the Hop" met drie m Kollektiv Rote Rübe waarschuwend variété Grote eenheid in nieuwe band met Simon Phillips Jack Bruce onvermoeibaar Paul Wunderlichdecadent maniërisme Damiateralzon Bouwprijs voor prof. Bakema „Hammonds „Caught schouwburg on I I I I I I I I I I I Ik POLITIEK THEATER IN MICKERY Kopieën van Vermeer in Delfts museum 1 WOENSDAG 30 MAART KUNST 19 7 7 15 r I n Mi L r- organiseert op 19 augustus een 28-daagse reis naar: INDONESIË, BANGKOK en SINGAPORE Reissom: f3995.- Mi Inlichtingen en reserveringen voor deze reis uitsluitend via Ged. Oude Gracht 82 Haarlem, tel. 31 31 50 het reisburo is elke werkdag geopend van 13.00 - 17.00 uur. Italllii kW® J 1 (Foto Bob van Dantzig) WIM HELVERSTEIJN I KEES TOPS. De Camillo-Sitteprijs werd in 1973 het eerst verleend aan de vroegere stads bouwmeester van Hannover, dr. ing. Hillebracht, en in 1975 aan prof. Peter Koller, de ontwerper van Wofsburg. te zien zijn. Ook in de technieken is hij dus allerminst beperkt. Opvallend is, tussen de deelname van acht exposanten, de aanwezigheid van twee Franse keramisten. Hoewel ze heel sober werkt springt Dominique Rébillard er toch Een bronzen plastiek van Paul Wunder lich. (foto Studio Hartland) Een kerami sche plastiek van Dominique Rébillard. „Desolation ou la maison du riche puni” getiteld. Een opeenstapeling van technische misverstanden was er de oorzaak van dat het laatste Beeldschrift van wijlen onze kunstcriticus Hein Steehouwer verminkt in de krant kwam. Hierbij een herplaat sing met onze verontschuldigingen. ROTTERDAM (ANP). De Rotter damse architect prof. J. B. Bakema krijgt dit jaar de Camillo-Sitteprijs. De prijs, ingesteld door ondermeer het Oostenrijkse ministerie voor Weten schap en Onderzoek en de stad Wenen, wordt hem toegekend op grond van zijn bijdrage aan de wederopbouw van Rotterdam, met in het bijzonder daar in het winkelcentrum de Lijnbaan, en voor talrijke andere stedebouwkundi- ge ontwerpen. Het is de bedoeling dat prof. Bakema de prijs op 24 mei in ontvangst zal nemen tijdens een plechtige bijeen komst van de technische universiteit in Wenen. De Rotterdamse architect, die verbonden is aan het bureau Van den Broek en Bakema, geniet mede be kendheid door zijn ontwerpen voor de Nederlandse paviljoens op de wereld tentoonstellingen in Brussél en Osaka en de tentoonstelling E’55 in Rot terdam. PAUL WUNDERLICH heeft sinds jaar en dag een geheel eigen beeldtaal ontwik keld, waarbinnen hij niet schroomt duide lijke beïnvloedingen openlijk te tonen. Soms kan dat een hommage zijn aan Leon ardo da Vinei, als hij een Mona Lisa opnieuw in beeld brengt, maar dan in zijn persoonlijke vertaling. En zo komt men in dit werk ook Jugendstil-elementen tegen en verwijzingen naar de Weense Fantasti sche realisten, die ook vaak de Renaissan ce koppelen aan de Jugendstil. Pop-art- elementen schuwt Wunderlich evenmin. Toch is het totaalbeeld geheel persoonlijk door een mysterieus opgeroepen sfeer, wortelend in een decadent modem ma niërisme. Hij is daarbij uiterst esthetisch en gebruikt niet meer middelen dan waar mee hij toe kan om de typische sfeer tot expressie te brengen. AMSTERDAM. Kollektiv Rote Rübe, een theatergroep uit Duitsland (Bondsre publiek) is een gezelschap dat zich uitslui tend bezig houdt met politiek activerend theater. „Paranoia” heet het programma waarmee de Duitsers tot en met 10 april in Mickery optreden en het geeft een alles zins ongezellig