Wat kun je doen om samen tot een
rechtvaardiger wereld te komen?
Soms denk ik wel eens
I
dat we te sociaal zijn”
Bij de broers
heeft elke werkne:
gelijke kansen
tl
I a
RMOML]
1.
i
door Tony van der Meulen
Serieuzer
weinig goeds in het verschiet ligt, en dacht zelf ook nog een keer stevig na over de macht
van het geld. Zo ontstond het syteem-Breman. Niet alleen macht voor degene die het
geld heeft, ook macht voor degene die werkt.
Eigenlijk zit het heel simpel in elkaar, je moet er alleen wèl even opkomen. Omdat veel
ellende en onrechtvaardigheid in deze wereld een gevolg is van de macht van het geld,
besloten de gebroeders Breman niet zelf op het kapitaal van hun snel groeiende
installatiebedrijf te blijven zitten, maar het te plaatsen tussen hen (de Bremannen dus) en
de werknemers in. Dat klinkt wat theoretisch, maar wat betekent het In de praktijk?
Logica
Larie
Ton
Bruinbrood
Kleinzonen
I
y
Het betekent dat het Breman-kapitaal (zo’n tien miljoen gulden, voor een deel
bestaande uit bedrijfsgebouwen, terreinen en machines) een neutraal iets werd. Het bleef
wel eigendom van de Bremannen, maar ze konden er niet meer mee vandoor gaan; het
lag vast. Het werd ook geen eigendom van de werknemers (met alle problemen van dien):
zij kunnen van het kapitaal gebruik maken om te werken.
Fiets
9 9
„Er is natuurlijk een tijd geweest”, vermoedt Rein Breman (40 jaar) „dat iedereen alleen
met zijn gezinnetje werkte. Tot iemand op het lumineuze idee kwam de een of andere
gesjochte vent voor zich te laten werken, alleen voor een beetje loon. Zo zal het
begonnen zijn, en nu zitten we er midden in”. Rein Breman had op dit moment, samen
met zijn vier broers, directeur kunnen zijn van de loodgieters- en Installatiebedrijf met
500 werknemers, waarin de „Bremannen” het voor het grootste deel voor het zeggen
I
1
K. r j
7
iiiiiiiii
„Men heeft meer voor elkaar over”.
Is uw leven er zelf door veranderd?
Hebt u nou 500 bewuste werknemers?
kent,
Als ik
n zie,
ïhoen
ti een
niets
en ze
daar
pure
issiek
inlijk
Het is
moet
itrole
n ook
maal
i tijd
hele-
rode-
erar-
We groeiden tot 150 man personeel,
waar ik achteraan holde, mijn broers en
ik verdienden veel en de mensen hadden
een normaal salaris. Vanuit mijn geloofs
overtuiging, ik ben belijdend lid van de
Nederlands Hervormde Kerk, stuitte mij
dat tegen de borst. Want in de Bijbel kun
je lezen dat het voor de rijken niet zo best
is, in wezen ging ik dus de verkeerde kant
op.
Het respect voor elkaar is in de samen
leving ver te zoeken. Wat kun je er nou
aan doen, dacht ik, om samen tot een wat
rechtvaardiger wereld te komen? Dat heb
ik opgelost door al het geld tussen de
kapitaalverschaffers en het personeel in
te zetten; dan kun je er ook geen ruzie
meer over krijgen.
Er komen vragen van de studenten. Wat
maakt het nou uit of je zelf een directeur
kiest, want in de praktijk gaat zo’n man op
den duur toch ook als directeur te werk.
Hij heeft een verslag bij zich van een
onderzoek dat de Vrije Universiteit van
Amsterdam bij Breman heeft verricht. Er
staat onder meer een grafiek in met twee
lijnen: eentje over de feitelijke inspraak
en eentje over de vraag hoeveel het perso
neel te vertellen zou willen hebben. Die
twee lijnen liggen betrekkelijk dicht bij
elkaar, het verste liggen de wensen en de
werkelijkheid van elkaar af op het punt
van de vakantiedata: Ook Breman zit aan
de bouwvakantie vast, dus daar kan niet
over gesproken worden.
„Vroeger zei de baas: „Die leidingen
moeten er zo in”, nu praat je er met
elkaar over”.
