IT xi PERSPECTIEFWETTEN WISKUNDE EN KUNST F Tempera’s van Jan Uriot bij eerste twee zangen uit Dante’s Divina Commedia Ook Duitsland heeft zijn vele naïeve beeldende kunstenaars O ‘'5^ w 'Z /J tefs 1 K I H* «W* IT Inventariserend grondig boek van Thomas Grochowiak Een bijzonder boek door Italiaans-Nederlandse samenwerking 1 Met haren bijgesleept Landelijke naïeven ftli Toch traditie 1 Een ontdekking „Gewoon” begonnen In soorten m r - Ti - 1 Kunstboeken door Hein Steehouwer g 2 3 <n s l «9, wk - NAÏVE SCHILDERKUNST, ruim genomen de schilderkunst van amateurs die in werkwijze niet willen aansluiten bij de offi ciële kunststijlen, zijn in de mode. En het ontdekken van naïeve schilders, liefst als vroege voor gangers van de huidige genera tie is de laatste jaren een fijne kluif geworden voor kunsthistori ci.Het is dan ook een boeiend gebied, waarop nog te ontdekken valt, ook voor de lezers van kunsthistorische werken. Die kunnen nu weer teruecht in een nieuw boek „Deutsche naive Kunst” van Thomas Grochowiak. JAN URIOT WAS VERWONDERD en voelde zich bovendien vereerd met het verzoek uit Italië om zijn tempera-schilderingen te doen gebruiken als illustratie voor een bijzonder exclusieve uitgave van Dante’s Divina Commedia. Uriot is als een der vele illustrators vanaf de middeleeuwen daarmee in het voetspoor gezet van kunstenaars als Botticelli (eerste druk) en Gustave Dorée. Waarachtig geen geringe krachtmeting dus, al zal de bescheiden en filosofisch denkende schilder en dichter die Uriot is, zichzelf niet op hun lijn durven plaatsen. Maar zijn blijdschap is er natuurlijk niet minder om. "1 i l i STRAAT met grote huizen van voordeden, En die ideeën werden geboren in huizen worden niet kleiner naar RW singen van ruimtelijke vraagstuk- j bindt hemel en aarde, ik bedoel Het is een hoogst interessant boek Een der tempera-schilderingen die als illustratie door Dante’s Goddelijke Comedie is gebruikt. Esau 1977J 3 dat we op school perspectivisch tekenen hebben geleerd. Juist midden op de reistocht van ons leven zag ik mij in een donker woud verloren daar ik van het goede pad was afge weken. maakt hun werk soms een kinderlij ke indruk en dat is er dan de beko- de wanden hingen de originelen, op een tafel de grote stapel boeken. Maar de Duitse naïeven, daar was hier veel minder over bekend en daarom voorziet dit uitstekend uit gevoerde en zeer royaal geïllu streerde boek in een werkelijke „Zonder vooroordelen”, dat lijkt me eigenlijk de alleroverheersende geaardheid die naïef werk moet hebben. Vooroordelen dan, waar het de stijlmiddelen betreft. Zoiets Post Scriptum: Er zitten twee Nederlanders tussen die Duitsers. Cornelius Goossens (1894-1976) was metselaar in Amsterdam, later dia mantslijper en Vestigde zich vervol gens in Idar-Oberstein, waar hij fel- beschilderde dieren van cement ging maken. Jan van Weert (1871- 1955) was oorspronkelijk een Bos schenaar, die vanaf 1922 in Düssel dorf woonde. Na zijn 70ste jaar begon hij te schilderen na een leven met allerlei beroepen. Hij had in zijn jeugd al schilder willen worden en werkte in zijn levensavond zo’n beetje in de stijl van Grandma Moses. Op een foto is hij overigens een heer met een bolhoed en een jas met fluwelen revers, niet zo lande lijk dus als opgemelde Grandma Hier namen noemen van schil ders, die verder in kunstboeken niet gemakkelijk kunnen worden opge spoord, heeft geen zin. Genoeg zij, dat de schrijver er veel noemt, ook een alfabetische beschrijving van de kernfiguren opneemt en tenslot te royale registers, zodat de belang stellende in korte tijd de weg weet