beeld van het huidige wes telijke deel van Duitsland, waar al lang niet meer iedereen zomaar mag zeggen wat de gedachte ingeeft. De nieuwe lei ders van West-Duitsland mogen hun land dan aanprijzen als een oord van vrijheid groter dan ooit tevoren; op zich hoeft dat geen waarborg voor een wezenlijke vrije leefbaarheid te zijn. Het is maar hoe je de normen stelt. terwijl het in feite natuurlijk zeer bewust aangebrachte elementen zijn om de ver vreemdende indruk te beklemtonen. Wunderlich, bijna een halve eeuw oud, is hoogleraar aan de Hamburgse Academie voor beeldende kunst. Hij is, ook krach tens zijn opleiding, niet beperkt, maar eer der een eclecticus of „verzamelaar” van invloeden. Maar dan wel met de opmer king dat hij die hoogst origineel verwerkt, zoals men nu kan zien in Galerie Hüsstege, waar t.e.m. 14 april zijn schilderijen, goua ches, tekeningen, lithografieën en bronzen den ingekort zonder onoverkomelijke be zwaren, want veel delen van dit program ma duren onnodig lang waardoor verve ling in de hand gewerkt wordt. De spelers van Rote Rübe vormen met elkaar een rondreizend politiek variété en de presentatie doet denken aan het voor stellen van de artiesten in de film Cabaret. Het witgeschminkte gezicht van Joel Gray daarin is in deze Duitse produktie verme nigvuldigd in variaties. Verder houdt de vergelijking op, want in Cabaret was de nazi-dreiging alleen sterk voelbaar, terwijl er hier voor gelijksoortigheden gewaar schuwd wordt op een veel directer manier. Subtiliteiten zijn er nauwelijks, het is waarschuwend theater, recht op de man af en aangepast op de Nederlandse bezoeker. Voor de voorstelling deelt een der leden van het gezelschap mee dat het program ma gemaakt is om in eigen land te spelen. Het wijst op misstanden in het eigen Duits land, waarvan wij slechts de buitenkant kennen. Noodzakelijk is die verklaring niet, want de scènes zijn duidelijk genoeg en helaas vertonen ze soms angstaanja gende gelijkenis met wat in Nederland gebeuren kan. Daarbij denk ik aan de werkeloosheidsscène, waarin een werk loos arbeider in de kroeg zegt dat elk mens recht heeft op werk. Hij is bijna vijftig jaar en werd ontslagen. Zie ook de vrouw uit het grensgebied bij Frankrijk, waar een kerncentrale gebouwd wordt. In het begin begreep ze er niet zoveel van, dacht: het zal de vooruitgang wel zijn.Dan hoeven wij maar te denken aan Doodewaard en Bors- sele. Het klinkt allemaal niet zo opwekkend en Rote Rübe ziet ook weinig reden tot la chen. Toch is er humor genoeg aanwezig in dit programma, dat voor het overgrote deel in playback gespeeld wordt. Situaties worden soms, eenmaal in beeld gebracht, vertraagd vastgehouden. Als beeldop- bouw ziet het er vaak heel aantrekkelijk uit en de betrokkenheid bij het onderwerp is uitzonderlijk voelbaar. KO VAN LEEUWEN. Nadat in 1967 de schilderijen tentoonge steld waren in Delft, wilde het comité „Vrienden van Vermeer” de gehele collec tie kopen. Een Delftse zakenman fourneer de daarop het benodigde geld (plus minus 50.000 gulden). DEN HAAG. Met een man, die een zo grote ervaring in de muziek heeft opge daan als Jack Bruce, kan eigenlijk weinig misgaan. Ruim vijf tien jaar zit hij nu in de business en in die periode versleet hij minstens een dozijn bands van naam. Niettemin ging er wat mis, toen hij gister avond in het Haagse Congresgebouw zijn nieuwe groep presenteerde. Hij mocht slechts tegen een nog niet voor de