AMSTERDAM UIT DE BRAND 1 Een lawine van herinneringen ll jr'üy 11 F. DONDERDAG as een i voor eden, en ■1 „MOKUM AAN DE AMSTEL” is een aantrekkelijk boek. Het is zo’n boek waarin je bladert, de oude foto’s bekijkt, zo hier en daar een stukje leest, en dan weer verder bladert. De 167 bladzijden zijn ongeveer gelijk verdeeld over tekst en illustratiemateriaal. Maar hoe aantrekkelijk een boek bij de eerste kennismaking ook lijkt, vóór alles dien je de vraag te stellen waarom het is verschenen. - MOKUM. Het is een algemeen aanvaarde benaming voor Amster dam. Hij is afgeleid van het Hebreeuwse woord „makoom”, de plaats. Een woord, dat onder de Joden ook een van de hoogste benamingen is voor God. Amsterdam is Mokum geworden door de Joden, die zich er drie eeuwen geleden hebben gevestigd. En die met de Amstelstad een huwelijk zijn aangegaan. „Een goed huwelijk”, aldus de Joodse romancier Siegfried E. van Praag in de ondertitel van zijn recentelijk verschenen „Mokum aan de Amstel”, een lijvig boek over Joods Amsterdam. Eveneens kort geleden verscheen van de hand van zijn neef, dr. André van Praag, „Een parkje in het oude Amsterdam”, een kroniek over het Sarphatipark, dat ook vrij veel aandacht schenkt aan de Joodse bewoners daar. Beide boeken vullen elkaar aan, verwijzen zelfs hier en daar naar elkaar. Wie ze naast elkaar leest, krijgt een goed en vrij volledig beeld van Mokum en zijn Joden. Vandaar dat we op deze pagina tamelijk veel aandacht besteden aan beide boeken. ONDER REDACTIE VAN KEES TOPS i 4 i I i I Het goede huwelijk aan de Amstel In het slothoofdstuk concludeert Sieg- BURGEMEESTER SaMKaiUJEK WETHOUDER SINNIGE -I de regering gesproken”, aldus Samkal- den. Enkele van die zaken zijn de tekorten bij de politie en de volkshuisvesting. Een heel hoofdstuk is gewijd aan voor vallen in zijn eigen familie. Zoals daar was een onbezorgde verwant, die op een middag tegen zijn vrouw zei: „Annetje, ik ga mij even laten scheren”. Maanden later kreeg zijn vrouw bericht dat hij met een Samuel Sarphati, aldus van Praag, was een man van een uitzonderlijke verbeel dingskracht en scheppingsdrang. Hij wekte, zoals een dichter het eens uitdruk te, de schone slaapster aan het Y, die sinds anderhalve eeuw lag te sluimeren binnen het keurslijf hater wallen. Tot zover Sar phati. KOMEN WE AAN de herinneringen van André van Praag. Die bestrijken een periode vanaf zijn vroegste kindertijd daar, maar spelen zich zo tussen neus en lippen ook wel op andere plaatsen af. OOK MAAKT André van Praag in zijn boek een uitstapje naar het Amstelveld, waar plotseling - evenals in het boek van zijn neef Siegfried - Krokadorus opduikt, de standwerker die de meest incourante artikelen verkocht, zoals kiespijnwatten, uitgedroogde zeep, „verlegen” haarkam men en dergelijke. Hij schreeuwde dan: Zoals bijvoorbeeld in Baarn, waar hij tijdens een regenachtige vakantie kennis maakte met de liedjes en de ontstemde gitaar van Koos Speenhoff, die zong: Vegetariërs zijn lieden Die ’t gebruik van vlees verbieden Als ze d’r maar gat in zagen Vulden zij hun koeie-magen Met gebrande lucifertjes Of met eikenhouten erwtjes Want ’t is zo deftig, ’t is zo fijn Om vegetariër te zijn. Zo ziet u, van de hak op de tak gaat het in de kroniek van André van Praag. Van de speelpartijen met de rotjongetjes in het parkje, via de kennismaking van verschil lende Joodse families, naar operetteklan- ken, het toneelgebeuren, het Concertge bouw en de stomme film. Een wat verwar de, maar amusante kroniek. EEN ANDERE herinnering: een dagje naar Zandvoort, de zandbak van Amster dam. Een dikke vrouw en haar zoontje sloegen aan het kijven, het zoontje kreeg een paar stevige hengsten op de oren. De reden: het jongetje wou zijn zandkasteel- tje mee naar huis nemen. Typeringen en typische Amsterdamse Joden komen aan bod in de hoofdstukken „De Amsterdamse Jood” en „Aparte men sen”, onder welke laatsten individualisten worden gerekend en ook leiders binnen de Joodse gemeenschap. Enkele bekende namen: Henri