5 Rapporten over gezondheidszorg Maritiem Journaal Aforismen VOOR EN TEGEN DE ASTROLOGIE Dolf Verroen ziet het kind Oude kinderversjes in heel scherp Bloempjes der Vreugd J a pil MAANDAG WIJ ONTVINGEN ita i. Am ate urpsyc holog ie 47 uken, bad- vlie- e en :hter- 1U boekenboekenboekenboeken boekenboekenboekenboeken hoekenboekenboekenboeken boekenboekenboekenboeken boekenboeken boekenboeken boekenboeken boekenboeken boekenboekenboekenboeken boekenboekenboekenboeken boekenboekenboekenboeken boekenboekenboekenboeken tni. n k’ II «H<« P I F Onderkenning en preventie van functiestoornissen bij kinderen WEST-FRIESLAND- P.T. d en :isen- l MIEP DIEKMANN making van respectievelijk 10 en 5 op postgiro 1982700. UIGEVERIJ L. J. VEEN-WAGENIN- GEN Graven een Beide rapporten zijn te bestellen bij het N.O.Z. in Utrecht, door over- UITGEVERIJ HOORN. Dertien verhaaltjes over alledaagse dingen brengt Henk Bernard in de door Reintje Venema geïillustreerde bundel: „Okketok”. igd va- ke- ?en ge ar? on- „Zijt welkom brave letterheld Welkom in dit uur, Elk hart smacht naar het onderzoek En wacht u reeds met vuur”. Ja, ja „Het ver- sen 6.01 1.88 he il si de 58,00 16,00 32,30 8,20f 70.20 56,00 16,50 71,10 37,00 17,00 11,00 10,00e 1,80 27,50 35,20 9,00a 12,20 15,70 76J20 18,50 36,90 39,00 17,50 39,20 38.20 10,60 16,00 30,00 10,00 26,30 28,00 75,70 De kinderen (en ouderen) zullen erg veel plezier hebben beleefd, toch wel, aan de rijmpjes en histories. Je vindt in het boek o.a. terug dat Jan Pieter Hei je de schrijver was van „Zie de maan schijnt door de bomen”, van „De Zilvervloot” (welke voetbal supporter weet dat?), van „De zeven kikkertjes in de boeresloot”. Je treft een fragment aan van „Heintje de klikspaan”, van „De brave Hendrik”. >8,50 35,00 39,00 >1,00 31,60 19,50 >5,00 35,00 ’0,00 0,20e 0,20 19,00 31,00 39,00 3,00 >5,50 34,50 1.00 1,00 2,40 >2,50 2,00 4,50 5,00 4.00 1,50 6,50 5,00 6,50 3,00 6,10 8,00 2,00 4.00 8,00 9,00 3,00 4,50 8,00 9,00 3,60 7,50 0,50 2,00 9,00 9,50 2,00 9.W 5,00 De Nederlandse Spoorwegen zal op getogen zijn over „Het spoorreisje van Marinus en Daatje”. Je leest over gulzigaards, een wrede knaap, eerlij ke armoede, het uitdelen van winter- soep door kleine Piet aan de armen. AMERIKAANSE wetenschapsmen sen zijn tot de meest vreemde dingen in staat. Ook tot het Samenstellen van een merkwaardig geschrift als „pandleiding voor de amateurpsycho- loog”. Dit boekje (uitgegeven door Bosch en Keuning, prijs 12,50) geeft volgens de auteurs de mogelijkheden om op speelse wijze kënnis op te doen over psychologie. Die auteurs zijn dr. Robert M. Diamond en dr. John. C. Woodward. De eerste is niet alleen directeur van een universitair instituut, hij is eveneens een in Ame rika populaire cartoonist. De tweede is „gewoon” hoogleraar. De verkenningen, waar Dolf Ver roen zijn lezertjes mee op uit neemt, zijn altijd in de eigen omgeving. En dan kan dat eigene net zo goed fantastisch zijn en toch werkelijk heid. Zoals in „Naar Oma”, op bezoek in de bejaardenflat, met de naar volwassen begrippen wat verknipte buurvrouw, die echter voor oma en Rogier gewoon een lief mens is, nou en dan speel je haar gekke spelletjes mee. Hoever gaat gek, hoever is ge woon? Tien nieuwe deeltjes in de NOTE- DOPSERIE, de kijk- lees- en voor- leesserie voor jonge kinderen. Het zijn de deeltjes 21 tot en met 30 over de volgende onderwerpen: Vlinders, Post, Speelgoed, Oerwoud, Nacht, Boerderijen, Steden, Boeken, Solda ten, Klokken. Met de 20 voorafgaande deeltjes is het een populaire serie