Jan Mulder en zijn eenpits internationals I School voor wedstrijdzeilers door Peter Heerkens Afscheid Van Looy „DE FIETS, DIE MOET GE NIET AFBREKEN” Abstract Samenzweringen Moulijn en Clavan iaand hogef nden eling, :ctie Geschiedschrijving rond vier grote kampioenen n na richt had. Hij was de inzinking nabij. Hoe voel je je, riep ik. Geen antwoord. En wat later dan onder die hete hemel vroeg Eddy me opnieuw naast hem en riep hij me toe; geef me een busje champagne, Lomme. Ik heb hem toen onder die verzengen de hitte geen koude champagne uit onze kleine koelkast willen geven Het zou noodlottig uitgevallen zijn. Een drama. '0, Hij woont wat men noemt gewoon Op een eenvoudig huur-appartement in Vilvoorde, bij Brussel. Lomme Dries sens is geen miljonair geworden zoals de wielrenners die hij als ploegleider de weg naar het succes wees en die paleizen van huizen bouwden. Jaloers was Lomme nooit op de mannen die hij hielp een fortuin te vergaren. Voor wie mocht twijfelen aan wat hij bijdroeg tot de glorie van zijn vedetten, schreef Driessens in zijn boek (ghostwriter de Belgische sportjournalist Lucien Berghmans) onder meer deze anek dote uit de Tour de France van 1969: ,,Op 30 kilometer van Mourenx-Villenouvelle stelde ik plots vast dat de tred hoeki ger werd en Eddy meer en meer met de schouders begon te snokken. Ik ging naast hem rijden en zag dat hij het moeilijk 3 h De definitieve klap. Ik liet twee busjes met suikerwater klaarmaken en gaf hem die. Eddy kwam heel vlug de nakende inzinking te boven. Dat kleine incident sterkt mij in mijn visie op de functie van een sportdirecteur en weerlegt de opvatting van Eddy dat renners in de wedstrijd wel weten wat ze moeten doen en laten". s z s Lomme Driessens vertelt niet alles ar in wielerboek n n Rik van Looy in zijn glorietijd W.H. 703017 n f STOPPER t Het heeft Lomme Driessens, zo blijkt, nooit gehinderd dat zijn banksaldo zo ver achterbleef bij dat van de topwielrenners die hij hielp. Coppi, Van Looy, Merckx, Maertens: ze mochten en mogen het van hem duizend keer beter hebben dan hij. „Mijn tevredenheid”, zegt Driessens daar over’ „is dat ik kan zeggen: kijk, die ren ner is door mij rijk geworden. Dat maakt me trots. Dat is mijn genoegen. Ik ben er altijd content mee geweest." De tragiek van die instelling kreeg Lom me Driessens voluit op zich afgewenteld. Met Coppi, Van Looy en Merckx eindigde de samenwerking in teleurstelling. „Tja”, zucht de donkere Belg als het daarover gaat, „dat is de meest bittere ervaring uit mijn hele carrière. Dat het zo afliep...” Met Fausto Coppi (die hij als soigneur en als ploegleider zo vertroetelde dat hij de Itali aanse vedette opnam in zijn gezin) kwam de breuk na 3 jaar. In het boek zegt Lomme Driessens over de achtergronden van dat feit: „Er was wat gebeurd in het privé-leven van Fausto. Na het wereld kampioenschap van 1953 dat hij won, was hij een beetje mistroostig ondanks het mooie succes. Op het bed zat een dame die me werd voorgesteld als mevrouw Loca- telli. Ik keek even naar het gezelschap en had alras begrepen hoe de vork in de steel zat. Fausto heeft me daarna de beruchte „dame in het wit” zoals ze in alle kranten ter wereld werd beschreven, voorgesteld. Ik heb haar genegeerd.” Over Coppi’s echtgenote Bruna weet Lomme te melden dat ze zo bang was dat Fausto wat overkwam, dat ze gewapend op de tribune zat. Citaat uit het boek: „Het staat me bijvoorbeeld