Polak, mr. Abel J. Herz berg, Sam de Wolff; maar ook de opper- standwerker „Kokadorus”, ofte wel Mey er Linnewiel, een lollige baas vol grove humor. Joden. „Langzaam is het huwelijk tot stand gekomen. De meeste tijd van hun samenleving stonden ze nog wat vreemd tegenover elkaar”. Het boek probeert een werkelijkheid (dat huwelijk) op te roepen. „Het is”, aldus Van Praag, „maar een proberen en benaderen. We zullen het hier doen met wat foto’s en wat beelden, gedachten, herinneringen en fantasieën”. DE GEMEENTE IS voorlopig uit de brand. Zoals gemeld heeft de regering besloten de hoofdstad van haar al dertien jaar lopende financiële zorgen te verlos sen. Vier en een half miljoen gulden over vier jaar: „Er is dus voor ons nog jaren brood op de plank”, aldus wethouder Sinnige van Financiën opgewekt. HET IS natuurlijk niet verwonderlijk dat het college van B. en W. blij is met de rijkssteun Burgemeester Samkalden zei op een persconferentie, dat de financiële overeenkomst de stad nieuwe mogelijkhe den biedt, maar ook nieuwe taken. „We zijn met deze regeling niet uit de moeilijk heden. Over tal van zaken wordt nog met W' ZOALS BEKEND ligt het Sarphatipark in de Pijp, de vroegere wijk Y-Y, waar destijds vele kunstenaars hun veelal armoedig bestaan leidden. De jonge Her man Heyermans had er een van zijn eerste schandaalwekkende romans, „Kamertjes zonde”, geschreven. Verder woonden er onder meer Louis Bouwmeester, Marie Faassen, Arthur van Schendel, Frederik van Eeden. Om deze reden - de veelheid van bespro ken onderwerpen - is het eigenlijk niet te doen, er een systematische bespreking over te schrijven. In de aanhef boven de bespreking van „Mokum aan de Amstel” hebben we al vermeld dat ook in André van Praag’s kroniek nogal wat Joodse mensen ter sprake komen, zodat beide boeken elkaar aanvullen. Niettemin lijkt het ons niet zinvol - en ook niet nodig - de joodse bewoners van de omgeving van het kleine parkje in de Pijp van de overigen te scheiden. (Dr. André van Praag. „Een parkje in het oude AmsterdamUit. Nijgh en Van Ditmar, Den Haag/Rotterdam; paperback, 149 blz 19 90). -2121 648,- TWEEDE HOOFSTUK: „Verschieten”, waarin onder meer de godsdienstbeleving van de Amsterdamse Joden ter sprake komt. Van Praag: „Eerlijk gezegd geloof ik, dat het aantal „vergeestelijkten” bij hen geringer was dan bij de Joden van Oost- en Centraal-Europa. De Amster damse Joden hielden van een goed leven tje, een goed „chajes”, ook en misschien juist wanneer hun bestaan moeizaam en armelijk was. HET EERSTE praktische gevolg van ’s rijks steun is dat nu kan worden begon nen met de bouw van het nieuwe stadhuis. Het rijk neemt het grootste deel van de bouwkosten voor zijn rekening. De opera is een ander geval. Deze kwestie is, aldus wethouder Sinnige, nog niet met het rijk besproken. „Dit kan ook niet, omdat er nog geen raadsbesluit is”. Maar als het aan de wethouder ligt wordt er nog voor de kerstdagen een kredietaanvraag bij de gemeenteraad ingediend. Sinnige: „In Nederland is dringend behoefte aan een operagebouw. Het muziekdrama geeft in deze tijd een volledige opleving te zien, maar er is nog geen plek om het uit te voeren”. Het park was in 1885 aangelegd ter nagedachtenis van dr. Samuël Sarphati, beroemd stedebouwkundige, die droomde van en streefde naar de „wereldstad Amsterdam” Sarphati was een veelzijdig man. Zijn doctorstitel droeg hij in zijn DE HUMOR. Max Tailleur natuurlijk, om te beginnen. Het woord „gein”, dat humor is gaan betekenen, maar dat eigen lijk stond voor lieftalligheid, bekoorlijk heid. Van Praag: „Geen wonder dat de niet-Joden Max Tailleur heel dankbaar waren dat hij in zijn Doofpot een heel cabaretprogramma aan Joodse geintjes wijdde. Voor veel Joden was dit het dan sen op een massagraf. Men kan het ook opvatten als een laatste hulde van een mede-Jood aan eigen makkers, met die bloemetjes waar de vergasten zelf zoveel van hielden”. kwaliteit van geneesheer. Hij stichtte in de hoofdstad de „Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Pharmacie”. Hij