I
Geschildert tot Leyden anno 1626
Publiek moet
heen en
r
weer geschud
worden
ERIK VOS, LEIDER VAN DE APPEL:
I
1
RPPELTNERTER
Natuurlijk niet, ze zijn extremer dan de gangbare normale mens.”
door Ko van Leeuwen
doo
Collectionneurs
Bru
Woon- en werkklimaat
Hoogtepunt
door
Cees
Straus
Kannibaal
Geen geld
De Gouden Eeuw de alleen tot ons land beperkt gebleven benaming van de 17e
eeuw blijft trekken. De enorme produktie van schilderijen, kunstnijverheid,
beeldhouwwerken en wat dies meer zij stelt de musea drie eeuwen later telkens weer
in staat het beeld aan te vullen en te completeren dat wij van die tijd hebben. Van
geen eeuw dan de naastliggende is onze kennis en inzicht zo groot als deze. Wie de
naoorlogse periode bekijkt, ziet dat de musea praktisch elke grote meester uit de 17e
eeuw doeltreffend in kaart hebben gebracht. Met Rembrandt gebeurde dat vele
malen maar ook met Jan Steen, Frans Hals (In het licht van) Vermeer, Gerard
Terborch en recentelijk nog Aelbert Cuyp op de grote overzichtstentoonstelling van
de Gouden Eeuw in de National Gallery in Londen.
IK?.
„Hier aan dit gebouw klopt niets. En dat vinden wij fantastisch.
Deze oude sfeer, dit grillige gebouw, dat heeft nou precies het
karakter waarvan wij vinden dat het bij ons hoort. Zo kiezen wij ook
een beetje onze acteurs, mensen met een duidelijk krakter, graag een
beetje eigenzinnig. Dat betekent dat je iets met ze kunt doen, dat ze
niet zijn afgestompt. Acteurs, dat moeten voor mij bijzondere mensen
zijn. Die hele nieuwe cultus van de acteur is maar een gewoon mens,
dat is volslagen onzin. Een kunstenaar een gewoon mens? Vind ik
absurd. Het publiek investeert ook geen tijd en geld om naar gewone
mensen te komen kijken. Waarom kijk je naar een schilderij van
Jeroen Bosch? Waarom ga je naar toneel kijken? Omdat het extreem
is. Is Hamlet een gewoon mens? Welnee. En de mensen die bijvoor
beeld Pinter in zijn stukken laat zien, zijn dat gewone mensen?
Pure armoede
*W.
4
H|||I
■L...
Kunstenaar is geen
gewoon mens
I
r
i 1
i’
iiiimfiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiniiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiim
I*
Rembrandt in eigen
lokaal decor
li
(Tot en met 9 januari 1977).
duinstraat 6 den haag tel 070 5c>2loo
1
1
1
regisseur en spelers trachten een balans te
vinden”.
De Lakenhal in Leiden is afgestapt van
deze opzet om een of meer schilders tot
het hoofdonderwerp van een tentoonstel
ling te maken. Ze koos als thema een
jaartal: „Geschildert tot Leyden anno
1626”. Daarmee hebben we al meteen een
interessant uitgangspunt want een derge
lijk jaartal, in dit geval precies 350 jaar
achter ons, kan zowel tegen een lokale
achtergrond als tegen een landelijke
geplaatst worden. Met andere woorden:
de bezoeker met een historische belang
stelling voor Leiden zal geïnteresseerd
raken, maar ook degeen die de landelijke
reikwijdte van de „Leidse” kunst kent.
Leiden was bij het ingaan van het twee
de kwart van de 17e eeuw met 47.500
inwoners de tweede stad in grootte van
Holland. Ze ontleende grote belangen aan
de produktie van en de handel in lakense
goederen, mede door een hecht georgani
seerd gilde-systeem, maar moest op schil
derkunstig gebied niet alleen Amsterdam
laten voorgaan, maar ook Haarlem met
zijn landschapskunst en ten dele ook Den
Haag en Delft. Wie dit punt in ogen
schouw neemt en het is bij het bezien van
de tentoonstelling veruit het belangrijk
ste, zal bemerken dat wat in Leiden plaat
selijk als een gereputeerde naam klonk,
landelijk degradeerde tot het tweede plan.
De expositie ontleent echter daar haar
kwaliteit aan waar ze tegen het plaatselij
ke kader twee meesters plaatst wier
„schilderkonstige” prestaties het effect
van een baksteen in stilstaand water moe
ten hebben gehad.
