5
Rapporten over gezondheidszorg
Maritiem
Journaal
Aforismen
VOOR EN TEGEN
DE ASTROLOGIE
Dolf Verroen
ziet het kind
Oude kinderversjes in
heel scherp
Bloempjes der Vreugd
J
a
pil
MAANDAG
WIJ ONTVINGEN
ita
i.
Am ate urpsyc holog ie
47
uken,
bad-
vlie-
e en
:hter-
1U
boekenboekenboekenboeken
boekenboekenboekenboeken
hoekenboekenboekenboeken
boekenboekenboekenboeken
boekenboeken
boekenboeken
boekenboeken
boekenboeken
boekenboekenboekenboeken
boekenboekenboekenboeken
boekenboekenboekenboeken
boekenboekenboekenboeken
tni. n
k’ II
«H<«
P
I
F
Onderkenning en preventie van
functiestoornissen bij kinderen
WEST-FRIESLAND-
P.T.
d en
:isen-
l
MIEP DIEKMANN
making van respectievelijk 10 en
5 op postgiro 1982700.
UIGEVERIJ L. J. VEEN-WAGENIN-
GEN
Graven
een
Beide rapporten zijn te bestellen
bij het N.O.Z. in Utrecht, door over-
UITGEVERIJ
HOORN.
Dertien verhaaltjes over alledaagse
dingen brengt Henk Bernard in de
door Reintje Venema geïillustreerde
bundel: „Okketok”.
igd
va-
ke-
?en
ge
ar?
on-
„Zijt welkom brave letterheld
Welkom in dit uur,
Elk hart smacht naar het onderzoek
En wacht u reeds met vuur”.
Ja, ja
„Het
ver-
sen
6.01
1.88
he
il
si
de
58,00
16,00
32,30
8,20f
70.20
56,00
16,50
71,10
37,00
17,00
11,00
10,00e
1,80
27,50
35,20
9,00a
12,20
15,70
76J20
18,50
36,90
39,00
17,50
39,20
38.20
10,60
16,00
30,00
10,00
26,30
28,00
75,70
De kinderen (en ouderen) zullen
erg veel plezier hebben beleefd, toch
wel, aan de rijmpjes en histories. Je
vindt in het boek o.a. terug dat Jan
Pieter Hei je de schrijver was van
„Zie de maan schijnt door de bomen”,
van „De Zilvervloot” (welke voetbal
supporter weet dat?), van „De zeven
kikkertjes in de boeresloot”. Je treft
een fragment aan van „Heintje de
klikspaan”, van „De brave Hendrik”.
>8,50
35,00
39,00
>1,00
31,60
19,50
>5,00
35,00
’0,00
0,20e
0,20
19,00
31,00
39,00
3,00
>5,50
34,50
1.00
1,00
2,40
>2,50
2,00
4,50
5,00
4.00
1,50
6,50
5,00
6,50
3,00
6,10
8,00
2,00
4.00
8,00
9,00
3,00
4,50
8,00
9,00
3,60
7,50
0,50
2,00
9,00
9,50
2,00
9.W
5,00
De Nederlandse Spoorwegen zal op
getogen zijn over „Het spoorreisje
van Marinus en Daatje”. Je leest over
gulzigaards, een wrede knaap, eerlij
ke armoede, het uitdelen van winter-
soep door kleine Piet aan de armen.
AMERIKAANSE wetenschapsmen
sen zijn tot de meest vreemde dingen
in staat. Ook tot het Samenstellen
van een merkwaardig geschrift als
„pandleiding voor de amateurpsycho-
loog”. Dit boekje (uitgegeven door
Bosch en Keuning, prijs 12,50) geeft
volgens de auteurs de mogelijkheden
om op speelse wijze kënnis op te
doen over psychologie. Die auteurs
zijn dr. Robert M. Diamond en dr.
John. C. Woodward. De eerste is niet
alleen directeur van een universitair
instituut, hij is eveneens een in Ame
rika populaire cartoonist. De tweede
is „gewoon” hoogleraar.
De verkenningen, waar Dolf Ver
roen zijn lezertjes mee op uit neemt,
zijn altijd in de eigen omgeving. En
dan kan dat eigene net zo goed
fantastisch zijn en toch werkelijk
heid. Zoals in „Naar Oma”, op bezoek
in de bejaardenflat, met de naar
volwassen begrippen wat verknipte
buurvrouw, die echter voor oma en
Rogier gewoon een lief mens is, nou
en dan speel je haar gekke spelletjes
mee. Hoever gaat gek, hoever is ge
woon?
