De Homo Ornans
gevonden in het Friese land
Henk Bakkeren
de versierder
r
Er zijn
nauwelijks
nog echte
vaklieden
>n
door Hans Rombouts
i
ëêsaËSg
De Eendracht
en
Vroeger vlugger
Materiaalvervreemding
ln Wommels hebben we de
Homo Ornans ontdekt, de versie
rende mens. Het is Henk Bakke
ren, beeld- en houthouwer In de
oude boerderij „De houten
klink”, aan de rand van het Frie
se dorpje, dat uitziet over weids
weiland, hakt Bakkeren zijn
boegbeelden en scheepsspie-
gels. In zijn atelier, zijn werk
plaats staat Icarus, door de hout
houwer van Wommels in teak
vastgeklonken, naam en zinne
beeld van een schip. De uitvlie
ger Bakkeren, van oorsprong en
nog duidelijk hoorbaar Amster
dammer van geboorte, die zijn
leven verdeelde tussen varen en
hakken, is enkele jaren geleden
neergestreken in de streek
boven Bolsward. Daar kwam hij
de beitels in het hout drijvend
tot die betiteling Homo
Ornans. Als bewonderaar van
Huizinga’s Homo Ludens vindt hij
dat een aardige vondst. Bakke
ren de versierder. Sinds kort ook
draagt hij dat versieren in hout
(tegenwoordig zijn specialiteit,
nadat hij vele jaren het steen
heeft bevochten) over op creatie
ve liefhebbers. Hij schreef het
boek „Hakken in hout”.
Paleis op de Dam
■I
- '9 i
.Ww:.-.
de hout-houwer
van Wommels
841
de binnenplaats van het moderne
Rietveld”.
Henk Bakkeren wil het oude
ambacht wat impulsen geven. Een
kleine aanzet was het al eerder
genoemde boek „Hakken in hout”
(uitgegeven bij De Boer Maritiem,
een prima handleiding voor hout
hakken, niet hout snijden, voor de
doe-het-zelver). Hij is van plan om
verder te gaan; boeken samen te
stellen voor professioneel gebruik.
Bakkeren: „Er is practisch geen
vaklitteratuur op het gebied van
steen houwen en hakken in hout.
Daar wil ik wat aan doen. Het zou
toch te gek zijn als dat helemaal zou
verdwijnen”.
al als een soort rembekrachtiger
zien. Ik vind dat een kunststofboot
best wat krulletjes en versieringen
van hout kan hebben. Je boot valt
dan uit de serie en krijgt iets eigens.
Maar ja, wat praat ik, het is mijn
living”.
en
den eerst door een mannetje inge
steld worden. Dat duurt een half
uur. Zo’n klus doe ik dan in een
kwartier; ben ik klaar en is die
machine zich nog aan het prepare
ren op het karwei. Dan ga ik nog
niet eens in op de persoonlijke visie
en de persoonlijke benadering van
de hakker”.
„Naarmate het ambacht exclusie
ver wordt komt er minder concur
rentie. Dat maakt het produkt van
die „zeldzame” ambachtsman duur
der. Ik kom maar weer terug op het
steenhouwen. Vroeger tikte een let-
terhakker 200 a 250 letters in steen.
Nu zijn er graveermachines. De
man die achter de machine staat
haalt geen 200 letters. Alleen aan
intern vervoer met lieren enz. ben je
uren kwijt. Vroeger stapte een let-
terhakker met zijn mokertje en zijn
beitel naar de steen toe. Dat ging
heel wat vlugger”.
De verarming van het ambachte
lijke patroon gaat snel. Niet alleen
verdwijnen er steeds meer vaklie
den, die de kennis van hun stiel
meenemen naar hun pensioenbe-
stemming, maar met hen ook de
toeleveringslijnen voor het echte
ambacht. Henk Bakkeren: „De toe
leveringsbedrijven sterven uit. Je
moet nu veel materiaal en gereed
schap zelf maken. Ik ben een paar
jaar gastdocent geweest aan de
Rietveld-akademie in Amsterdam.