In het rapport is ook het personeel
ondervraagd over het systeem. Een paar
uitspraken:
„Je probeert het steeds met elkaar.
Je kunt altijd met je problemen bij ande
ren terecht”.
„Als iemand staat te lullen, dan
wordt dat tegen hem gezegd”.
„In ons systeem heb je geen overdreven
luxe. Aan banken kun je zien dat ze die
niet van hun eigen geld bouwen. Maar als
wij als Breman Beheer voor een van de
dochterbedrijven een pand neerzetten
hoeft daar geen marmer aan de muur.
Want die mensen zeggen: Daar betalen we
onze huur niet voor, en het gaat van onze
winst af”.
„Het is een keiharde business: je
krijgt een gedeelte van de winst en je
pakt daarom nu serieuzer aan".
Hoe verklaart u het nou dat iemand
in Genemuiden op dit idee komt?
„Geen seconde. Ik heb wel tegen de
vakbonden gezegd: „Als het kapot gaat,
dan hoe eerder hoe beter. We draaien nu
vier jaar, we zijn gegroeid van 150 naar
bijna 500 personeelsleden. De reden dat
we vaak spreekbeurten houden is, naast
de reclame, afwachten of er toch wat
tegen in te brengen is. Maar ik ben nog
geen mens tegengekomen die zei: Dat
punt klopt niet. Het zit eigenlijk ook heel
simpel in elkaar”.
„In dit systeem ben je wel gedwongen
een beetje aardig te zijn. Je kunt wel tien
beroerlingen bij elkaar zetten, maar dan
lukt het niet”.
Heb je nou voor dit systeem een heel
aardig mensensoort nodig, dat wat voor
elkaar overheeft?
Breman: „Larie, allemaal larie. Dat
gemompel hoor ik ook van ondernemers.
Als je met hen praat over ons systeem,
hoor je steeds weer twee dingen „Dan
hebben wij zelf haast niks meer te vertel
len” en „kunnen die mensen dat dan wel”.
Ja, die mensen kunnen dat. Dat blijkt bij
ons al vier jaar”.
Breman: „Verantwoordelijkheidsbesef
is in deze wereld vaak ver te zoeken, ook
bij werkgevers”.
„Een stuk plezieriger, hè. Ik heb nog
nooit zo ontspannen geleefd, ik heb weer
hobby’s, ben wethouder, ben kerkeraads-
lid, ik heb mijn duiven. Hoeveel directeu
ren kunnen dat zeggen, ze weten niet wat
ze missen en rennen maar door”.
Rein Breman, lachend: „Daarom ver
wondert het me nog meer dat andere
ondernemers er niet toe overgaan”.
„Op den duur moet er dus wel steeds
meer genivelleerd worden, de werkne
mers, zij die werken, moeten nog meer
gaan verdienen. Maar rijkdom, heel veel
geld hebben, geeft maar misstanden”.
Ik heb horen zeggen via de rente en
de winstdeling verdienen de Bremannen
nu nog meer dan vroeger.
Maar de mensen die bewust in uw
systeem meedenken, worden die in hun
vrije tijd ook actiever?
van
>r de
wor-
iden.
>pge-
rijen
gilde
„Soms”, zegt Breman, „denk ik dat dit
systeem in het Westen nog beter zou
lopen. De mensen zijn er wat mondiger.
Hier zijn het vaak nog te veel volgzame
schapen, ja baas, nee baas”.
i. De
t het
‘zien,
thea-
zeten
denk
We verlaten de studentenbijeenkomsten
en zoeken een café op. Zo te horen straalt
er zo veel logica van uw syteem af, zeg ik
tegen Breman, dat je je afvraagt waarom
andere bedrijven u niet volgen.
Vaak hoor je: De meeste werknemers
willen helemaal geen verantwoordelijk
heid.
r de
n de
van
rza-
ide-
zou
zich
om-
s de
van
e in
van
lelis
ter
j om
sver-
was
pen-
wor-
uit-
jaar-
11 de
de
ver-
sttus
lede
zijn
men
irste
lakt,
van
in te
zou
van
naar
i een
Rein Breman: „Toen we hiermee begon
nen. hebben we aan het personeel honderd
duizend gulden gegeven en gezegd: Ver
deel dit onder mekaar, en als dat niet lukt,
geef het dan maar weer terug. Een moei
de
die
nde
nde
ir is
Een
Ho
Jak
van
sto-
ien-
ze
het
aan
het
ien-
een
&n-
lijke opgave om het zo te doen dat ieder
een tevreden is’ maar we hebben het geld
niet terug gezien; ze zijn er kennelijk
uitgekomen”.