Tien nieuwe deeltjes in de NOTE-
DOPSERIE, de kijk- lees- en voor-
leesserie voor jonge kinderen. Het
zijn de deeltjes 21 tot en met 30 over
de volgende onderwerpen: Vlinders,
Post, Speelgoed, Oerwoud, Nacht,
Boerderijen, Steden, Boeken, Solda
ten, Klokken. Met de 20 voorafgaande
deeltjes is het een populaire serie aan
het worden, die behalve in het gezin
ook op school goed tot haar recht
komt, o .a. bij het projectonderwijs.
De opzet: het vergroten van de woor
denschat en het duidelijk overbren
gen van begrippen en nieuwe woor
den bij de kinderen, hebben wij al
eerder trachten uit te leggen.
Kinderboeken hebben terecht
een steeds eigener plaats gekregen
in de Nederlandse boekerij. Er is een
kinderboekenweek en er worden ere-
griffels uitgereikt aan schrijvers en
schrijfsters. Het is niet minderwaar
dig meer om kinderboekenschrijver
te zijn. Er is een tijd geweest, dat
men het beschouwde als iets dat men
er wel even bij kon doen. Als je
maar neerbuigend genoeg een kinder-
taaltje neerpende.
Gelijktijdig met deze inventarisatie
verscheen „Preventie, vorderingen in
primaire en secundaire preventie van
functiestoornissen bij jonge kinde
ren”. Dit rapport werd voor het Ne
derlands Instituut voor Preventieve
Geneeskunde-TNO samengesteld door
kinderarts J. J. van Gemund. In een
overzicht vermeldt deze dat bij 4 tot
6 percent van de levendgeboren kin
deren afwijkingen voorkomen. Het is
de bedoeling van de preventie func-
Eric Carle creëerde een heel mooi
uitgevoerd kijkboek: „Het Kameleon
is in de war”. De schrijver werkt
vaak samen met kinderen. De kinde
ren doen een voorstel over een be
paald dier en hij tekent, soms alleen
maar details en de kinderen moeten
later het dier in elkaar zetten, of
aanvullen. Dolle pret, hoe gekker
vaak hoe mooier.
Tot slot een coupletje van een
welkomstgroet aan de schoolopziener
bij het gewone schoolbezoek (wij
herinneren ons alleen nog maar de
nerveuze toestand als die controleur
zou komen, zowel bij leerkrachten als
leerlingen)
Het nut van het boek is dat men heel
wat termen uit de psychologie tegen
komt en ze ook kan leren begrijpen.
Nadeel is echter, dat dit op een
tamelijk oubollige manier gebeurt
met prentjes die lang niet allemaal
geslaagd zijn.
Uit de verhalen en versjes het is
een selectie van duizend boeken
komt het tijdsbeeld duidelijk naar
voren. Men kan er de soort opvoeding
uit lezen, die welgestelde kinderen
kregen plus de moraal, dat arme
kinderen zich neer moesten leggen bij
de door God gewilde toestand. Calvi
nisme en roomse invloed stijgen als
een ranzige walm uit die sfeerteke
ningen omhoog.
die in de agressie-theorieën van Lo
renz, gebaseerd op de dierpsychologie.
Want Lorenz is een bij uitstek ma
gisch denker. En al die andere onder
tekenaars’ Weten ze werkelijk iets
van astrologie af?
Niettemin is het een zeer nuttig
boekje, speciaal aanbevolen aan te
fervente „gelovers” in astrologie,
war^t het zal ze enige nederigheid
bijbreogen en dat is nooit weg.
Opvallend is het vermogen tot vi
sualiseren dat Verroen ontwikkeld
heeft, de zogenaamde rustige opbouw
van zijn verhalen, waar dan steeds
onverwacht een climax of gekke
draai uitknalt. Maar onverwacht of
gek, het confronteert de lezer wel
altijd met die andere dan de voorge
kauwde mogelijkheid. Tegen de non
sens aan ligt het stukje over die
rotkat. En wie tiet tè vindt, dat een
vader bang is voor muizen, een moe
der beter een kapotte stoel kan repa
reren en Tom leert breien, is al te
laat met zijn protest. Ik hoorde eens
een kind zeggen: „Als het in een
boek staat, dan mag het”.