Erik Vos: „Er is krankzinnig hard
gewerkt om alles in elk geval zover te
krijgen dat we er deze première al konden
brengen en alles moest op een koopje. Dat
De tentoonstelling is althans op
papier tamelijk klein van opzet. Men
betreedt een zaal met landschappen, por
tretten, zeegezichten en stillevens, vindt
daarnaast een prentenkabinet en komt
vervolgens in de derde en laatste ruimte
waar de historie- en genrestukken han
gen. Dat lijkt weinig maar men krijgt van
deze zes onderwerpen de belangrijkste
in de 17e eeuw toch een goede indruk,
temeer daar er sprake is van een even
wichtig geheel.
betekent een uitbuiten van de middelen
die je ter beschikking hebt en dan kom je
tot de verrassende ontdekking dat daar
iets ontzettend fijns uit kan groeien. Is dit
geen prachtig theater geworden? Er kun
nen nu tweemaal zoveel mensen komen
kijken als in ons vorige theater”.
Tot de kleinere werken van Rembrandt
behoren voorts een doek uit het Rijksmue-
sum te Amsterdam, voorstellende Tobias
en Anna en de eerste uit een lange rij van
werken die de schilder aan de figuur van
Tobias zou wijden. De uitbeelding van
Anna lijkt sterk op die van de vrouwefi-
guur in het werk De muzikanten, even
eens aanwezig. Meer invloed dan van
Lastman kan hier worden toegeschreven
Vos: „Dergelijke omstandigheden lei
den je gedachte in een bepaalde richting.
Het stuk moet vanuit zichzelf opgeroe
pen worden. Ieder kunstmatig eiland
schiet tekort, neemt een te definitieve
plaats in. Nou, dan liever helemaal geen
eiland. Dan vind ik deze oplossing erg
mooi, zomaar in het zand. Dat komt heel
oprecht over. Ik heb ook niet geprobeerd
om een realistisch toneelbeeld te maken.
Daarom gebruiken we alleen de noodza
kelijke rekwisieten. Maar hoe doe je dat?
De koningszoon Ferdinand is bijvoor
beeld gedoemd hout op te stapelen. Hout
zoeken staat er in de tekst. In andere
voorstellingen zijn er altijd takkenbossen
gebruikt. Bij ons sjouwt hij met twee
grote zware balken. Stel dat Van Agt of
prins Bemhard nou eens in een concen
tratiekamp zitten en zwaar werk moeten
doen. Werk dat ze niet gewend zijn. Nou,
in dit stuk krijg je een prins te zien die
zwaar werk moet doen en dat vindt ie
fantastisch. Het hout moet een concrete
functie hebben. Die prins kan dat harde
werk aan omdat daar de liefde van Miran
da tegenover staat.”
rondstampen, dan klinken hun voetstap
pen niet hol.
zmerhand de opinie dat er nog een tweede
schilder aan het doek had meegewerkt en
dat zou dan Lievens zijn geweest.
„Gelukkig zijn er uitzonderingen. De
groep Kiss uit Rotterdam, die doet het
schitterend. Ik heb hun Oresteia gezien.
Fanstastisch gewoon, fascinerend thea
ter. Dat zijn mensen die op een bezeten
manier bezig zijn. Als ik dat zie, dan denk
ik. alleen maar: ,Loch heerlijk!”
Die bepalingen en ordonnantiën ter
regeling van de verkoop waren nodig om
malafide praktijken en concurrentiever-
schijnselen tegen te gaan. Bij de wet was
geregeld dat schilderijen niet in het open
baar onder de vrije hemel mochten wor
den verkocht, maar er bestond een uit
wijkmogelijkheid in de vorm van de jaar
markt. Bovendien bestond toen ook al de
kunsthandel en natuurlijk was er de
opdrachtgever die zijn huis wilde ver
fraaien om daarmee zijn aanzien en sttus
te verhogen. Zo’n opdrachtgever stelde de
schilder in staat om meer moeite aan zijn
werk te kunnen besteden en we kunnen
zeker stellen dat Rembrandt zijn eerste
grote doeken in opdracht heeft gemaakt.
Bovendien bestond het verschijnsel van
de vendel- en schuttersstukken waarin te
Haarlem Frans Hals zo’n grote hoogte zou
berreiken. In Leiden ontving Joris van
Schooten zo’n vererende opdracht, maar
wie beide schilders vergelijkt ziet toch een
vergaand verschil in kwaliteit.
