Af wachten wat gevolgen voor Charta-mensen zijn I I I I I ‘1 0 I ONZEKERHEID BIJ AGENTEN ROND INTERVIEW HAJEK ^■1 1 le )U door Fred Sanders O'n en n tc. Uitsmijterstype ïn r rm Correct door Dick Verkijk Steun aan Charta 77 Waarom? Verkild sn Veiligheidsdienst wist n raad met Verkijk geen ir tel. VAN ELS- Jan Potocka sche toon ester jgie ring. erlijk Frantisek Kriegel a Onze minister van Buitenlandse Zaken Van der Stoel had van tevoren openlijk aangekondigd bij zijn bespre kingen zware nadruk te leggen op de kwestie van de u n, et Hij werd ook in het interview dat de Tsjechoslowaakse televisie had met Van der Stoel beschuldigd van fascistische sympathieën. ligheidsdienst was, die het huis van Hajek in de gaten moest houden. Ik stapte alleen uit en drukte op de bel' van Hajek’s tuinhek. Terwijl Hajek naar buiten kwam, stapten de drie mannen van de StB uit hun auto. De drie mannen spraken alleen Tsjechisch, Hajek trad als tolk op. „Ze zeggen, dat u niet bij mij op bezoek mag”. „Waarom niet”, vroeg ik het drietal, „kunt u mij zeggen op grond van welke wet het een buitenlander verboden slechts gemotiveerd zou zijn door de vraag wat het effect ten gunste van dat optreden zou kunnen zijn. Ten gunste van een beter lot van de strijders voor die mensenrechten binnen Tsjecho- Slowakije zelf. De consequenties voor de Charta- aanhangers zelf de enige overweging voor Van der Stoels optreden zijn het tuifthek stonden nu niet alleen de drie mannen van eerst, maar ook nog een vierde, een ongezond-dikke man van ach terin de twintig, het kort geknipte blonde haar op zijn voorhoofd geplakt, met een kort-leren jack kortom: een uitsmijters- type. Jiri Hajek. oud-minister van Buitenlandse Zaken verdwenen. Het duurde even, voor de ver- hoorploeg op het appel verscheen. Ik bleek gepromoveerd: zeven jaar geleden werd ik door één man verhoord, nu door twee plus een vrouwelijke tolk, df eruit zag of ze haar zo uit de schouwburg had den gehaald. De cameraman mocht wach ten, ik kwam het eerst aan de beurt. maar is toch zodanig verlopen, dat ze althans mijn stukje niet passend hebben gekregen. Dat proces is, nadat het een paar keer was uitgesteld, nooit gehouden. Het was een goede ervaring, zeven jaar geleden, die ik niet graag gemist zou heb ben. Het bleek me dat, hoe goed je je ook verdedigt, elke verdediging weer een aan knopingspunt kan bieden voor nieuwe vragen. Bovendien erken je, door hun antwoord te geven, hun „goede recht” om je te ondervragen. Ik had me dus stellig voorgenomen om in een soortgelijke situ atie helemaal geen antwoord meer te geven. Het laatste waar ik aan gedacht had, was dat die situatie zich voor het eerst zou voordoen in weer die Bartholo- meusstraat. De twee heren wilden meteen beginnen met vragen. Ik vroeg of ik eerst een ver klaring mocht afleggen. Dat mocht. Ik heb toen precies verteld, wat zich aan het hek van Hajek tussen de StB-mannen en mij, zowel bij het komen als het gaan, had afgespeeld en ik verbond er de conclusie aan: „Ik heb niets tegen de wet gedaan; integendeel: u heeft mij in strijd met de wet hier naar toegebracht en daarom wei ger ik verder ook maar enige verklaring af te leggen”. ij en irec- weg t 3rd I A. toe- R. A laats ,aar nter- a die ider eent >sen- We waren anderhalf uur bij Hajek; een interview van een half uur stond op de band. Hajek wilde ons uitlaten, maar bij en sn is. s is een Tsjechoslowaakse staatsburger op te zoeken?” „Daar hebben we niets mee te maken, we hebben onze instructies, u mag er niet in”, was hun antwoord. Vervolgens vroegen ze me mijn pas ter inzage. „Hebt u het recht mijn pas in te zien”, vroeg ik. „Ja, wij zijn van de staats veiligheidsdienst”. Ik vroeg hun haar hun legitimatiebewijs, waarop een Van hen een klein kaartje van naar schatting vijf bij drie centimeter liet zien met het opschrift: „Statni