Fotografie bij de gratie van spiegels ■i irTf 1:1 4t I HOEKZOEKER GEVARIEERD I MMM (L. P. SMITH in f „Afterthoughts”) A In de fotografie is de spiegel een niet meer weg te denken hulp middel. Het is in principe onjuist te zeggen dat fotografie zonder dit hulpmiddel niet mogelijk zou zijn. De geschiedenis van de foto grafie is namelijk begonnen met de camera obscura, waarbij niet eens gebruik werd gemaakt van een lens, laat staan van een spie gel. Aan Aristoteles (384-322 v. Chr.) komt de eer toe het eerst te berichten over beeldvorming op een wand in een verduisterd ver trek door middel van een klein gaatje. In de elfde eeuw maakte de Arabier Ibn al Haitam gebruik van een „gaatjescamera” voor het waarnemen van gedeeltelijke zonsverduisteringen. Rond 1500 gaf Leonardo da Vinei de eerste uitvoerige beschrijving van een camera obscura met een positie ve lens. In dezelfde eeuw publi ceerde een landgenoot van Da Vinci, Girolamo Gardano, over zijn ervaringen met een dubbel- bolle lens in een camera obscura. tei: Alle spiegels zijn toverspiegels en nooit zien we ons gezicht erin. R. AGTERMAN SIM Tenslotte enkele bijzondere toepassin gen van de spiegel in de fotografie. Het scheelde die middag geen haar of ik was, eveneens tot eeuwige geloften geprest, maar het slissen van Tinus hield mij waakzaam en ik voel de, zo klein als ik was, een intuïtieve afkeer van het celibaat en van zo’n zwart pak en eigenlijk van alles wat neef Tinus had bewogen op dat rechte pad voort te gaan naar een sober bestaan tussen zwarte menseneters die er niet op gesteld waren te worden omgepraat. Neef Tinus vertrok met veel geld, bijeenge- scharreld tijdens kienavondjes, loterijmiddagjes, bedelbezoeken aan oude tantes, afscheidspredi- katies in de parochiekerk en familiebezoekjes zoals bij ons. Hij kreeg ook kistenvol spullen mee, door vrome dames bijeengenaaid of opgehaald, miskleren, truien voor de inlanders, tierlantijntjes om cadeau te geven, spiegeltjes, kralen, snuisterij en om het geloof aan te wakkeren en de geneugten der westerse beschaving te verduidelijken. Het gebruik van de spiegel in de foto grafie is zeer gevarieerd. Van betrekkelijk jonge datum is het spiegelobjectief, waar in sferische en parabolische holle spiegels het voornaamste element vormen. Ze zijn ook te vinden in microscopen en telesco- Een hulpmiddel in de dichtbij- of macrofotografie is de hoekzoeker voor eenogige reflexcamera’s. Bij het horizon taal opnemen van een onderwerp vlak bij de grond, bijvoorbeeld een bloem, plant of paddestoel, hoeft men niet te gaan liggen, maar kan men het object van bovenaf onder een hoek van 90 graden waarne men, zij het dat het beeld linksrechts verwisseld is. Deze hoekzoeker nu wordt vaak toegepast in de candid-fotografie. Een spiegel (of een prisma) buigt de stra len af en men fotografeert loodrecht op de kijkrichting. Hierdoor kan men vrijwel onopgemerkt opnemen. Hetzelfde doel kan worden bereikt door op een eenogige reflexcamera een spiegelvoorzetstuk voor het objectief te plaatsen. Door de inbreuk die deze slinkse manier van fotograferen dikwijls op de „privacy” maakt, heeft het begrip candid de tegenovergestelde bete kenis gekregen van de oorspronkelijke Amerikaanse, namelijk oprecht. Om schaduwen op te helderen vooral bij het flitsen is dit van belang kan men behalve tot reflectieschermen zijn toe vlucht nemen tot een spiegel. Vaak wordt Maar nog steeds bleven zijn parochianen zich met spiegeltjes en kralen tooien, die zij om hun meest intieme ledematen hingen. De missienaaikrans vroeg zich eensgezind af of hef niet tijd werd, neef Tinus met een grote collectie nette broeken derwaarts te zenden. Hij vond