1
tegen Euro-communisten in de top
J
Regeringen gevoelig als het
gaat om rechten van de mens
Amerikaanse ambassadeur McCloskey
fel
DR. THEO C. VAN BOVEN NIEUWE DIRECTEUR VAN VN-AFDELING.
Enig bedrog is er misschien wel eens bij ons geweest”
door Bert Brevoord
f
NAVO en communisten
Chili
Gevoelig
door Fred Sanders
functie waar ik wel eens erg tegenop zie”.
-
1
I
„De Verenigde Staten erken
nen, meer dan ooit tevoren, dat
Europa een rol te spelen heeft in
de wereldpolitiek. Nadat Henry
Kissinger in zijn speech van april
1973 had gezegd dat Europa
eigenlijk alleen maar regionale
belangen had, was de vorige
Amerikaanse regering, die van
president Ford, daarover al van
gedachten veranderd. Maar zeker
de nieuwe regering, van presi
dent Carter, wil ernst maken met
een nauwere samenwerking met
Europa”. Dat vertelde ons een
dezer dagen Robert J McClos
key. de Amerikaanse ambassa
deur in Den Haag
„Deze wens tot samenwerking
alleen al, houdt in dat wij in gro
tere mate de rol van Europa in de
wereldpolitiek onderkennen. De
vraag is niet langer of de Verenig
de Staten Europa met name de
Europese Gemeenschap deze
rol toekennen, de vraag is alleen
nog, of Europa zelf een dergelijke
rol wil spelen”
Wat moet je je voorstellen bij een zo abstract klinkende functie
omschrijving als directeur van de afdeling voor de rechten van de
mens? Theo van Boven wordt niet voor het eerst sinds zijn benoeming
met een vraag van die strekking geconfronteerd, getuige zijn razend
snel geformuleerde antwoord. „Je moet je van mijn werkzaamheden
in Genève beslist geen spectaculair beeld vormen. Ik krijg geen
functie die het mogelijk maakt daadwerkelijke beslissingen te nemen
inzake de mensenrechten. Die zijn voorbehouden aan de politieke
organisaties van de Verenigde Naties zoals bijvoorbeeld de Algemene
Vergadering. De afdeling voor de rechten van de mens heeft een
begeleidende functie. Er is in het nabije verleden, vooral door Neder
land, wel eens aangedrongen op het aanstellen van een hoge functio
naris op het gebied van de mensenrechten. Iemand die een slagvaardi
ger beleid mogelijk zou maken als gevolg van het beschikken over een
bepaalde beslissingsbevoegdheid. Het zou een stap zijn die ik ten
zeerste zou toejuichen, maar voorstellen in die richting zijn voorals
nog, zo is gebleken, kansloos. De meeste regeringen schermen onmid
dellijk met termen als „mogelijkheid tot inmenging in interne aangele
genheden” of „schending van de souvereiniteit”. Regeringen zijn nu
eenmaal ongelooflijk gevoelig als het over de rechten van de mens
gaat, die zaak ligt heel delicaat. Dat is een aspect van mijn nieuwe
X
i
1
Zuidoost-Azië wat gebeurde, overdag, was het bij ons nacht,
Die relaties op zich vormen natuurlijk
nog geen garantie voor het feit dat je niet
ver van de realiteit in de wereld af kunt
blijven staan, dat weet ik, maar ik ben
ervan overtuigd dat je dit werk alleen
adequaat kunt doen als je niet te ver
verwijderd bent van de realiteit van alle
dag”. In hoeverre Van Boven straks de
mogelijkheid krijgt zich in hoogsteigen
persoon te confronteren met bepaalde
situaties die binnen zijn beleidssfeer lig
gen, is ook voor hem nog een vraag.
Theo van Boven beschouwt het als een
uitdaging dat hij zijn intrede doet in Genè
ve in een periode waarin op het gebied
van de mensenrechten zeer interessante
ontwikkelingen gaande zijn. Van Boven
spreekt in dat verband zelf over een „der
de fase”. Na een aantal jaren waarin op
basis van de Universele Verklaring van de
rechten van de mens (daterend uit 1948)
verdragen tot stand zijn gekomen (de juri
dische fase, oftewel fase één) volgde een
periode waarin het accent vooral werd
gelegd op het adviseren. Van Boven: „Die
fase heeft niet geappeleerd aan een breed
publiek. Na dat juridische voorspel, laat
ik overigens vooropstellen dat alle fasen
door elkaar lopen, werd de behoefte
vermijden van het noemen van de naam
van een bepaald land in een bepaalde
situatie”.
