VÓÓR 1937 ZAG HET VOORTBESTAAN ERFELIJK KONINGSCHAP ER SOMBER UIT Familiefeest ons land voor Staatscommissie t „Monarchie zegen 99 9 •w 3 Persoonlijkheid ■iEL Bejubeld Moeilijke tijden Verschil (Van onze Haagse redactie) DEN HAAG Het zag er vóór 1937 voor het voortbestaan van ons erfelijk koningschap somber uit. Bij de grondwetsherziening van 1922 had men het overigens wijze besluit genomen een streep te halen door rechten, die verre familieleden van koningin Wil helmina op de Nederlandse troon konden doen gelden. Deze fami lieleden, buiten Nederland gebo ren en getogen, hadden daardoor geen enkele band met ons volk. Om een „waarlijk nationaal koningschap” te behouden, maakten de toenmalige regering en Staten-Generaal een eind aan deze rechten. Maar dit betekende intussen wel, dat eerder dan anders geen opvolger bij erfop volging aanwezig zou zijn. Koningin en prins deelden tctrice veertig jaar lief en leed Een foto van het koninklijk paar uit hun verlovingstijd Het heeft zin om in een artikel over het huwelijksfeest van ons koningspaar die per in te gaan op de regeling van de erfopvolging. De grondwetswijziging van 1922 heeft namelijk principiële betekenis. Het oude stelsel: opvolging door verering zo lang mogelijk, ging eigenlijk uit van de gedachte, vooral in het begin der negen tiende eeuw ontwikkeld door de Duitse rechtsfilosoof J. F. Stahl. Die theorie kwam hierop neer: „De koning sterft niet. Hij is de macht in de staat die geen oor zaak heeft, geen begin en geen einde”. En ook: „De koning heeft de macht uit zich zelf en niet ontvangen van zijn onderda nen”. De grondwetherziening van 1922 daarentegen houdt het beginsel in, dat het bestaan van het koningschap afhankelijk is van de volksovertuiging. Terecht is er bij de behandeling van dit grondwetartikel op gewezen, dat de toela ting van die derde graad niet consequent is als men een „nationaal koningschap” wil behouden. Ingeval een koning op mid delbare leeftijd zou komen te overlijden zonder nakomenlingen na te laten, is het waarschijnlijk dat een zuster getrouwd zal zijn met een lid van een buitenlands vorstenhuis. Die zuster, en zeker haar kinderen, zullen dan wel van Nederland vervreemd zijn. Dat de erfopvolging bij de grondwets herziening van 1922 zo’n grote plaats heeft ingenomen, is verklaarbaar. Deze herzie ning was voorbereid door een in decem ber 1918 ingestelde staatscommissie. Het was de tijd van de revoluties waarmee de Eerste Wereldoorlog eindigde, de tijd, waarin „kronen over de straat rolden”. Ook hier bestond de vrees, dat de revolu- tiegolf naar Nederland zou overslaan. Men was toch wel onder de indruk geko men van de „vergissing” van Troelstra, en het eerste kabinet-Ruys de Beerenbrouck had zich in november 1918 bereid ver klaard tot de instelling van een commissie tot wijziging van de grondwet. De eerste taak van deze commissie was voorstellen te doen tot herziening van de grondwette lijke bepalingen betreffende de troonop volging. Een voorbeeld van een dergelijke prins, om meer dan één reden interessant, is Leopold, die de eerste koning der Belgen werd. Deze Leopold, een Duitse prins van Saksen-Coburg, had in 1814 tijdens een bezoek aan Londen kennis gemaakt met prinses Charlotte, het enige kind van de Britse prins-regent, de latere koning George IV. Interessant, want deze prin ses Charlotte was toen verloofd met onze prins van Oranje, die in 1840 als koning Willem II aan het bewind kwam. De Britse prinses was echter zo onder de indruk gekomen van de knappe Duitse prins, dat zij al enkele dagen na haar ontmoeting met Leopold de verloving met de prins van Oranje