het best en nam de Europese garderobe mee. Later ontving de voorzitster van het kransje een mooie serie foto’s van het resultaat: op paasmor- gen hadden honderd ouderlingen van de parochie zich in de witte broeken gestoken en zich in twee rijen voor de kerk opgesteld. Helaas Zij hadden in ontroerende onschuld de functie der gulpen misverstaan en deze opengelaten, opdat hun kokers er trots door naar buiten en naar boven konden wijzen. Toen schreef neef Tinus: „kijk, dat vónd ik nou onzedelijk”. Later kwam hij erachter dat zij met dat woord „water” bedoelden en de spiegeltjes „stukjes water” noemden. Mettertijd leerde hij hun taal en hij schreef nu en dan opgetogen over de ontdek kingen van spirituele en culturele aard die hij daardoor opdeed. Om de zes jaar verscheen neef Tinus, gebruind en joviaal, door de wol geverfd en met een permanente goedaardige tropenkolder, in Holland met verlof. Hij hield lezingen, organiseer de filmavonden, stak donderpreken af en bezorg de de clerus zowel als de gelovige bleke gezichten door zijn gekruide verhalen, waarin hij niets verhulde en alles schaterlachend uit de doeken deed. En dat was nogal wat. Model van de camera waarmee Daguerre zi/n zilveren spiegelplaten belichtte. hiervoor een (vergrotende) scheerspiegel gebruikt. Bijzondere effecten kan men krijgen bij het fotograferen van een onderwerp in een wandspiegel. Als die vlak of bol is, moet niet op het spiegeloppervlak worden ingesteld, maar op het spiegelbeeld. Wij zijn ons er van bewust bij deze opsomming verre van volledig te zijn geweest. Om het niet al te technisch te maken, zijn we ook op de werkingen van de verschillende spiegels niet dieper inge gaan. Toch hebt u uit het bovenstaande een indruk kunnen krijgen van de grote veelzijdigheid die de toepassing van de spiegel in de fotografie heeft gekregen. Eigenlijk was neef Tinus een bewonde- renswaardig en gelukkig mens. Hij geloofde in zijn roeping en was bezield van heilige ijver om anderen de boodschap van het geluk deelachtig te doen worden. Zijn eenvoudige, ijzersterke uit gangspunt spotte met alles wat ons achterblijvers tot ambitieuze zwoegers maakte. Maar hij moet een simpele van geest zijn geweest volgens wereldlijke begrippen, anders zou hij nooit gegaan zijn en niet ginds tot zijn 68ste zijn gebleven. Hij schreef dikwijls. Het merkwaardige was dat hij in de loop der jaren veel minder heilig leek te worden dan hij was toen hij vertrok. Mijn moeder las zijn brieven met stijgend ongenoegen en van de fotootjes die hij nu en dan stuurde kreeg zij kleurtjes van schrik. Neef Tinus in een korte broek met een tropenhelm op tussen een stel blote zwarte mei den, neef Tinus naakt in een beek op zijn buik zwemmend tussen kleine mensenetertjes, een rij lachende zwarten met de kralen en spiegeltjes uit Holland om al hun ledematen en in zijn brieven gebruikte neef Tinus vreemde uitdrukkingen zoals „verdomd als het niet waar is” en „ze men gen sperma door hun maiskoeken om de eeuwige jeugd te verkrijgen”. Hij schreef leuke dingen en aangezien hij in zijn brieven niet sliste, las ik ze met genoegen. Met die spiegeltjes, dat was een boeiend geval. Hij zat bij een stam Papoea’s die voor zijn komst nooit een blanke, laat staan een spiegeltje hadden gezien. Hun taal was voor hem volkomen onbekend, het was een. dialect van een officieel dialect als varia tie op het districtsdialect. Maar het was hem opgevallen dat zij voor een spiegeltje dezelfde aanduiding gebruikten als voor de windrichting waar hij vandaan was gekomen. Zij wezen over De Tuilerieén met de Seine Reproduce van een daguerrotypie van Daguerre zelf (1839) In 1837 ontdekte een kunstzinnig aangelegde