3
1
„Tja, wat ga ik daar in Genève precies
doen. Ik kom aan het hoofd te staan van
een staf van zeventig mensen. Het zorgen
dat die zaak draaiende blijft is één facet
van mijn werkzaamheden. Door mijn
bemoeienissen in het verleden met het
VN-werk weet ik dat dat geen geringe
opgave is. De afdelingsstaf is samenge
steld uit mensen afkomstig van tal van
landen, daar zit dus een hele reeks uiteen
lopende opvattingen bij elkaar. Iemand
-uit Kenia denkt over bepaalde zaken of
aspecten daarvan nu eenmaal anders dan
iemand uit Canada. Een tastbaar pro
bleem binnen de afdeling is ook dat de
mensen wel eens moedeloos raken door
de grote afstand die er bestaat tussen
hetgeen de Verenigde Naties proclameren
en de realiteit. Dat ze zich afvragen: waar
voor zitten we hier eigenlijk. Ik moet het
natuurlijk nog aan den lijve ondervinden,
maar mijn indruk is dat de mensen die op
de afdeling werken wel eens erg veel
moeite hebben zich er bij neer te leggen
dat ze bezig zijn met iets dat pas op heel
lange termijn eventueel effect kan sorte
ren. Frustraties door het bestaan van die
enorme kloof tussen ideaal en realiteit,
kortom. Een van mijn taken is de staf
gemotiveerd te houden. Soms denk ik wel
eens dat dat op zich al een volledige baan
is....”.
i
2
Wel te verwachten zijn de vriendelijke
woorden over Nederland; McCloskey
staat duidelijk boven obligate opmerkin
gen over de prachtige bollenvelden, maar
niet boven een subtiel compliment aan
onze minister Van der Stoel. „Ik verwacht
dat de komende tijd de dialoog tussen de
EEG en de Verenigde Staten, vooral ook
over onderwerpen buiten het veiligheids
beleid, sterk zal verbeteren Dat overleg
was de laatste zes maanden van 1976, toen
Nederland het voorzitterschap bekleedde
van de EEG-raad, trouwens al verbeterd
deelnemen aan een Westeuropese rege
ring. De houding van de Verenigde Staten
zal erdoor worden beïnvloed. Alle gepraat
over Europese communistische partijen
die onafhankelijk zijn van Moskou, het
zogenaamde Euro-communisme, zie ik als
propaganda („sloganeering”). Ik zie niet
in waarom niet-communisten het zouden
moeten accepteren als niets bijzonders
wanneer deze Euro-communisten in een
regering zitten”.
Ambassadeur McCloskey laat zich niet
verleiden tot een discussie over het even
tuele verschil tussen communisten die,
zonder iets voor het Sovjet-systeem te
voelen toch Marx en zijn exegeten aan
hangen, en mensen die de Sovjet-Unie
zien als de natuurlijke bondgenoot van de
arbeidersklasse. „Het opnemen van com
munisten in Westeuropese regeringen
geeft problemen voor het NAVO-
bondgenootschap. Als bijvoorbeeld hoge
functionarissen van een ministerie van
defensie van een NAVO-land communist
zijn, zit je, in een militair bondgenoot
schap, met een probleem”.
In de Verenigde Staten zelf worden de
gedachten over internationale economi
sche relaties de laatste weken beheerst
door het energievraagstuk, de problemen
van de aanvoer van olie en aardgas, zulks
als gevolg van de koudegolf die in grote
delen van het land het economische leven
vrijwel heeft stilgelegd en er in veel geval
len toe heeft geleid dat de mensen werke
lijk kou lijden.
„Na de schok van de oliecrisis van 1973
zijn wij in Amerika weer steeds meer
energie gaan gebruiken, we zijn weer
voortgegaan op de oude wajj Maar we zijn
praktische mensen. Deze meuwe crisis, de
strenge winter, zal leiden tot praktische
oplossingen, maatregelen om de energie
voorziening te verzekeren. De laatste twee
jaar konden regering en congres het daar
niet over eens worden. Ik neem aan dat
dat nu wel zal lukken”.
