Staat moet geen zedenmeester spelen
1
«W
1
I-
11
öfM
wa.
It I
Rotstreek, als dit anti-pomobeleid bewust is gevoerd9
DE WETGEVING OVER PORNOGRAFIE.
I
1
f->*$4^
C I
1
i
LI
in
F
g
I
door Theo Klein
j
F*
I
Wanneer de vaste Kamercommissies van CRM en justitie binnenkort met
minister Van Agt en staatssecretaris Meijer in debat gaan over de aangekondigde
maatregelen van de Justitie tegen pornofilms, zal het Joop Voogd niet aan
gespreksstof ontbreken. Het socialistische kamerlid, met zijn partijgenote
mevrouw Haas-Berger initiatiefnemer van het wetsontwerp tot afschaffing van de
filmkeuring voor volwassenen, loopt al weken met een aantal vragen rond, die
hem op de lip branden. Hij deed reeds een schuchtere poging om achter de
beweegredenen te komen, die de minister van Justitie er toe brachten zijn
goedkeuring te hechten aan het plan van de vijf procureurs-generaal om zodra
de filmkeuring is afgeschaft toch toezicht te blijven houden. Het antwoord van de
minister kon het socialistische trio Kosto, Haas-Berger en Voogd echter niet
overtuigen. Duidelijk werd slechts dat de bewindsman van het voornemen van
„de vijf’ af heeft geweten en dat hij zijn procureurs nog steeds stevig in de rug
steunt.
VVD had gelijk
1
29 januari 1977
-
EV
Zedenmeester
Sexfilm
Nieuwe kruistocht
V.
JF
t
THIS WEEK
pt
4
k
Voogd
Van Agt
Kamerlid Voogd
voelt zich gepakt
door Justitie
te.
over
■j
***^«W*
♦1,-s
daarvoor heeft Van Agt voor mij nog te
veel raadsels”.
derfelijk inwerken, zinneprikkelend dus,
zijn verderfelijk”.
De woelige jaren zestig veranderden
nogal wat. Op alle gebieden kwam er
meer vrijheid. Ook op het gebied van de
porno vervaagden de grenzen. Andere
dan strikt wetenschappelijke porno deed
haar intrede. De vraag: wat is aanstotelijk
werd moeilijker te beantwoorden. De
rechterlijke macht demonstreerde haar
onzekerheid, die weer haar weerslag vond
in het optreden van politie, Openbaar
Ministerie en het vervolgingsbeleid.
In 1971-1972 waren pornozaken in Haar
lem, Den Haag en Rotterdam aanleiding
tot een onderzoek naar het begrip aansto
telijkheid. Men ging op zoek naar bewijs
last, die sociologisch geleverd moest wor
den. Dat was onmogelijk.
feerd, met kinderen of met dieren. Niet
aanstootgevend wordt gevonden: „techni
sche” foto’s van een coïtus, speelse con
tacten, eventueel tussen personen van het
zelfde geslacht.
In 1971 hield het Hof in Den Bosch zijn
eigen normen aan. In 1972 bekrachtigde
de Hoge Raad deze: „de rechter moet
uitgaande van de heersende zeden nadere
inhoud geven aan het begrip aanstotelijk
heid, doch is daarbij niet gebonden aan
wettelijke bewijsmiddelen”. Procureur-
generaal Langemeijer: „de sterke bewe
ging in de denkbeelden op dit gebied die
zich op dit moment doet gelden, zal voor
de rechter een reden moeten zijn om
indien hij zelf daaromtrent twijfelt ook
geen aanstotelijkheid aan te nemen.”
Inmiddels was sinds 1970 de commissie-
Voogd steeds in verschillende samenstel
lingen bezig voor het afschaffen van de
filmkeuring. Er was een oud wetsont
werp, maar daar was zelfs nog geen
Memorie van Antwoord op (de regering
De Jong was aan het bewind). Pas in 1975
werd het initiatiefvoorstel behandeld. Het
werd aangenomen mét het amendement,
dat de leeftijdsgrenzen niet 14-18 maar 16-
18 jaar zouden zijn. Er kwam een tweede
enige medium waar nog censuur vooraf
bestond. Nu de meerderheid van de volks
vertegenwoordiging zich heeft uitgespro
ken voor afschaffing daarvan, moet de
rechterlijke macht niet weer preventief
toezicht gaan houden. Blijkt achteraf dat
met een film toch de wet wordt overschre
den, dan kan de rechter ingrijpen”, aldus
Voogd.