„Oh nee, ik ben met tien bewuste men
sen begonnen, het zijn er nu zo’n 200. De
rest kan het niet zoveel schelen, verdienen
alleen wat meer dan bij een ander. Maar
ik zeg wel eens: Als ik zie hoe veel moeite
ik moet doen om dit systeem bij krante-
mensen en vakbondsmensen aan het ver
stand te branden, hoe moeten eenvoudige
loodgieters het dan meteen snappen?”
„Dat komt door mijn levensopvatting
dat we op deze wereld niet mogen profite
ren van anderen. Ik ben het idee toen gaan
uitwerken, ik heb daarbij nooit naar ande
ren gekeken, dat leidt maar af. De meeste
mensen lopen achter een ander aan. Wij
hebben het precies andersom gedaan. Wij
hebben iets gedaan wat niemand deed”.
Breman: „Nee, want hoe gaat het vaak
in een traditioneel bedrijf? Daar knikt de
directeur (ik stel het nu zwart-wit) tegen
het personeel ja, maar tegen de aandeel
houders zegt hij iets anders. Terwijl een
gekozen directeur terdege met het perso
neel rekening zal houden, want hij wil
graag opnieuw als directeur gekozen wor
den. Het personeel kan hem ontslaan, bij
ons heeft het kapitaal, het geld, die macht
niet”.
Als iemand een tijdje bij u gewerkt
heeft, is hij dan ongeschikt voor een tra
ditioneel bedrijf?
Breman: „Dat hoop ik. De beste mensen
die we hebben zijn de jongens die meteen
bij ons zijn gekomen. Ze zeggen recht
voor hun raap wat ze er van denken.
Jongens die al in de andere bedrijven
hebben gewerkt, zeggen vaak niet waar
het op staat, ze zijn al te vaak belazerd”.
Nu kleefde aan het hele systeem in ieder
geval één bezwaar waar de vakbonden
nogal tegen aanhikten. De gebroeders
Breman bleven in wezen zeer veel macht
houden, want hun Breman Beheer kon op
eigen houtje weigeren in een bepaald
dochterbedrijf geld te stoppen, en daar
mee deze dochter op eigen kracht om zeep
helpen. Om dat te voorkomen is de „Bre-
bank” opgericht. Van de driehoofdige
directie wordt één lid benoemd door de
centrale ondernemingsraad, een door de
geldeigenaren, de gebroeders Breman
dus, terwijl die twee samen een derde
directeur kiezen. Alle investeringen, huur
van gebouwen, enzovoort gaat via die
Brebank, die alleen eenstemmige beslis
singen kan nemen. Zijn de werknemers
het er niet mee eens, dan kunnen ze hun
directeur uit de Brebank terugtrekken,
waarna er dus geen enkele beslissing
meer genomen kan worden.
„Dat heb je goed gezien. Ze zitten in
besturen van verenigingen, voetbalclubs.
Wij stimuleren het ook. Twee keer per
jaar mag elk personeelslid 50 aan een
bepaald doel geven, de ene keer de man,
de andere keer de vrouw. Om te laten zien
dat het leven niet alleen halen is. Wij zijn
er ook erg voor dat de mensen actief
meedenken in de scholen, dat is net zo
belangrijk. Ten slotte werk je acht uur per
dag en ben je 16 uur vrij”.
Iedereen in de bedrijven heeft nu dezelf
de kansen, ongeacht zijn komaf. D’r
wordt niet meer gevraagd: bent u familie
van die of niet; ook niet: hebt u zelf
centen? Er zijn geen opvolgingsproble-
men: mijn zoon wordt niet automatisch
directeur in een van de bedrijven, want de
directeur wordt gekozen, dat is heel
belangrijk, want hoe gaat het tegenwoor
dig vaak: de vader richt een bedrijf op,
zijn zonen bouwen de zaak uit, en zijn
kleinzonen helpen de zaak door gebrek
aan capaciteiten, en met behulp van de
aangetrouwde familie weer naar de knop
pen. En u en ik staan op onze 55e op straat.