stichtte later ook de Handelsschool, de Maatschappij voor Landbouw en Land ontginning, de Nederlandse Hypotheek bank, de Nederlandse Bouwmaatschappij en een Portugees-Israelitische bewaar school. Hij was gemeenteraadslid en lid van Provinciale Staten. Hij bouwde onder meer het Paleis voor Volksvlijt en het luxe Amstelhotel en maakte plannen tot uit breiding, verfraaiing en sanering van Amsterdam. Dr. André van Praag motiveert het bestaansrecht van zijn boek in de laatste regels ervan. „Van de heel aparte, gemoe delijke stemming die er in de vooroorlog se dagen heerste in het park en in de buurt, destijds zeker voor driekwart bevolkt door de vrijzinnige Joodse mid- denstand, is niets meer te bespeuren. Daarom leek het mij verantwoord een en ander te vertellen over de sfeer uit die voorbije tijd en over zeden en gewoonten, handel en wandel van die ouderwetse mensen, die er vroeger een vrij zorgeloos bestaan hebben geleid: een voorgoed afgesloten tijdperk, waarvan nu zeker nog slechts heel enkelen kunnen getuigen”. fried van Praag dat het een goed huwelijk is geworden tussen de Joodse bruid en de Amsterdamse bruidegom. „De bruidegom was misschien wat ruw. Het Amsterdam se volk van de 17e eeuw was niet mis. En de bruid, het Joodse bruidje, weerbarstig en schuw. Hoe kon het ook anders, na ervaringen in Spanje en Portugal, Duits land, Polen en Bohemen?” „DE JOODSE BRUID gaf haar bruide gom als hartelijkst geschenk een naam uit haar eigen woordenschat...” Mokum. We begonnen met het huwelijk en we eindi gen ermee. Het beeld deed me denken aan een paar liedjes uit de aangrijpende musi cal „Anatevka”. Siegfried van Praag besluit zijn boek met de vaststelling: „Hij is een ruwe bruidegom gebleven. Zij is een lollige bruid geworden. En hoe lang heb ben ze nog samengeleefd. Een tachtig, negentig jaar. Maar het was uniek. Een posthume heiliging zijn we dit huwelijk schuldig”. OVER JOODS AMSTERDAM zijn al meer boeken uitgegeven. Zo is er het „Memorboek”, een standaardwerk van M. H. Gans, die tevens een fotoboek over de Jodenhoek heeft samengesteld. Na de fatale Tweede Wereldoorlog schreef dr. Jaap Meijer „Het verdwenen ghetto”. Waarom dan nu „Mokum aan de Amstel”? Siegfried E. van Praag heeft zich die vraag ook gesteld en schrijft nu bij wijze van verantwoording: „Men kan het beschouwen als persoonlijke getuigenis. Over de Amsterdamse Joden zal ik wel nooit uitgepraat raken(. Ik meen de Amsterdamse Jood en de Amsterdamse Joden gekend te hebben en zelfs meer dan dit. Ik heb van ze gehouden Een persoonlijk boek dus, zonder zake lijke of geschiedkundige pretenties. Een boek over de mens. En in zijn algemeen heid heeft het doen verschijnen van een boek over Joden altijd nog een reden op de achtergrond: het bewaren van het beeld van een wereld die door de waanzin nige hand van Nazi-Duitsland werd uitge wist. Een reden op de achtergrond, maar tevens ook weer in dit boek een grauwe schim, die telkens even opduikt. Met het actuele nieuws van deze weken misschien een beetje teveel van het slech te, maar reëel en onvermijdelijk. ZOALS GEZEGD heeft Van Praag voor zijn boek het beeld van het huwelijk gekozen. Over dat beeld schrijft hij: „Een echt huwelijk ontstaat langzaam, orga nisch, niet alleen door een tocht naar het stadhuis en een trouwbriefje; niet alleen door liefde op het eerste gezicht; niet alleen door paring”. En zo is het ook met het huwelijk tussen Amsterdam en de 1 vriendin zijn intrek had genomen in een Londens hotel. „Terugstraling en herleving” belicht de Joodse kunstuitingen. Er staat een Jiddi sche versie in van SPEENHOF'S „Brief van een moeder aan haar zoon die in de gevangenis zit”. Het geeft voorbeelden van typisch Joodse toneelstukken en gedichten over de Jodenbuurt. Ook is de regeling volgens Samkalden nog niet af. „Er zijn nog nadere onderzoe kingen nodig naar de voornaamste ver oorzakers van de begrotingstekorten: de stadsvernieuwing, het welzijnsbeleid, de centrumfunctie van de stad en de kosten