in de meestal heel vrolijk-landelijke wereld van de Duitse naïeven. Braren was een dorpsschoolmees ter op het eiland Föhr, die van 1787 tot 1839 leefde. Eigenlijk vind ik, dat de auteur hem er een beetje met de haren heeft bijgesleept en dat kon doen omdat Braren graag boe renmeisjes in toenmalige kleder- krachten uitbeeldde. Dan krijgt zo’n overigens knap schilderij iets van volkskunst mee. Anderzijds was deze schoolmeester bij de hand genoeg om te kijken naar de Duitse middeleeuwen. Via lijnigheid en kleurgebruik gaat hij ook een beet je terug op Lucas Cranach. Aller minst naïef dus in feite, ware het niet dat het lijkt dat hij zonder vooroordelen schildert. Overigens gaat hij van andere categorieën uit: landelijke naïeven, die vaak het boerenleven illustra tief begeleiden en dicht bij de volks kunst staan; steedse naïeven, door hun onderwerpen tot andere bezin ning gedwongen; hij wijdt zelfs een apart hoofdstuk aan de mijnwer kers in het Roergebied, die natuur lijk ook hun naïeven hebben opgele verd. Dan zijn er bij hem de naïeven met bijbelse onderwerpen, symbo listen vaak, ook historieschilders. Overigens vergeet hij evenmin de beeldhouwers, vaak veel naïever dan de schilders omdat beeldhou wen moeilijker en vooral zwaarder is en de amateur dus ook meer in het amateurisme blijft steken. Blij kens de voorbeelden komt er dan ook zelden iets goeds uit. Dat geldt natuurlijk ook ten opzichte van de Duitse naïeven. T z z 1 >0 o ri HflN als onbevooroordeelde kunst zou eigenlijk een betere benaming zijn dan naïef, maar ja, het is geen uit- spreekbare term. Uit het zonder vooroordeel zijn vloeit voort, dat de beoefenaars vaker doen dan den ken, zonder zich veel moeilijke vra gen te stellen over picturale proble men. „Ze doen maar wat”. Soms gaat dat heel goed en ontstaan hart- veroverende schilderijen, in veel gevallen is het niet om aan te zien. Nu is het gelukkig wel zo, dat de schrijver een beperkte keuze heeft gemaakt en vaak afbeeldingen laat zien van werk dat ook artistiek op een heel goed peil staat en niet alleen hinderlijk onbeholpen is. Zijn museale smaak heeft hij niet uitgeschakeld. bijna allemaal zo gericht en op een exposi tie Nieuw Beelden in het Centraal Museum in Utrecht waren ze enkele jaren geleden bijna allemaal te zien. Voor velen was dat een ontdekking, omdat later ont stane abstracties in de kring van de Stijl hier een beginpunt bleken te hebben gevonden, ook al heeft die eerste bewe- weten- ontdekkingen in stilte, vele dialo- i en Naïeve kunst, het is zo gauw gezegd. Maar ook uit dit boek blijkt weer dat wie met een fijne kam te werk gaat, evenveel bevestigen als uitzonderingen vindt op een min of meer algemeen en vaak gevoels matig aangenomen regel. Ook Duitsland kent zijn vakmensen, die min of meer beroepsmatig schilde ren, zoals te onzent bijvoorbeeld Sal Meijer dat deed. De eenvoud preva leert dan binnen knapheid en een helder gezien beeld. Enigszins blijkt met hem vergelijkbaar een man als Oluf Braren. Aan hem wordt een aparte hommage gebracht, omdat hij een pionier is geweest, met wie het in Duitsland eigenlijk begon. Andries Blitz in Laren gaf eens de dicht bundel Ontmoetingen van Jan Uriot uit. Uit het gedicht Begoocheling neem ik een fragment over: Maar geen duizend preken ontstaken eefhvuur in mijn as. En eenzaam zwierf ik door doolhoven vol tegenspraak. Steeds duisterder werd het om mij heen, steeds duisterder. Het is een gedicht uit een bundel van een visionair mens, die verderop getuigt het licht te hebben gevonden in de univer sele liefde. Neem nu de eerste drie regels van de