ambtenaar, de Fransman Louis Daguerre, heel toevallig hoe een fotografisch beeld kon worden gevormd op een gejodeerde zilveren plaat die aan kwikdamp was blootge steld. Voor de verdere ontwikkeling van de fotografie was zijn ontdekking van groot belang, omdat de belich tingstijden aanzienlijk konden wor den verkort. Twee jaar later kocht de Franse regering de uitvinding, die de naam daguerrotypie kreeg, aan en stelde haar beschikbaar voor alge meen gebruik. Het procédé wordt ook populair de „spiegel van Daguerre” genoemd. De zilveren of verzilverde koperen plaat werd spiegelglad gepolijst, waarna het oppervlak door blootstel ling aan jodiumdamp werd omgezet in zilverjodide. Nadat de plaat in de camera was belicht, werd hij in de donkere kamer ontwikkeld met kwik damp. Het kwik hechtte zich aan de belichte plaatsen en zo ontstond een positief beeld. Door het resterende onbelichte zilverjodide te verwijde ren werd het beeld houdbaar gemaakt. Als gevolg van het metaalspiegelende oppervlak verandert de contrastwer king met de lichtinval. Tot 1860 zijn er in de wereld ettelij ke miljoenen opnamen volgens dit procédé gemaakt. Door de uitvinding van het glasnegatief en de hierdoor mogelijke papierafdruk raakte de „spiegel van Daguerre” in onbruik. Zijn films en foto’s brachten schokken teweeg. De Papoea’s in hun schaarse kledij, de mannen met hun uitdagende peniskokers, de vrouwen met niet minder uitdagende „bumpers” zoals neef Tinus ze noemde dat alles had niets meer van doen met het vrome vaderlandse idee van „zwarte zieltjes winnen voor God”. Maar in feite deed Tinus toch niets anders, want zijn parochie breid de zich stormachtig uit. Zijn reputatie als „goede blanke vader” drong door tot vele kilometers in het rond en de produktie van wijwater kon het aantal doopsgezinden nauwelijks bijhouden. De spiegel komt voor het eerst op de proppen in 1676. De Neurenberger J. C. Sturm past een vlakke spiegel toe voor optische beeldopmerking volgens het reflexprincipe. In latere jaren krijgt de fotografische toepassing van de vlakke spiegel uitbreiding in de vorm van holle en bolle exemplaren, meestal in combina tie met lenzen. De stelsels die dan ont staan, worden aangeduid met het begrip optiek. Hierin wordt het licht geleid door lenzen en weerkaatst door spiegels. Met de hoekzoeker kan loodrecht op de kijkrichting en daardooi vrijwel onopgemerkt worden gefotografeerd mede doordat men de camera niet voor het oog hoeft te brengen In dit accessoire is de spiegel een essentieel onder deel Schematische doorsnede van een eenogige spiegelreflexcamera De lichtweg loopt door het objectief via de opklapbare spiegel door de verhchtingslens naar net dakkantprisma en bereikt tenslotte de zoeker pen. Ook als reflectors in fotolampen en in projectietoestellen worden deze spie gels gebruikt. In sommige projectoren zit ten elliptische holle spiegels als con densor. In de spiegelzoeker van een foto- of filmcamera is de spiegel een essentieel onderdeel. In filmcamera’s zorgt een spie- gelsluiter voor een parallax-vrij zoeker- beeld. Men filmt dus wat men ziet. Een van de belangrijkste vorderingen op optisch gebied in de 20ste eeuw, met name voor de astronomie, is de Schmidt- camera geweest. Via een bolvormige spie gel ontwerpt de camera een beeld in een gekromd beeldvlak. Astronomische camera’s hebben bij het vastleggen van hemelverschijnselen soms een spiegelop- tiek met een middellijn van ettelijke meters. Wanneer we de fotocamera in twee groepen verdelen volgens het principe van vaste en verwisselbare optiek, dan functioneert de spiegel voor deze beide groepen op verschillende wijze. Bij de eerste groep bestaat