nog zeer goed bij hoe ze hem begeleidde in de zesdaagse van Parijs. Bruna vreesde dat gedoe, dat gewarrel in de bochten, die spectaculaire aflossingen en sprinten. Het stemde haar angstig. Ze bleef toen dag en nacht Fausto volgen. Ze was niet weg te slaan uit haar loge. In haar handtas had ze een revolver verstopt. Ze had me gewaarschuwd: zo En verder zat ik in aansluiting op de uitreiking van het eerste exemplaar van „Mies 25‘oet jaar TV" aan tafel tegenover Kees van Maurik, directeur van uitgeverij L. J. Veen, die het Mies- boek heeft uitgegeven, en ook een atleet die het in het verleden tot een afvaardiging in het juniorenteam van Nederland tegen West-Duitsland op de middenafstand bracht, en alleen door gebrek aan tijd'niet doorstootte naar de internationale top (zoals blijkt uit de namen die hij in zijn juniorentijd naast of vlak voor zich moest dulden). Blijkbaar is atletiek, als de moeder In de meeste boekjes die over de wedstrijdzeilsport verschijnen vindt men achterin vaak het gehele wedstrijdreglement. Voor de beginner is het vaak niet te achterhalen hoe bepaalde reglementen te gebruiken zijn en wat zij inhouden. Plaatje lost dit probleem enigszins op door het reglement te verwerken in de hoofdstukken waar het in de praktijk toegepast behoort te worden. School voor wedstrijdzeilers is een zeer nuttig boekje voor de beginner. Indien hij of allemaal rijk Behalve Lomme. Hij is uniek en niet alleen omdat hij bekend staat als een van de eerlijksten, wat in zijn vak een nogal hoge onderschei ding genoemd mag worden. Over Lomme nu, verschijnt dezer weken bij de Belgische uitgeverij De Schorpioen een boek. „Guillaume vertelt alles”, kreeg het als titel waar de persoon in kwestie overigens niet gelukkig mee is. Want Guillaume dommel vertelt niet alles. Daarvoor heeft hij de wie lersport te lief. Die instelling schetste de bekende Belgische wielerjournalist Toch wekte het Kees van Mauriks grote verbazing en ik mag wel zeggen dankbare opgewondenheid, toen ik hem verzekerde dat Jan Mulder, Neer- lands beste middenvoor van de 20e eeuw, zij het dan voornamelijk bij Anderlecht, zijn columns in De Tijd en de Volkskrant geheel zelfstandig en met de eigen hand schreef. Van Mau rik, getroffen door de originaliteit van Jan Mulders manier van schrijver, was ervan overtuigd dat er „een consorti um” achter zat, een 'team van schrij vers dat, gebruik makend van Jan Mul ders ontwijfelbare kennis van de voet ballerij, zijn stukken schreef en daar mee de lezers verblufte. schreef, met vlammende pen. Citaat: „Zij waren meer dan zijn zonen. Zij waren of zijn een stuk van hemzelf. Hun streven was het zijne. Hun vreug den de zijne en hun lijden voelde hij in zijn eigen vlees” In een toelichting op zijn boek waarin men geen spectacu laire onthullingen tegenkomt (maar dat desalniettemin boeiende hoofd stukken bevat) zegt Driessens: „Ik wilde vriendelijk blijven. Zo ben ik nu eenmaal en dat verandert geen mens. Waar ik groot in ben geworden ga ik niet afbreken. Dat kan ik niet". zout en peper tegelijk is voor een boek, maakte hij links en rechts incidenteel gewag van een financieel akkoord tussen renners en repte hij over combines, maar tot het ontrafelen van grote geheimen kwam hij niet. Het hoofdstuk „doping”, waarover in de loop van de jaren veel coureurs zelf (laat stelijk nog de Fransman Rachel Dard) openhartig spraken, laat Lomme onaan geroerd. Hij is in zijn