Divina Commedia van Dante Alighieri, de grote Florentijn (1265-1321) die ook in andere werken wereldliteratuur schreef, in de vertaling van pater Kops staat er: Max Raffler, in 1902 geboren, is een gedrevene met een grote produktie aan schilderijen waarin hij het eenvoudige leven uitbeeldt Hij heeft er een bekende naam door gekregen De foto toont een fragment van een ..Bruiloftsmaal ging later weinig navolging gevonden. Wil men het werk van Jan Uriot van nu kun nen waarderen, dan moet men het toetsen aan wat destijds werd bereikt en tevens verwonderd constateren dat die uitgangs punten ook dienstbaar kunnen worden gemaakt binnen een gemengde stijl, die eveneens „modernismen” kan inhouden. i Nu nog iets over de aard van de tempera-schilderingen. Ik schreef al dat Uriot visionair werkt. In het algemeen laat hij slechts enige figuratie toe, een gezicht, handen, een enkele gele roos tegen een groen fond als hij Beatrice symboliseert, soms ook iets meer herken baars. Het groeit als het ware allemaal naar je toe vanuit abstracte, vaak nevelige of vlekkige vormen. Uriot heeft er een speciale tempera-techniek voor ontwik keld, waarin ook het toeval een rol speelt. Zijn kleuren zijn wel sprekend, maar wor den vaak tamelijk monochroom toege past. Hij schroomt ook niet om stijlele menten te gebruiken die modern zijn en schijnbaar in strijd met overige fragmen ten in het werk. Want, en wellicht onbewust, maar door gelijke overtuiging gedreven, past zijn op het eerste oog misschien bevreemdende werk in een traditie, weliswaar een die afgebroken is. Voor de eerste wereldoor log, zo tussen 1905 en 1914 waren er in ons land schilders die naar een „kosmische expressie” zochten. Janus de Winter in Utrecht was er zo een en in Haarlem een man als George Robèr. De leden van de Rotterdamse groep De Branding waren Er is zeer veel verschenen over de bekende Joegoslavische naïeve groep, met de Generaties aan het hoofd en met hen de beroemde (dure) school van Hlebine. In ons land is er literatuur over Neder landse naïven. Over de Franse naïe ven in het vruchtbare kielzog van Henri Rousseau is eveneens veel gepubliceerd, de Amerikanen zijn eveneens vereeuwigd in de kunstli teratuur, aangevoerd door Grand ma Moses. maar ik vind dat het onbevooroor deeld werken nu eenmaal de kern uitmaakt. De Duitse auteur, direc teur van de musea in Recklinghau sen en Oberhausen kiest ook zo ongeveer voor mijn stelling door allerhand amateurschilders binnen zijn kader te rangschikken. i (binnenkort echter eenmaal eerder ideoplastisch, Bentvelderweg 19 in Aerdenhout) behoefte. Het is bovendien „Deutsch gründlich” aangepakt en ormdie reden voor 109,75 eigenlijk geen dure uitgave van het Verlag Aurel Bongers in Recklinghausen, in ons land geïmporteerd door F. Hauser in Heemstede. Blaricum. Hij behoorde typisch tot de Larense impressionistische school, het „Nederlandse Barbizon” met de gebruike lijke onderwerpen. Hij deed het boven dien goed. De oorlog is een crisis in zijn leven geweest, een lijdenstijd. Hij zag niets meer in het werk dat hij maakte, ook niet in de knappe portretten en vernietig de zelfs zijn voorafgaande werk. Een andere richting werd gezocht, een geeste lijke bevrijding, die hij ook aan anderen toedacht. Dat was in 1963. Onmiddellijk treft de overeenkomst, zeg maar zielsverwantschap tussen Dante en Uriot. In beide gevallen door het duis ter naar het hoogste licht, een bekende zaak voor wife’ iets meer weet van de Goddelijke Comedie. Die verwantschap is Jan Uriot pas later in het leven geheel geopenbaard. Hij is in 1916 in Amsterdam