Parijs toont weer interesse voor mr. Hulot
Haarlem
Film
amsterclam
weekend:
interieur elassujue
het vaste buro voor tijdelijk werk
wenst ueenprettiq weekend:
tot maandag.
r
1
p
I
o
O
023-313100
lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll^
I
E
Uw adres voor
noten meubelen
meer en beter bij...
■x]
I interstylefTVx
l\ lutterman b.v. wonen
21
V RJ J D A G
Woordloos
Nickelodeon
ft
Silver Streak Expresse
ploegstoffen
ii
HET HEEFT ER ALLE schijn van dat we aan de vooravond staan
van een hernieuwde belangstelling voor het filmwerk van Jacques Tati
met de mogelijkheid dat hiervan een herwaardering van dat werk het
gevolg zal zijn.
technisch/tectmisch kader/
ongeschoold/kantoor- en administratief/
paramedisch en medisch personeel
Staten Bolwerk 3, Haarlem
Faillissement
A
Het Naseizoen
Filmhuis Velsen
Beroep: Reporter
-»
w
Franse cineast Jacques
Tati wacht herwaardering
Charles Boost
(ADVERTENTIE)
l
.1'1
(ADVERTENTIE)
situatie waarin de regering zich bevindt
F
iJ
aktie
Het verweer van Tati, voor zover daar
van sprake was in interviews kwam hierop
neer dat hij beslist niet beschouwd mocht
worden als tegenstander van het nieuwe
en van de vooruitgang. Wat hij, met name
in „Mon Oncle”, Play Time” en „Traffic”
gedaan heeft is de mens (Mr. Hulot) te
confronteren met zijn eigen vooruitgang,
waarin hij nog niet helemaal is meege
groeid.
Hij doorstaat die confrontatie met wel
willende en geamuseerde belangstelling,
ook wel met enige scepsis en achterdocht,
maar zeker niet als iemand die zich kwaad
maakt en alle modernismen te vuur en te
zwaard zou willen bestrijden.
Ryan O’Neal (uiterst rechtsj'met dochter
tje in „Nickelodeon”
„De humor van Tati lijkt
door de tijd achterhaald, al laat zich dat
misschien betreuren”, dat was de wat som
bere conclusie van Ab van leperen in deze
krant na het zien van deze laatste film die
buiten zijn première in Cannes nauwelijks
enige roulatie kreeg en tenminste nooit in
ons land vertoond werd.
Een van de aardigste films die Jacques
Tati maakte Les Yacances de Mr. Hulot
en twee kinderen worden geobserveerd
tijdens diverse piste-nummers, waaronder
het optreden van Tati in zijn bekende
beroepsimitaties.
Met „The Last Tycoon”, de film van Elia
Kazan naar de (laatste en onafgemaakte)
roman van F. Scott Fitzgerald, waarover
wij het de vorige week uitvoerig hadden en
die nu in het Leidseplein Theater is onder
gebracht moet „Nickleodeon” de belang
stelling van het publiek bewijzen voor
hoogtepunten uit de ontstaansgeschiede
nis van de Amerikaanse film. Of die be
langstelling die toch een zekere kennis van
zaken gevoed zou moeten worden, ook
buiten Amerika aanwezig is, zal, althans
voor ons land in de komende weken bewe
zen moeten worden.
Hij komt daarmee in voortdurend con
flict met zijn vriend, de socialistische land
arbeider Olmo (Gérard Depardieu) en laat
het beheer van het landgoed steeds meer
over aan zijn rentmeester, de fascistische
Attila. Hoe eerst de oorlog, daarna de
bevrijding van Italië het lot van de hoofd
personen beïnvloedt wordt in dit indru
kwekkende epos op dezelfde meesterlijke
wijze verteld als in het eerste deel dat men
zich, kijkend naar dit deel ongetwijfeld in
grote lijnen in herinnering zal kunnen te
rugbrengen.
De journalist onderzoekt de feiten, pro
beert reële gegevens te verzamelen, de
schrijver denkt met zijn fantasie en men
senkennis de zaak te kunnen doorgronden.
Maar het lukt geen van beiden het myste-
rie-Rosamunde (Bulle Ogier) te doorgron
den. Dat is in het kort het thema van deze
originele en fascinerende film.
In opdracht van de televisie onderzoe
ken twee vrienden, de journalist Pierre en
de schrijver Paul een oude rechtszaak,
waarbij een meisje Rosamunde betrokken
was, maar vrijgesproken werd.