Echte kinderliteratuur (dus verha
len, die speciaal voor kinderen zijn
geschreven) heeft er in Nederland
niet altijd bestaan. Pas in 1778 werd
de eerste „proeve van kleine gedigten
voor kindëren” uitgegeven. Het was
van de hand van de vrome advocaat
Hieronymus van Alphen. Hij kan de
baanbreker van de kinderliteratuur
genoemd worden. Daarvoor lazen de
kinderen (van de begenadigde hogere
standen uiteraard) wel verhalen,
Het was opvallend dat er de laatste
jaren zo weinig gouden griffels vielen
in de categorie kinderboeken voor de
6-9 jarigen. Met de bekroning van
Guus Kuijers „Met de poppen gooien’’
is de ban doorbroken. Maar het zal
wel niet daarom zijn dat Dolf Ver
roen zijn nieuwste boek voor 6-8
jarigen „Allemaal de boom in” (uitge
verij Leopold, f 14,90) genoemd heeft.
In 35 korte verhaaltjes over weer
allemaal anders kinderen, blijkt hij
uitgegroeid te zijn tot een scherpe
waarnemer van het kleinJkinderle-
ven. Hij plukt de kinderen niet los
uit hun omgeving met eigen avon
tuurtjes. Hij laat hun zien, waar ze
ergens staan, en dat is vaak nergens,
vooral in de eigen kinderclan. Niet
alle jongens zijn de opgelegde helden,
en de succesformules van onze maat
schappij zijnv oor Verroens persoont
jes een bord met versuikerde spijkers.
Zie maar dat je ze doorslikt.
The Tjong Khing* heeft als illustra
tor die sfeer van tussen twee werel
den, die het centrale thema van Ver
roens verhaaltjes is, met een grote
afwisseling in de stemmingen weer
gegeven. Van innig, berustend, gees
tig, pesterig, angstig-klein tot wild-
klein.
Het boekje, dat overigens tien jaar
geleden al in de Verenigde Staten
uitkwam, geeft vele vragen in multi
ple choice vorm. Als alle vragen goed
worden beantwoord is het boek gauw
uit. Zo niet, dan wordt de lezers nog
wat extra pagina’s voorgeschoteld.
IN EEN GROOT AANTAL regio’s
ontbreekt een doeltreffende opvang
en begeleiding van kinderen met een
ontwikkelingsstoornis. Tot deze con
clusie komt mr. H. J. Kraykamp in
het rapport „Inventarisatie vroegtij
dige onderkenning” dat werd uitge
bracht in opdracht van het Nationaal
Orgaan Zwakzinnigenzorg en de Ne
derlandse Vereniging voor Revalisa-
tie. Kraykamp is het verder opgeval
len dat op de plaatsen waar wel
sprake is van een adequate opvang
en begeleiding de organisatiestruc
tuur nogal uiteenlopend is.
tiestoornissen te voorkomen (primaire
preventie) of in een zo vroegtijdig
mogelijk stadium op te sporen opdat
een doeltreffende behandeling kan
volgen (secundaire preventie). Een
van de bekendste preventie-maatre-
gelen is het PKU-onderzoek, waarbij
wordt nagegaan of een baby een
aangeboren stofwisselingsstoornis
heeft.
Van Gemund laat in zijn rapport
die onderwerpen uit de preventie van
functiestoornissen de revue passeren,
waarin de laatste tien tot twintig jaar
zoveel vooruitgang werd geboekt dat
praktische toepassing binnen bereik is
gekomen. Soms kon in de tekst op
een organisatorisch kader worden ge
wezen waar toepassing plaatsvindt of
gerealiseerd zou kunnen worden. Ook
dit rapport bevat een uitvoerig litera
tuuroverzicht.
En dat is het nu net met Verroen:
hij heeft dat boek geschreven, „waar
in het staat”, en waaruit hij de
geruststelling meegeeft dat bijvoor
beeld „iedereen wat kan, ook al kan
je de rest niet”; dat een wedstrijd
afschuwelijk is, omdat er altijd een
verliezen moet.
„Het Arabisch Avontuur van Mark
en Wendy” wordt heel spannend ver
teld door Robert A. van Dijk. Want,
je zal toch denken gezellig in e en
vliegtuig te stappen om een leuk
tochtje met je oom, die piloot is, te
gaan maken en dan in het verkeerde
toestel stappen en bij een stel misda
digers terecht te komen. Bange uur
tjes beleef je dan wel.