Bezpecnost”, afgekort StB staatsveiligheidsdienst. Hij nam mijn pas en zei, dat ik mee moest naar het StB-bureau. Ik wees hem erop dat ik geen enkele wet had overtreden, en dat ik daarom weiger de met hen mee te gaan. Toen Hajek ze vertelde dat we hier waren in het kader van Van der Stoels bezoek, gingen ze in onderling beraad. Dat duurde nogal en in die tijd kon ik praten met Hajek. Hij vertelde dat die auto sinds vrijdag voor zijn deur stond en dat sindsdien niemand meer tot hem werd toegelaten. „Ik ben praktisch geïnterneerd in mijn eigen huis”, aldus Hajek. Intussen waren de StB-mannen het er over eens geworden, dat ik niet mee hoefde naar het bureau; we mochten terug naar het hotel. Net toen we wilden wegrijden, kwam Hajek naar ons toe en zei: „U mag toch binnen komen”. Ze hadden via hun mobilofoon de cen trale gebeld, die toestemming had ver leend. Het leek me niet verstandig om de hele camerauitrusting mee te sjouwen en haalde daarom alleen mijn aktentas en tas met cassetterecorder uit de taxi. „Is dat een bandopnameapparaat?”, vroeg een der mannen. Ik antwoordde bevestigend. „Dat gaat niet”, zei hij. „Waarom niet”, vroeg ik. „Als ik toch word toegelaten tot meneer Hajek, waarom mag ik dan mijn recorder niet meenemen?” Hij liep naar zijn mobilofoon voor nieuw overleg en kwam terug met de mededeling: „Het is goed, gaat u maar”. SM*)» Stoel, steeds van uitgaan dat de Slotakte van Helsinki als een geheel moet worden beschouwd, zijn wij het ermee eens dat de kwestie van de mensenrechten in Praag zoveel aandacht heeft gekregen”. Ter Beek maakt verder een opmerking die precies tegengesteld is aan die van Van Amelsvoort: „Wij gaan er natuur lijk wel van uit dat wij onze wensen ten aanzien van de mensenrechten niet alleen moeten laten gelden voor Oost- Europa, maar ook voor andere landen met dictatoriale systemen”. Eerder al, tijdens het debat over de korvetten voor Indonesië, had PPR- kamerlid Coppes het optreden van Van der Stoel in Praag „moedig” genoemd en de wens uitgesproken dat ook de men senrechten in Indonesië zoveel aandacht zouden krijgen. Het antwoord ligt natuurlijk voor de hand: in tegenstelling tot Tsjecho-Slowakije zijn landen als Indonesië en Chili geen medeonderteke naars van de Slotakte van de Europese Veiligheidsconferentie in Helsinki, die de ondertekenaars het recht geeft elkaar te beoordelen op de toepassing van de bepalingen in die akte. Dus ook op de wijze waarop de autoriteiten in deze landen de bepalingen over de mensen rechten toepassen. voorlopig minder duidelijk. Uit Praag kwam donderdag het bericht dat prof. Patocka voor verhoor was meegenomen naar het ministerie van Binnenlandse Zaken. Het was nog niet duidelijk of hij zou worden vastgehouden. Het lijkt mogelijk dat prof. Patocka door zijn gesprek met Van der Stoel een soort relatieve onkwetsbaarheid heeft ver worven, enigszins vergelijkbaar met de versterkte positie van de Sovjet- dissident Sacharov na de brief die presi dent Carter hem schreef. Daarom toog ik nog dezelfde avond met bandopnameapparatuur voor een radio-interview en vergezeld van een NOS-cameraman om zo mogelijk ook een tv-interview te maken, naar het huis van Hajek in een Praagse buitenwijk. Hij bleek in een heel smal straatje te wonen. Er stond in die hele straat één auto. „Rij maar tot waar die auto staat”, zei ik tegen de taxichauffeur, want ik begreep onmid- dellijk dat het een wagen van de staatsvei- Een positief gevolg van Van der Stoels optreden is in elk geval geweest, dat de Tsjechoslowaakse leiders nog eens heb ben kunnen horen en merken hoe in het Westen wordt gedacht over hun optre den tegen aanhangers van Charta ”77. Dat kan ertoe leiden dat de gematigde vleugel, waartoe president Husak en ook de (veel minder belangrijke) minister van Buitenlandse Zaken Bohuslav Chnoupek behoren, argumenten