Bij de aflossing van de wacht in het
Witte Huis zijn ook weei de speculaties
opgedoemd over een eventueel vertrek
van McCloskey naar een andere post, in
Washington of in een andere buitenlandse
hoofdstad, in welk verband Parijs al is
genoemd „Ik weet niet wat er gaat gebeu
ren Net als alle andere door de president
benoemde functionarissen heb ik mijn
ontslagbrief geschreven bij het optreden
van de meuwe president. Maar als carriè-
rediplomaat heeft dergelijke verandering
meestal minder invloed op je positie dan
bet geval is bij politieke benoemingen”.
kaanse journalisten, en die hadden het in hun krant geschre
ven. Als zoiets waar was, dan plachten wij te zeggen: geen
commentaar; als het niet waar was, ontkenden wij het bericht.
Ik ontkende dus, Rusk zelf was afwezig, de ambtenaren zeiden
dat het niet waar was. Sinds dat pijnlijke geval (Lie Kwang
Yoe produceerde een dag later een brief van Rusk, waarin deze
zijn verontschuldigingen aanbood voor de CIA-activiteiten)
hebben we afspraken, ook met de CIA, dat dergelijke misver
standen moeten worden voorkomen”.
De echte „credibility gap” had echter betrekking op het
Vietnam-beleid van de regeringen-Johnson en -Nixon. .Jour
nalisten hebben vaak over het hoofd gezien dat ze ons vroegen
om voorspellingen. Als die dan niet uitkwamen, werd de
regering beschuldigd van bedrog. Enig bedrog is er misschien
wel geweest. Hogere functionarissen (senior policy makers”)
hadden wel eens de neiging de situatie zo rooskleurig mogelijk
voor te stellen, wat dan later niet kon worden waargemaakt.
Maar de beschuldiging van ongeloofwaardigheid was in het
algemeen toch overdreven”.
McCloskey is uit deze woelige periode te voorschijn gekomen
met een zeker wantrouwen, in elk geval met de nodige kritiek
op de pers in het algemeen. „In die periode is de geëngageerde
journalistiek opgekomen. Er kwamen steeds meer journalisten
die een eigen mening ontwikkelden over de oorlog, en die zich
er niet van konden weerhouden die mening een rol te laten
spelen in hun verslaggeving. Die interpretatieve journalistiek;
ik zeg niet dat dat goed of slecht is, misschien willen de lezers
het wel, meer interpretatie, naast de klassieke weergave van
„wie, wat, waar, wanneer en hoe”. Als dat zo is, uitstekend,
maar dan moet de pers niet zeggen: alles wat wij doen, is feiten
rapporteren”.
Voor Theo van Boven (hij werd recht
streeks benoemd door secretaris-generaal
Kurt Waldheim van de VN) zal er in Genè
ve echter nog meer te doen zijn. Zoals het
vertegenwoordigen van de secretaris
generaal, het opstellen en uitwerken van
verslagen, het voorbereiden van studies
op velerlei gebied, al met al het runnen
van een omvangrijke papierwinkel. Het is
het voorland voor een man, die ondanks
de beperkingen waarmee hij in zijn nieu
we hoedanigheid te maken krijgt, vastbe
sloten is zijn werk optimale inhoud te
geven. „Ik wil”, zegt Van Boven, „van de
afdeling voor de rechten van de mens
geen apart winkeltje maken, maar een
duidelijk geïntegreerd onderdeel van het
totale VN-werk. De mensenrechten
nemen in de wereld een steeds belangrij-
ker plaats in. Ik wil mijn werk ook beslist
niet doen als een pure bureaucraat. Dat
gevaar zit er uiteraard wel in als je met
zoveel papier te maken krijgt, maar het is
natuurlijk onvermijdelijk dat je achter je
bureau hoe dan ook een vertekend beeld
krijgt van de realiteit en dat is wel het
laatste dat me voor ogen staat. De afde
ling die ik straks ga leiden moet een
orgaan zijn dat zich door impulsen uit de
samenleving laat beïnvloeden. Daarom
stel ik ook ontzettend veel prijs op het
onderhouden van relaties buiten de amb
telijke wereld. Ik ben buitengewoon lector
aan de Universiteit van Amsterdam op
het gebied van de mensenrechten. Nu zul
je denken dan ben je in die hoedanigheid
misschien niet ambtelijk, maar wel aca
demisch, dus ook theoretisch bezig.