Ik gaf les in hakken. Wat blijkt? In
Nederland worden er geen goede
beitels meer gemaakt voor dit speci
ale werk. Als je ze koopt moet je
naar Duitsland of Engeland. Daar
zijn nog een paar exclusieve beitel-
smeden. Vroeger had je bij elke
steenhouwerij een beitelsmid. De
laatste is drie jaar geleden gestor
ven. Nou, dan moet je les geven aan
de akademie. Maar de beitels zijn te
duur voor de leerlingen. Dan moet
je ze dus zelf maken. Prima. Maar
waar je vroeger naar de ijzerhandel
kon lopen om een stuk beitelijzer te
kopen grijp je nu mis. We vonden
tenslotte uit, dat bladveren van
auto’s goed te gebruiken zijn. Dan
moet je gaan smeden. Een veld-
smidje met aambeeld aangeschaft.
Maar om te smeden heb je wel vette
smidskolen nodig. Na veel moeite
vonden we een adresje waar ze die
nog hadden. Roet en smook dus op
Henk Bakkeren is het type van de
oude veelzijdige vakman, die de
activiteiten via hersens, schetspot-
lood en hamer en burijn scherp-
kantige beitel laat uitmonden in
fraaie vormen. Hij ontwerpt zelf,
hakt zelf. Ambachtsman van het
zuiverste ras. Dat soort ambachts
lieden verdwijnt langzamerhand in
de wassende stroom van computer
en machineprodukten.
In eén tijd, waarin de automatise
ring steeds verder in alle geledingen
van de maatschappij doordringt,
verkondigt de houwer van Wom
mels de stelling, dat hij het op zijn
terrein op kan nemen tegen dure
machinerieën. „Er zijn nauwelijks
echte steenhouwers meer. Er wor
den steeds meer machines uitge
vonden om via schablonen te wer
ken. Een verarming van het versie
ren, dat het leven nog aangenaam
maakt en houdt. Neem nou Amster
dam. Daar had je vroeger vijf of zes
grote steenhouwerijen, waar zo’n
dertig man werkten. Nu heb je
alleen nog maar steenfabrieken,
waar je niet eens meer een steen-
houwersloods aantreft. Echte steen
houwers zijn er bijna niet meer. In
een kleine werkplaats achter de
Westertoren vind je er nog twee. Ik
ben er ook nog een, die zelf kan
hakken. Die machines. Als er iets
gedaan moet worden, moet een
machine van honderdduizend gul-
Henk Bakkeren kan veel verhalen
vertellen, die ..verscholen" zitten
achter geveltjes. Elk eeuwenoude
huis heeft tenslotte zijn eigen historie
Boeiend is de geschiedenis die -
naar overlevering - vastzit aan dit
grachtenpand, dat de Amsterdam
mer heeft gerenoveerd. Het was een
van de twee huizen, die twee broers
in Amsterdam lieten neerzetten. Op
de top van het geveltje lieten zij zich
in steen vereeuwigen, samen met
hun vrouwen. De ene broer liet tus
sen zijn stenen ik en zijn echtgenote
een (stenen) touw bevestigen als
onderpand van hun trouw. Toen het
vrouwtje van vlees en bloed echter
een scheve schaats had gereden, liet
de man het stenen touw wegkappen
Weg trouw, weg touw. Bakkeren
heeft bij de restauratie het touw uiter
aard ook weggelaten.
mentiek. Dat vind je terug in zijn
hele levensritme. Kop en handen
gebruiken. „Ik heb nooit in de
contra-prestatie gezeten. Ik weet
daar eigenlijk niets van en wil dat
om
te
Echt degelijk vakwerk is duur
der. Henk Bakkeren zet daar vraag
tekens bij. „Vroeger waren er meer
handwerkslieden. Toen was men
nog trots op zijn werk. Een metse
laar verwerkte zo’n tweeduizend
stenen per dag, nu zijn het er nau
welijks vierhonderd. Dat ligt niet
aan de metselaars in die zin, dat ze
slechter zouden zijn geworden.