in han den krijgt. Het kan ook tot gevolg heb ben dat mensen als Bilak, de partij- ideoloog en Indra, de voorzitter van het parlement, voorstanders van de „harde lijn” gaan zeggen: toenadering tot het Westen heeft geen zin, het Westen blijft ons toch veroordelen en aanvallen. Het is van hieruit niet goed mogelijk te zeg gen welke kant dat gevecht uitgaat. Ik moet zeggen dat er uitermate correct werd gehandeld. Zeven jaar geleden ging het heel grimmig toe, dreigementen met een „hogere kwalificatie van verhoor” toen ik weigerde op bepaalde vragen ant woord te geven; het was de tijd dat er voorbereidingen werden getroffen een proces tegen Pachman, Vaculik, Battek en anderen op touw te zetten op beschul diging van spionage. Ik kreeg toen duide lijk de indruk, dat men bezig was mij een klein stukje te doen zijn van de vervalste legpuzzel tegen dat groepje ’68-ers. het verhoor toen was net een schaakspel, tot uitdrukking heeft gebracht. De CPN heeft zich schamper uitgelaten in een interruptie van Tweede-Kamerlid De Leeuw tijdens het debat, donderdag, over de levering van korvetten aan Indo nesië. WD-Tweede-Kamerlid De Koster heeft laten doorschemeren minister Van der Stoel ervan te verdenken de verkie zingen van 25 mei in het achterhoofd te hebben gehad bij zijn veel publiciteit opleverende activiteiten in Praag. Een opmerking (gemaakt tegenover het Algemeen Dagblad) die, opvallend genoeg, eerder te horen was geweest uit de mond van een interviewer van de Tsjechoslowaakse staatstelevisie. KVP’er Van Amelsvoort sprak tegen over ons zijn waardering uit over het optreden van Van der Stoel in Praag: „Ik vind dat de minister terecht gebruik heeft gemaakt van de omstandigheden. Wij zijn blij dat hij nu eens niet alleen op een land als Chili, maar ook, en zo duide lijk, op een communistisch land kritiek heeft geoefend”. PvdA’er Ter Beek, initiatiefnemer voor de motie waarin de gehele Tweede Kamer, met uitzondering van de CPN, steun uitsprak aan Charta ’77 zei ons: „Bij ons wordt hier zeer positief over gedacht. Hoewel wij er, met Van der Binnen Nederland is nauwelijks dis cussie ontstaan over de wijze waarop Van der Stoel zijn bezorgdheki over het onderdrukken van de mensenWchten in Tsjecho-Slowakije te bestemder plaatse Daarmee rest, uitgaande van het feit dat regering en parlement in Nederland, slechts met uitzondering van de CPN, uitdrukkelijk zich hebben uitgesproken voor steun aan de beweging Charta ’77, slechts de vraag wat in de ogen van de Charta-mensen zelf de beste houding van 'een westerse minister kan zijn. Patocka, Kriegel, Mlynar en Hajek heb ben daar begin deze week geen twijfel over laten bestaan. Zij waren, soms op het ontroerende af, dolblij met het optre den van minister Van der Stoel. Ten overvloede gaf de beweging Charta ’77 nog een verklaring uit, waarin Van der Stoel werd bedankt. De echo’s van minister Max van der Stoels driedaags officieel bezoek aan Praag zijn voorlopig nog niet verklon ken. In Praag heeft de beweging voorde handhaving van de mensenrechten. Charta ’77, een ongekende impuls gekre gen door het korte gesprek (niet meer dan vijf minuten) dat mr. Van der Stoel had met Charta-woordvoerder Prof. Jan Patocka. In Den Haag werden don derdag bij het ministerie van Buiten landse Zaken tientallen bloemstukken en telegrammen bezorgd van Nederlan ders die Van der Stoel op deze wijze hulde willen brengen. Patocka, die een van de minder beken de woordvoerders was van Charta *77 oud-ministers als Frantisek Kriegel en Jiri Hajek en dichter Pavel Kohout ston den binnen en buiten Tsjecho-Slowakije meer in de belangstelling is na het gesprek met Van der Stoel een belangrij ke figuur geworden. Op de avond van dat gesprek al zond de Tsjechoslowaak se televisie een ware scheldkanonnade tegen de bejaarde filosofieprofessor uit. De vraag wat de