Voor de wat oudere kinderen, maar
ook voor de ouders een bundel met
gedichtjes van kinderen van 7-14
jaar, die door C. W. Schraa zijn
verzameld en uitgegeven onder de
titel: „Verlang maar niet te veel”. H.
Peperkamp verzorgde de illustraties.
De schrijver, zelf onderwijzer, heeft
de kinderen aangemoedigd en bezield
om h un gedachten en gevoelens in
dichtvorm op papier te zetten. Het
resultaat is ontwapenend en ontroe
rend.
Kraykamp doet ook een aantal
aanbevelingen. Naar zijn mening
moet vroegtijdige onderkenning wor
den gezien in het kader van de totale,
jeugdgezondheidszorg. Het moet daar
om als een gezamenlijke verantwoor
delijkheid van alle organisaties die
zich bezighouden met de zorg voor
het jonge kind. Het rapport wordt
besloten met een uitgebreid litera
tuuroverzicht.
maar die\ waren ook voor volwasse
nen bestemd. Er waren ook al wat
leerboekjes, maar toch nog geen ech
te kinderboekjes.
Waarom wij hierover beginnen?
Omdat Leonard de Vries, de man met
het meeste zolderstof in de longen,
vanwege het snuffelen naar oude
boeken, een alleraardigste bloemle
zing heeft samengesteld van oude
kinderverhalen en kinderversjes.
„Bloempjes der Vreugd” is de titel;
het wordt uitgegeven door De Haan,
prijs 27,50. Een prima uitgave, ook
door de illustraties, ofwel afdrukken
van houtsnedes dan wel en zeer
- fraai in kleur van kopergravures.
De kleuren zijn uiteraard nu niet
meer, zoals vroeger, door kinderen in
huisarbeid ingebracht. Het gaat bij
die gravures o.a. om „sanctjes”, kin
derprent] es of oortjesprenten. Om
alphabetische versjes met illustraties.
Aan deze conclusie gaat een uitge
breid overzicht vooraf van wat er
zoal in Nederland op dit gebied ge-
beurt, zowel regionaal als landelijk.
Aangegeven wordt wie zich taken
stelt en hoe deze worden uitgevoerd.
De taken die de verschillende teams
zich stellen blijken dikwijls uiteen te
lopen: sommige tèams richten zich
alleen op kinderen met een geestelij
ke achterstand, andere alleen op li
chamelijke of zintuigelijke handicap.
Voorlichting wordt vrijwel nergens
gericht gegeven, terwijl geld vaak
ontbreekt om het werk goed te kun
nen doen.
RT t l,
€11
Tatjana Graven vertelt in
Krantenhuisje” een kostelijk
haaltje over Mieze en Meindert Muis,
die, ontvreden over hun behuizing in
een oude bloempot, besluiten om naar
het Grote-Dierenbos-Bos te trekken.
Ze laden hun „Hebben en Houwetje”
in een autootje en gaan dan het grote
avontuur tegemoet. De leuke illus
traties zijn van B. Thijsse.
In de derde editie van Maritiem
Journaal (76 genoemd, maar hande
lend over 1975) zijn er enkele onder
werpen, die er duidelijk uitspringen.
Logisch natuurlijk, omdat zowel de
blokkades van de binnenschippers en
de rellen rond de visquotering ieder
een hebben aangesproken. Duidelijk
problemen in de sfeer van de scheep
vaart. Speerstra behandelt op over
zichtelijke wijze de acties van de
binnenvaartschippers en vooral de
kern van het conflict, de evenredige
vrachtverdelig ja of nee. De moei
lijkheden over de quoteringen wor
den op een rijtje gezet door J. de
Wit. Ook al zo’n probleem, waarvan
het eind nog niet in zicht is.
In Maritiem Journaal 76 (uitgege
ven door Unieboek, prijs 42,50)
heeft men zich zoals de vorige twee
jaren vastgehouden aan de opzet: een
twintigtal vaste rubrieken plus een
aantal bijdragen over actuele zaken.
Er wordt informatie gegeven, die ver
zameld werd uit de belangrijkste bin
nen- en buitenlandse scheepvaarttijd-
sehriften. Er is een lijst van de
belangrjjkste nautische nieuwe boe
ken, een vlootlijst enz.
