In Het Drukhuis
kun je zelf aan
zetbok werken
Soms zijn dichters door het woord inwisselbaar
s
idse
I
Von Danicken
op de hak
genomen
Pleidooi voor
de astrologie
,,We voelen ons lekker in het lood
door Hans Rombouts
Experimenten
Drukkerscursus
Angst
01
II
Dichterkroniek door
Jack J. Brokaar
229 in Amsterdam. Een typografisch museum dan Je loopt bij binnenkomst
practisch tegen een 102 jaar oud Albion-persje op; er staat een kostelijke mini-
pers van Magnand uit Parijs voor cartes de visite a la minute; een vergulde
Amerikaanse adelaar kijkt op je neer vanaf een Columbiandrukpers. Langs de
muren zetbokken en letterkasten. En dan bepaald niet met allerlei rare frutsels,
waarmee die letterbakken tegenwoordig worden mismaakt, maar met een bonte
maar strenge mengeling van lettertypes zoals de smalle Antiek, de Juno, de
verlengde Mercator, de Garamond, de open Succes kapitaal, de Bravoure. Er is
ook een letterkast met de „knakworst”, een soort ondergeschoven letter van
onbestemde kom-af. Het is duidelijk een plek, waar de oude typografie een
bloeiend leven leidt. Het loden leven, dat al bijna historisch is geworden, omdat
de opmars van het fotografische zetsel steeds sneller verloopt. Die plek van het
oude ambacht aan de Herengracht heet „Het Drukhuis”.
la
o
i
Een uit koperstrips opgebouwd druksel van Trumann
Een grafische grap van Gunsing
iir.
jr.
In Het Drukhuis wordt iedereen de gele
genheid gegeven om het drukkersvak te
beoefenen. Zo kan men er studenten vin
den, dichters, huisvrouwen, rechtsgeleer
den en wie al niet om te spelen en te
werken in de handzetterij. Men moet dan
wel of een grafische opleiding achter de
rug hebben of een cursus in Het Drukhuis
hebben gevolgd. Is dat het geval, dan staat
niets in de weg om bijvoorbeeld eigen
dichtbundeltjes, affiches, visitekaartjes of
grafische kunstwerken te vervaardigen.
„Op zoek naar gisteren
heeft geen mens
de dag van vandaag gehaald”.
staan. We zijn ook bezig een speciale kin-
dercursus te organiseren. Dat gaat Rode
rick Gunning op zich nemen”.
Het drietal grafische kunstenaars in Het
Drukhuis staat niet verbitterd aan de zet
bok met de haak in de hand. „Wij wijzen
bepaald geen nieuwe techniek af. Fotozet-
ten heeft de ontwikkeling in de hand
gewerkt van andere vormen in het letter-
beeld. Wij zijn niet blind voor moderne
technieken, maar we voelen ons nu een
maal meer beeldende, ambachtelijke kun
stenaars. Het lood geeft zoveel geheel
eigen mogelijkheden. Daarmee maken we
de dingen die we fijn vinden. We vormen
ook geen bedreiging voor andere grafi
sche ondernemingen. Alles is hier veel te
MISSCHIEN IS het wel leuk om u in
deze rubriek eens een opdracht te
geven. U koopt de bundel van Job
Degenaar en die van J. W. Oerlemans,
In de neerslachtige polders en elders.
U legt ze naast elkaar en vergelijkt ze.
Ik heb u met het bespreken van Job
Degenaar op een spoor gezet. Er zijn
veel overeenkomsten en verschillen,
Je kunt dat lezen als, „je weet het
licht is krom getrokken”, en als „je
weet het licht is krom getrokken”.
Beide mogelijkheden werken op zich
zelf maar als je het grapje hebt ontdekt
lees je het tegelijk, waardoor een ruim
te ontstaat die de kracht uitmaakt van
deze prachtige bundel. Voor mij een
absolute must.
„je weet het licht
is krom getrokken", enzovoort.
DE BUNDEL Zo goed als nieuw, van
Peter H. van Lieshout bevat poëzie die
is ontstaan in de jaren ’66 ’69 en ’73-’76.