Dat mag niet”.
„Maar nou nog wat: u krijgt van mij een
fiets tegen een huur die we samen over
eenkomen; met die fiets maakt u wat
winst, ik zorg voor het onderhoud van de
fiets, en als hij versleten is krijgt u een
nieuwe: waarom zou u dan eigenaar van
de fiets willen worden? Dat kost u alleen
maar centen. Nou, zo zit het ook bij ons”.
„Er zijn bedrijven bij ons waar iedereen
evenveel verdient, er zijn er ook met een
verschillende beloning. De „lagere men
sen”, tussen aanhalingstekens, verdienen
er een relatief hoog salaris, en de top
verdient relatief weinig. Bij de winstde
ling, het lagere personeel een kleine. Dat
heeft het volgende voordeel: gaat het
slecht, dan ligt dat vaak aan de top, en die
voelt het ook het meeste, het grootste deel
van de mensen merkt er weinig van,
omdat ze toch maar een kleinere winstde
ling hadden. Gaat het echt goed, dan
krijgt de top wat meer”.
kauwend: „Ze verwijten ons wel es dat bij
ons alleeen de sterken een kans hebben,
omdat de tragere loodgieters de winst
drukken. Maar dat is larie. Wij hebben
oude boeren in dienst, iemand met een
houten been, een man zonder nieren, we
hebben mensen die eerst in de wao heb
ben gezeten. Want hoe gaat het: als ik als
traditionele ondernemer een trage werker
heb die me tienduizend gulden per jaar
kost, zeg ik: eruit, en onmiddellijk. Maar
nu ze alles onderling regelen zeggen ze in
een dochteronderneming van zo’n 200
man: Tienduizend gulden minder winst
op 200 man, dat merk je nauwelijks. En er
is altijd wel iemand in de ondernemings
raad die roept: je kunt het niet maken om
Piet niet in dienst te nemen”.
„Maar u moet in dit systeem wel winst
maken, u moet economisch blijven
bestaan. Er moet geld zijn voor nieuwe
machines, maar het is voor de werknemer
ook aantrekkelijk om te zorgen dat er
winst wordt gemaakt, want hij merkt het
zelf in de portemonnee”.
Breman: „Misschien straalt er wel te
veel logica vanaf. Het probleem is vaak:
Wat het kapitaal wil, willen de mensen
niet, en wat de mensen willen, wil het
kapitaal niet. Ik krijg hier veel onderne
mers op bezoek, een vader met een zoon
die wel weet dat zijn zoon niet zo’n piente
re piet is. Bij Breman gaat het goed, denkt
zo’n man, zo moet het bij ons ook maar.
Maar als hij dan hoort dat zijn zoon als
directeur gekozen moet worden, krabbelt
hij terug omdat hij bang is dat het toch
niet lukt. Ook krijg je hier directeuren die
geen eigenaar zijn, maar zelf ook werkne
mer. Zo’n man is dan helemaal enthousi
ast, maar als hij ermee bij zijn aandeel
houders komt, vragen die: Is het jou nou
helemaal in de bol geslagen?”
B. Eenkhoorn, gekozen directeur van
de grootste dochteronderneming van
Breman, is ook meegekomen: „Soms denk
ik wel eens dat we eigenlijk te sociaal zijn.
Mensen die normaal al lang ontslagen
zouden zijn, zijn bij ons nog aan het werk.
Er komen wel waarschuwingen: Toe, pro
beer het nou. Maar iemand wordt pas
ontslagen als de ondernemingsraad daar
voor is”.
We zetten ons aan de broodmaaltijd,
want de organiserende studenten zijn er
kennelijk niet voor dat je over moeilijke
maatschappelijke problemen praat en er
intussen zelf bij verhongert. Breman, al
Op één januari 1972 werd met het sys
teem gestart, de firma bestaat nu uit elf
dochtermaatschappijen met te zamen bij
na 500 werknemers. Elke dochter is een
zelfstandig werkend installatiebedrijf met
een eigen specialiteit. De gebouwen en
machines huren de „dochters” voor een
gezamenlijk overeengekomen bedrag van
de familie Breman (de vijf broers), die
zich Breman Beheer BV is gaan noemen.