Naast de opdrachtgevers waren er de
verzamelaars. Een belangrijke naam in de
jeugd van Rembrandt was Matthijs van
Overbeke, Duits koopman wiens verza
meling door gebrek aan financiële midde
len bij de eigenaar al spoedig uiteen zou
vallen. Plaatselijke bekendheden die zich
om de schilderkunstige preststies bekom
merden waren de advocaat Jeronimus de
Backere die een Holbein, Roelant „van
Savorij” en een Essaias van de Velde in
zijn collectie had, maar ook van Joris van
Schooten aankocht, de schilder Cornelis
Boissens en enkele herbergiers.
„Er zijn veel reële momenten in De
Storm die ik wel wat abstraheer. Bijvoor
beeld bij Kalibaan, de oorspronkelijke
bewoner van het eiland, die het monster
wordt genoemd. Monster of kannibaal.
Omdat hij leeft van rauwe mosselen. Het
is precies zoals de blanke Amerikaan over
indianen denkt. Maar wat doen wij? Wat
eten wij zelf? Witte kalfslapjes, die moe
ten zelfs nog wit worden bijgekleurd. Wat
wij eten is in feite zeker zo kannibalistisch
als wat dat monster eet. Daarom heb ik
het Kalibaan bewust menselijker willen
houden. En Robert Prager slaagt daar
prachtig in”.
De
afwa
gewi
plots
wekt
man
vade
rijwi
scho
ben i
brak
niscl
zatei
prpt
zo’n
De
ment
dorre
orgai
maar
gega;
geen
naar
vcs:
ningc
te m
jamp
hapj<
zater
café,
zijn 1
sprei
eens
door
met
ges
beg
1,
'1
1
1
f 1
t
Nu was Leiden in deze periode vooral
belangrijk om het genrestuk. Weliswaar
bezat het in David Bailly en Joris van
Schooten vaardige portrettisten, maakten
Jan van Goyen en de „geïmporteerde”
Johannes Porcellis opgang als schilders
van respectievelijk het landschap en het
zeegezicht, de Sleutelstad had omstreeks
1626 al een meer dan plaatselijke faam
voor wat betrof het werk van de toen nog
zeer jonge schilders Jan Lievens en Rem
brandt van Rijn. Het zijn deze twee die de
tentoonstelling in een bijzonder perspec
tief zetten.
Rembrandt zou in het bewuste jaar 20
worden, Lievens een jaar jonger. Op die
leeftijd had Rembrandt al een volledige
studie achter de rug; eerst bij Jacob van
Swanenburgh die ook op de tentoonstel
ling vertegenwoordigd is en later bij Pie
ter Lastman in Amsterdam. In plaats van
zelf leerling te zijn had hij eigen leerlingen
in de persoon van Gerrit Dou en Isaac de
Jouderville. Hetzelfde gold voor Lievens
„Dat heeft ook direct te maken met de
wijze waarop je een stuk presenteert. Hoe
abstracter een stuk is, hoe concreter je
moet latren zien waarom het gaat. Ga je
een realistisch stuk ook nog sterk realis
tisch spelen, dan hoeft het voor mij niet.
Dan valt de toeschouwer in slaap. Het
publiek moet zich naar beide kanten kun
nen bewegen. De Storm betekent een
afwegen van uiterst abstracte en uiterst
concrete gegevens. Daarin moet je als
Voor De Storm heeft Erik Vos het als
regisseur ook niet in kostbare decors en
kostuums gezocht. Er was geen geld en
dat prikkelde alleen maar zijn vinding-,
rijkheid. Bij de opvoering wordt gebruik
gemaakt van wat zich aandiende. Dat wil
zeggen dat er geen decor ontworpen hoef
de te worden. Geld voor een speelvloer
was er niet, maar ook de tijd om hem te
maken ontbrak. Maar wat is er mooier
dan duinzand voor het eiland waarop De
Storm zich afspeelt? Nu buitelen de
acteurs van De Appel rond op een natuur
lijk stukje grond. Als zij op dat eiland
en toekomst. Als je het verleden niet kent,
dan is de toekomst perspectiefloos. Als ik
een oude schoen of een oude boom zie,
dan denk ik aan wat er met zo’n schoen
gebeurd kan zijn, dan denk ik aan een
jonge boom. Als jonge toneelmensen niets
weten van Shakespeare, wat moeten ze
dan met toneel van vandaag? Ik ben daar
erg van geschrokken. Dat betekent pure
armoede. Ze leren ook zo weinig klassiek
spelen. Naast de inbreng van persoonlijk
karakter is toneel ook nog een vak. Het is
net als bij voetballen. Een voetballer moet
een bal kunnen stoppen, onder controle
kunnen houden. Nou, voor toneel zijn ook
gewoon technieken. Is iemand eenmaal
bij een gezelschap, dan is er geen tijd
meer voor om dat aan te leren. Een hele
boel van dis mensen zullen straks brode
loos zijn. Het betekent gewoon een verar
ming”.