Veel ervan is gepubliceerd in literaire
tijdschriften als De Gids, Podium,
Maatstaf, enzovoort. Van Lieshout
schrijft een gespierde poëzie, sterk
beïnvloed door de Amerikaanse ver
nieuwingsbeweging Black Mountain
en Beat-generation. Een poëzie die niet
behagen wil, die niemand inpalmt. Die
zichzelf bewijst en daardoor is. Bij
voorbeeld Rivierenland, met als ope-
- ningsregels:
Frans de Jong is een typisch gedreven
graficus: „Als grafisch ontwerper heb ik
een nogal eigenzinnige opstelling. Ik
maak dingen, die misschien niet gangbaar
zijn. Ik ben geïnspireerd döor werk van
Werkman. Ik experimenteer elke dag
weer opnieuw. En het kan me geen barst
schelen, wat anderen er van vinden. Ik
had vroeger een kleine handelsdrukkerij
in de Nieuwe Amstelstraat. De metro
Vergelijk ook eens het gedicht Bla
deren van Oerlemans. Wat u dan ont
dekt is meer dan ik hier kan opschrij
ven en daar gaat het nu juist om in de
poëzie. De bundel van J. W. Oerlemans
is uitgegeven door Bert Bakker in
Amsterdam.
Althans hier niet. Oerlemans schrijft
een wat krachtiger, een bijna sarcasti
sche poëzie. Let eens op het gedicht
Terugweg, waarin staat:
„Maar altijd doder
dan gisteren en vandaag
gaan wij morgen verder".
heeft me verjaagd. Ik kreeg een sane-
ringssubsidie. Met René en Bart Bou-
mans, die kortgeleden uit de stichting is
getreden, heb ik toen Het Drukhuis opge
zet om professioneel te kunnen werken en
tevens atelier- en expositieruimte te heb
ben. Door de opzet van deze zaak kunnen
we draaiende blijven. „Het gaat ons er
niet om dit alles uit nostalgische overwe
gingen te bewaren. We voelen ons lekker
in het lood; we kunnen hier handzaam en
overzichtelijk werken.”
De adelaar van de Columbian-pers kijkt toe op
(v.l.n.r.) René Treumann. Roderick Gunsing en
Frans de Jong.
„In de winkelstraten, lijn 1 en 2
vertraagd, spiegelen de versieringen
vrede op kerst
zilverpapier op de stoepen".
„Landschap ligt vooroorlogs dich
terwaardig
ruggestrekt zo groen als gras”.
EEN HEEL GEESTIG boek, waarbij
je van de ene in de andere lach schiet
is „Toch zijn ze er geweest” van prof,
dr. Wilhelm Selhus, een Duitse natuur
kundige en uitvinder, die onder meer
veel wetenschappelijke werken over
cultuurhistorie schreef.
„BERICHT VOOR GELOVIGEN” is
een nieuwe bundel van Job Degenaar,
die uitkwam bij De Beuk te Amster
dam. Poëzie die zich laat lezen zoals
men kleine etsjes bekijkt met veel aan
dacht voor het detail.
De cursussen worden in hoofdzaak door
Frans de Jong en René Treumann gege
ven onder auspiciën van De Werkschuit,
twee a drie keer per seizoen. Per cursus
worden aan zo’n man of acht tien lessen
gegeven. Men leert dan de eerste beginse
len van zetten, boekdrukken, binden en
„marmeren”. Frans de Jong: „We willen
mensen warm maken voor wat we hier
doen. Als ze belangstelling hebben kun
nen ze verder gaan. Na een cursus worden
ze geacht met pers en letters te kunnen
omgaan zonder dat er calamiteiten ont-
SSSST
Soms zijn er geen titels en begint
zomaar de taal zich te verdunnen tot
dat de woorden andere verbindingen
aangaan en de poëzie ontstaat. Soms in
een lange opmaat die het halve gedicht
in beslag neemt, zoals in Zomeravond.
Soms is een regel op twee manieren af
te breken waardoor er een speelsheid
ontstaat, iets onnadrukkelijks dat toch
verheldert. Zoals je sommige sterren
pas kunt zien als je er naast kijkt.