aan het worden, die behalve in het gezin ook op school goed tot haar recht komt, o .a. bij het projectonderwijs. De opzet: het vergroten van de woor denschat en het duidelijk overbren gen van begrippen en nieuwe woor den bij de kinderen, hebben wij al eerder trachten uit te leggen. Kinderboeken hebben terecht een steeds eigener plaats gekregen in de Nederlandse boekerij. Er is een kinderboekenweek en er worden ere- griffels uitgereikt aan schrijvers en schrijfsters. Het is niet minderwaar dig meer om kinderboekenschrijver te zijn. Er is een tijd geweest, dat men het beschouwde als iets dat men er wel even bij kon doen. Als je maar neerbuigend genoeg een kinder- taaltje neerpende. Gelijktijdig met deze inventarisatie verscheen „Preventie, vorderingen in primaire en secundaire preventie van functiestoornissen bij jonge kinde ren”. Dit rapport werd voor het Ne derlands Instituut voor Preventieve Geneeskunde-TNO samengesteld door kinderarts J. J. van Gemund. In een overzicht vermeldt deze dat bij 4 tot 6 percent van de levendgeboren kin deren afwijkingen voorkomen. Het is de bedoeling van de preventie func- Eric Carle creëerde een heel mooi uitgevoerd kijkboek: „Het Kameleon is in de war”. De schrijver werkt vaak samen met kinderen. De kinde ren doen een voorstel over een be paald dier en hij tekent, soms alleen maar details en de kinderen moeten later het dier in elkaar zetten, of aanvullen. Dolle pret, hoe gekker vaak hoe mooier. Tot slot een coupletje van een welkomstgroet aan de schoolopziener bij het gewone schoolbezoek (wij herinneren ons alleen nog maar de nerveuze toestand als die controleur zou komen, zowel bij leerkrachten als leerlingen) Het nut van het boek is dat men heel wat termen uit de psychologie tegen komt en ze ook kan leren begrijpen. Nadeel is echter, dat dit op een tamelijk oubollige manier gebeurt met prentjes die lang niet allemaal geslaagd zijn. Uit de verhalen en versjes het is een selectie van duizend boeken komt het tijdsbeeld duidelijk naar voren. Men kan er de soort opvoeding uit lezen, die welgestelde kinderen kregen plus de moraal, dat arme kinderen zich neer moesten leggen bij de door God gewilde toestand. Calvi nisme en roomse invloed stijgen als een ranzige walm uit die sfeerteke ningen omhoog. die in de agressie-theorieën van Lo renz, gebaseerd op de dierpsychologie. Want Lorenz is een bij uitstek ma gisch denker. En al die andere onder tekenaars’ Weten ze werkelijk iets van astrologie af? Niettemin is het een zeer nuttig boekje, speciaal aanbevolen aan te fervente „gelovers” in astrologie, war^t het zal ze enige nederigheid bijbreogen en dat is nooit weg. Opvallend is het vermogen tot vi sualiseren dat Verroen ontwikkeld heeft, de zogenaamde rustige opbouw van zijn verhalen, waar dan steeds onverwacht een climax of gekke draai uitknalt. Maar onverwacht of gek, het confronteert de lezer wel altijd met die andere dan de voorge kauwde mogelijkheid. Tegen de non sens aan ligt het stukje over die rotkat. En wie tiet tè vindt, dat een vader bang is voor muizen, een moe der beter een kapotte stoel kan repa reren en Tom leert breien, is al te laat met zijn protest. Ik hoorde eens een kind zeggen: „Als het in een boek staat, dan mag het”. Echte kinderliteratuur (dus verha len, die speciaal voor kinderen zijn geschreven) heeft er in Nederland niet altijd bestaan. Pas in 1778 werd de eerste „proeve van kleine gedigten voor kindëren” uitgegeven. Het was van de hand van de vrome advocaat Hieronymus van Alphen. Hij kan de