Voogd: „Ja, de WD heeft steeds
gezegd: waarom gaan jullie niet verder.
Pas ook artikel 24Ö aan. Dat we daar
nooit aan begonnen zijn komt in de
eerste plaats omdat we niet het risico
wilden lopen dat we daardoor het hele
wetsontwerp zouden verspelen. Ik was
er niet zeker van dat we ook voor dat
artikel een meerderheid mee zouden
krijgen. Daarnaast ontbrak het ons
De Eerste Kamer heeft er na de Tweede
ook haar toestemming aan gehecht. De
WD het hierbij noteren, dat men ook
maar tegelijk artikel 240 had moeten wij
zigen.
De commissie Melai (naar de naam van
de voorzittende professor) ziet op het
gebied van de seksualiteit slechts een
beperkte taak weggelegd voor de wetge
vers om door strafrecht individuen in de
openbaarheid te beschermen tegen aan
stoot of kwetsing door sexuele vrijmoe
digheid van anderen. De wetgever zal,
zonder als censor van de zeden op te
treden, wel enkele grenzen moeten trek
ken, waarbij de vrijheid van de burgers'
ten opzichte van elkaar redelijk worden
gewaarborgd.
Tot aan de jaren zestig deden zich geen
grote problemen voor. In de opsporing en
vervolging onderscheidde mep harde pro-
no en randporno (litteratuur of kwasi-
litteratuur, die geen problemen opleverde
door de terughoudendheid van de uitge
vers).
-i
De problemen die nu gerezen zijn had
den nooit kunnen ontstaan, wanneer
Voogd c.s. indertijd niet alleen gestreden
had voor de afschaffing van de filmkeu
ring, maar tevens voor wijziging van arti
kel 240 van het Wetboek van Strafrecht.
De WD-fractie in de Tweede Kamer
heeft daar van begin af aan op gewezen.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat
Hans Wiegel er nu in een brief over dit
onderwerp weer op terug komt.
De vraag is nu of er, naast een gewijzig
de vorm van art. 240 nog repressief toe
zicht moet zijn voor een vertoning van
films, die niet zijn goedgekeurd voor jeug
digen. De commissie meent dat er geen
sprake is van een onverhoedse confronta
tie, die door een strafbepaling moet wor
den tegengegaan. Men acht de kans bij
zonder klein, dat iemand volkomen arge
loos in een sex-bioscoop belandt.
Er ontwikkelde zich met name op het
gebied van de litteratuur aardig wat ju
risprudentie. Zo kwamen er in 1965 en
1966 de arresten van de Hoge Raad over
het befaamde Bob en Daphne en Fanny
Hill. De conclusie van de PG in de zaak
Bob en Daphne was, dat er indirecte aan
stoot werd gegeven. De Hoge Raad liet in
het midden of een kunstwerk al dan niet
aanstotelijk kan zijn. Aan het bewuste
boek kon niet een zodanige litteraire
waarde worden toegekend, dat die stelling
een nadere bespreking zou behoeven.
De actie tegen sexbladen liep vast. In
1970 bepaalde de Hoge Raad in de zaak
tegen Chick „dat de eerbaarheid een alge
meen begrip is, zoals dat moet worden
opgevat naar de hier te lande heersende
zeden, welke worden bepaald door bij een
belangrijke meerderheid van het Neder
landse volk op dit punt levende opvat
tingen”.
In september 1970 kwamen er richtlij
nen van de procureurs-generaal ten aan
zien van de fotosexbladen in verband met
de jurisprudentie. Als aanstootgevend
moest worden aangemerkt: foto’s van per
sonen in seksueel opgewonden toestand
of die om dat op te wekken geslachtsdelen
in wellustige houding tonen. Voorts: sex
met meer dan twee personen gefotogra-
Met het wetsontwerp Nelissen kwam er
in 1909 een wetswijziging. De Memorie
van Toelichting: „De uiterste behoed
zaamheid is op dit gebied geboden voor de
overheid. De ervaring leert dat met straf
bepalingen alleen geen verhoging van het
innerlijk zedelijk bewustzijn valt te berei
ken en dat deze voor zover ze tot opvoe
ding van het individu rechtstreeks beteu
geling der hartstochten beogen, vaak hun
doel missen en nutteloos de persoonlijke
vrijheid aantasten. Voor zedenmeester is
de staat minder geschikt”.
reces gaat, lijkt toch wel erg op een over
val. Iedereen weet dat een Kamerlid in
een vakantieperiode erg weinig mogelijk
heden heeft om actie te ondernemen. We
kunnen schriftelijke vragen stellen zoals
we gedaan hebben, maar dat is ons zwak
ste middel. Toen ik na de laatste nachtelij
ke vergadering over de huurverhoging
een paar uur geslapen had en in de krant
las wat de procureurs-generaal van plan
waren, heb ik me verschrikkelijk boos
gemaakt. Niemand is hierover van tevo
ren ingelicht. De minister had toch op zijn
minst de beleefdheid kunnen hebben om
de initiatiefnemers van het wetsontwerp
op de hoogte te brengen. Het gaat tenslot
te over een principiële zaak, waarbij de
rechterlijke macht het parlement in feite
voor de voeten loopt”.