geboren, schilderde daar al, later in Heusden en het langst in X „Ik was er voor mijzelf aan begonnen”, vertelt hij, „om visionaire verbeeldingen te schilderen met de eerste twee zangen van de Commedia als uitgangspunt. In 1970 was de serie van 19 schilderingen (waaronder een portret van Dante) gereed. In het Rosa Spierhuis in Laren kreeg ik toen een expositie. Later in het Hilversumse gemeentehuis ter gelegen heid van een Italiaanse dag. Daar werd het werk gezien door mevrouw prof. Lau ra Schram-Pighi. Ze is de dochter van de bekende latinist en taalgeleerde Giovanni Battiste Pighi. Zij vertelde erover aan Alfio Fiorini in Verona. Dat is een heel bijzondere man met een heel bijzondere uitgeverij. Hij geeft maar een paar boeken per jaar uit in een klein bedrijfje, waar nog zoveel mogelijk ambachtelijk wordt gewerkt door heel degelijke typografen. Er waren misschien maar 20 mensen, maar die maken heel mooie bibliofiele boeken”. Er ontstond een contact en vanaf die tijd is Jan Uriot vaak in Verona geweest om de uitgeverij „Edizioni Fiorini” te bezoeken. Hij kreeg ook een expositie in 1973 in het Palazzo Orsini in Florence. De opzet van het boek werd steeds groter. Uriot schreef zelf een uitvoerige verkla ring met zijn zienswijze op de eerste twee zangen uit de Commedia en Henk Spiege- lenberg, conservator van het Centraal Museum in Utrecht tenslotte weer een toelichting op het werk van Uriot in ver- binding met de aard van Dante’s verzen. En zo ontstond dan dat zeer grote boek (35-50 cm), 350 exemplaren met de verzen en toelichting in het Nederlands en Itali aans, 200 Nederlands-Duits, 250 Nederlands-Engels, 150 Nederlands- Frans en 50 Nederlands-Spaans, samen tot 1000 genummerd. Het kost 250,- in zware linnen band, kortom zo uitgevoerd als men van een bijzonder boek mag ver wachten. Het is verkrijgbaar bij genoem de Galerie Egel, Bergselaan 134a in Rot terdam. Vanaf 2 april wordt het werk tentoongesteld in Kunst- en Boekhandel Van Bentem en Jutting, Lange Delft 64 in Middelburg. Die adressen vermeld ik, omdat het boek niet in de boekhandel verkrijgbaar is, maar ook bij Jan Uriot zelf, Sint Janstraat 15 in Middelburg. Jan Uriot werd symbolist, maar in een stijl die veel ontleende zowel aan het sur realisme als de abstractie. Hij kreeg er wellicht niet meer bewonderaars door, want sommigen zullen hebben gedacht dat hij het „knapper kon”, gezien zijn vroegere werk. Maar het ging Uriot niet langer meer om knapheid en andere pic turale zaken. Hij wilde een boodschap brengen. In Blaricum was hij al anders gaan schilderen, in Middelburg, waar hij sinds enige jaren woont heeft hij het zo voortgezet. Het kon onmogelijk anders of hij moest een keer in zijn leven het beroemde werk van Dante tegenkomen. Hij vond het ove rigens thuis als kind al, zonder toen te beseffen welke rol het boek later zou gaan spelen. Maar voor een „lichtzoeker” is de Divina Commedia natuurlijk een onver- mijdelijke zaak. In de Rotterdamse Galerie Egel, waar ik het werk zag, heeft hij erover verteld. Aan Je kunt allerlei indelingen maken, en dat doet de schrijver van het Duitse boek dan ook. Denkbaar is een indeling in volkskunstige naïe ven, primitief-realisten, surrealisti sche, visionaire en symbolistische naïeven. Ik weet wel dat sommigen het stempel der naïviteit alleen wil len drukken op echte realisten en de anderen elders onderbrengen, kelijkheid om. Anderen, „naïeve” schilders verwaarlozen de perspectiefwetten onopzettelijk. Waarom al die overwegingen totaalbeeld te zien. Voor hen is schappelijke nut niet van inzag, hierboven? Omdat bij Landshoff