verbrak. In het voorjaar van 1816 traden Leopold en Charlotte in het huwelijk. Maar ruim een jaar later kwam Charlotte bij een mis kraam te overlijden en de mooie toe komst van Leopold, die graag de rol van de prins-gemaal in Engeland had ver vuld, viel daarmee in duigen. Maar Leopold hield er de moed in. Enkele jaren ging hij „in de markt” voor koning. De Grieken, die zich van de Turk se overheersing hadden weten te bevrij den, zochten na hun erkenning als onaf hankelijke natie, een koning. Leopold had er wel oren naar om koning van Grieken land te worden, maar toen hij er nog eens over had nagedacht en zich had gereali seerd, dat Griekenland nog altijd territori ale ambities had die nog niet waren ver wezenlijkt, bedankte hij voor de eer. Hij voelde er niets voor zijn hand in een wespennest te steken. Toch is er alle reden voor ons Neder landers om bij dit 40-jarig huwelijk stil te staan. Want deze periode is voor ons land en volk in meer dan één opzicht van grote betekenis geweest. De prins toonde van het begin af aan een persoonlijkheid te zijn. Al vóór zijn huwelijk bedong hij bij zijn aanstaande schoonmoeder, dat hem uit de Neder landse schatkist een eigen jaargeld zou worden verleend. Hij bedankte er feeste lijk voor bij Juliana de hand te moeten ophouden, zoals prins Hendrik, de vader van Juliana, altijd bij koningin Wilhel mina had moeten doen. De trouwerij in de Grote of Sint Jacobskerk in Den Haag in 1937 n, ter Want het nieuwe stelsel beperkte de erfopvolging tot de bloedverwanten in de lijn der afstamming van koningin Wilhel mina van de laatst overleden koning, mits niet verder dan de derde graad. Behalve de kinderen en kleinkinderen van de laatst overleden koning zouden dus even tueel een zuster van de koning, haar kin deren, een dochter van een broer van de koning en een tante van de koning tot de troon kunnen worden geroepen. Veertig jaar lief en leed. Duizenden Nederlandse gezinnen zullen zichzelf in vele opzichten herkennen in de familie van Soestdijk. Zij zullen op de feestdag van 7 januari met hun gedachten zijn in Lech en hopen, dat het voor koningin en prins, de kinderen, de schoonzoons en de kleinkinderen een onvergetelijk familie feest zal worden. protestant door het Belgische Nationale Congres tot koning werd gekozen. Leo pold, die in 1831 koning der Belgen werd, hertrouwde spoedig met de katholieke prinses Louise van Orléans, de oudste dochter van de koning van Frankrijk, Louis Philippe. De kinderen werden katholiek opgevoed Leopold zelf bleef protestant en zo kreeg België zijn katholieke dynastie. Maar nu het „lief”. In de afgelopen veertig jaar is er een harmonieuze Oranje- familie gegroeid, waarvan de leden het met elkaar goed kunnen vinden. Boven dien is de familie uitgebreid met een stel kleinkinderen, waar de grootouders zich terecht over kunnen verheugen. Maar er is meer. Onze koningin, die nog altijd een uitstekende gezondheid geniet, is er in geslaagd het hart te winnen van haar volk. Niemand van de Oranjes die haar vooraf zijn gegaan, is dit gelukt, hoogstens slechts ten dele. Dat is wel op bijzondere wijze gebleken in 1973 bij de viering van haar 25-jarig regeringsjubi leum. Door welk een mensenmassa’s is zij toen niet bejubeld en toegezongen. En die mensen waren echt niet allemaal door drongen van de diepe zin van de constitu tionale monarchie. De kennis van het staatsrecht is bij ons volk maar gering. Nee, hier bracht het volk hulde aan zijn koningin, die haar volk kent en lief heeft, die met dit volk meeleeft en daardoor ook zijn noden kent en die nu op haar beurt mocht ervaren hoe zij wordt gewaar deerd. Het