Onder het toeziend oog van minister
Dries van Agt hanteren de vijf
procureurs-generaal artikel 240 van het
Wetboek van Strafrecht, waarin het verto
nen van afbeeldingen die aanstotelijk
kunnen zijn voor de eerbaarheid, straf
baar is gesteld. Hun goed recht vindt ook
Joop Voogd, dat zij in dit geval volgens
hem echter niet mogen gebruiken, omdat
zij daarmee lijnrecht inroeien tegen
de wil van 'de Kamer. „Het initiatief-
wetsontwerp heeft altijd tot doel gehad de
volwassen burger zelf te laten beslissen
welke films hij wil bekijken. Het was het
In 1886 werd artikel 240 ingevoerd in het
Wetboek van Strafrecht: „Hij die eenige
voor de eerbaarheid aanstootelijke
afbeelding of vliegend blaadje, waarvan
hij den inhoud kent verspreidt, openlijk
tentoonstelt, aanslaat of ter verspreiding
in voorraad heeft, wordt gestraft...” En in
de Memorie van Toelichting vindt men:
„Tegen vrijwillig eigen zedenbederf de
individuen beschermen behoort niet tot
de taak der strafwet. Zij heeft alleen te
waken tegen het kwetsen van eens anders
eerbaarheid en dit geschiedt niet door
boeken met onzedelijke inhoud, maar
door zedelooze prenten of kleine schot
schriften die tentoongesteld of verspreid
zich ook huns ondanks aan personen
opdringen, wier zedelijk gevoel erdoor
gekwetst wordt”.
Maar dan in 1911 wordt de staat
eerst recht een zedenmeester. Het nieuwe
wetsontwerp spreekt van „bestrijding der
zedeloosheid”. In het geding komt nu niet
alleen de vrijheid van het individu maar
ook en vooral een bovenpersoonlijke
zedelijke orde, die hersteld moet worden.
De strijd moet opgenomen worden tegen
de bronnen van het zedenbederf. Onder
artikel 240 vallen nu ook: geschriften,
voorwerpen en het vervaardigen van)
aanstotelijk materiaal. Er wordt extra
aandacht besteed aan de bescherming
van de jeugd. „Zaken, die volwassenen
niet hoeven te schaden, maar op het ont
vankelijke kindergemoed ten hoogste ver-
De strafwet is in deze opvatting geen
curator van het zedelijk leven van indivi
duen, doch beschermt de opvattingen en
kwetsbaarheden van persónen t.a.v.
opdringerigheid van anderen. De over
heid is een bescheiden plaats toebedeeld.
Het gaat om het beschermen van de open
bare eerbaarheid, niet van de individuele
burger.
Het optreden van Justitie via de procureurs-generaal inzake de bestrijding van
pornofilms is op zijn minst merkwaardig te noemen en in strijd met de geschiedenis
van het beleid tot nu toe en in strijd met de opiniepeilingen. De nieuwe wet
afschaffing van de filmkeuring heeft nog niet eens wetskracht of men probeert door
een achterdeurtje de fatsoensvinger op te steken en iedereen te betuttelen. Zelf
uitmaken wat je wilt zien wordt dus toch weer niet toegestaan. Ook al zijn de normen
in de maatschappij veranderd. We hebben eens uitgezocht hoe het met de wetgeving
en het beleid tot nu toe gesteld was.
pornostréven, dan spreekt Voogd zelfs
van een „kwaadaardig initiatief”.
Vooral over het tijdstip waarop de vijf
procureurs hun actie bekend maakten,
heeft Joop Voogd zich bijzonder opge
wonden. „Het kan natuurlijk zijn dat men
het niet beseft heeft, hoewel dat moeilijk
voor te stellen is, maar zoiets opzettelijk'
doen kort voordat de Tweede Kamer op
Intussen was het zo, dat de pornografie-
jurisprudentie zich was gaan toespitsen
op litteratuur en fotografie. Maar in 1970
kwam de sexfilm in zwang. De filmkeu
ring, die tot danvolgens de bioscoopwet
van 1926 zulke trouwe diensten had
bewezen kon er niet meer tegenop. De
sextheaters gedijden op de veranderde
moraal. Trouwens ook op de TV werden
de normen verlegd.