Het jaar 1626 is voor Rembrandt een
breukpunt in zijn werk geweest. In of
omstreeks deze tijd begon hij namelijk
voor het eerst op groot formaat te werken.
Wat daarvoor tot stand kwam, wordt ech
ter met enkele belangrijke werken geïllus
treerd. Daar is allereerst de uit 1626 date
rende Doop van de kamerling, pas nog
ontdekt als een tot dan toe onbekende
maar authentieke Rembrandt in particu
lier bezit en in handen gekomen van het
Catharijneconvent in Utrecht. Het doek is
nu in Leiden te zien, schitterend gerestau
reerd en wat vooral binnen de context van
deze expositie opvalt, een hoogtepunt in
de Leidse schilderskunst in dat jaar.
aan de Italiaan Caravaggio, maar wat
vooral blijkt is dat Rembrandt nog geheel
andere opvattingen koesterde over licht
en schaduw dan uit de latere werken zou
blijken.
De Storm is de eerste Shakespearevoor-
stelling van De Appel. Erik Vos: „Ja, dat
betekent toch een enorm risico. Kun je het
aan met de mensen die je tot je beschik
king hebt. En dan met zulke beperkte
middelen. Ik geloof nu dat het gelukt is.
En dan kom ik toch weer terug op wat ik
zoëven gezegd heb: acteurs, dat kunnen
geen gewone mensen zijn. Ze moeten wel
middenin het leven staan, zien wat er
Van Rembrandt zijn uit 1626nog zes gesigneer
de en gedateerde werken over waarvan vier in
ons land zijn. De Lakenhal bezit daarvan zelfde
hierbij getoonde genreschildering ..Palamedes
voor Agamemnoon". Het onderwerp, waarbij
Rembrandt zich wellicht heeft laten inspireren
door Vondels Palamedes uit 1625, kan duiden
op de vervolging in Leiden van de Remonstran
ten. Kunsthistorici zijn van mening dat het schil
derij een pendant heeft in de Steniging van
Stefanus dat een jaar tevoren door Rembrandt
werd geschilderd en zich thans te Lyon in
Frankrijk bevindt
It
i
I
die bij Van Schooten en Lastman had
gestudeerd en zijn broer Dirk, Hans van
den Wijngaert, Hendrick Schook en ande
ren tot zijn leerlingen kon rekenen.
De oprichting door de glazeniers van
het Sint Lucasgilde in 1615 heeft voor de
schilders geen positieve gevolgen: ze wor
den opnieuw buiten de deur gehouden.
Pas in 1642 wordt een ordonnantie opge
steld waarin de verkoop van schilderijen
wordt geregeld, maar een officieel gilde
komt pas in 1642 tot stand.
Nu
geval
nogal
Brem
houdt
eigen
docht
mee d
helpe:
bank'
direct
centr;
gelde
dus,
dired
van 1
Breb;
singe:
het e:
direc
waar:
tneer
I-
1 j
Dat valt met name op in twee behoorlijk
grote historiestukken, Het feestmaal van
Esther en Palamedes voor Agamemnoon.
De kleuren zijn hier bijna on-Hollands,
een fel rossig schijnsel typeert vooral de
sfeer rond de afbeelding van Esther Er
kan wel een reden worden gevonden voor
dit afwijkend patroon. Reeds voor de
Tweede Wereldoorlog bestonden ten
aanzien van de authenticiteit de nodige
twijfels. Nadat een groep kunsthistorici
eerst zonder twijfel Rembrandt als de
maker had aangewezen, ontstond lang
Op
teem f
dochte
na 50C
zelfsta
een ei
machi
gezam
de far
zich B
I Elk b«
door c
weer c
worde
manie
eende:
naart
persoi
lies, d
verliei
voor
zijn. E
van t
winst
winst
gen.
