De Toorts: uitgever op gebied van religie en humane psychologie InMiLUwu Ook Getijdenboek voor Farnesa is kleinood L L Leerrijke parabels uit Islamitische kring fci t WH H9 .IN PRINCIPE WILLEN WE KLEIN BLIJVEN!’ door Hein Steehouwer Katholieke emancipatie Paradijstuin. Bloei en bezinning Eigen uitgeverij E. w k k L eei stu in stu eig we dai he- be en bij wc vai me - „In principe willen we klein blijven.” Dan kun je met de aard van je boeken in de diepte gaan, zonder de druk van de kwantiteit.” Aan het woord is Joost Hesseling, directeur van de Grafische Industrie Haarlem bv en de daarbinnen werkzame uitgeverij de Toorts, het andere been waarop dit bedrijf staat. „Bij veel meer titels wordt alles oppervlakkig”, voegt hij eraan toe. „We kunnen nu veel aandacht schenken aan elk boek afzonderlijk. Bij ons is de economische uitslag meer middel dan doel. Economisch denken biedt de mogelijkheid te kijken hoever je kunt gaan. Als je de grenzen ongeveer kunt bepalen kun je daarna fijn bezig zijn met boeken die interessant zijn voor ons, de lezer en dus voor de markt.” - W -RB ra Joost Hesseling Een der illustraties van Laszlo Kubinyi inDe tuin van de Geliefde H. S. Toen in het Nabije Oosten Moham med uit een aantal leringen en gods diensten zijn eigen Islamitische leer had geëxtraheerd en verbreid, sloten mystici uit zijn cultuurkring zich bij hem aan. Mohammed putte uit veel oudere leringen, de Soefi’s hadden dat eveneens gedaan en wat hun derwisjen betreft, hun leraren, die hadden al bestaan sinds het Aziatische Sjamanis me, duizenden jaren daarvoor. Het is een kwestie van aanpassing geweest, die niet kon voorkomen dat Soefi- mystici levend zijn verbrand en dat bijvoorbeeld Hamza Malamati Maqtul, de stichter van een geestelijke Islamiti sche orde, in 1575 ter dood werd gebracht op beschuldiging van chris ten te zijn. En dat is het lot van vele mystici. HET IS WEER ZO'N KLEINOOD, het Getijdenboek voor Famese, uitgekomen in de prachtige serie van Spectrum, in linnen band én een kartonnen hoesje. Vooral echter begerens- waardig om de uitvoering in facsimile, die weliswaar nooit de gloed van de oorspronkelijke kleuren kan hebben, maar toch een goede indruk geeft van wat miniaturisten in vroegere eeuwen op klein formaat presteerden. Althans in dit geval, want het is een klein boekje, met miniaturen om op de hand te bekijken, des noods door een vergrootglas. uit; ve do< bib do< eer Tsj nel I ei 31a lie I ing Die Soefistische derwisjen hebben een enorme literatuur op de been gebracht. Vaak is die verpakt in een voudige en boeiende vertellingen. En Idries Shah, afkomstig uit Noord India en zelf spruitende uit een geslacht van grote Soefi-meesters uit Centraal-Azië (zie het trefwoord „sjamanisme”, ook daar vandaan afkomstig) heeft een groot aantal van die vertellingen verza- PARABELS of gelijkenissen, bijna altijd van religieuze of mythologische aard, zijn van een tijdeloos karakter. Het is ook om het even uit welke cul tuurkring of religie ze stammen. Ze zijn algemeen menselijk en bijna over al verstaanbaar omdat er in de vertel lingen oerwijsheden schuilen. Ze zijn in het algemeen bestemd voor volwas sen lezers, anderzijds voor jonge leer lingen, omdat de leraren die zich in gelijkenissen uitdrukten „tot de schare spraken”. Met sprookjes is dat onge veer ook zo het geval. Er staan alleen geen bekende leraren achter, ze zijn geestelijk volksbezit. Derwisjen zijn monniken en leraren uit