baanbreker van de kinderliteratuur genoemd worden. Daarvoor lazen de kinderen (van de begenadigde hogere standen uiteraard) wel verhalen, Het was opvallend dat er de laatste jaren zo weinig gouden griffels vielen in de categorie kinderboeken voor de 6-9 jarigen. Met de bekroning van Guus Kuijers „Met de poppen gooien’’ is de ban doorbroken. Maar het zal wel niet daarom zijn dat Dolf Ver roen zijn nieuwste boek voor 6-8 jarigen „Allemaal de boom in” (uitge verij Leopold, f 14,90) genoemd heeft. In 35 korte verhaaltjes over weer allemaal anders kinderen, blijkt hij uitgegroeid te zijn tot een scherpe waarnemer van het kleinJkinderle- ven. Hij plukt de kinderen niet los uit hun omgeving met eigen avon tuurtjes. Hij laat hun zien, waar ze ergens staan, en dat is vaak nergens, vooral in de eigen kinderclan. Niet alle jongens zijn de opgelegde helden, en de succesformules van onze maat schappij zijnv oor Verroens persoont jes een bord met versuikerde spijkers. Zie maar dat je ze doorslikt. The Tjong Khing* heeft als illustra tor die sfeer van tussen twee werel den, die het centrale thema van Ver roens verhaaltjes is, met een grote afwisseling in de stemmingen weer gegeven. Van innig, berustend, gees tig, pesterig, angstig-klein tot wild- klein. Het boekje, dat overigens tien jaar geleden al in de Verenigde Staten uitkwam, geeft vele vragen in multi ple choice vorm. Als alle vragen goed worden beantwoord is het boek gauw uit. Zo niet, dan wordt de lezers nog wat extra pagina’s voorgeschoteld. IN EEN GROOT AANTAL regio’s ontbreekt een doeltreffende opvang en begeleiding van kinderen met een ontwikkelingsstoornis. Tot deze con clusie komt mr. H. J. Kraykamp in het rapport „Inventarisatie vroegtij dige onderkenning” dat werd uitge bracht in opdracht van het Nationaal Orgaan Zwakzinnigenzorg en de Ne derlandse Vereniging voor Revalisa- tie. Kraykamp is het verder opgeval len dat op de plaatsen waar wel sprake is van een adequate opvang en begeleiding de organisatiestruc tuur nogal uiteenlopend is. tiestoornissen te voorkomen (primaire preventie) of in een zo vroegtijdig mogelijk stadium op te sporen opdat een doeltreffende behandeling kan volgen (secundaire preventie). Een van de bekendste preventie-maatre- gelen is het PKU-onderzoek, waarbij wordt nagegaan of een baby een aangeboren stofwisselingsstoornis heeft. Van Gemund laat in zijn rapport die onderwerpen uit de preventie van functiestoornissen de revue passeren, waarin de laatste tien tot twintig jaar zoveel vooruitgang werd geboekt dat praktische toepassing binnen bereik is gekomen. Soms kon in de tekst op een organisatorisch kader worden ge wezen waar toepassing plaatsvindt of gerealiseerd zou kunnen worden. Ook dit rapport bevat een uitvoerig litera tuuroverzicht. En dat is het nu net met Verroen: hij heeft dat boek geschreven, „waar in het staat”, en waaruit hij de geruststelling meegeeft dat bijvoor beeld „iedereen wat kan, ook al kan je de rest niet”; dat een wedstrijd afschuwelijk is, omdat er altijd een verliezen moet. „Het Arabisch Avontuur van Mark en Wendy” wordt heel spannend ver teld door Robert A. van Dijk. Want, je zal toch denken gezellig in e en vliegtuig te stappen om een leuk tochtje met je oom, die piloot is, te gaan maken en dan in het verkeerde toestel stappen en bij een stel misda digers terecht te komen. Bange uur tjes beleef je dan wel. Voor de wat oudere kinderen, maar ook voor de ouders een bundel met gedichtjes van kinderen van 7-14 jaar, die door C. W. Schraa zijn verzameld