Akkoord, maar toch krijg je daardoor
impulsen van jonge, kritische mensen.
Dat kan heel verfrissend en corrigerend
werken. En dat geldt zeker ook voor mijn
relaties met belangrijkde particuliere
instanties als bijvoorbeeld Amnesty Inter
national
Met ingang van 1 mei krijgt de afde
ling voor de rechten van de mens van
de Verenigde Naties een Nederlandse
directeur. Dr. Theo C. van Boven,
momenteel hoofd van de afdeling juri
dische en sociale zaken van de Direc
tie Internationale Organisaties van
het ministerie van Buitenlandse
Zaken, wordt in Genève de opvolger
van de Belg dr. Marc Schreiber, die de
VN-afdeling elf jaar onder zijn hoede
had.
De afdeling voor de rechten van de
mens is een onderdeel van het secreta
riaat van de Verenigde Naties, dat een
voorbereidende en begeleidende func
tie heeft voor alle organen van de VN
die zich met de rechten van de mens
bezighouden. De afdeling heeft verder
bemoeienis met de toepassing van
diverse procedures met betrekking tot
het schenden van mensenrechten die
voortvloeien uit internationale ver
dragen.
De heer Van Boven, die 43 jaar is,
studeerde rechten in Leiden en promo
veerde in 1967 op het proefschrift „De
volkenrechtelijke bescherming van de
godsdienstvrijheid” Hij komt in
Genève niet in een hem vreemde
wereld, want van 1970 tot 1975 maakte
hij deel uit van de VN-commissie voor
de rechten van de mens als vertegen
woordiger van Nederland. Als lid van
Nederlandse delegaties woonde hij tal
van internationale conferenties op het
gebied van de rechten van de mens bij.
Sinds 1975 is de heer Van Boven
particulier lid van de subcommissie
van de VN-commissie voor de rechten
van de mens. Hij is tevens lid van een
aantal niet-gouvernementele organi
saties, zoals de beheersraad van het
Internationale Instituut voor rechten
van de mens in Straatsburg, de Sectie
Internationale Zaken van de Raad
van Kerken en het Interkerkelijk Vre
desberaad.
Van Boven over zijn nieuwe functie:
„Mijn werk in Genève zal beslist
moeilijker zijn dan mijn huidige baan.
De politieke ruimte die ik krijg lijkt
me veei geringer dan die ik nu gewend
ben. Mijn VN-stoel zal minder comfor
tabel zijn dan die waarop ik in Den
Haag zit”
zal bij deze consultaties uiteraard het
voornaamste forum zijn”
De NAVO is oök het forum waar de
Amerikanen zo nu en dan hun ongerust
heid uitspreken over de toenemende rol
van (Euro-)communisten in de parlemen
ten en, wellicht in de toekomst, in de
regeringen van Westeuropese landen
McCloskey wijst op de verandering die de
Amerikaanse houding tegenover de rest
van de wereld heeft ondergaan, zichtbaar
aan het verschil tussen de inaugurele rede
van John F Kennedy in 1961 („Wij kun
nen elke last dragen” tot en rhet het
brengen van een man naar de maan en
terug”) en Jimmy Carter in 1977 („Wij
hebben geleerd dat wij niet de oplossing
bij de hand hebben voor alle wereldpro
blemen”)
Dat neemt met weg, dat de Verenigde
Staten, althans hun vertegenwoordiger in
Den Haag, wel degelijk een mening heeft
over het communisme en de rol ervan in
regeringen van bondgenoten „Laat ik
eerst vaststellen dat uitspraken over dat
probleem ook deze uitspraak van mij,
vrijwel altijd worden gedaan in antwoord
op vragen van journalisten. Maar daarvan
uitgaande- het lijkt mij duidelijk dat er
iets verandert wanneer communisten
Het voornaamste kader voor de politie
ke relaties tussen de VS en Europa is de
NAVO Ook hier belooft McCloskey, in
het voetspoor van zijn regering, intensief
overleg „De VS zullen actief een volledige
coördinatie nastreven m het beleid bij de
MBFR-onderhandehngen (de gesprekken
tussen NAVO en Warschau-pact over
troepenverminderingen in Midden-
Europa) Wij zullen onze bondgenoten vol
ledig consulteren over de SALT (de
onderhandelingen tussen de VS en de
Sovjet-Unie over beperking van de kern
wapenarsenalen, en van de middelen om
deze wapens naar hun doelen te brengen,
zoals raketten en vliegtuigen) De NAVO
McCloskey is sinds 10 september 1976
gestationeerd in Den Haag. De benoeming
van deze ambassadeur, een „zware” diplo
maat in tegenstelling tot zijn voorgan
ger Kingdon Gould, die meer als steunpi
laar van de Republikeinse partij was
beloond met de post in Den Haag kwam
in diplomatiek Den Haag aanvankelijk
aan als een verrassing: zijn wij nu zo
belangrijk, vroeg men zich af.