helft gevulde zaal aankijken, liet tijdens het concert regelmatig een steekje vallen en verloor zich zelfs een enkele maal in oeverloos gedram. Desondanks hebben de thuisblijvers, naar het cliché wil, ongelijk gekregen. Over zijn solo zullen we niet uitwijden dat was een soort onweersbui op de bas omdat Bruce in feite gedurende het gehele concert zoals gebruikelijk solo speelde; zijn composities zijn meestal op een bas melodie gebaseerd. Wat hij naar mijn smaak echter niet had moeten doen, was het spelen van de drie snelste nummers van „Harmony Row” („Letter of thanks”, „Smiles and grins” en „You burned the tables on me”). De band was juist op zijn sterkst bij de rustiger nummers (afgezien van,.Spirit”) en de snelle nummers van het eigen repertoire. Nu werd het een rumoeri ge chaos, waarmee hij kans zou zien bin nen het half uur de zaal leeg te spelen. Voor de rest evenwel is het met Bruce alles koek en ei. Met de Cream-hit „Sunshine of your love” en zijn nieuwe blues „Waiting for the call” stapte hij eruit, na een boei end concert van twee en een half uur. De Jack Bruce Band is een uitstekende groep, met een prachtige eerste elpee. Datgene, waarvoor ik bij het optreden bang was gebeurde niet. Hughie Burns probeerde niet een Clapton, McLaughlin, Spedding of Hunter uit te hangen, maar bleef ge woon Burns. En die is goed genoeg. Jack Bruce is onvermoeibaar. Na alle so res, die een rockmuzikant met groepen kan meemaken, nu wel te kennen, verza melt hij inmiddels bijna 34 jaar oud rustig drie jonge relatief onervaren musici om zich heen en maakt er een band van. Een echte „fucking band”, zoals Graham Nash dat eens plastisch omschreef. Op het eerste gezicht overigens een rare, samen geraapte club: een volslagen onbekende gitarist, Hughie Burns, met wie Bruce vorig jaar eens had gespeeld; een toetsenbespeler, Tony Hy- mas, die heeft gearrangeerd voor de Hol lies en Albert HammondC); en een wat meer bekende Simon Phillips die met jon gens als Eno en Manzanera heeft gedrumd Een hechte groep werd het, die de grillige muzikale ideeën van multi-instrumentalist Bruce ten volle aankan (dit in tegenstelling tot de vorige Bruce Band, met Mick Taylor en Carla Bley, die juist aan Bruce’s eigen- Jan Butlin, heeft niet veel om de hakken. De auteur heeft een stel vrolijke liefdespe rikelen op een hoop geveegd en daaruit een warrige intrige gedistilleerd, waar een zinnig mens slechts met de grootste moeite Hoyman.& Schuurman in het stadskantoor van Haarlems Dagblad Een oud pakhuis ook in het bezit van de Delftse zakenman werd verbouwd tot museum, restaurant en antiekhandel. Het Vermeermuseum wordt geopend door de Engelse zaakgelastigde J. A. Sankey. De schilder Bramley heeft in eigen land zeer veel publiciteit gekregen, onder meer in een documentaire van de BBC over Vermeer. Bramley’s huidige werk wordt momenteel eveneens in Delft tentoonge steld. DELFT. (ANP) Kopieën van alle 35 bekende schilderijen van Vermeer vor men het hoofdbestanddeel van de collec tie van het nieuwe Vermeermuseum in Delft. De kopieën op ware grootte zijn geschilderd door de Engelsman Bar rington Bramley. eerste rijen, laat vaak zijn baspartij schieten om met zijn armen te zwaaien, waarop zijn spel niet vooruitgaat, maar waarin hij wel een enorme lol schijnt te hebben. Hij kan het zich permitteren, zul len we maar zeggen. Vroeger was hij veel sterker surrealistisch dan thans. Hij riep vaak een