doel, dat de grondwetgever van 1922 voor ogen stond: een nationaal koningschap gegrond op de volksovertui ging, is onder koningin Juliana bereikt. De grondwet regelt echter nog meer. Zou het vooruitzicht bestaan, dat geen bevoegde opvolger naar de grondwet aan wezig zou zijn, dan kan een opvolger bij een wet worden benoemd, waarvan het ontwerp door de koning wordt voorgedra gen. De Staten-Generaal, daartoe in dub bele getale bijeengeroepen, beraadslagen en besluiten daarover in verenigde verga dering. De wens van koningin Juliana en van prins Bernhard om hun 40-jarig huwelijksfeest alleen in de familiek ring te vieren moet uiteraard worden gerespecteerd. Alle uiterlijk vertoon zal achterwege blijven en zelfs zal er op 7 januari niet worden gevlagd. Het familiefeest vindt plaats in Lech, de bij onze koninklijke familie zo geliefde wintersportplaats, waar het bruid spaar met hun vier kinderen, schoon zoons en al hun kleinkinderen bijeen zullen zijn. Verder houdt de grondwet een regeling in voor het geval bij het overlijden van de koning geen bevoegde opvolger naar de grondwet aanwezig is. In dat geval wor den de Staten-Generaal binnen vier maanden na het overlijden door de Raad van State in dubbele getale bijeengeroe pen teneinde in verenigde vergadering een koning te benoemen. optreden van prins Bernhard zelf te dan ken geweest, dat de vrees voor mogelijke nazistische infiltraties via dit huwelijk verdween. Direct al na zijn komst in ons land wierp de prins zich met volle energie niet alleen op de studie van de Nederland se taal, maar ook op het verkrijgen van kennis omtrent alle facetten van onze samenleving. In haar rapport noemde de staatscom missie de monarchie een zegen voor ons land, evenwel alleen zolang behoud van een waarlijk nationaal koningschap mo'gelijk is. Maar haar voorstellen gingen veel verder dan waartoe in 1922 uiteinde lijk werd besloten. De commissie wilde de troonopvolging beperken tot de tweede graad van de laatstoverleden koning. Ver der stelde zij het houden van een referen dum voor over de aard van de staatsvorm (monarchie of republiek) indien het voor- Als koningin heeft Juliana moeilijke tijden doorgemaakt. De constitutionele monarchie met parlementair stelsel houdt in: de koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk en bij conflicten ligt de uiteindelijke beslissing bij de volksvertegenwoordiging. Voor de Kroondrager is het leven met dit stelsel niet altijd gemakkelijk. i i E Er is een duidelijk verschil tussen de ontwikkeling van de monarchie in Nederland en België. Wel is ook ons koningschap van betrekkelijk jonge datum: 1814-1815. Maar hier wortelde het in het vóór 1795 al bestaande erfelijk stadhouderschap. Uit de stadhouder groeide de koning. Toen de ministeriële verantwoordelijk heid in 1848 werd ingevoerd, wist de toen malige kroonprins, de latere koning Wil lem III, precies wat dit betekende. Aan vankelijk bood hij zelfs zijn vader Willem II zijn ontslag als troonopvolger aan. Dit ontslag ging niet door en al een jaar later werd de kroonprins tot de troon geroepen, maar moeilijk heeft Willem III het dikwijls met het in 1848 ingevoerde sys teem gehad. Hoewel het systeem met zich mee brengt, dat koning en ministers naar bui ten een éénheid vormen, zijn in het verle den toch wel eens meningsverschillen tus sen koningin Juliana en de ministers uit gelekt. Moeilijkheden in 1956 rond de gezondbidster Greet Hofmans, die aan het Hof verbleef en invloed zou uitoefenen op de denkbeelden van de koningin betref fende regeringszaken. Dan zijn er de ver halen over verschillen van mening inzake gratieverlening en