Bijvoorbeeld in Schaduwen, lichtpun
ten, staat de regel:
Het ene beeld rijgt zich aan het ande
re, soms met schokken zoals een trein
rammelend door de wissels gaat. Soms
worden de woorden röntgenstralen die
doordringen tot op het bot, ragscherpe
observaties vanuit treinen zoals in Win-
tertrein in de avond.
Angst is er bij het drietal wel een beetje,
dat straks de toelevering - zoals bij alle
oude, uitstervende beroepen - van materi
aal gaat stokken. Het is nu al zo, dat bij
een bestelling driekwart wordt doorge
streept. Bepaalde letters zijn er niet meer.
De gietprogramma’s worden anders inge
steld. Wat dat betreft is het commercieel
natuurlijk een keihard mechanisme.
„Gelukkig”, aldus René Treumann, „kun
nen we eventueel nog wel in de Oosteuro-
pese landen terecht. Frankrijk is trou
wens ook een land, waar het oude vak nog
leeft. Maar dat gaat wel typisch met de
Franse slag. Daar repareren ze de persen
bij wijze van spreken met een touwtje of
een stukkie plakband”.
Als het er om gaat om oude ambachten
voor het nageslacht te bewaren kunnen
we een voorbeeld nemen aan Engeland.
Daar kent men het begrip industriële
archeologie. Daar heb je ook een Histori
cal Printing Museum als afdeling van het
Science Museum. De Jong: „Wij zijn wel
lid van dat soort organisaties. Zoals van
de Vereniging Technische Verzamelin
gen, die bij de TH in Delft thuis is. Maar,
nogmaals, we hebben niet de pretentie er
hier een museum van te maken. Alles wat
hier staat kan werken. En dat doen we er
dan ook zo veel mogelijk mee”.
Een formidabele bundel van een
groot dichter, uitgegeven bij In de
Knipscheer te Haarlem.
arbeidsintensief. Als je grotere oplagen
wilt hebben dan honderd stuks, bijvoor
beeld van affiches, dan ben je bij ons aan
het verkeerde adres.”
maar de sfeer en de techniek vallen
vaak samen. Het gaat er niet om wie
het beste is, maar wat u het meest
aanspreekt en dat is een kwestie van
appreciatie en niet van kwaliteit.
Het drietal probeert natuurlijk wel zo
veel mogelijk oud materiaal en grafisch
gereedschap bij elkaar te krijgen, doodge
woon omdat het straks niet meer voorhan
den is. De Jong noemt dat het „letterbak-
effect”. „Als dolle honden lopen we overal
achter aan. Het is jammer dat we niet al te
veel geld hebben. We speculeren er eigen
lijk een beetje op, dat men bij het oprui
men van loodzetterijen aan ons denkt. Wij
kunnen alles gebruiken. En dan bedoel ik
ook echt gebruiken. We werken er mee.
We zetten het oude grafische ambacht
voort. Ieder op zijn eigen manier”.
De variatiemogelijkheid bij het werken
volgens het oude procédé wordt het best
gedemonstreerd door de produkten, die
uit ieders handen komen. René Treu
mann: „Frans schildert als het ware met
grafisch materiaal. Hij werkt met orna
menten, met kleuren, die in elkaar overlo
pen, licht van toets. Ik voel me meer een
soort tekenaar met lood en koper. Ik zoek
het vooral in zwart-wit. Het lekkere is,
vind ik, dat je rechtstreeks met het materi
aal werkt. Andere ontwerpers beginnen
aan de tekentafel. Wij pakken de zethaak
en bouwen vandaaruit op. En het aardige
is, dat we alle drie met die zethaak in een
heel ander deel van de grafische wereld
terecht komen. Nu is het wel zo, dat je
natuurlijk een zakelijke basis moet heb
ben. Van alleen maar fijne dingen maken
kan de schoorsteen niet roken. Zo werk ik
half commercieel. Ik maak affiches,
kaartjes enz. in opdracht; daarin kun je
natuurlijk toch ook wel een eigen inbreng
hebben".