de kring van de Soefi’s. En die laatsten zijn aanhangers van een bepaald type mystiek, dat binnen de Islam voorkomt. In wezen is het Soefis me niet puur-Islamitisch. Het kent oudere bronnen. Rais Tchaqmaqzade, een beroemde leraar, zei het al: „Het Soefisme heeft altijd bestaan. Het is op zeer vele en verschillende manieren beleden; het omhulsel van die manie ren is anders, zodat de minder geïnfor- meerden erdoor misleid zijn en menen dat ze wezenlijk verschillend zijn”. Wie was C. H. M. Hesseling, later in die personeelsbladen gemeenzaam met Cor aangeduid? Achter zijn figuur rijst een compleet tijdsbeeld op. Hij was op een na het oudste kind van twaalf, een echt katholiek gezin in Amsterdam. Vader was slager. Cor ging bouwkunde studeren in Delft en leerde er, behalve bouwkundig tekenen, eindeloos debatteren in de katho lieke studentenbeweging. Het was in de jaren twintig en het begon met een „drankweerbeweging” onder studenten, die uitgroeide tot een veel verder strek kend doel, het maximaal zin geven aan katholieke levensopvattingen. Daartoe richtte Hesseling, samen met Paul Kok en Tom Nix „Heemvaart” op, dat weldra afdelingen in andere universiteitssteden kreeg. We schreven toen 1923 en dat Heemvaart moet worden gezien als een staartje van de katholieke emancipatiebe wegingen, die in.de tweede helft van de vorige eeuw op gang waren gekomen. In Amsterdam sloten zich onder anderen Wim Snitker en Jop Pollmann aan, die beiden later zwager werden van Hesseling en tevens Toorts-auteur. Omdat Heemvaart in grote mate bepa lend is geweest voor de keuze van veel boeken voor de Toorts, neem ik uit een der herdenkingsbladen iets letterlijk over. „Er ontstonden contacten met b.v. Romano Guardini en zijn Quickborn op Burg Rothenfels, Koos Vorrink en Line Tiggers van de A.J.C., The RoiJal Folk- dance Society en met dr. Klemens Neu mann en zijn Spielgemeide des Heimgar- tens, een volkshogeschool uit Silezië. De Heemvaarders trokken zomers door Nederland om op de helling van een boomgaard, in het buitenportaal van een kerk of op het bordes van een raadhuis een dodedans te spelen of een Elckerlyc, en oude Nederlandse volksliederen en - dansen te leren aan de jeugd. De teksten en melodieën zocht Jop Pollmann bijeen, die later op het Nederlandse volkslied zou promoveren." toelichting bij elk van de 26 prachtige miniaturen en bij enkele calligrafische pagina’s. Een boekje om te hebben H.S. meld en vertaald als hoogleraar in Sussex. Oosterse leraren verpakken hun wijsheid graag in bloemrijke parabels of gelijkenissen, zoals men die ook uit de bijbel kent. De derwisjen hebben dat ook altijd gedaan. De ruim 80 para bels in vanaf Abu-Bakr el-Saddiq, met gezel van Mohammed en levende in de zevende eeuw tot aan onze tijdgenoot Sjeik Daud van Qandahar, zijn dan ook korte vertellingen. Ze zijn gebun deld in „Derwisjen vertellen”, in de vertaling van Erik Mossel uitgegeven door Ankh-Hermes in Deventer. Indries Sjaah, auteur van meer boeken over oosterse magie en mystiek heeft aan de vaak zeer leerrijke vertellingen bovendien plezierig leesbaar voor iedereennaschriften meegegeven, zodat men tegelijkertijd een beetje de weg leert vinden in de Islamitische cultuur. Het is, voor 27,50 een fijn boek. Een parabel van veel langere adem, eigenlijk dus een allegorisch verhaal is „De tuin van de Geliefde” van Robert F. Way, vertaald door Rif Noorbeek uitgegeven door Ankh-Hermes 22,50). Het boekje is door