De justitie trachtte natuurlijk wel de
zaak binnen de perken te houden. Men
greep eventueel in met de bioscoopwet, de
„beslotenheid”, de drank- en horecawet in
de hand. Zo werden houders van sexclubs
op die gronden in de jaren 1972-73 in
Hulst, Rotterdam en Den Haag veroor
deeld. Entreegelden van rond een tientje
vond de justitie niet voldoende als waar
borg voor beslotenheid.
De commissie, ingesteld door de mini
steries van Justitie, Binnenlandse Zaken,
CRM, Sociale Zaken en Volksgezondheid,
die als taak had de voorstellen t.a.v.
afschaffing van de filmkeuring voor vol
wassenen met nu een adviescommissie-
filmkeuring te onderzoeken, hield zich
ook bezig met eventuele andere gewenste
wijzigingen zoals in de omroepwet en ver
ordenende bevoegdheden van lagere
overheden. Dit alles met betrekking tot
bescherming van de goede zeden.
Over films merkt die commissie onder
meer op, dat men na het vervallen van de
preventieve keuring de vraag moet bezien
in welke mate de repressieve controle
moet worden uitgeoefend. Daarvoor
beschikt men over de gemeentewet en
artikel 240 strafrecht. De commissie wil
240 beperken tot bepaalde vormen (de
gekeurde films vrijwaren van strafvervol
ging, niet gekeurde films (sex-clubs) straf
baar voor jeugdigen, vrij voor volwas
senen).
Zelfs in een aanloopperiode naar de
verkiezingen, gelden er voor politici vol
gens Joop Voogd bepaalde normen waar
aan zij zich te houden hebben. Ondanks
de verhevigde politieke strijd, moet er een
zeker respect voor elkaar blijven en daar
van zou geen sprake meer zijn wanneer
mocht blijken dat Van Agt zelf het initia
tief voor deze anti-pomo-actie heeft geno
men, een actie dié lijnrecht tegen de over
tuiging van de overgrote meerderheid van
de Kamers indruist. Zou men daarnaast
de laatste dag voor het kerstreces nog
volkomen opzettelijk gekozen hebben
voor de publikatie van het anti-
grens van twaalf jaar bij. Vanwege de
speciale tussengroep. Het is voortaan zo
dat een film gekeurd moet worden voor
jongeren onder de zestien jaar. De
bemoeienis ten aanzien van de burger,
wat de openbare orde en zedelijkheid
betreft (bioscoopwet c.q. gemeentewet) is
voorbij. De keuringscommissie bestaat
niet meer uit vertegenwoordigers van
geestelijke richtingen, maar uit een psy
chiater en psychologen. De criteria op
toelaatbaarheid zijn verlegd van de vrij
moedige sexopnamen en porno naar
agressie, sadisme en perversiteit.
:uy»i.iiji liimwii'
In het zicht van de verkiezingen (25 mei)
zitten er aan deze nieuwe actie van Van
Agt c.s. interessante politieke aspecten.
De nieuwe kruistocht tegen de pronogra-
fie past immers te goed in het „ethisch
reveil” van CDA-lijsttrekker Dries van
Agt om voor zoete koek aan te nemen dat
er hier sprake is van een toevallige samen
loop van omstandigheden. Joop Voogd
weet nu nog niet precies waar hij aan toe
is.
Hij zegt: „Als dit een bewuste verkie
zingsstunt is, dan vind ik dat een rot
streek. Maar ik heb nog geen reden om
aan te nemen dat dit zeker het geval is. Ik
kan zelf met minister Van Agt goed
omgaan. Zijn drugbeleid vind ik prima,
maar in kwesties als abortus en oorlogs
misdadigers stond ik lijnrecht tegenover
hem. Niettemin kan ik doorgaans goed
met hem praten. Anderzijds blijkt die
man zodanig te kunnen veranderen, dat er
een totaal andere figuur te voorschijn
komt. Ik kan nu dan ook niet beoordelen
of er sprake is van een verkiezingsstunt,
Maar wie er nu eigenlijk op het idee is
gekomen om de ondubbelzinnige afkeu
ring van het parlement te negeren en toch
via een achterdeurtje (artikel 240 van het
Wetboek van Strafrecht) de bioscoopbe
zoeker onder curatele te houden; wie
besliste om deze hele actie op de laatste
dag voor het kerstreces van de Tweede
Kamer in de openbaarheid te brengen en
hoe de justitie aan de norm van theaters
met meer dan vijftig stoelen is gekomen,
bleef nog een goed bewaard geheim op het
ministerie van Justitie.