en uitgegeven onder de titel: „Verlang maar niet te veel”. H. Peperkamp verzorgde de illustraties. De schrijver, zelf onderwijzer, heeft de kinderen aangemoedigd en bezield om h un gedachten en gevoelens in dichtvorm op papier te zetten. Het resultaat is ontwapenend en ontroe rend. Kraykamp doet ook een aantal aanbevelingen. Naar zijn mening moet vroegtijdige onderkenning wor den gezien in het kader van de totale, jeugdgezondheidszorg. Het moet daar om als een gezamenlijke verantwoor delijkheid van alle organisaties die zich bezighouden met de zorg voor het jonge kind. Het rapport wordt besloten met een uitgebreid litera tuuroverzicht. maar die\ waren ook voor volwasse nen bestemd. Er waren ook al wat leerboekjes, maar toch nog geen ech te kinderboekjes. Waarom wij hierover beginnen? Omdat Leonard de Vries, de man met het meeste zolderstof in de longen, vanwege het snuffelen naar oude boeken, een alleraardigste bloemle zing heeft samengesteld van oude kinderverhalen en kinderversjes. „Bloempjes der Vreugd” is de titel; het wordt uitgegeven door De Haan, prijs 27,50. Een prima uitgave, ook door de illustraties, ofwel afdrukken van houtsnedes dan wel en zeer - fraai in kleur van kopergravures. De kleuren zijn uiteraard nu niet meer, zoals vroeger, door kinderen in huisarbeid ingebracht. Het gaat bij die gravures o.a. om „sanctjes”, kin derprent] es of oortjesprenten. Om alphabetische versjes met illustraties. Aan deze conclusie gaat een uitge breid overzicht vooraf van wat er zoal in Nederland op dit gebied ge- beurt, zowel regionaal als landelijk. Aangegeven wordt wie zich taken stelt en hoe deze worden uitgevoerd. De taken die de verschillende teams zich stellen blijken dikwijls uiteen te lopen: sommige tèams richten zich alleen op kinderen met een geestelij ke achterstand, andere alleen op li chamelijke of zintuigelijke handicap. Voorlichting wordt vrijwel nergens gericht gegeven, terwijl geld vaak ontbreekt om het werk goed te kun nen doen. RT t l, €11 Tatjana Graven vertelt in Krantenhuisje” een kostelijk haaltje over Mieze en Meindert Muis, die, ontvreden over hun behuizing in een oude bloempot, besluiten om naar het Grote-Dierenbos-Bos te trekken. Ze laden hun „Hebben en Houwetje” in een autootje en gaan dan het grote avontuur tegemoet. De leuke illus traties zijn van B. Thijsse. In de derde editie van Maritiem Journaal (76 genoemd, maar hande lend over 1975) zijn er enkele onder werpen, die er duidelijk uitspringen. Logisch natuurlijk, omdat zowel de blokkades van de binnenschippers en de rellen rond de visquotering ieder een hebben aangesproken. Duidelijk problemen in de sfeer van de scheep vaart. Speerstra behandelt op over zichtelijke wijze de acties van de binnenvaartschippers en vooral de kern van het conflict, de evenredige vrachtverdelig ja of nee. De moei lijkheden over de quoteringen wor den op een rijtje gezet door J. de Wit. Ook al zo’n probleem, waarvan het eind nog niet in zicht is. In Maritiem Journaal 76 (uitgege ven door Unieboek, prijs 42,50) heeft men zich zoals de vorige twee jaren vastgehouden aan de opzet: een twintigtal vaste rubrieken plus een aantal bijdragen over actuele zaken. Er wordt informatie gegeven, die ver zameld werd uit de belangrijkste bin nen- en buitenlandse scheepvaarttijd- sehriften. Er is een lijst van de belangrjjkste nautische nieuwe boe ken, een vlootlijst enz. Voor degenen, die zich beroepsbe- halve dan wel uit liefhebberij en interesse bezighouden met de scheep vaart in brede zin, heeft