Laszlo Kubinyi uitstekend geïllustreerd in zwart-wit tekeningen. In deze parabel is de tuin het leven van de mens, dat hij in afhankelijkheid van het goddelijke dient te leven. In feite is de tuin dezelfde als de wijn gaard uit de gelijkenissen in het Nieu we Testament. De tuin behoort aan de Geliefde, die Christus blijkt te zijn en de minnaar is een volgeling, die de tuin heeft te onderhouden. Er meldt zich een leerling, die door de minnaar wordt opgeleid en na het sterven van de laatste het werk voortzet. Dan komt ook de grote verleider, een satanische figuur. Het betekent de marteldood voor de leerling, maar tijdens diens sterven meldt zich een nieuwe leerling. En zo zal de zegenrijke arbeid in de „tuin van de Geliefde” steeds worden voortgezet. Dit boekje is in Engeland en de Ver enigde Staten als gewijde literatuur zeer populair geworden. Qua sfeer lijkt het, ook door het taalgebruik, op „De profeet” van Kahlil Gilbran. Met deze aanduiding weten de lezers van dit type literatuur waar ze De Tuin zo ongeveer moeten plaatsen. Voor kardinaal Farnese in Rome is dit getijdenboek gemaakt. Het kwam gereed in 1546 en het is van de hand van de miniaturist Giulio Clovio en de calligraaf Francesco Monterchi. Het is lang aangezien voor een der beroemdste getijdenboeken, maar zelf zie ik dat anders. Het mist de originaliteit van bijvoorbeeld de miniaturen van figuren als de gebroeders Van Limburg uit de gothiek. Zij - en anderen - waren wegbereiders. Giulio Clovio is duidelijk een kind van zijn renaissancistische tijd en in zekere zin een navolger van Michelangelo, ook al zocht hij niet diens mythologische en religieus-kosmische geweld, zoals deze dat in zijn beroemde plafonds demonstreerde. Clovio is duidelijk lieflijker en minder fors, maar toch even duidelijk aangetrokken door de toen gangbare maniëristische versierings drift in nageschilderde architectonisch bepaalde omlijstingen rond bijbelse taferelen. Maar de beroemde Giorgio Vasari (dé Italiaanse Carel van Mander) pinde Clovio al vast op het ’’Michelangelique” voorbeeld in een der eerste gedrukte boeken in zijn tijd, beschrijvingen van het werk van kunstenaars in diens ”Vite”. En daarmee is tevens verklaard waarom Clovio’s getijdenboek duidelijk het stempel heeft van twee perioden, het grensgebied tussen middeleeuwen en nieuwe geschiedenis. Het is een der laatste beroemde handschriften, want de boek drukkunst verdrong aldra de met de hand gecalligrafeerde en geschilderde getijdenboeken. Zelfs voor vorsten en prelaten werden die te duur en ”te elitair” om een mode-uitdrukking te gebruiken. Tot schade van een zeer aparte categorie in de schilderkunst evenwel, en - op enkele uitzonderingen na - bijgezet in de annalen der nostalgie. Maar enfin, de boekdrukkunst zorgt ër anderzijds weer voor dat unieke handschrifen niet alleen meer voor opgemelde vorsten en prelaten bedoeld schijnen te zijn, maar in facsimilé nu voor velen bereikbaar. En zo heeft alles zijn keerzijde. Dit getijdenboek is voorzien van een uitvoerige en knappe inleiding van Webster Smith, die niet alleen ingaat op de inhoud en samenstelling van het boek. Hij schetst tevens - en dat is tot goed begrip hoogst noodzakelijk - leven en werken van Clovio tegen de achtergrond van diens tijd. Daarnaast geeft hij een wordt nog altijd goed verkocht en is als „klassiek werk” reeds acht maal herdrukt, tot een getal van 32.000 exemplaren. Het is voortdurend aan gevuld, eerst