betrokkenheid zo ver gegaan dat hij het bestaan en gebruik van stimulantia in de wielersport nage noeg durft te ontkennen terwijl de prak tijk al dikwijls zoveel anders uitwees. Driessens in zijn boek: „De jongste tijd is met de doping een onderwerp aan de orde gekomen waarop de sensatiepers gretig toehapt. Akkoord, de tijden zijn fel veran derd en de renners gebruiken tegenwoor dig geneesmiddelen waarvan ze vroeger het bestaan niet kenden of die niet beston den. Dit is nog altijd geen reden om te geloven in een soort opfokkerij”. Zo gezegd dus, zo gedaan. Ik zal me wel tot de naoorlogse eenpitters bepa len. In alfabetische volgorde: Merckx en Freddy Maertens. Voor dege nen die de grote tweestrijd Van Looy-Van Steenbergen indertijd volgden, zitten er interessante passages in de geschied schrijving die op dat punt voornamelijk uit een wirwar aan intriges in het rijke Vlaamse wielerleven bestaat. Er blijkt door Van Looy en Van Steenbergen in finales van koersen nogal wat „gepraat” te zijn zoals dat heet. Een peloton van waterdragers marcheert als bereidwillige huurlingen door het verhaal. Rond twee wereldkampioensschappen licht Lomme de sluier een eindje op. Over de titelstrijd van 1957 weet hij dat Van Steenbergen de beloofde premie van 100.000 francs niet aan Van Looy betaal de, waarna de heren besloten de zaak in 1961 maar met gesloten beurzen af te doen toen Van Steenbergen bereid bleek om Van Looy te laten gaan. Meest markant is in deze materie een akkoord tussen Van Looy en Van Steenbergen voor de wereld kampioenschappen van 1959 in Zand- voort toen ze hunonderlinge afspraak officieel op papier zetten, een contract dat gemaakt werd door manager Jean van Buggenhout. De tekst: „Er is overeen gekomen tussen enerzijds Rik van Steen bergen en anderzijds Rik van Looy wat volgt: ter gelegenheid van het w.k. in Zandvoort op 16 augustus 1959 verbinden de twee ondergetekenden er zich toe niet op eikaars wiel te rijden en hun krachten samen te bundelen opdat een van hun beiden zou zegevieren in het kampioen schap. Ingeval van overwinning zal Rik van Steenbergen de som van 300.000 Belg, francs betalen aan Van Looy en Rik van Looy zal zo hij zegeviert 300.000 Belg, francs uitkeren aan Rik van Steenbergen. De twee betrokkenen ondertekenen voor akkoord”. Lomme volgde dit soort zaken van nabij, maar nogmaals: in zijn boek bleef hij vriendelijk en mild, ook wanneer ze hem persoonlijk hard raakten. „Ze heb ben me dikwijls slecht behandeld”, mij mert Lomme over zijn boek heen, „maar ik zal het nooit zo openlijk zeggen”. En als het gaat over het gemis aan pikanterie bij algemene feiten, zegt Driessens (die nu met Freddy Maertens zo in de weer is, dat hij zijn aanvankelijke plan om ermee te stoppen al lang weer opgaf): „Och, in iedere stiel gebeurt er wel eens iets. En dat hou je dan voor je. Er zijn zo van die zaken waar ge niet publiekelijk over praat”. Wat hij daar precies mee bedoelt is geheel en al duidelijk wanneer hij de armen in de bezwerende houding zet en zegt: „De fiets moet daar blijven. De fiets die moet ge niet afbreken...”