beklemmende sfeer op door deformaties van vooral de vrouwelijke figuur en een merkwaardig kleurgebruik, vaak grijzen, waarin schrij nende en felle kleuren fragmentarisch konden opduiken. Meestal maakten zijn schilderijen de indruk gespoten te zijn en ook dit riep een vaagheid op, die het werk nogal eens mysterieus-erotisch maakte. Galerie Lieve Hemel, stoot je hoofd niet, Vijzelgracht 6-8, doet veel in keramiek- plastieken. Het is daar een soort speciali teit geworden. Als de galerie er geheel van vervuld is, heet een expositie daar „Aar den realiteiten”. Nu is er t.e.m. 30 april de vijfde expositie van dien aard. Wel moet ik er Tom Troost even uit halen. Die vormt door middel van lucht, zoals een glasblazer dat doet, wit geglazuurde mini- atuur-jurkjes van heel slappe klei. Zijn handen komen er ook aan te pas. Die stenen jurkjes geven de indruk dat ze een lichaam bevatten, maar ze zijn hol en bol en in hun uiterste eenvoud geraffineerd esthetisch. Het is een heel aparte bijdrage tot een goede expositie. Interessanter is het, die drie Hammonds gade te slaan. Televisie-toneel is immers een gebonden kunstvorm, in die zin dat er dagen aan gesleuteld kan worden tot de uiterste perfectie bereikt is. Zijn de opna men teneinde, dan is de voorstelling ook af. Het spel staat op de band en het is aan geen andere stemmingen meer onderhe vig. In ee serie schouwburgvoorstellingen is dat nu eenmaal anders. Iedere keer weer moet een acteur of actrice zichzelf repete ren, iedere keer weer moet „die ander” op de proppen komen. Ik geef toch de voorkeur aan dit levende toneel. Hoe traditioneel de voorstelling gis teravond ook was, hoe clichématig ook de enscenering soms in elkaar gezet was, de toeschouwers waren getuige van een en thousiast speelplezier. Tijdens zo’n voor stelling kun je je het als acteur veroorlo ven in een onbedaarlijke lachbui uit te barsten en die kan alleen maar aansteke lijk werken op je publiek. Bovendien stonden er gisteravond acht vakmensen op het toneel, die van zo’n niemendalletje een feestelijk stuk komedie weten te maken. Er zat vaart in, de dialo gen flitsten over het voetlicht, er werd geen moment gechargeerd en waar een grap dreigde verloren te gaan in al te rap Engels, waren er wel de gebaren om die uit kan komen. Maar goed, de tekst is misser goed te maken. Een gezellige ouder- geestig, de misverstanden wekken de ver- wetse toneelavond dus, waarvoor het pu- eiste hilariteit, de personages worden raak bliek langdurig applaudisseerde, maar getypeerd en iedere vrouw komt tenslotte waarvoor het zelf ook van de Engelsen een toch terecht bij de man, bij wie ze het beste applaus kreeg, thuis hoort. Hij is soberder geworden, grafischer voor al omdat er veel meer lijnvoering valt te bespeuren. Natuurlijk is dat zo in zijn tekeningen, maar eveneens in geschilderd werk. Anderzijds valt hij op zo’n kenmerk niet vast te pinnen, want in andere geval len roept hij vroeger werk in de geest terug. De bijzondere sfeer schuilt niet in de tech niek op zichzelf. Zijn voornaamste onder werp is de menselijke figuur. Die wordt vaak nogal getormenteerd en „bescha digd” weergegeven of fragmentarisch aan geduid. Die figuren zijn dan meestal om ringd door schetsmatige fragmenten en soms wordt de indruk gewekt, dat zijn tekeningen of litho’s bestemd zijn de schijn van een soort blauwdrukken te wekken, waarop hulplijnen, die maten en verhoudingen aangeven, zijn