door Jop Pollmann, later ook door Dien Kes en C. J. Stip. den, met in de uitgeverij even een pauze tot bezinning toen de oprichter overleed en zijn collega daarna in 1972 met pensioen ging. Bovendien was het emancipatie-streven in katholieke kring overbodig gewor den en weggëbd. Er moest een nieu we weg worden ingeslagen. Joost Hesseling: „Ik was in 1970 al tot directeur benoemd. Ik heb een grote belangstelling voor het boek van mijn vader geërfd, maar moest toch een eigen weg zoeken. Die spreekt uit de titels die ik heb genoemd, de uitgaven van de laatste vijf jaren. Ze gaan in de richting van integratie van geloof en religie in algemene zin, psychologie, psychia trie en sociologie. De boeken ont staan in teamwork. Vier mensen in ons bedrijf, en velen daarbuiten, lezen alle mogelijke uitgaven op die terreinen. Samen maken we een keu ze uit wat we willen laten vertalen of door Nederlandse auteurs laten schrijven. In ons bedrijf is als het ware een grote vertrouwdheid met die gebieden verzameld, in eigenlijke zin niet afwijkend van wat mijn vader in diens jeugd heeft beoogd. De idealen zijn in deze uitgeverij geble ven, maar de richting is bijgestuurd in zich steeds vernieuwende zin.” „Onze markt is zeer gespreid”, vertelt Joost Hesseling. „We geven weliswaar specialistische boeken uit, maar even zeer voor een breed publiek als daar naast voor professioneler denkende lezers, zoals studenten aan sociale en pedagogische academies of op universi tair niveau. We hebben een afdeling medische publicaties, waarvan het „Repertorium verpakte geneesmidde len” het meest bekend is, een inventaris We spraken in een nog half inge richt directiekantoor in de nieuwe uitbreiding van De Grafische, zoals veel Haarlemmers het bedrijf kort weg noemen. Half april wordt die uitbreiding in gebruik genomen. Ach ter dat kantoor draaiden de zeer omvangrijke offsetpersen kilo’s papier onder de rollen door, posters, affiches en boeken, want het is een groot bedrijf geworden. Nog een ander feit heeft het leven van Cor Hesseling gericht. Aan het eind van de jaren twintig zag hij dat zijn afgestudeerde collega’s in de bouwkunde niet aan de slag raakten. Hij gaf zijn studie eraan en werd volontair in een antiekhandel. Hij kwam tevens in contact - als verwoed boekenlezer - met Hoes en Schulte, boekhandelaren en uitgevers. Die wilden een R.K. encyclopedie opzet ten en vroegen of Cor Hesseling dat kon doen op grond van diens zeer brede belangstelling. Hij deed het en moest medewerkers zoeken. Toen in 1933 het eerste van 24 dikke delen verscheen had hij 530 vak-specialisten, tal van geestelijken en professoren van naam bij elkaar. Een van zijn medewerkers was Hans Schnabel, die onder meer over radio techniek schreef, en een goede vriend werd. Binnen drie jaar na dat eerste deel was de encyclopedie gereed, eigenlijk een onvoorstelbare opgave, die bewijst hoe Hesseling medewer kers wist te zoeken en aan zich te binden. Uit bovengenoemd boek is een complete muziekuitgeverij gegroeid, speciaal gericht op het kind en het schoolonderwijs. Er zijn tientallen uitgaven verschenen, onder andere de Dikkertje Dap-boeken van Annie M. G. Schmidt, de liedjes van het kinderkoor Jacob Hamel, het overbe kende „Nederlands volkslied” van Pollmann en Tiggers, dat met zijn 17e druk het 450ste duizendtal haalde. Daarnaast leerscholen voor blokfluit en wat niet al. Die muziekuitgeverij was een deel van de algemene uitgeverij en