Elk bedrijf kiest zijn eigen directeur, die
door de ondernemingsraad zo nodig ook
weer ontslagen kan worden. De salarissen
worden onderling vastgesteld, evenals de
manier van werken. Is er winst dan gaat
eenderde naar de belasting, eenderde
naar de Bremannen en eenderde naar het
personeel. Lijdt een dochterbedrijf ver
lies, dan moet in een volgend jaar dat
verlies eerst weer worden weggewerkt
voor er van een winstdeling sprake kan
1 zijn. Het is ook mogelijk dat het personeel
van een Breman-dochter besluit geen
winst te maken, maar deze eventuele
winst te drukken door salarisverhogin
gen. Alleen: als de Bremannen bij voort
during uit zo’n bedrijf niets in het laadje
krijgen via hun aandeel in de winst, zal
hun bereidheid om in nieuwe machines te
investeren niet toenemen.
B. Eenkhoorn, directeur van een van de
Breman „dochters”: „Je merkt wel een
mentaliteitsverandering. In normale
bedrijven wordt vaak negatief over de
werkgever gesproken. Omdat je je eigen
werkgever kiest, heb je dat bij ons niet.
Negatieve punten vallen ook op jezelf
terug. Kinderen gaan er thuis aan tafel zo
ook anders over praten”.
Bent u in het begin nooit bang
geweest dat het toch niet helemaal
klopte?
De studenten knikken, het klinkt alle
maal erg logisch. Nog een keer legt Rein
Breman uit waarom hij zijn werknemers
bewust niet tot aandeelhouders heeft
gemaakt, zodat ze een beetje mede-
eigenaar werden. „Dat loopt altijd fout.
Sommigen willen hun aandeel verzilveren
omdat zij een gehandicapt kind hebben of
een huisje willen verbouwen. Hoe wordt
dan de verhouding met de werknemers
die nog wel een aandeel hebben? Krijgen
die meer te vertellen? En als er ontslagen
moeten vallen, gaan de mensen die geen
aandeel meer hebben er dan het eerste
uit?”
De verzamelde studenten waren
afwachtend: tenslotte is Breman een
gewiekst ondernemer, en als zo’n man dan
plotseling aan het democratiseren slaat,
wekt dat de nodige argwaan. Maar Bre
man begint gewoon bij het begin: „Mijn
vader was een typische dorpssmid: wat
rijwielherstellen, galanterieën, kopjes en
schotels en- af en toe een kinderwagen. Ik
ben in die zaak gekomen toen hij zijn been
brak, maar ik ben helemaal niet tech
nisch. ik snap niet hoe iemand de hele
zaterdag aan zijn brommer kan zitten
prptsen. Als je zo in mekaar zit, ga je in
zo’n zaak de dingen toch wat anders doen.
De ellende van dit soort aardige experi
menten is dat ze in kranten gaan leiden tot
dorre opsommingen en imponerende
organisatieschema’s. Daarom ben ik
maar eens met Rein Breman op stap
gegaan. Een zeer nuchtere prater, er is
geen woord Frans bij. Eerst gingen we
naar een studenten eetbijeenkomst van de
VCSB - Vereniging voor Vorming te Gro
ningen, waar de Genemuider ondernemer
te midden van de schalen bruinbrood,
jampotten en een verwarmd vegetarisch
hapje zijn systeem toelichtte. Daarna
zaten we rond een tafeltje in een rustig
café. Rein Breman achterover geleund in
zijn stoel, pratend met een grote vanzelf-
sprekenheid. Hij wil het allemaal best nog
eens uitleggen, maar lijkt wat vermoeid
door zijn eigen gelijk.
Rein Breman: „Wij zijn op deze wereld
neergezet om er iets van te maken. We
hebben de zee, de lucht gekregen om te
gebruiken, en als we die niet te veel ver
ontreinigen, kunnen we er een behoorlijke
tijd mee toe. Zo hebben we ook het kapi
taal gekregen om met zijn allen te
gebruiken”.
S