een van de systemen voor de afstaridmeter, die gekoppeld is aan de zoeker (meetzoeker) uit twee spiegeltjes waarvan het ene vast staat en half doorzichtig is en het andere kan draaien. Wanneer men op een bepaald object instelt, wordt het laatste spiegeltje net zo lang gedraaid tot de beel den in de zoeker elkaar dekken Het object is dan scherp Bij de tweede groep beperken we ons gemakshalve tot de spiegelreflexcame ra’s. De tweeogige hebben een opzichtzoe- ker. Ze beschikken over een lens, waar door de lichtstralen van het object via een vaste spiegel, die onder een hoek van 45 graden staat, naar het matglas worden getransporteerd en daar het beeld vormen De eenogige camera’s hebben een door- zichtzoeker Deze reflexzoeker is gecom bineerd met het opnameobjectief Tijdens de opname klapt de spiegel weg en keert na het afdrukken in zijn oorspronkelijke stand terug (quick-return of vlug-terug- spiegel). Aan het werken met reproduktie- en fotokopieercamera’s komen dak en omkeerspiegels te pas om Of een normaal staand ondeiwerp in spiegelbeeld weer te geven óf een links-rechts verwisseling op te heffen zee naar het westen en zeiden zoiets van „Prwlowwr”. Neef Tinus en de stukj es water Toen ik nog ^en kleine jongen was, kwam bij ons met geregelde tussenpozen neef Tinus op bezoek. Mijn moeder droeg hem een grote ver ering toe, die voornamelijk voortsproot uit het feit dat neef Tinus voor missionaris studeerde. Zij zag in hem het toonbeeld van een geslaagde jongeling, die stevig op het rechte pad der kerk wandelde en bovendien nog alle toegestane geneugten des levens verzaakte in ruil voor een gevaarlijke toe komst in een ver, vreemd land tussen heidenen. Neef Tinus was een bleke, puisterige jongen met slappe witte handen. Hij sliste vervaarlijk, wat mij uitermate irriteerde en bovendien de overtuiging gaf dat hij volkomen ongeschikt was voor het beroep dat hij had gekozen. Ik kon mij niet voorstellen dat zwarte heidenen in de tropen, die toch al wantrouwig heetten te staan tegen alles wat blank en christen was, een stom woord zou den geloven van wat neef Tinus hun toesprak met dat verschrikkelijke geslis. Later zou blijken, hoezeer ik mij vergiste. Want het slissen gaf neef Tinus in Nieuw-Guinea een voorsprong op alle andere missionarissen, omdat slissen in de stamtaal die de Papoea’s spraken noodzakelijk was vanwege de opeengestapelde medeklinkers die zij met mondenvol uitbraakten. Neef Tinus was iedere keer een stuk groter, als hij na een jaar vrome studie weer op visite kwam. Zijn schouders werden breder, zijn puistjes ver dwenen en zijn handdruk gaf iets minder de gewaarwording dat je in een ongebakken kadetje kneep. Kortom, hij werd man. De consequenties daar van leerden ze hem op het seminarie natuurlijk onmiddellijk af, want hij werd opgekweekt tot een onaantastbaar stuk celibaat, dat ook in de tropen geen kwaliteitsverlies zou lijden. Op zekere dag kwam hij „gekleed” op bezoek. Neef Tinus komt vanmiddag en hij is gekleed, zei mijn moeder. Ik had neef Tinus nooit naakt bij ons aan huis zien verschijnen, maar toen hij kwam bleek de betekenis van die aankondiging: hij was in missionaris-uniform. Geheel verhuld in het zwart tot aan de punten van zijn glimmende schoenen, met alleen een wit randje om zijn nek, en met ontelbare kleine zwarte knoopjes van top tot teen. Ik was nog te klein om qnder de indruk te komen van alles wat hij mijn moeder toever trouwde, maar zij zwijmelde van eerbied en jaloe zie toen hij sprak van de wijding en de geloften en zijn aanstaande vertrek naar de warme landen. AUE -IE KLAARSPEELT tW SL..AS

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1976 | | pagina 28