buitenlands beleid. Maar deze meningsverschillen zijn geluk kig nooit uitgelopen op een zodanig con flict, dat misschien onherstelbare schade zou hebben berokkend aan de constitutio nele monarchie. Veertig jaar lief en leed gedeeld. Ernstig leed is ons koninklijk gezin gelukkig be spaard gebleven. Sterfgevallen in het gezin hebben zich niet voorgedaan. Voor gaande Oranje-vorsten waren op dit gebied niet zo gelukkig. Willem II verloor in 1848 een ongehuwde zoon van 30 jaar, prins Alexander. Koning Willem III in 1850 een zoon, prins Maurits, oud zeven jaar. In 1879 stierf in Parijs de kroonprins, oud 39 jaar. En vijf jaar later overleed ook de nieuwe kroonprins, Alexander, die 33 jaar was geworden. Toch geldt ook voor koningin en prins het gezegde: „kleine kinderen, kleine zor gen, grote kinderen, grote zorgen”. Wie denkt niet aan de oogziekte, waarmee onze jongste prinses, Christine, was behept. Wat hebben de koningin en de prins niet gedaan als echte ouders om dit gebrek te herstellen. En wat voor zorg ontstond er niet toen prinses Irene zich ging verloven met een prins die het in zijn hoofd heeft gezet om koning van Spanje te worden, een ideaal dat zo goed als zeker nooit verwezenlijkt zal worden. Wat een zorg was er niet om het huwelijk van de kroonprinses met een Duitser, die in zijn jeugd gedwongen was in het leger van Hitler te dienen. Dan was er prinses Mar griet, die trouwde met een Nederlandse „burger”. Men moest toen toch ook nog maar afwachten hoe dit allemaal bij het Nederlandse volk, dat zo grillig kan zijn, zou uitpakken. uitzicht zou bestaan, dat geen bevoegde opvolger volgens de grondwet aanwezig zou zijn alsmede wanneer bij overlijden van de koning geen opvolger zou bestaan. De toenmalige regering voelde echter niets voor het mogelijk maken van een referendum. Het revolutiegevaar was inmiddels al weggeëbd. De regering acht te elke vingerwijzing naar een andere staatsvorm in de grondwet misplaatst. De Staten-Generaal gingen in dit opzicht met de regering mee, maar de beperking tot de tweede graad ging het parlement te ver. Hetwerd de derde graad. In 1922 hing in feite de monarchie af van één leven, dat van prinses Juliana. Was het ergste gebeurd, dan had men volgens de grondwet een nieuwe koning moeten zoeken. Het is zeer twijfelachtig of ons parlement dit had willen of wel kunnen doen. Want de kans was uiteraard groot, dat er dan geen nationaal koningschap was gekomen. De vraag: monarchie of republiek was dan toch actueel geworden. En de stelling lijkt gewettigd, dat dan voor de republiek zou zijn gekozen. Voor het hebben van een monarchie stelden toch wel de meesten als voorwaarde: alleen onder Oranje. Thans nemen de staatsrechtsgeleerden algemeen aan, dat de woorden in het desbetreffende grondwetsartikel „ten ein de een koning te benoemen” versluierd beogen uit te drukken, dat het doen van een koningskeuze voor de Staten Gene raal niet verplicht is. In de herzienings- voorstellen, die thans ter tafel liggen, heeft men dit nog duidelijker willen omschrijven door de woorden „omtrent de benoeming van een koning”. Het Nederlandse parlement heeft dus in 1922 principieel gekozen voor een koningschap afhankelijk van de volks overtuiging. De tijd dat regeringen vooral van grote mogendheden over volken spreken we maar niet; want die hadden toen weinig of niets te vertellen in de wereld op zoek gingen naar een of andere prins die de kroon van een bepaald land werd aangeboden, was toen al enige tijd voorbij. Er waren toen trouwens ook prin sen, die aan de hand van de landkaart na gingen of er niet een land te vinden was waar zij op de troon