. zij het kan opbrengen het zorgvuldig te lezen zijn er wellicht al enkele wedstrijden gewonnen. School voor wedstrijdzeilers is een Hollandia watersportboek en kost 16,90. Het afscheid van Rik van Looy raakte Lomme Driessens zo mogelijk nog harder Ten eerste werkte hij beduidend langer met hem (10 jaar in totaal) en ten tweede kwam Van Looy als groentje in de wieler sport bij hem terwijl Coppi al een staat van dienst had evenals later Merckx. Het contact met Van Looy werd verbroken toen die in dezelfde ploeg ging als Rik van Steenbergen met wie er jarenlang op voet van oorlog was geleefd. Driessens in zijn boek: „In oktober 1963 kwam er plots een einde aan een bondgenootschap dat eigen lijk tot het einde van Riks loopbaan had moeten duren. Van Buggenhout (een manager, PH) slaagde erin hem te interes seren in een nieuwe ploeg die hij opzette. Zeilstanden, definities, overstagmanoeuvres, roll tacking, gijpen en het wedstrijd reglement zijn belangrijke zaken voor de wedstrijdzeiler. Omdat Henk Plaatje dat ook vindt heeft hij er een boekje over geschreven. „School voor wedstrijdzeilers”. o t 3 m s 5 In 208 bladzijden met 199 illustraties tracht Plaatje de beginnende wedstrijdzeilers zo veel mogelijk elementaire beginselen bij te brengen. Het boek bevat hoofdzakelijk feiten en algemene handelswijzen. In zijn voorwoord schrijft Plaatje zelf dat dit niet de leerbaarheid vergroot. Hij acht het echter wel essentieel voor de opbouw van zijn boek. En dat is ook zo. Kees van Maurik zag wel iets in een bundeling van Jan Mulders stukken, maar ik zei tegen hem dat uitgever Thomas Rap, die in het verleden onder meer naam maakte door het bundeltje aan Piet Keizer gewijde gedichten, Jan Mulder al voor een boekuitgave gestrikt had. Om dat nog even te veri fiëren, belde ik Jan Mulder op, en het klopte. Hij zei dat hij, toen ik opbelde, juist aan mij dacht, terwijl er toch uren voorbij gaan dat we helemaal niet dergelijke gentlemen' agreements beho ren niet tot dat soort afspraken. Wanneer de sterkste, de grote kampioen, een ren ner beloont die toch niet winnen kan is dat enkel om „zeker” te spelen. Zoiets is altijd gebeurd en gebeurt nog”. In zijn nadere toelichtingen daarop in het boek, is Lomme Driessens opvallend scheutig met voorbeelden uit de periode Van Looy en rept hij over dit onderwerp met geen woord als het gaat over Eddy aller sporten, „verdraagzamer” tegeno ver de hoge kunsten dan andere spor ten, hoewel er toch ook aardig wat gefietst wordt in de literatuur, en menige voetballer als letterkundige is geëindigd. Kees Aarts (ADO), Henk Angenent (Fortuna ’54) Aad Bak (Feyenoord) Piet Bakers (PSV), Ad Brouwers (NAC) Joop Burgers (DWS), Jan van Buijtenen (Hermes-DVS) Wietze Cou perus (ADO), Han Engelsman (Quick, N.) Piet Geel (SW), Frans Geurtsen (DWS), Piet Giesen (PSV), Jan van Gorp (NAC), Wim van der Gijp (Spar ta), Leo Haenen (MW), Harry Hey- nen (ADO), Oeki Hoekema (PSV), Dick Hollander (DWS), Henk Houwaart (FC Twente), Kees van lerssel (FC Twen te), Gerard Kerkum (Feyenoord), Frans van der Klink (Hermes-DVS), Martin Koeman (GVAV), Henk Lagerwaard (Excelsior) Wim Lakenberg (NEC), Willy Lippens (Rot-Weiss Essen) Jan Mommers (Willem II), Eef Mulders (PSV), Piet van Overbeek (PSV), Willy Quaedackers (Fortuna ’54) Herman van Raalte (Blauw Wit) A. J. Saris (BW) Jan Schrumpf (SW), Frits Soetekouw (De Volewijckers) Piet Spel (DWS), Aad Vermeer (Excelsior) Jan Valerius (ADO), Henny Vriens (Willem II), Piet de Vries (Sparta) en dan vermoedelijk een paar newcomers die na 1973 debuteerden, maar die nog alle kansen hebben hun score op te voeren tot twee of meer. Ik krijg tranen in mijn ogen, als ik deze lijst overzie: al die goeie, geliefde voetballers, net nooit goed genoeg. Als het