Toch wil Voogd antwoord op deze vra
gen in het komend gesprek. „We hebben
gewoon meer informatie nodig voor we
kunnen beslissen wat verder te doen”, legt
de Haarlemse parlementariër uit, „ik had
natuurlijk ook kunnen proberen om dat
via een interpellatie (uitgebreide monde
linge vragen, red.) te weten te komen.
Maar dan heb je erg beperkte mogelijkhe
den. We hebben er daarom de voorkeur
aan gegeven om eerst wat meer los te
krijgen, dat gaat vaak makkelijker via
zo’n gesprek. Daarna kunnen we altijd
nog beslissen of we er mee terug in de
kamer komen”.
gewoon aan mogelijkheden, aan tijd en
medewerkers om zo’n groot brok werk
erbij te nemen. Ik was er toen ook van
overtuigd dat niemand het in zijn hoofd
zou halen om tegen de uitdrukkelijke
wil van de Kamers via deze achterdeur
toch nog een soort filmkeuring in stand
te houden”.
jHoe zeker hij daarvan was blijkt wel
uit zijn antwoord op de ongeruste
mededeling van de Bioscoopbond, dat
Justitie weleens van die mogelijkheid
gebruik zou kunnen maken. „Ik heb
hun toen verzekerd dat zoiets vrijwel
zeker niet zou kunnen gebeuren. Kan je
begrijpen, hoe ik me voelde toen ik de
actie van de procureurs in de krant las.
Had ik indertijd geweten dat dit toch
nog voor zou komen, dan zou ik waar
schijnlijk toch aan een wijziging van
artikel 240 begonnen zijn”, aldus Joop
Voogd, die het uiterst merkwaardig
vindt dat justitie zich juist richt tegen
de pornofilms, terwijl tijdens de hele
parlementaire behandeling het accent
erg zwaar op de verbanning van het
grove geweld van het witte doek heeft
gelegen.
Een wending die wellicht tot meerde
re glorie van het ethisch reveil tot stand
kwam. Dat minister Van Agt weinig
ingenomen is met het voornemen om de
filmkeuring voor volwassenen op te
heffen heeft hij nooit onder stoelen of
banken gestoken. Zover bekend heeft
hij nog steeds geen handtekening onder
het wetsontwerp gezet. In tegenstelling
tot de koningin, die dit eerder deze
maand deed. Opmerkelijk was tevens
dat het erg lang duurde voor de rege
ring het wetsontwerp doorspeelde naar
de Raad van State. Voogd: „Ik heb
echter gehoord dat dit niet de schuld
was van Van Agt, maar dat de vertra
ging gewoon door tijdgebrek werd ver
oorzaakt”.
Afgezien van het politieke aspect,
maakt het in de praktijk weinig uit of
de minister van justitie zijn handteke
ning wel of niet plaatst. De regering
heeft zich akkoord verklaard met het
ontwerp, dat zeker van de handteke
ning van staatssecretaris Meijer (CRM)
voorzien zal worden. Officieel is de
filmkeuring nog steeds van kracht. Het
nieuwe ontwerp van Voogd en Haas-
Berger wordt pas van kracht drie
maanden nadat het in de Staatscourant
is verschenen en die publikatie zal
waarschijnlijk over enkele weken
plaatsvinden.
Joop Voogd hoopt dat zich in die
tussentijd een mogelijkheid voor zal
doen om Van Agt tot andere gedachten
te brengen. Veel kans geeft hij zich
echter niet: „Dat het komend gesprek
voor ons onbevredigend zal verlopen,
staat nu eigenlijk al vast. Maar mis
schien geeft de houding van de minister
niettemin aanleiding om voorlopig niet
door te gaan. Zo niet dan zullen we ons
opnieuw beraden over wat ons te doen
staat. Bovendien kunnen we altijd nog
afwachten hoe hard de procureurs
generaal gaan optreden. En dan zijn we
op zijn minst vier maanden verder en is
er misschien een heel andere situatie
ontstaan. Wellicht is er tegen die tijd al
een nieuw kabinet, met, een andere
minister van justitie”.
V
s
e
m
8