McCloskey zelf, te beleefd uiteraard om
in te gaan op verschillen in kwaliteiten en
achtergrond tussen zijn voorganger en
zichzelf, verwijst in antwoord op vragen
in die richting naar de vooraanstaande rol
die Nederland speelt in de Europese
Gemeenschap En via die rol naar het
belang dat de Verenigde Staten, vooral de
nieuwe regering, hechten aan relaties met
Europa
„Het meest tastbare bewijs voor de gro
te belangstelling van de nieuwe regering
voor Europa was natuurlijk de reis van
gevoeld meer naar de mensen toe bezig te
zijn, in educatief en informatief opzicht.
Het bleef echter een kwestie van insiders,
van experts, die noch op het werk noch op
de publieke opinie van invloed is geweest
De periode waarin we nu zijn beland is die
van de toepassing en de verwezenlijking,
die samen valt met een groeiend bewust
zijn in de wereld waar het gaat om de
rechten van de mens. Daarbij wordt
natuurlijk vooral gedacht aan de vrij
heidsrechten, die spreken nu eenmaal het
meest aan. Ik moet toch even kwijt dat in
de VN als er over mensenrechten wordt
gesproken ook gedacht wordt aan wat
genoemd wordt de sociale rechten, maar
ik geef toe dat dat meer appelleert aan het
begrip ontwikkelingssamenwerking. Je
wordt toch het meest geconfronteerd met
die invalshoek van de vrijheidsrechten.
Nou, op dat punt is er wel het nodige aan
de hand. Je ziet de zaak in Oost-Europa
een beetje loskomen, Latijns-Amerika
laat een duidelijk stuk bewustwording
zien. Een belangwekkend gegeven is
natuurlijk ook de komst van een nieuwe
regering in de Verenigde Staten, die veel
waarde zegt te hechten aan het naleven
van de mensenrechten en met dat aspect
bij het onderhouden van externe betrek
kingen en het afsluiten dan wel verlengen
van overeenkomsten op bijvoorbeeld eco
nomisch en militair gebied daarmee ter
dege rekening wil houden”.
„Een heel interessante zaak vind ik de
ontwikkeling met betrekking tot Chili.
Naar aanleiding van de dramatische ont
wikkelingen in dat land in 1974 (de val van
de regering-Allende en de komst van de
junta onder leiding van Pinochet - red.)
zijn onderzoeken ingesteld en zijn er reso
luties aangenomen. De zaak-Chili ver
schilt, en dat is voor mij die interessante
kant, heel duidelijk van andere waarbij de
VN betrokken zijn, zoals die in zuidelijk
Afrika en in de door Israel bezette Arabi
sche gebieden, omdat het hier gaat om een
interne situatie in een land. De Russen
hebben bijvoorbeeld altijd het standpunt
verdedigd dat de VN zich alleen met die
gevallen dienden bezig te houden, waarbij
sprake was van een gevaar voor de inter
nationale vrede en veiligheid. Inzake Chili
heeft ook Rusland een andere houding
aangenomen. Wat mij nu zo bezighoudt is
de vraag of „Chili” het begin is van een
nieuwe ontwikkeling in die fase van toe
passing en verwezenlijking. In feite is de
situatie in bijvoorbeeld Argentinië en
Uruguay vergelijkbaar met die in Chili.