durini
krijge
hun b
invest
Tegenwoordig bestaat zelfs de opvat
ting dat Lievens de enige was die aan het
schilderij heeft gewerkt. Een mening die
aanvechtbaar is. Wie Rembrandt latere
vrouwfiguren beschouwt ziet een sterke
voorkeur naar bepaalde, hem als ideaal
voorkomende, karaktertrekken die bij de
figuur van Esther in oorsprong aanwezig
zijn. Gedeeltelijke medewerking van
Rembrandt kan ook dan ook niet uitgeslo
ten worden.
i
1
rondom ze gebeurt. Maar een acteur zal
extreem moeten leren leven. De toneel
school zegt: Wees jezelf op het toneel, nou,
er is wel iets mis met die gedachte. Toneel
moet twee dingen oproepen, zegt Aristote-
les, meelij en verschrikking. Medelijden
opzich voldoet niet. Ik noem Oidipoes. Die
ogen uitsteken, met die man heb je mede
lijden, maar het is tegelijkertijd afschrik
wekkend wat er gebeurt. Kreoon roept
medelijden op omdat hij zo kortzichtig
is, maar het boezemt af keer in dat die man
niet beter kan nadenken. Dat zaait ver
warring en zo moet het ook. Het publiek
zit er om heen en weer geschud te
worden”.
De Appel heeft het oude onderkomen,
het Theater aan de Haven verwisseld voor
een nieuw huisvesting die Appeltheater is
gaan heten. Van oorsprong een paarden-
tramremise, later omgebouwd tot mane
ge. Nu is er in nog geen drie maanden tijd
door ongelooflijk hard werken een broei-
plaats voor toneel ontstaan met een speel
zaal die aan het oude amphitheater doet
denken, met tweehonderdzestig zitplaat
sen, zo opgeslteld dat elke bezoeker het
toneelgebeuren goed kan overzien.
In welk klimaat nu woonden en werkten
Lievens en Rembrandt? Hoewel de sociale
zijde van de economie bepaald werd door
het machtige gildesysteem, konden de
Leidse schilders zich maar moeizaam ver
enigen. Een eeuw tevoren had het Sint
Lucasgilde bestaan, maar na de oorlogs-
troebelen was daar niet veel meer van
overgebleven. Eind 1609 werd een bepa
ling afgekondigd die diende ter bescher
ming van de kunstverkoop maar als zoda
nig had weinig invloed op een goede rege
ling. Een paar maanden later komt uit de
schilderskringen het verzoek om een gilde
te mogen oprichten, hetgeen niet wordt
toegestaan
Met enige bezorgdheid kijkt Erik Vos
naar de jongste acteursgeneratie: „Ik had
hier onlangs een paar vierdej aarsleerlin
gen regie van de toneelschool. Ze hadden
nog nooit Shakespeare gelezen. Als ik dat
hoor, dan schrik ik. Ieder mens leeft rijker
wanneer hij in verband staat met verleden
Het betreft hier steeds namen uit de
gegoede burgerij, de derde stand die
opkwam als reactie op de vergaande
macht van adel en kerk. De invloed van de
eerste stand moet getuige wat daarover is
opgemerkt, vrij gering zijn geweest. Een
gegeven dat ook te maken heeft met Ho
veranderende religieuze voorkeuren.. Qofc
in dit opzicht zijn de eerste decennia van
de barok een waar breukpunt in de histo
rie geweest en het mag mede de verdien
ste zijn van deze tentoonstelling dat ze
behalve een kunstzinnig beeld van het
jaar 1626 ook een sociale uitdrukking aan
deze tijd kon geven, al komt hiervan het
grootste deel op rekening van de samen
stellers van de catalogus die dan ook een
onverbrekelijk geheel vormt met de ten
toonstelling
I
Praten over toneel met Erik Vos, regis
seur en artistiek leider van toneelgroep
De Appel uit Scheveningen, betekent je
verdiepen in een mens die zelf al heel lang
op een ongewone manier met theater
bezig is. Een uitzonderlijk vakman met
een diepgewortelde liefde voor toneel en
alles wat daarmee samenhangt. Daags na
de première van De Storm van Shakespe
are, waarmee het nieuwe Appeltheater,
gehuisvest in een voormalige manege,
feestelijk geopend werd, hebben we een
gesprek. Over zijn gezelschap, de verhui
zing van De Appel, het nieuwe theater, de
nieuwe acteursgeneratie en vanzelfspre
kend ook over De Storm, het toneelwerk
waarmee Shakespeare zijn carrière
afsloot.
1
I
I
I 1
g