Voor degenen, die zich beroepsbe-
halve dan wel uit liefhebberij en
interesse bezighouden met de scheep
vaart in brede zin, heeft dit boek
werk zich ontpopt tot een bijna
onmisbaar geworden archiefbezit.
Men vindt er de belangrijkste zaken
die gespeeld hebben of van invloed
zijn op de verdere ontwikkeling van
de scheepvaart beknopt terug. In de
vorm van goed leesbare artikelen dan
wel overzichtelijk gerangschikt cij
fermateriaal.
De belangstelling voor bundels afo
rismen neemt gestadig toe^ maar de
kwaliteit van de uitgaven hangt sterk
af van de samenstellers en soms lij
ken die alleen verzamelaars te zijn
van andermans werk. Dat is zeker
niet het geval met de bundel aforis
men van Cor de Jonge.. De Jonge
heeft er niet naar gestreefd een col
lectie korte, treffende uitspraken van
anderen of van zichzelf aan tè' leg
gen, maar zich bekwaam getoond in
het aaneenvlochten van gedachten
die, ofschoon „technisch” losstaand,
toch een geheel vormen, steunend op
een aantal hoofdgedaehten van filo
sofische allure. Het is daardoor een
van de betere aforismische reeksen
geworden, die de lezer boeiend tot
diepe, maar ook vluchtige en vaak
ook sterk humoristisch werkende
waarheidserkenningen voert 7,90).
Hollandia-Baarn.
ER ZIJN FERVENTE voor- en te
genstanders van de astrologie. Ook
zijn er speelser figuren, die in de
astrologie een psycho-symbolisch sys
teem zien dat door intutieve per
sonen gehanteerd zinnige conclu
sies kan opleveren over een horo
scoop. Die laatsten beroepen zich dan
meestal op dr. Carl Jung. Wie tens
lotte gelijk heeft, of in de toekomst
kijkt, weet niemand.
Een felle tegenstander was de Belg
Herman de Vos, die daarvan getuigt
in zijn boek „Astrologische uitda
ging”. Het boek is een uitgave van De
Nederlandse Boekhandel, Antwerpen
25.50).
Herman Vos getuigt van zijn te
genstand, maar vertelt later voor
stander te zijn geworden na lezing
van astrologische boeken door de
Fransman Andre Barbault. Voorts is
hij tegen de „ouderwetse” astrologi
sche opvattingen, maar verdediger
van de ideeën (lees liever: vermoe
dens) van Jung. Hierop ingaan valt
buiten het bestek van dit besprekink-
je.
Maar van die Andre Barbault is
nu, vertaald door W. G. M. van der
Veere-Doyer, bij Ankh-Hermes ver
schenen „Kennis van astrologie”.
19.50). Het is een ernstig bedoelde
goed geschreven verklaring van wat
onder astrologie moet worden ver
staan, om het even of Barbault gelijk
heeft of niet. Frappant is in dit boek
wel de door iedereen objectief te
volgen verklaring van het karakter
van Picasso op grohd van diens
astrologische gegevens. Uit het boek
kan men niet leren horoscopen te
maken.
Dat pretendeert wel een klein
boekje in de Ankert jesreeks van
Ankh-Hermes, „Over astrologie” door
Preston Crowmarsh, vertaald door A.
V. Bloembergen-Crom. 7.50). Het
bevat de geijkte methode, die in tien
tallen andere boeken uiitgebreider te
vinden is.
Zeer ernstig bedoeld is een dun
boekje, maar wel een hartekreet, van
Bart J. Bok en L. E. Jerome, twee
Amerikanen, die in „De mythe van
de .astrologie” felle tegenstanders blij
ken te zijn. Het is een uitgaafje van
8.50 van Het Wereldvenster in
Baarn. Het bevat een door 192 weten
schapsmensen, van wie 19 Nobelprijs
winnaars, ondertekende verklaring
tegen de astrologie.