in perspectivisch kijken anders dan Maar de kunstenaars werkten daar Amsterdam (binnenkort voor ons. Ze moeten wennen aan nu eenmaal eerder ideoplastisch, Bentvelderweg 19 in Aerdenhout) wat voor ieder ander gewoon is, ze waarbij de expressie het ruimtelij- een boek is verschenen dat „Her hebben wellicht wat moeite met de ke vlak beheerste, en niet fysiöplas- spectief” heet, tekst en illustratie- perspectiefwetten. tisch, waarbij de ruimtelijke beel- keuze van Pieyre Descargues. ding door de perspectief wordt Die wetten waren er niet, ze zijn bepaald, ontdekt. En sommige schilders ver waarlozen ze opzettelijk, hanteren wetten in vlak en ruimte, die ze aan ,z— WE STAAN IN EEN LANGE die zich aan het oog min of meer scheen. Maar aan zo’n boek gaan - - a-- - - -zonder zich - gelijke afmeting. Van het eerste schappelijk te bekommeren om de gen, wellicht verhandelingen huis, vlak bij ons, zien we slechts perspectiefwetten, die het kijken zeker ideeën vooraf. een fragment. Het laatste zien we ons opdringen. Schilders zochten afsteken tegen de lucht. „Zo is de eigen oplossingen, de een deed dat Italiaanse Renaissance-kring, voor- werkelijkheid om ons heen”, den- knap, een ander meer onbeholpen, al bij bouwmeesters en schilders ken we, maar we weten beter, want althans in onze ogen. die met hen samen werkten. Van in Europa namen schilders daar de benaming „Italiaans per- gelang de afstand. We accepteren maar vooral ook bouwmeesters en spectief”, volgende op het inzicht in het, dat onze ogen ons het beeld zo wiskundigen daar sinds de ruimtelijke verhoudingen van bij- voorspiegelen. Er zijn echter men- Renaissance geen genoegen meer voorbeeld de Vlaamse zo geheten sen met ernstige oogafwijkingen, mee. In het Oosten wel. Niet omdat „primitieven”, zoals de gebroeders die prismatische brillen dragen om men in de Arabische wereld (waar Van Eyck. de dingen om hen heen niet als de wiskunde in hoog aanzien stond) verschoven fragmenten van het of in China en Japan er het weten- Het boek, dat een groot aantal illustraties in zwart-wit uit vier eeu wen kunst (en wetenschap) bevat De zo geheten „Italiaanse per- kost 42,50. De illustraties zijn spectief” is een deel geworden van werktekeningen, perspectivisch de opzet van het werk zelf ontlenen, het westerse denken. En dat niet geziene gebouwen, knappe oplos- --J-J-en singen van ruimtelijke vraagstuk- zoals het hanteren van erop geïnspireer- ken in het platte vlak en nog veel buiten de algemene kijk op de wer- onprofijtelijk, want daardoor, om. Anderen, de instrumenten, is de ruimte meet- meer, eigenlijk een complete leer baar en beschrijfbaar geworden in school, zoals die door wiskundigen Die zijn hun te moeilijk^ Daarom wiskundige termen. Dit denken ver- en tekenaars vroeger is ontwikkeld. bindt z~ nnrdc, il: bcd?"l Het is een hoogst interessant boek „huis, hóf en sterrenbeelden”. Zon- voor liefhebbers van de schilder- ring van. Ze zijn wellicht vergeten, der perspectiefwetten zouden zowel kunst, die graag willen weten hoe figuren als Leonardo da Vinei als het vanaf de Renaissance nu alle- onze huidige maanreizigers maal is begonnen (en lang voortge- ondenkbaar zijn geweest. Want de zet) met de ontplooiing en deels Tot diep in de middeleeuwen perspectief beheerst ons, vroeger ook beknotting van de schilder- namen kunstenaars genoegen met zelfs dan vanaf 1505, toen in Frank- kunst door middel van de perspec tief weergeven van taferelen, zoals rijk het eerste boek daarover ver- tiefwetten. En daarom aanbevolen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1977 | | pagina 31