich met deze ..getekende” medewerkers nog langer in te laten. Hun namen werden samengebracht op de z.g. „black list”, een drukwerkje dat aan alle studio’s werd toegestuurd als handig naslag- werkje bij hun personeelsbeleid. Na af loop van de twee weken durende zittin gen bracht Parnell Thomas dank aan de vriendelijke en behulpzame getuigen, in het bijzonder aan de acteurs Robert Taylor, Gary Cooper, Robert Montgome ry en Adolphe Menjou en aan de vader van Mickey Mouse, Walt Disney die het vaderland grote diensten hadden bewe zen, niet alleen door in het verleden van rode smetten vrij te blijven, maar ook door mogelijke besmettingshaarden met name te noemen. Aanvoerder van deze eerste Holly woodse heksenjacht in ’47, Parnell Tho mas verdween kort daarop zelf in de gevangenis wegens fraude met presentie gelden en kreeg dus nog gelegenheid enige door hem ten val gebrachte film- grootheden te ontmoeten. Vier jaar later, de Koreaanse oorlog was uitgebroken en senator McCarthy was een beroemd en gevreesd man geworden, werd de zuive ring van Hollywood voortgezet. De zwarte lijst werd uitgebreid tot 300 na men, „naming names”werd een nieuw spelletje. Wie de meeste namen van verdachte collega’s kon noemen wist zich verzekerd van vrijspraak-met-lof en van een welwillende pers. Een getui ge bracht het tot een record van 162 namen. Hollywood-prominenten die be gonnen waren met het innemen van een principieel standpunt, gingen schuld be kennen en namen noemen, zoals Elia Kazan, Lee Cobb, Clifford Odets, Jose Ferrer en John Garfield. Anderen ont vluchtten het land (Joseph Losey) of begonnen onder een andere naam te werken (Dalton Trumbo), een voorrecht dat eigenlijk alleen scriptwriters en sce narioschrijvers te beurt kon vallen van wege hun uiterlijke anonimiteit, huurden of kochten een naam „front” waarachter ze schrijven.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1976 | | pagina 10