Maar vroeger stonden twintig met
selaars tegen elkaar op te werken.
Nu vind je op een bouwwerk amper
twee echte metselaars, de rest
werkt met beton. En de CAO blijft
tellen, of je nu 2000 of 400 stenen
metselt”.
De Amsterdammer roept ons tij
dens het gesprek naar een hoek van
zijn werkplaats. Als had hij op éen
van zijn verre tochten ergens op een
onbewoond eiland een kist met
edelstenen gevonden, duikt hij
omlaag en haalt voorzichtig een
krat te voorschijn. Hij tilt de deksel
op en zegt met de trots van een
vader, die zijn pasgeboren kind
toont: „voila, hoe vind je dat?” De
kist zit vol met allerlei soorten bei
tels. „Die heb ik overgenomen van
een oude steenhouwer, die er mee
gestopt is. Voel die beitels en dan de
nieuwe, die in de fabriek gemaakt
worden. Voel je het verschil?”
Het is het verschil tussen toen en
nu.
avontuurlijke inslag is een verwoed
zeiler. Zijn trots was vele jaren een
piepkleine sloep, die een onmoge
lijk groot zeiloppervlak had. „Als ik
voor de wind voer en je keek naar
me op afstand, dan zag je alleen
maar een stel zeilen over het water
stuiven.
De boot zelf zag je niet”. Dat
scheepje voerde hem naar Enge
land en waar al niet. Dat scheepje
was ook een ijskoude winter zijn
tehuis. „Een lekker nest, verborgen
in de stilte”.
Met vrolijke, zeevaardige en alco-
holbestendige maten verdiende
Henk Bakkeren in zijn wat jongere
jaren nogal eens de kost door jach
ten weg te brengen of te halen van
lieden, van wie de portemonnaie
aanmerkelijk gevulder was dan de
zijne. Dat ging dan naar de Middel
landse Zee of zelfs naar het Caraibi-
sche gebied. Zeilend wel te ver
staan.
Ook op het gebied van de water
sport is er de laatste jaren veel
veranderd. De toeloop van recrean
ten is zo groot geworden, dat de
echte ouwe jongens, die elkaar al
aan de kim konden onderscheiden,
elkaar uit het oog dreigen te verlie
zen. De maniakken van weleer had
den hun eigen persoonlijke boot.
Nu is er seriebouw. Ook hier heb
ben de machine en het moderne
materiaal het oude ambacht ver
drongen. Maar ook: de hang naar
het vroegere, de tierelantijntjes en
de romantiek dringt hier op. Bak
keren: „De polyester boten zijn
strak. Maar men wil er toch iets
persoonlijks aan gaan geven.
Behalve dan de echte wedstrijdzei-
lers, die elke korrel op schip of mast
„Met houten hamers maken dito.
Zelf maken. Je hield geen tijd over
om het vak zelf te onderrichten. En
dan die materiaalvervreemding. Je
kunt het geloven of niet, maar een
leerling van een eindexamenklas
vroeg me: kunt u me zeggen wat
kopshout is? De Rietveld-akademie
heeft een prima bronsgieterij-
afdeling; werkt uitstekend met
moderne materialen. Maar het hak
ken in hout en steen zit in het ver
domhoekje. En niet alleen daar. De
tendens is er al vijfentwintig jaar.
Wie leert er nog echt steen of hout
hakken? De Nederlandse steenhou
wer had altijd een goede naam,
omdat je hier in alle soorten steen
moest werken. Die tijd is geweest”.