achtergeble ven. Soms komt men rond de menselijke figuur ook schetsmatig aangegeven dieren tegen, die het onaffe effect versterken, Wel, aan dat laatste lijkt Rote Rübe zijn variété-achtig theater zo’n beetje op te hangen. In een enorme collectie scènes die op afzonderlijke cabaretnummers lijken (vrolijk, ernstig schertsend of op het schrijnende af), belicht de groep wat er mis is in het Duitsland van nu. Daarbij worden de ogen niet gesloten voor de eigen recente geschiedenis, want er is een korte terugblik naar de zwarte dagen van Werel doorlog II, met een niet moeilijk te leggen verbinding naar hedendaagse situaties en gebeurtenissen. Politiek en sociaal theater, dat is wat Rote Rübe brengt. Dat betekent in vele gevallen dat de kwaliteit van het gebodene artistiek aanvechtbaar is. Op zich niet al te ver schrikkelijk, al dient men wel te bedenken dat theater door zo’n gezelschap vooral dient als middel om de boodschap mee te delen. Dat houdt in dat er sprake dient te zijn van een bepaalde zeggingskracht, an ders heeft het allemaal geen zin. Bij deze groep uit Duitsland is die zeggingskracht ondubbelzinnig aanwezig. Er wordt ook blijk gegeven van inventief artistiek den ken en het aanwezige talent komt binnen de voorstelling zeker tot zijn recht. Het duurt alleen allemaal te lang. Het geheel zou tot een compacter geheel kunnen wor- Producer Mark Furness zal bij het uit brengen van deze Engelse komedie wel gegokt hebben op de populariteit van De Hammonds. Welnu, hij heeft, wat Haarlem betreft, niet verkeerd gegokt. Enkele hon derden Hammonds- en vermoedelijk ook toneelliefhebbers, inclusief een plukje be langstellenden uit de Engelse kolonie, vul den nagenoeg de schouwburgzaal en ze lieten zich niet onbetuigd als een van de drie zijn of haar entree maakten. Behalve Derek Benfield waren in het En gelse gezelschap present Margaret Ash croft, in De Hammonds de vrouw van de vrachtwagenchauffeur, en Richard Eas ton, die als Brian Hammond grote furore heeft gemaakt. Dit drietal, gecompleteerd met vijf minstens zo bekwame acteurs en actrices, zorgden voor een sprankelende voorstelling. Typisch iets voor een avondje-uit. De komedie zelf, geschreven door ook al weer Derek Benfield en geregisseerd door uit door haar originaliteit. Op een ongegla zuurd terracotta plateau plaatst ze bij voorbeeld een fragmentarisch gebouwtje, de resten van een ruïne, strandstoeltjes. Zo’n plastiek wekt de indruk van desolaat heid, maar anderzijds van vertedering, omdat alles in miniatuur wordt uitge voerd. Ik zal alle deelnemers niet noemen. De meesten werken met de menselijke figuur in „poppetjes-trant”, de ene geestiger of treffender dan de ander, maar niet los van de algemene trends. Dat geldt wel voor de sterk surrealistische inslag in het werk van Nicolaas van Os, maar die heb ik kort geleden reeds besproken ter gelegenheid van de grote expositie in Amersfoort. Frédéric Bleute zet in terra-cotta of een andere natuurkleur onder meer schoenen neer, maar dan wel gevuld met fruit, of versierd met slakkenhuisjes, schelpen e.d., of ze uit zee zijn opgevist. Het is knap werk. gereide ideeën bezweek). Een indrukwek kend bewijs van die muzikale eenheid le verde de band in het nummer „Spirit”, een experimenteel stuk jazz, geschreven door Bruce’s oude Lifetime-kameraad Tony Williams. Een lastige compositie, die veel van de uitvoerenden vraagt. De uitstekend op elkaar ingespeelde groepsleden