thema van de Boekenweek niet „boek en televisie” was geweest maar „boek en atletiek", dan zou ik een paar aardige connecties tussen deze beide facetten van het bruisende leven kunnen aanwijzen. Zo bezit ik een foto waarop de begenadigde son nettendichter Jan Kal de hand drukt van Eef Kamerbeek, nadat die zojuist Nederlands kampioen is geworden. Jan Kal was toen nog junior-atleet. In het literaire televisiespel dat zondag middag wordt uitgezonden, worden in de tweede ronde Elles Berger (als tv- personality) en Henk Bemlef (als schrijver en dichter) een elkaar gekop peld. Elles Berger is de dochter van wijlen Chris Berger, die jaren lang met 10.3 sec. Nederlands recordhouder op de 100 meter was. En Henk Bemlef was in zijn jonge onbesuisde jaren nog eens juniorkampioen van Noord-Holland, met 10.9 sec. als beste tijd. Het aardige van Jan Mulders stuk ken is echter juist, dat ze door nie mand anders geschreven zouden kun nen worden. Hij heeft stukken geschreven (over zijn knie laatst, over Ivo van Damme, over Ceulemans, over de panenka; zoals u ziet, gaan zijn beste stukken niet eens altijd over voetbal!) die ongeëvenaard zijn in de Nederlandse sportjournalistiek. Hij wisselt ze echter af door columns die door zijn ongeoefendheid als schrijver m Q) A’ kUHi monument in de wielersport Een oer gezellige man, die in de bar de ober snel aan zich weet te verplichten maar die in de koers een furie is die de officials de rode vlag uit de hand kan rijden wanneer het belang van zijn coureur dat vraagt. Lomme (Guillau me eigenlijk) Driessens. Bij leven al een legende, deze oudste (binnenkort 65 jaar) van de ploegleiders in de beroepssector. Hij diende de vier wie- lergroten der aarde: Fausto Coppi, Rik van Looy, Eddy Merckx en nu Freddy Maertens. Ze hadden allemaal een renner iets uithaalt en Fausto tegen de grond vliegt, dan schiet ik hem neer. Zo was Bruna...” i zo abstract zijn, dat zij de wartaal angstig dicht benaderen, waardoor zijn pluspunt (de onbevangenheid waarmee hij zijn onderwerpen te lijf gaat) omslaat in zijn tegendeel, dus een minpunt, neem ik aan. Maar dat recht om te experimenteren eigent Jan Mulder zich toe, en terecht, vind ik. Gelukkig ook maar. Bovendien past het bij zijn eigen voetbalstijl, want hij was een „durvende” voetballer, die altijd de weg naar voren opzocht, dus het zou onzin zijn om nu van hem te verwachten dat hij in een tikkie-terug- stijl zijn stukken schreef. Met het woord „omkoperij” heeft Lom me eveneens moeite. Hij spreekt liever van „gentlemen’s agreement” als het gaat over samenzweringen. In zijn beschou wing over Coppi. „Ik heb het ook meege maakt hoe Fausto wereldkampioen werd op de weg in 1953, in Lugano. De laatste man die bij hem was gebleven was Ger main Derycke. Al de anderen waren al naar huis gereden. De zege van Fausto op Germain Derycke stond vast, maar Ger main heeft er toch nog wel een aardige stuiver aan verdiend om Fausto geen stok in de wielen te steken. Fausto was tegen iedere vorm van omkoperij gekant maar Afaar er moet toch iemand bij die Belgen zijn waar je wel tegen hebt gespeeld, Piot bijvoorbeeld. Ik weet nooit of dat nu echt een heel goede aan elkaar denken. „Maar dat was ook eigenlijk geen wonder”, zei hij, „want ik zat te bedenken waarover ik schrij ven moest voor de Volkskrant. Dat moet vanmiddag worden ingeleverd”. Iets over België-Nederland, neem ik aan, zei ik. „Ja, maar wat”. Heb je niet