Henk Bakkeren, man met ijzeren
constitutie, die bepaald geen trim
baan nodig heeft met afschuw
noemt hij trouwens trimbanen en
specifiek dierenvoer symptomati
sche uitwassen van ons welvaarts-
bestel mint het mannelijke
ambacht. „Maar wat gebeurt er
tegenwoordig? Het gaat er in eerste
instantie alleen maar om om op te
vallen. Hoe krankzinnig of warrig
of armoedig het ook is als kunst
uiting. Als je niet iets geks doet kun
je je niet waar maken”.
Mocht de indruk gewekt zijn, dat
Bakkeren een sombere Wommelsi-
aanse denker is, die mokkend de
guts hanteert en alle modernismes
demonstratief de kont toekeert, dan
is men volslagen mis. Henk Bakke
ren is van nature een woelig, vrolijk
mens. Dat vind je terug in zijn orna-
ook niet weten. Je moet werken
lekker te kunnen leven en
genieten”.
Henk Bakkeren vond het begin
van die bestaansmogelijkheid
het versieren van schepen
eigenlijk en hoe kan het anders
op de Hiswa. De Amsterdammer
zag het ontwerp van de Eendracht,
het „vlaggeschip van de Nederland
se zeilvaart”, op een stand. Er stond
ter verfraaiing een van het scheep
vaartmuseum geleend boegbeeld
bij. Toen Bakkeren er wat snuffel
de en uit de mond liet vallen dat hij
best spiegel en boegbeeld voor de
Eendracht zou willen maken, werd
hij onmiddellijk door de voortva
rende Jutta, de kapitein van het
schip, bij de kladden gepakt. Bak
keren kon niet direct aan de slag, in
feite pas op het laatste moment,
omdat de naam van het schip pas
uit een prijsvraag te voorschijn zou
komen. Het werd de Eendracht.
Bakkeren ontwierp de spiegel: de
naam verweven met ineengestren
gelde figuren.
De „jongen met de gouwe klou-
we”, gevoelig voor de scheepsma-
gie, maakte het en zag met trots zijn
werk op het fraaie zeilschip. Zijn
naam was ook direct gemaakt. Zo
tracht hij dan op zijn manier bij te
dragen tot het verfraaien van de
Nederlandse schepen en scheepjes
vanuit Wommels, waar de Friezen
eerst wel even vreemd opkeken
tegen die Amsterdammer, maar
snel alle respect lieten blijken.
Ambachtslieden zijn er nog in tel en
zeker als daar bij komt, dat het om
schepen gaat.
Het bewijs van het harde werken
is voor iedereen tastbaar en zicht
baar, met name in Amsterdam,
waar Henk Bakkeren de restauratie
of liever de renovatie, zoals hij zegt,
van het beeldhouwwerk aan het
Centraal Station en het Paleis op de
Dam heeft gedaan. Een enorme
klus. Dat werk ook aan veel
andere gevels in Amsterdam
heeft Bakkeren, die als Amster
dams joch al door het oude Mokum
zwierf, veel voldoening gegeven. De
oude stad zijn vroegere pracht laten
houden of teruggeven. Daarom ver
driet het hem, dat er zoveel moois
en eigens gesloopt wordt. Dat heeft
hem er onder andere ook toe gedre
ven om uiteindelijk uit te wijken
naar Friesland. Na jaren werken
aan die gevels wilde hij trouwens
tenslotte ook wel weer eens wat
anders.
Bakkeren werkt nu hoofdzakelijk
met hout. „Ik heb de tijd mee. Er is
een soort heimwee ontstaan naar
hout en steen. Brons was de laatste
jaren altijd je van het. Dat veran
dert merkbaar. En van dat gat in de
markt maak ik dankbaar gebruik
om mijn brood te verdienen. Met
name in het versieren van
schepen”.
Dat laatste is niet zo verwonder
lijk. De Amsterdammer met de
A
fcSWrtSWtWXW
.r-" -
-■