konden komen. Die prinsen lagen dus om zo te zeggen voor koning „in de markt”. Voorts stond de prins op lal zijn rechten, die hij als man en later als vader had. Staatsrechtelijk komt hij uiteraard na de koningin, maar in het gezin op Soestdijk is hij het die het uiteindelijk voor het zeggen heeft. In de oorlogsjaren heeft de prins ajle gelegenheid gehad zijn goede zijde te tonen. In Londen was hij de rechterhand van koningin Wilhelmina. Het was hem echter een ergernis, dat hij in de eerste oorlogsjaren geen actief aandeel in de strijd mocht hebben. Eerst toen het einde van de oorlog in zicht kwam, kreeg Bern- hard een militaire functie. Op 3 september 1944 werd hij door de geallieerde opperbe velhebber, generaal Eisenhower, benoemd tot opperbevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten, een besluit dat werd bevestigd door koningin Wilhel mina. Juliana, die in september 1948 koningin werd, hield bij haar inhuldiging in de Nieuwe Kerk te Amsterdam een rede, die een diepe indruk maakte. Bij herhaling wordt uit die rede de zinsnede geciteerd: „Wie ben ik, dat ik dit doen mag?” Tref fend was ook de wijze waarop zij haar moeder dank bracht. En bij dit veertigja rig huwelijk mag ook wel eens worden geciteerd wat de jonge koningin toen, bij na 29 jaar geleden, zei als vrouw en moe der: „Daarnaast ben ik gelukkig in miin De Belgische opstand in 1830 tegen het Nederlandse bewind opende voor Leo pold nieuwe perspectieven. De vertegen woordigers van de grote mogendheden hielden een oogje in het zeil bij het optre den van het Belgische Nationale Congres, dat de onafhankelijkheid had uitgeroe pen. Er werd nog wel even gedacht aan het vestigen van een republiek, maar daar durfde het congres niet aan. Er waren verschillende kandidaten voor koning, die echter niet de vereiste steun konden krijgen Aan de Britse afgevaardigde bij de gro te mogendheden, lord Palmerston, had Leopold het te danken dat hij hoewel Heel anders is het zoals hierboven is uiteengezet gegaan in België. We geloven, dat de sporen hiervan ook nu nog niet zijn uitgewist. Hoewel er geen enkele twijfel bestaat over de verheven levenshouding en de toewijding waarmee koning Boude- wijn en koningin Fabiola zich inzetten ten behoeve van hun volk, menen we ons niet aan overdrijvirig schuldig te maken als we beweren, dat de Belgische monarchie niet zo diep in het volk wortel heeft geschoten als de Nederlandse. Het is dan ook begrijpelijk, dat al vele jaren vóór 1937 bij meerdere Nederlan ders de vraag op kwam wanneer Juliana in het huwelijk zou treden. Want eerst dan bestond er kans dat de monarchale staats vorm met een nationaal koningschap voor ons land kon worden behouden. Er was grote vreugde toen de verloving van prinses Juliana met prins Bernhard werd aangekondigd. Wel werd die vreug de aanvankelijk getemperd dóór het feit, dat het een Duitse prins was aan wie Juliana haar hart had geschonken. De nazi’s hadden in Duitsland het heft al enkele jaren vast in handen. De jodenver volgingen in het Derde Rijk riepen alge mene weerzin op. En de aanmatigende eisen van Hitler aan het buitenland deden de vrees voor een tweede wereldoorlog ontstaan. Het is zeker aan het wijze beleid van koningin Wilhelmina en ook aan het man een levensgezel naast mij te hebben, die een grote steun voor mij is en hebben wij het voorrecht zelf al onze zorgen te mogen wijden aan onze vier kinderen. Ik wil hier met nadruk vaststellen, dat voor een koningin haar taak als moeder even belangrijk is als voor iedere andere Nederlandse vrouw”. s

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1977 | | pagina 17