verdere consequen ties zullen zijn, binnen Tsjecho- Slowakije, van Van der Stoels optreden is zeker gewettigd. Al voor zijn vertrek naar Praag had Van der Stoel laten weten dat zijn optreden in verband met de kwestie van de mensenrechten Vlak voor de landing van de regerings-Friendship in Praag zei ik tegen een collega die naast mij zat: „Dit is voor mij toch wel een gedenkwaardig moment: zeven jaar geleden verliet ik met een baard van zeven dagen Tsjecho-Slowakije na een week cel in de kelders van de staatsveiligheidsdienst in de Bartholomeusstraat en nu kom ik terug in een regeringstoestel” niet beseffende dat ik zeven uur later weer in de Bartholomeusstraat zou zitten. mensenrechten en van Charta ’77 in het bijzonder. w Reportages over en met mensen van Charta '77 lagen* dus volkomen binnen de omschrijving waarop ik het visum had gekregen. Om niet van eenzijdigheid te kunnen worden beschul digd, heb ik gevraagd interviews te regelen met of Husak of premier Strougal of Van der Stoels tegenvoeter Chnoupek. Dat zou in overweging worden genomen ik heb er niets meer van gehoord. Het lag dus geheel in het kader van Van der Stoels besprekingen, dat een journalist een gesprek wilde hebben met de woordvoerders van Charta '77, Jiri Hajek en Jan Patocka. Ze vroegen me, waarom ik naar Tsjecho-Slowakije was gekomen. „Kijkt u maar in mijn visum”, antwoordde ik. Ze keken en zeiden verder niets op dit punt. Ze stelden weer een vraag. Ik wei gerde opnieuw. „Als ik een parkeerover- treding heb begaan of een ongeluk heb veroorzaakt, dan geef ik antwoord op uw vraag. Zegt u mij maar welke wet ik heb overtreden dan geef ik u eventueel ant woord en ook dan alleen in bijzijn van een vertegenwoordiger van de Nederlandse ambassade waar ik recht op heb. „Dat is artikel 40 paragraaf 19”, zeiden ze. „Mag ik dat opschrijven”, vroeg ik. Ik kreeg toestemming, pakte mijn tas en haalde mijn blocnote eruit. „Hoe luidt die wet”, vroeg ik. „Daar staat: „De Tsjecho slowaakse staatsveiligheidsdienst heeft volmacht iedereen die zich in de CSSR bevindt, een verklaring te vragen”. Ik schreef het op en zei: „Maar dat heb ik u niet gevraagd. Ik heb gevraagd welke wet ik heb overtreden en dit artikel 40 is pas toepasbaar als ik een andere wet heb overtreden”. Ze konden kennelijk geen wet noemen, die ik had overtreden, want ze gingen door met vragen over mijn bezoek aan Hajek. Ik herhaalde stereotiep dat niet ik maar zij de wet hadden overtreden en dat ik daarom geen antwoord gaf. Alleen op hun opmerking, dat Hajek niet kon spre ken in het belang van Tsjecho-Slowakije, heb ik gezegd: „Dat is voor mij niet meer dan een mededeling”. „Wat is er bij Hajek besproken?” „Heeft u een interview gemaakt?” Ten slotte zei de tolk: „Die Herrschaften willen dat u hun de band met de opname geeft”. „Ik heb geweigerd antwoord te geven op de vraag of ik een interview heb gemaakt, dus is de vraag naar een band niet ter zake”, antwoordde ik. Na dit antwoord stond een van de twee ondervragers op en liep de kamer uit, ik vermoedde om nade re instructie te vragen. De in de gang wachtende cameraman bevestigde later, dat hij met iemand had gebeld. Na korte tijd kwam hij weer binnen, overhandigde zonder een woord te zeggen de passen van de cameraman en mij, waarna de tolk zei: „Sie können gehen”. Zonder dat ze een blik in de tassen hadden geworpen, konden we weggaaan, precies een uur na onze aanhouding. Het lijkt me heel plausibel, dat ze ons met opzet tot Hajek hebben toegelaten, weten de dat ze ons daarna toch konden pakken en dan met „bewijsmateriaal”. Ze wil den hun onwettigheid kennelijk niet zó ver doordrijven en ook nog onwettig mijn tassen doorzoeken. Een belangrijk aspect van deze hele affaire is de feitelijke erken ning, dat ik met het maken van het inter view formeel geen enkele wet heb geschonden, dat