Der Dr>tte im Bunde, Roderick Gunsing
zoekt het voorlopig meer in grafische
woordspelingen. Hij werkt vooral met let
ters. Zo zoekt hij artistieke ruimtelijke
vormgeving van gedichten, om iets te
noemen.
tistieken van Michel Cauquelin, onder
zoekingen van Vernon Clark en stijg-
beeldproeven die sinds jaren de
invloed van planeten op plantengroei
bewijzen, kortom op tal van wenschap-
pelijke gegevens. Zijn betoog zou
alleen te ondergraven vallen door
geleerden, die even wetenschappelijk
op het tegendeel wijzen, maar voor hen
is het meestal een kwestie van geloof of
ongeloof.
„IK SCHRIJF VOOR DE BLINDE
MENS die kan aanvoelen wat ik
bedoel, juist omdat het begrijpelijke
taal is. Want zijn gevoel zit in de toppen
van zijn vingers en niet ergens ver
wrongen achter het masker der intelli
gentie”. Deze tekst staat in de woorden
van Ted van Turnhout als introductie
voor zijn eerste bundel. „Liefde op
leven en dood”, uitgegeven in eigen
beheer en uitsluitend verkrijgbaar bij
Coebergh en bij De Vries op de
Gedempte Oude Gracht in Haarlem,
voor 6,-.
Naast scenario- en cabaretteksten
publiceerde hij in het tijdschrift Naar
morgen, gedichten die dan nu gebun
deld zijn. Wat Van Turnhout heeft
bedoeld is het geworden. Simpele
begrijpelijke taal. Vaak te simpel, ik
bedoel dat in de zin van te gemakke
lijk, zodat het sentiment blijft steken in
de woorden, zonder dat ze echt ver
klankt worden. Juist het schrijven van
simpele gedichten vereist een super
intelligent taalgebruik, een uiterste
aan virtuositeit, de kunst van het weg
laten.
Ik denk hierbij aan het werk van
Van Schagen en'Pierre Kemp. Bijvoor
beeld in het gedicht Angstige mens,
staat in de laatste regel net een woord
teveel, waardoor het gedicht niet
klinkt. Ook komt naar mijn smaak het
woord God te vaak voor. Zo schuift het
woord voor de bedoeling en dekt af
wat gezien moet worden.
Soms lukt het allemaal precies en
ontstaat poëzie, zoals in het beste
gedicht uit de bundel:
Het Drukhuis is geen museum, heeft die
pretenties en opzet ook niet, maar het
wordt het gewoon tegen de wil van de
beherende stichting in. Er wordt door het
drietal van de stichting, de grafische kun
stenaars Frans de Jong, René Treumann
en Roderick Gunsing, nijver gewerkt, in
hun eigen atelier - ieder heeft een eigen
verdieping - dan wel in de drukwinkel
beneden, die voor iedereen toegankelijk
is. Maar er wordt wel gewerkt op hand- en
voetbediening. Er komt geen helse moder
ne machine aan te pas. Wat dat betreft
hebben de buren geen centje last.
DE STICHTING OPWENTELING,
een dichterssamenwerking voor pre
sentatie van poëzie, heeft een hand
zaam boekje gepubliceerd voor ieder
een die eens nader wil kennis maken
met begrippen als rijm, ritme, homony
mie, enzovoort in de poëzie.
Rob Molin analyseert vijf tamelijk
moeilijke gedichten In zeer duidelijke
taal geeft hij aan, waar de scharnieren
van het gedicht zitten, hoe het ene
beeld verbonden is met het andere,
enzovoort. Een soort leeswijzer dus. Zo
wordt aan de hand van een erg moei
lijk leesbaar gedicht van Marcel Mes
sing een brug geslagen naar het werk
van Paul van Ostayen. En voor de prijs
behoeft u het niet te laten. Voor 4,50
kunt u het bij de boekhandel kopen.
Voor een abonnement: Stichting
Opwenteling, Sint Lambertusstraat 10,
Eindhoven.
„Kosmonautica op het wetenschap
pelijke af” is de ondertitel van dit door
Ankh-Hermes in Deventer uitgegeven
boek. Het is vertaald door R. A. B. van
Houten en kost, heel royaal geïllus
treerd, 26,-.