dit boek werk zich ontpopt tot een bijna onmisbaar geworden archiefbezit. Men vindt er de belangrijkste zaken die gespeeld hebben of van invloed zijn op de verdere ontwikkeling van de scheepvaart beknopt terug. In de vorm van goed leesbare artikelen dan wel overzichtelijk gerangschikt cij fermateriaal. De belangstelling voor bundels afo rismen neemt gestadig toe^ maar de kwaliteit van de uitgaven hangt sterk af van de samenstellers en soms lij ken die alleen verzamelaars te zijn van andermans werk. Dat is zeker niet het geval met de bundel aforis men van Cor de Jonge.. De Jonge heeft er niet naar gestreefd een col lectie korte, treffende uitspraken van anderen of van zichzelf aan tè' leg gen, maar zich bekwaam getoond in het aaneenvlochten van gedachten die, ofschoon „technisch” losstaand, toch een geheel vormen, steunend op een aantal hoofdgedaehten van filo sofische allure. Het is daardoor een van de betere aforismische reeksen geworden, die de lezer boeiend tot diepe, maar ook vluchtige en vaak ook sterk humoristisch werkende waarheidserkenningen voert 7,90). Hollandia-Baarn. ER ZIJN FERVENTE voor- en te genstanders van de astrologie. Ook zijn er speelser figuren, die in de astrologie een psycho-symbolisch sys teem zien dat door intutieve per sonen gehanteerd zinnige conclu sies kan opleveren over een horo scoop. Die laatsten beroepen zich dan meestal op dr. Carl Jung. Wie tens lotte gelijk heeft, of in de toekomst kijkt, weet niemand. Een felle tegenstander was de Belg Herman de Vos, die daarvan getuigt in zijn boek „Astrologische uitda ging”. Het boek is een uitgave van De Nederlandse Boekhandel, Antwerpen 25.50). Herman Vos getuigt van zijn te genstand, maar vertelt later voor stander te zijn geworden na lezing van astrologische boeken door de Fransman Andre Barbault. Voorts is hij tegen de „ouderwetse” astrologi sche opvattingen, maar verdediger van de ideeën (lees liever: vermoe dens) van Jung. Hierop ingaan valt buiten het bestek van dit besprekink- je. Maar van die Andre Barbault is nu, vertaald door W. G. M. van der Veere-Doyer, bij Ankh-Hermes ver schenen „Kennis van astrologie”. 19.50). Het is een ernstig bedoelde goed geschreven verklaring van wat onder astrologie moet worden ver staan, om het even of Barbault gelijk heeft of niet. Frappant is in dit boek wel de door iedereen objectief te volgen verklaring van het karakter van Picasso op grohd van diens astrologische gegevens. Uit het boek kan men niet leren horoscopen te maken. Dat pretendeert wel een klein boekje in de Ankert jesreeks van Ankh-Hermes, „Over astrologie” door Preston Crowmarsh, vertaald door A. V. Bloembergen-Crom. 7.50). Het bevat de geijkte methode, die in tien tallen andere boeken uiitgebreider te vinden is. Zeer ernstig bedoeld is een dun boekje, maar wel een hartekreet, van Bart J. Bok en L. E. Jerome, twee Amerikanen, die in „De mythe van de .astrologie” felle tegenstanders blij ken te zijn. Het is een uitgaafje van 8.50 van Het Wereldvenster in Baarn. Het bevat een door 192 weten schapsmensen, van wie 19 Nobelprijs winnaars, ondertekende verklaring tegen de astrologie. De schrijvers wijzen erop, dat de astrologie, elke wetenschappelijke grond mist en dat ze van magische afkomst is. Geen nieuwe argumenten dus. Ze zien een groot gevaar in astrologie omdat „geloof in sterren” de mens een fatalistische levenshou ding zou bezorgen en zien een even groot gevaar in magisch denken. Voor een deel hebben de schrijvers gelijk, want er schuilen gevaren in. De mens is