Hoewel ik, dat onderstreep ik nog maar
eens, me niet kan mengen in het nemen
van bepaalde beslissingen, is het voor de
afdeling die ik ga runnen natuurlijk wel
van groot belang hoe de zaken zich op dit
punt ontwikkelen”.
Theo van Boven zegt met een ondertoon
van nostalgie dat hij zich tot dusver in zijn
bemoeienissen met het werk van de Ver
enigde Naties, en dus vooral als Neder
lands vertegenwoordiger in de VN-
commissie voor de rechten van de mens,
altijd openhartig heeft kunnen opstellen.
Hij realiseert zich terdege dat daarvan
straks in mindere mate sprake zal zijn.
„De zaak van de mensenrechten ligt heel
gevoelig, dat zei ik al eerder. Ik kom
terecht in een spanningsveld waarin ik me
voortdurend zal moeten afvragen: wat
kan wel en wat kan niet. Er zijn uiteraard
allerlei regeltjes waaraan ik me heb te
houden. Dat kan bijvoorbeeld zijn het
vice-president Walter Mondale, die
onmiddellijk na de inauguratie allereerst
Europa bezocht. Ook de uitlatingen van
president Carter wijzen in die richting
Maar de Europeanen moeten zelf ook uit
maken wat voor relatie zij wensen met de
Verenigde Staten. Wij hebben geen moeite
met een „globale rol” voor Europa, mits
Europa dan ook „globale verantwoorde
lijkheid” aanvaardt”
Ambassadeur McCloskey formuleert
dergelijke politieke uitspraken zeer
behoedzaam. Jarenlange ervaring als
woordvoerder van het State Department,
het Amerikaanse ministerie van Bui-
landse Zaken, heeft hem geleerd de
kwinkslagen te bewaren voor luchtiger
onderwerpen. Maar ook als we, later in
het interview in zijn werkkamer in de
ambassade aan het Haagse Lange Voor
hout praten over zijn Washingtonse
jaren en de sterke verhalen over de rela
ties tussen ambtenaren en de pers los
komen, blijft McCloskey de gereserveerde
diplomaat. Geen luidruchtige „back
slapper” (schoudermepper), wat trouwens
van een Amerikaan van de Oostkust
(geboren in Philadelphia) ook niet te ver
wachten zou zijn.
Robert J. McCloskey diende van 1964 tot 1973, onder de
presidenten Johnson en Nixon, als woordvoerder van het State
Department. Dat was de tijd van de geleidelijke opvoering van
de oorlog’in Vietnam en, wat de relaties tussen het ministerie
en de pers betreft, de tijd van de groeiende geloofwaardig-
heidskloof, de „credibility gap”. De pers geloofde de officiële
mededelingen niet meer, het publiek ook niet, omdat te veel
mededelingen achteraf onjuist waren gebleken.
McCloskey: „Het was een opwindende tijd, pijnlijk soms en
altijd verdomd („plain damned”) uitputtend. Als er in
Zuidoost-Azië wat gebeurde, overdag, was het bij ons nacht,
zodat je altijd 24 uur bezig was. In die tijd groeide er een
vijandigheid tussen de regering en de pers, over het onderwerp
van de Vietnamese Oorlog, de kwestie van de geloofwaardig
heid. De indruk werd gewekt, dat de regering trachtte het
publiek te misleiden. In feite ging het meestal om onbekwaam
heid, om onhandigheid”.
„We slaagden er niet in de regering met één mond te laten
spreken over deze zaak, zodat een uitspraak van het State
Department soms anders klonk dan een van het ministerie van
defensie. Bovendien was het een „continuing story”, de situatie
veranderde steeds, zodat je voortdurend zat met verschillende
berichten van de verschillende ministeries, gewoon omdat er
inmiddels wat tijd was verlopen. Toch is het State Department
er nooit van beschuldigd recht op en neer te liegen”
McCloskey erkent één keer wel een onwaarheid te hebben
verteld aan de pers, op gezag van een hoge ambtenaar van het
State Department. Dat ging over CIA-activiteiten in Singapo
re; activiteiten waar alleen de toenmalige minister Dean Rusk
van op de hoogte was. „Dat was in 1965. President Lie Kwang
Yoe had die beschuldiging geuit in een gesprek met Ameri-