De eerste pagina’s zijn net echt. Het
is de beschrijving van het ontstaan van
ons deel van de kosmos, de oerknal en
wat daarop volgde. Heel verstandig
lijkt het verhaal over stralingen,
koolstof-12 en koolstof-13 en het begin
van het leven op aarde. Maar al spoe
dig stuit je in dit boek op gekke dingen
zoals een tabel met een wetenschappe
lijke ledematenanalyse van aardse en
buitenaardse wezens.
En dan gaat de schrijver op de Von
Danickentoer, maar als heel knappe
imitator. Von Danicken ziet in ieder
oud beeldje van een mens met sprietjes
op zijn hoofd of met grote ogen een
kosmonaut uit de oertijd, die vanaf een
verre planeet de beschaving naar de
aarde kwam brengen. Voor geslachte
lijke vermenging tussen „marsmanne
tjes” en uitverkoren aardse vrouwen
draait hij evenmin zijn hand om.
Wel, dat doet prof. Selhus ook niet.
Integendeel, hij vindt nog veel meer
informatie dan de toch niet op z’n in
formatieve achterhoofd gevallen Von
Danicken. Selhus maakt het nog veel
bonter door Von Danicken op de hak te
nemen met quasi-wetenschappelijke
bewijzen voor het bestaan van de god
delijke kosmonauten. Hij misbruikt
alle mogelijke afbeeldingen uit oude
culturen om de zotste beweringen mee
te staven. En het leuke is, dat het je
telkens verrast hoe je op de Von Danic
kentoer van alles schijnt te kunnen
bewijzen als je antieke gegevens uit
hun verband haalt en opnieuw in een
spotziek kader plaatst. Selhus gaat niet
opzij voor genetische manipulaties,
kernenergie in alle tijden, de viertraps-
wentelexplosieraket in kosmische
UFO’s, en allerlei andere zaken.
Natuurlijk haalt de schrijver de
gegevens voor zijn schijnbetoog uit
allerlei oude culturen, evenals de illus
traties, die soms echte antieke voor
werpen verbeelden, maar ook van
eigen hand afkomstig zijn. Het feit dat
Selhus zelf enorm veel weet, maakt het
hem mogelijk om de quasi-
kosmonautica lang vol te houden zon
der dat het verveelt.
HEIN STEEHOUWER
tl97)
s
z
C
l
X)
3
«n
s
5
Rudolf Smit is een warm voorstan
der en hij benadert het probleem van
de astrologie vanuit moderne natuur
wetenschappelijke standpunten, die
hij uiteraard anders interpreteert dan
zijn tegenstanders, die hij eerlijk is
eerlijk ook aan het woord laat. Het
verbaast hem dan echter, en velen met
hem, dat die tegenstanders meestal
niets van astrologie weten en uit pure
gevoelsoverwegingen de astrologie
verwerpen.
Zo fulmineert hij bijvoorbeeld tegen
de bekende gebroeders Jan en Nico
Tinbergen, weliswaar geleerden van
wereldformaat op heel andere gebie
den, omdat zij hun handtekening heb
ben gezet onder een zeer wankel
betoog tegen de astrologie, terwijl ze er
zelf geen zinnig woord over kunnen
zeggen.
De schrijver was astronomisch foto
graaf aan de Leidse sterrenwacht én
ongelovige in astrologische zaken. Hij
achtte die onwetenschappelijk, totdat
zijn eigen horoscoop zijn waarheid ont
hulde. Hij is nu een zeer redelijk den
kende voorstander, die zich met recht
en rede beroept op conclusies van prof.
TALRIJK ZIJN de pleidooien vóór
de astrologie en even talrijk de tegen
stemmen. Beide standpunten komen
ter sprake in „De planeten spreken"
van Rudolf Smit, een uitgave van
Fidessa in Bussum voor f 27,50. Het
boek is geïllustreerd en er is aan mee
gewerkt door drs. W. van Dam,
atrologie-beoefenaar en C. Kuypers,
arts Het is gedistilleerd uit een tiental
artikelen, door Rudof Smit geschreven
voor het tijdschrift „Aarde en
Kosmos"