impliceert dat het optre den van de StB onwettig was. Dat is nu precies de essentie van Charta ’77: „Regering, wij vragen geen andere wetten,, wij vragen alleen dat u zich aan uw eigen wetten houdt”. Een ander belangrijk aspect is, dat het voortdurend in twijfel trekken van de wettigheid van de StB-acties, de dienaren van deze orga nisatie uitermate onzeker maakt. In feite draaien ze de rollen om de aangehoude ne klaagt aan, de ondervrager moet zich verdedigen. Dat is van de StB uit gezien psychologisch een slecht uitgangspunt om iets van de „verdachte” los te krijgen. Het voor de tweede maal in aanraking komen met deze StB heeft mij gesterkt in mijn opvatting dat die organisatie een volstrekt anachronisme is, zelfs bekeken vanuit de hoek der huidige machthebbers. Het moet voor hen een onprettig gevoel zijn dat de veiligheid van de staat afhan kelijk is van een aantal primitieve uitsmij ters. Navraag leerde, dat dat slaat op een artikel van Patocka uit 1943, waarin hij stelde dat het fascisme een logisch uit vloeisel is van de ontwikkeling van de Duitse filosofie. Een conclusie die is getrokken door meer deskundigen op dit terrein en die, uit de pen van een man die zelf behoort tot de fenomenologenschool van Husserl (en dus niet voortbouwt op de klassieke Duitse wijsbegeerte van Kant en Hegel) zeker geen onderschrij- ving van het fascisme kan inhouden. De reactie van de Tsjechoslowaakse autoriteiten is uiteraard negatief geweest. Minister Chnoupek heeft Van der Stoel laten weten dat hij vond dat deze misbruik heeft gemaakt van de hem geboden gastvrijheid. De betrek kingen tussen Tsjecho-Slowakije en Nederlandyzijn verkild, daar kan geen twijfel aan bestaan, ook al houdt minis ter Chnoupek wiens politiek van nor malisatie van de betrekkingen met het Westen de afgelopen dagen een zware klap kreeg het tegendeel vol. Minister Van der Stoel terug in het land, santen met zijn voorlichtingsambtenaar Breeman. We moesten mee naar het bureau, zei den ze. Opnieuw weigerde ik, wees hun op het feit dat ze ons zelf hadden doorgelaten en dat ik daarom niet inzag waarom we nu ineens mee moesten. Ze hadden hun instructies, zeiden ze, en die moesten ze uitvoeren. Ik weigerde opnieuw. Ik wees op onze taxi (die we met opzet hadden laten wachten) en zei: „Daar staat onze taxi en we gaan met die taxi naar hotel Intercontinental”. Nee, dat mocht niet: we moesten mee. De taxi zou achter ons aan rijden en nadat op het bureau „enkele feiten waren vastgesteld” zouden we door mogen rijden naar het hotel. Ik vroeg Hajek wat er zou gebeuren, als ik bleef weigeren. „Ik vrees dat ze u dan de auto in zullen slepen”, zei hij, een beetje beschaamd alsof hij daar zelf ver antwoordelijk voor was. „Zegt u dan tegen ze, dat ik een tegenstander ben van geweld en daarom mee zal gaan, maar onder scherp protest”. Nadat Hajek dat voor hen had vertaald, riepen ze in koor: „Okay, onder protest”. Hajek nam afscheid van ons, zeer bezorgd en bedroefd dat ons dit overkwam. De StB had geen halve maatregelen genomen en twee auto’s met elk twee man laten aanrukken: een auto voor de came raman en een voor mij. In ijlende vaart ging het naar de Bartholomeusstraat; een maal in de StB-wagen beland, werden mij onmiddellijk m’n twee tassen afgenomen door de man die voor me zat. Links naast me zat ook een StB’er en de „uitsmijter” chauffeerde. Men meende blijkbaar drie man nodig te hebben om mij in bedwang te kunnen houden. Omstreeks kwart voor tien waren we bij de „Bartholomeusstraat” een begrip zoals, vergeef me de vergelijking, „Euter- pestraat” tijdens onze bezetting. Er was niets veranderd in die zeven jaar. Alleen het portret van Stalin, dat daar toen nog op het mededelingenbord van de lange corridor met de verhoorkamers hing, was ■"A

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1977 | | pagina 17