tegen Van Gooi gespeeld, in je Anderlecht-tijd? „Ik geloof het wel, maar dat was in zijn begintijd bij FC Antwerp, daar herinner ik me niets meer van". Ja, dat is waar, je bent natuurlijk al heel oud, dat vergeet ik wel eens (hij is 31 jaar). Maar dan heb je in ieder geval wel eens tegen Guy Thijs gespeeld! Guy Thijs is de Belgi sche trainer, van middelbare leeftijd. „Die was toen wel trainer van FC Antwerp, maar zo oud ben ik nu ook weer niet, dat ik tegen hem gespeeld heb! keeper is of eigenlijk niet. „Hij is linkshandig, linkshandige keepers zijn nooit de allerbesten”. Eh, is dat zo? Daar heb ik nooit bij stil gestaan. Waarom schrijf je daar dan niet over, daar heeft nog nooit iemand over geschreven. „Dat is wel een idee ja. Ga jij nog naar Antwerpen zaterdag?” Nee, ik vertrouw er maar op dat het op de televisie komt. Ik ben maar één keer in mijn leven naar een België- Nederland-wedstrijd geweest, toen maakte Lambert Verdonk van PSV zijn debuut als linksbuiten. Dat was in 1964. Het werd 0-0, vertrouwde uitslag, maar Verdonk kon die middag alles. Alles lukte. Hij zwenkte iedereen voorbij. De nieuwe Moulijn, hij was toen 21 jaar. Maar het is er nooit uit gekomen, hij speelde vier keer mee, en dat was dat. Dick Hollander mocht een keer op die linkervleugel, Mick Cla van, toen weer een tijdje Moulijn, en daarna Piet Keizer. „Ik zag laatst iPiet Giezen, die heeft als PSVer ook een keertje mogen meespelen in het Neder lands elftal. Hij was de ster van het veld, maar het bleef bij die ene keer”. Dat is het mooie van dat mini-voetbal (zei ik op mijn beurt) daar zie je al die eendagsvliegen weer een keertje terug. De nostalgie druipt ervan af! Ik was trouwens toch al een tijdje van plan om eens een lijstje te maken van één- wedstrijd-intemationals, bedankt voor de tip. „Graag gedaan, als jij dus over die één-wedstrijders schrijft, schrijf ik over de linkshandige keeper. Doe de groeten!” Insgelijks. Ik heb getracht Rik over te halen en gezegd: je ondergraaft de wielersport. Nir ga je aan de zijde van Van Steenbergen rijden, de renner die je je ganse loopbaan gepest heeft. Hij zal in zijn laatste jaren van jou profiteren. Al dat gepraat hielp echter niet. Het waren sombere dagen voor mij. Zelfs bij deze terugblik voel ik de pijn nog knagen”. Ook met. zijn derde crack liep het mis. Over de breuk met Eddy Merckx: „Tij dens de Tour van 1971 had ik meer en meer het gevoel dat Eddy afstand nam van mij. Het leed geen twijfel meer dat de scheiding nabij was en liever dan een affront op te lopen besloot ik zelf weg te gaan van Molteni en dus van Eddy. Hoe die breuk na drie jaar samengaan verkla ren? Ik denk dat er verschillende oorza ken zijn. Eddy kon moeilijk opschieten met mijn vriendenkring. Eddy was ook al te groot toen ik hem in handen heb gekre gen en tenslotte kon hij moeilijk om met mijn bruisend temperament”. De dertig jaar die hij te midden van-de wielen doorbracht („Ik ben 9 maanden per jaar altijd weg en die andere 3 niet thuis...”) heeft Lomme Driessens niet samen willen vatten met sensationele ont hullingen terwijl er toch met name rond zijn drie „groten” nogal wat te doen moet zijn geweest. Wel beseffend dat dit aspect iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiNiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin Lomme Driessens. Hij staat als een ■RB'J 1977.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1977 | | pagina 37