De schrijvers wijzen erop, dat de
astrologie, elke wetenschappelijke
grond mist en dat ze van magische
afkomst is. Geen nieuwe argumenten
dus. Ze zien een groot gevaar in
astrologie omdat „geloof in sterren”
de mens een fatalistische levenshou
ding zou bezorgen en zien een even
groot gevaar in magisch denken. Voor
een deel hebben de schrijvers gelijk,
want er schuilen gevaren in. De mens
is echter een „magisch denkend zoog
dier” en hem is de zuivere rede niet
toebedeeld. Elk fanatiek beleden ge
loof in kerk of politieke partij, maar
ook in schijnbaar onbeladen zaken
als „ratonele wetnschap”, zelfs fo
als „rationele wetenschap”, zelfs be
grippen uit de wijsbegeerte, zijn niet
los te maken van het feit dat ze voor
een flink deel magisch zijn bepaald.
En als ik dan zie dat onder de
ondertekende nobelprijswinnaars zich
een man bevindt als de Oostenrijkse
nazi dr. Konrad Lorenz, die in de
oorlogsjaren zijn „Die Wert der Rein-
rassigkeit” schreef, maar door de me-
de-ondertekenaar van het boekje dr.
Niko Tinbergen als „politiek-naïef”
werd bestempeld, ga ik me iets af
vragen. Zou de magie in de astrologie
nu werkelijk zoveel slechter zijn dan
Paula van Jeddeloo vertelt wat
Frits allemaal beleeft in: „Het
Droomkasteel van Koning Oliebol”.
Illustraties zijn van Joke Spier. Max
Kruse: „Don Blik en de Gouden Jon
ker”. Het ruiterstandbeeld, dat ex-
generaal van het blikkenbussenleger
zelf in elkaar heeft geknutseld, neemt
op zekere nacht plotseling de benen.
Don Blik en zijn zoontje Donito plus
hun dieren gaan er achteraan.wat
ze dan beleven.nu dat kan je
allemaal lezen.
Meindert de Jong beschrijft in zijn
boek: „De zingende heuvel” de ont
roerende vriendschap tussen Ray, een
eenzaam klein jongetje en een oud
paard.
Helen Griffiths: vertelt in haar
boek: „Frederico”, de innige vriend
schap tussen de kleihe Antonio en
het- ezeltje Frederieo, dat vanaf hëel
klein ezelbabytje door hem was ver
zorgd en vertroeteld. Een totaal an
der verhaal over de liefde en vriend
schap tussen kind en dier is „Sacha”,
de Russische blauwe kat, van dezelf
de schrijfster, dat zich afspeelt tegen
de achtergrond van Londen. Toch ook
een ontroerend en tegelijk spannend
verhaal. Illustraties zijn van Walter
van Leeuwen. In „Koning Kannepap”
en andere sprookjes, een selectie uit
de sprookjes, die Arno Guldemond
schreef voor de bekende Radioru-
briek: „Kleutertje Luister”. Illustra
ties zijn van Guus Hens.
Lloyd Alexander leidt de jeugd
binnen in rijk der legenden uit het
land Wales en laat ze kennis maken
met de universele mythologie, in zijn
boek: „De Zwarte Ketel”. Illustraties
zijn van Onno Janssen. Nog meer
boeken over dieren en hun lotgeval
len bij UITGEVERIJ GOTTMER-
HAARLEM in een zeer verzorgde
reeks. Het zijn: „Tsjen, de wilde
gans” ♦an Adrienne Jones. Een mooi
verhaal over de manier van leven
van de Canadese wilde ganzen. Hun
V-vlucht hoog in de lucht naar het
Noorden om te paren, het bouwen
van het nest, het leggen en uitbroe
den van de eieren, het leren vliegen
en tenslotte de trek. Tsjen is de gans,
waar het verhaal Om speelt, en die
wordt gevolgd vanaf het eerste mo
ment dat hij als piepklein kuikentje
uit het ei klimt en verder gedurende
zijn groei, belevenissen en avonturen.
Tenslotte „De losgebroken hengst”
van Walt Morey. In dit boek wordt
op weer geheel andere wijze de ver
bondenheid en vriendschap, die kan
groeien tussen mens en dier, verteld.
Een mooie, koppige e n losgebroken
hengst en een, in wezen toch wel
eenzame jongen, vinden elkaar ten
slotte in de opperste krachtmeting.
Hannie van Til schrijft, „Op de
wieken” van de Leperkoenen, een
soort milieuverhaal voor kinderen,
onder de titel: „De laatste Leperkoe
nen”, een verhaal waarin door de
ogen var? de vogels het menselijk
gedrag een beetje belachelijk wordt
gemaakt. De illustraties zijn van
Meint van Till.
I
Si
«ai
■I v
'inrt>-