maak ten er soepel een van de hoogtepunten van het concert van. Een ander hoogtepunt: Bruce’s ode aan wijlen Otis Redding, een blues naar strikt persoonlijk recept (geen twaalf maten blues), waarin de betrokkenheid van Bru ce bij het bezongene op zijn grootst was en waarin Hughie Burns de mooiste soli van het optreden speelde. Burns is trouwens toch op zijn best in blues-nummers. „Lost inside a song”, een nummer van de eerste elpee van de nieuwe Jack Bruce Band („How’s Tricks”), kreeg ook al zo’n prach tige, heldere solo mee. Ik denk dat Jack Bruce dik tevreden is met zijn nieuwe gitarist, na de teleurstellende ervaringen (tegen alle verwachtingen in) met Mick Taylor, twee jaar geleden. Ronduit ingenomen mag hij zijn met Si mon Phillips. Je kan uren gezellig keuve len over hoe een rock-band in elkaar be hoort te zitten, maar één ding zal altijd uit de bus komen: bas en drums moeten één zijn. Met Phillips is dat beslist het geval, meer zelfs dan (in Cream) met Ginger Baker die er soms behoorlijk storend doorheen zat te kleunen. Bruce en Phillips vormen een eenheid en hebben daar zicht baar plezier in, getuige hun samenspel in „Without a word”, de opening van het nieuwe album. Na Bruce’s wat melancho lieke vocale uithalen, ritmisch op een zeer laag pitje en met fraai uitwaaierende or- gelharmonieën van Tony Hymas, slaat Phillips een roffel en dan volgt er een zeer jazzy basmelodie op razendknap druk werk. Die Tony Hymas is trouwens een rare snuiter. Hij kan soms uiterst lullig met de maat mee spelen op momenten dat er van de toetsenspeler duidelijk een tegenmaat wordt verlangd. Vooral blijkt dat in num mers die niet tot het repertoire van de groep behoren maar tot Bruce’s persoon lijke repertoire. Er wordt bijvoorbeeld nogal veel gespeeld van de solo-elpee „Harmony Row” (en wat minder van „Songs for a tailor” en „Out of the storm”). In zo’n geval heb je tóch de plaat in je hoofd; je wacht op dat aardige piano- riedeltje (dat Bruce dan zelf speelde)... en dan komt er niks! Aan de andere kant schiet Hymas soms onverwacht uit zijn slof en speelt losjes jazzy intermezzo’s in bijvoorbeeld de oude Cream-kraker „Born under a bad sign” of „A letter of thanks” (van de solo-elpee „Harmony Row”). Jack Bruce zelf, die zowel op „How’s Tricks” als op het toneel nog uitsluitend bas speelt, het zoals gezegd zo af en toe een steekje vallen. Misschien komt het door zijn olijke gedoe en gedraaf op de BühAe; hij loopt voortdurend lustig rond te stap pen, maakt gebaren en grappen tegen de Scène uit „Paranoia” van Rote Rübe. Een man komt om een werkeloosheidsuitke ring en wordt door de „sterke arm" verwijderd. Ouderwets sprankelende komedie HAARLEM. Derek Benfield bij het grote televisiepubliek beter bekend als Bill Riley, de vrachtwagenchauffeur uit De Hammonds stond gisteravond in levende lijve voor het voetlicht van de Stadsschouwburg. Na de luid bejubelde voorstelling van „Caught on the hop”, waarin nog twee andere Hammonds mees peelden, trad hij naar voren om in enkele letterlijk welgekozen Nederlandse zinnen het Haarlemse publiek te bedan ken voor zijn vriendschap en overrompe lende belangstelling. 9emk Ber^ieïtL De laatste is (^kde TehRjverva^ ^ninons Scène uit „Caught on the Hop” met v.l.n.r. Margaret Ashcroft, Richard Easton land bekend door hun aandeel in de populaire tv-serie The Hammonds.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1977 | | pagina 15