echter een „magisch denkend zoog dier” en hem is de zuivere rede niet toebedeeld. Elk fanatiek beleden ge loof in kerk of politieke partij, maar ook in schijnbaar onbeladen zaken als „ratonele wetnschap”, zelfs fo als „rationele wetenschap”, zelfs be grippen uit de wijsbegeerte, zijn niet los te maken van het feit dat ze voor een flink deel magisch zijn bepaald. En als ik dan zie dat onder de ondertekende nobelprijswinnaars zich een man bevindt als de Oostenrijkse nazi dr. Konrad Lorenz, die in de oorlogsjaren zijn „Die Wert der Rein- rassigkeit” schreef, maar door de me- de-ondertekenaar van het boekje dr. Niko Tinbergen als „politiek-naïef” werd bestempeld, ga ik me iets af vragen. Zou de magie in de astrologie nu werkelijk zoveel slechter zijn dan Paula van Jeddeloo vertelt wat Frits allemaal beleeft in: „Het Droomkasteel van Koning Oliebol”. Illustraties zijn van Joke Spier. Max Kruse: „Don Blik en de Gouden Jon ker”. Het ruiterstandbeeld, dat ex- generaal van het blikkenbussenleger zelf in elkaar heeft geknutseld, neemt op zekere nacht plotseling de benen. Don Blik en zijn zoontje Donito plus hun dieren gaan er achteraan.wat ze dan beleven.nu dat kan je allemaal lezen. Meindert de Jong beschrijft in zijn boek: „De zingende heuvel” de ont roerende vriendschap tussen Ray, een eenzaam klein jongetje en een oud paard. Helen Griffiths: vertelt in haar boek: „Frederico”, de innige vriend schap tussen de kleihe Antonio en het- ezeltje Frederieo, dat vanaf hëel klein ezelbabytje door hem was ver zorgd en vertroeteld. Een totaal an der verhaal over de liefde en vriend schap tussen kind en dier is „Sacha”, de Russische blauwe kat, van dezelf de schrijfster, dat zich afspeelt tegen de achtergrond van Londen. Toch ook een ontroerend en tegelijk spannend verhaal. Illustraties zijn van Walter van Leeuwen. In „Koning Kannepap” en andere sprookjes, een selectie uit de sprookjes, die Arno Guldemond schreef voor de bekende Radioru- briek: „Kleutertje Luister”. Illustra ties zijn van Guus Hens. Lloyd Alexander leidt de jeugd binnen in rijk der legenden uit het land Wales en laat ze kennis maken met de universele mythologie, in zijn boek: „De Zwarte Ketel”. Illustraties zijn van Onno Janssen. Nog meer boeken over dieren en hun lotgeval len bij UITGEVERIJ GOTTMER- HAARLEM in een zeer verzorgde reeks. Het zijn: „Tsjen, de wilde gans” ♦an Adrienne Jones. Een mooi verhaal over de manier van leven van de Canadese wilde ganzen. Hun V-vlucht hoog in de lucht naar het Noorden om te paren, het bouwen van het nest, het leggen en uitbroe den van de eieren, het leren vliegen en tenslotte de trek. Tsjen is de gans, waar het verhaal Om speelt, en die wordt gevolgd vanaf het eerste mo ment dat hij als piepklein kuikentje uit het ei klimt en verder gedurende zijn groei, belevenissen en avonturen. Tenslotte „De losgebroken hengst” van Walt Morey. In dit boek wordt op weer geheel andere wijze de ver bondenheid en vriendschap, die kan groeien tussen mens en dier, verteld. Een mooie, koppige e n losgebroken hengst en een, in wezen toch wel eenzame jongen, vinden elkaar ten slotte in de opperste krachtmeting. Hannie van Til schrijft, „Op de wieken” van de Leperkoenen, een soort milieuverhaal voor kinderen, onder de titel: „De laatste Leperkoe nen”, een verhaal waarin door de ogen var? de vogels het menselijk gedrag een beetje belachelijk wordt gemaakt. De illustraties zijn van Meint van Till. I Si «ai ■I v 'inrt>-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1976 | | pagina 9