later drukkerij, die Hesseling in 1946 heeft gesticht om zelf de boeken van zijn Toorts te kunnen drukken. Hij begon in Heemstede in de garage van zijn woning voor zichzelf met één klein persje, maar had al snel meer panden nodig, totdat in 1953 het bedrijf in de Veerpolder werd gebouwd. Die drukkerij is enorm uitgegroeid. Daartoe was de goede vriend Hans Schnabel in 1949 als mede-directeur voor de uitgeverij aangetrokken. Het is een periode van grote bloei gewor- In 1936 besloot Hesseling zelf een uitgeverij te beginnen en dat werd dan de Toorts, in Heemstede. Een van de eerste boeken was „Het spel van moeder en kind.” Het heeft een bij zondere geschiedenis. In de bibliotheek van de Volkskunde-commissie van de Kon. Academie van Wetenschappen in het Amsterdamse Trippenhuis had Hes seling indertijd schriften gevonden, geheel volgeplakt met kladjes van bakerrijmen uit alle hoeken van ons land. Dat was de oogst van de vrouw van .Pieter Jelles Troelstra, als Nynke van Hichtum zo bekend geworden door haar „Afke’s tiental”. Ze had die schriften in bewaring gegeven. Samen met de inmiddels gepromo veerde Jop Pollmann ging Hesseling de toen heel oude schrijfster opzoe ken in het Gooi, waar ze woonde bij de bekende letterontwerper S.H. de Roos. Het boek kwam tot stand, voor artsen en apothekers over de in ons land verkrijgbare verpakte genees middelen. Het verschijnt, bijgewerkt, tweemaal per jaar. We hebben nu de 20ste editie in een oplaag van ruim 20.000. Er is veel vraag naar, evenals naar het „Compendium dieet- en voe- dingspreparaten” met informatie voor diëtisten en artsen. Daarnaast geven we vooral uit op het gebied van de muziek, psychologie, psy chiatrie, sociologie, psycho-therapie, boeken over huwelijken en gezinsleven en dat alles min of meer geënt op de moderne Amerikaanse humanistische psychologie, ook de „Human potential Movement”, bedoeld als richtinggevend ook voor gezonde mensen. Figuren als Carl Rogers, Abraham H. Maslow en anderen zijn de voorgangers in Ame rika. We horen dan namen en titels van boeken waarmee de Toorts veel lezers aan zich heeft verplicht: „Leren in vrij heid” van Carl Rogers (5e druk); „Gestaltbenadering en Gestalt in aktie” van Fritz Peris (2e druk), een bepaalde psychologische en momenteel in trek zijnde therapeutische benadering; „Stille muziek” van William Johnston, een boek over wegen naar meditatie en mystiek; van Nederlandse auteurs als Bruno-Paul de Roeck „Gras onder mijn voeten” en „De loernoot - Therapie en maatschappij”; van Toine Vossen „Zichzelf worden in menselijke relatie.” Het is maar een kleine keus uit een zeer ruim fonds, waarin ook boeken die het thema mens en religie behandelen en de bekende uitgaven van de Haar lemse ds. Johanna Klink, haar twee jeugdbijbels „Het huis in de wereld” en „Het geheim van de wereld”, die een bijzonder goede pers kregen. Er komen zo’n zestien nieuwe titels per jaar uit en acht herdrukken. Het is, al bij al, een specialistische uitgeverij. Op mijn vraag hoe de kennis, die daar toe nodig is binnen het bedrijf is ont staan en gegroeid, krijg ik twee herden kingsuitgaven van „Het Pennewiel”, het personeelsorgaan van De Grafische, speciale nummers die het licht zagen toen de oprichter C. H. M. Hesseling in 1962 een kwarteeuw aan zijn bedrijf was verbonden en toen in 1972 zijn naaste medewerker H. Schnabel met pensioen ging. 'ff

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1977 | | pagina 34