verbonden aan de zorg voor de waterwe gen en de waterrijkdom van de stad”. De resultaten van deze onderzoekingen moe ten duidelijk maken in hoeverre Amster dam in de komende jaren op nog meer financiële rijkssteun kan rekenen. Het waren voornamelijk de cafees op het Rembrandtplein, die de Joden bezoch ten: „De Kroon”, „De Mil”, „Schiller”, de „Nieuwe Karseboom”. Dat laatste had twee bijnamen: „De warme Jad”, naar vrijende paartjes die daar de hele avond hand in hand zaten, en „Sjema Benegei- gem”, een verbastering van een rechts term die „hoor en wederhoor” betekent. Siegfried van Praag heeft nogal wat per soonlijke herinneringen aan café „De Kroon”. Hij voerde er gesprekken met Ome Joseph van Lier van het Grand Thé- atre, met de oude Dassy van het gelijkna mige circus, met tingel-tangel-soubrette In het hoofdstuk „Plaatsen” maken we kennis met de Jodenhoek, zoals Van Praag die heeft leren kennen: aan de hand van zijn moeder. De twee pleinen daar: het Weesperplein en het Jonas Daniël Meyerplein. Het eerste door hem het broodwinningsplein genoemd, het tweede het religieuze plein. Het Weesperplein was voor hem een gewoon Amsterdams plein. Diamanthandel, straathandel, bedelaars. Het religieuze Meyerplein betekende voor hem diepte, vroomheid. Andere plaatsen in de Jodenbuurt komen ter sprake: Wees- perstraat, Jodenbreestraat. En de Planta ge, een Joodse buurt voor de meer vermo- genden. Artis, dat voor veel oude Joodse mensen meer een binnen- en buitensocië teit was dan een zoölogische instelling. Het Sarphatipark, „een tamelijk Joods woonplan tsoen”. (Siegfried E. van Praag:.Mokum aan de Amstel”. Uitg. C. de Vries-Brouwers, Antwerpen: Amsterdam, gebon den, 167 blz., 85.) MAAR, zo is de burgemeester van I mening, voor Amsterdam is nu de moge- I lijkheid geschapen op basis van dit nieu- I we evenwicht (voor het eerst in die dertieh I jaar kan het college nu een sluitende I begroting indienen, red.) in het vervolg I zelf verantwoordelijkheid voor gezonde I gemeentefinanciën te nemen, zelf noodza- kelijke besnoeiingen aan te brengen en neffingen in te voeren. Want het is, zoals we reeds meldden, wel de bedoeling dat Amsterdam nu zelf zorgt dat de komende jaren de begroting blijft sluiten. Die van- zelfsprekende voorwaarde heeft de rege- I ring wel aan haar steun verbonden. „En wat kost deze buitengewone okkasie? Geen miljoen, geen half miljoen, geen ton, geen halve ton, geen tientje geen riks, geen gulden maar een simpel kwartje!” TOT DE AANTREKKELIJKSTE onderwerpen in „Mokum aan de Amstel” behoren „Joods plezier” en „De humor”. Om met het eerste te beginnen, Amsterdams-Joods plezier liep de kroeg voorbij, en ging naar het café-chantant, het cabaret, variété, de opera, het goede toneel, het goede concert. Waarom niet naar de kroeg? Van Praag: „Ze dronken weinig alcoholische dranken. Ze hielden niet van donkere intieme hoekjes met weinig licht. En ze voelden zich niet thuis bij het niet-joodse publiek dat in mijn jeugd de kroegjes bezocht. Daarentegen waren ze dol op ruimte en licht en, als het kon, nog wat muziek”. „EEN PARKJE in het oude Amster- dam” verschilt hemelsbreed met het hier- j boven besproken werk. Het boek van - André van Praag - tweetalige nu Belgi- 1 sche arts-schrijver, auteur van novellen, essays maar vooral succesvolle toneel stukken - is om te beginnen geen kijk boek. Weliswaar staan in het midden enkele bladzijden met foto’s, maar in hoofdzaak is het een achter elkaar geno teerde lawine van herinneringen, erva ring en anekdotes. André van Praag heeft zijn jeugd in de omgeving van het Sar phatipark doorgebracht, is er geboren en op school gegaan en achter zijn schrijfta fel in zijn huidige woonplaats Brussel heeft hij zeer veel uit die periode „opge graven”. Je vraagt je bij het lezen af, hoe een mens het allemaal onthoudt. Cototje Culp en met Louis Davids, die na een gesprek eens opmerkte: „Nu moet ik gaan sappelen”. chnics -1500 599,- I

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1976 | | pagina 11