Kennemerlaan 38, IJmuiden
tel.: 02550-13781
t-
a
s
a
a>
tu
(Q
<D
3
5
(D
er
o
CL
c
N
(p
5
c
5
(D
tx>
C
Vrienden haalden hem in die beginjaren
over enige van die sport-parodieën op de
filmband vast te leggen en zo ontstond al
in 1932 „Oscar, Champion de Tennis”, in
’34 „On demande une Brute” waarin Tati
een worstelwedstrijd uitbeeldt, in ’36
„Soigne ton Gauche” (Tati als bokser)
waarvan de later bekende René Clément
de regie had.
Of Van I
veronderstelling dat Tati’s humor achter
haald is, zal nu gecontroleerd kunnen wor
den aan de hand van publiekreacties op dei
her-uitbrenging van zijn films, straks ook
in ons land. Hoe die „enquête” ook uitvalt,
het feit dat nieuwe generaties van bios
coopbezoekers kennis kunnen maken met
het werk en mee kunnen praten over de
waarde ervan, is op zichzelf al een winst
punt. En Tati is een nieuwe evaluatie hoe
dan ook waard.
I
^^^^ed^oude^rach^^haarlern^telefOOr^23^2T8Q!
Aldus in grote lijnen Tati’s verdediging
en de Parijzenaars kunnen aan de hand
van hervertoningen van zijn films die nu
op gang zijn gekomen hun vroeger oordeel
toetsen aan de opvattingen van het ogen
blik. Want ook de veranderde meningen
omtrent de noodzaak van onbeperkte
vooruitgang en de mateloze groei binnen
de welvaartsstaat die zich in de afgelopen
tien jaar ontwikkeld hebben zullen een
woordje meespreken bij de herwaardering
van Tati’s werk en bij het achteraf bepalen
van zijn gelijk.
Dat zal nog niet aan de orde komen bij
„Jour de Fête” en „Les Vacances de Mr.
Hulot” die elkaar op het ogenblik opvolgen
in vijf Parijse bioscopen en naar verluidt
met groot succes, althans met files voor de
loketten. Die aanblik alleen al moet voor
Jacques Tati na de laatste jaren van wan
hoop en armoede de trotse voldoening
betekenen van een uitgestelde erkenning.
ONDER DE STRIJDKREET „EMI goes
to the City of Amsterdam” heeft het Am
sterdamse filmverhuurkantoor City Film
Distribution die EMI hier vertegenwoor
digt een feestweek georganiseerd, voorna
melijk bedoeld voor pers en andere publi
citeitsmedia, waarin de vertoningen van
enige films uit het Engelse EMI-pakket
centraal staan.
De filmwereld van die dagen schijnt uit
wereldvreemde, warhoofdige en gek rea
gerende mensen te hebben bestaan. En
Bogdanovich zou de eerste moeten zijn om
te weten dat deze opvatting bezijden de
werkelijkheid staat. Het zou zijn film ten
goede zijn gekomen als hij de scheidings
lijn tussen de twee werelden, werkelijk
heid en fantasie wat strakker getrokken
zou hebben. Overigens gunt hij ons best
een amusant kijkje achter de schermen
van het eerste filmen, een periode van
argeloosheid en onschuld waaraan een
einde komt als Griffith zijn bijna 2‘A uur
durende „Birth of a Nation” maakt en de
film de status van kunstvorm krijgt.
Tati’s humor is woordloos en baseert
zich op het werk van de klassieke filmko-
mieken uit de zwijgende periode, een oor
zaak temeer misschien waarom hij nooit
een massale populariteit heeft, bereikt en
nu bijna zeventig blij mag zijn dat hij
de rechten op zijn films behouden heeft en
er pogingen in het werk worden gesteld
zijn hele oeuvre nog eens aan een nieuw
publiek voor te leggen.
De fascistische bedrijfsleider Athila in
..Agoo” deel 2
„Play Time” (1969) werd Tati’s meest
kostbare en ambitieuze project en tegelijk
ook zijn „Waterloo”. Met het vijf jaar later
gemaakte, grotendeels in ons land opgeno
men „Trafic” zorgde „Play Time” voor het
faillissement van de ook in het dagelijks
leven wereldvreemde filmer. Hij kwam
nog eenmaal terug in Cannes mei ’74
met een film op videotape, 4,Parade” waar
in een dag in een circus wordt beschreven
Maar de aardigste film van het EMI-
pakket is toch Nickolodeon, een film over
het filmen zo omstreeks 1910. Nickelodeon
was het vijfcentsbioscoopje uit die dagen
waarin de film zijn massale populariteit
kreeg en in de film van die naam zien we
de filmers van het eerste uur druk, zenu
wachtig en lawaaiig bezig materiaal bijeen
te schieten om het snel wisselende pro
gramma van die volksbioscopen gevuld te
houden.
Schuld aan de relatief geringe populari
teit van Tati kan misschien ook gezocht
worden in de langdurige tijd-intervallen
tussen twee opeenvolgende producties.
Pas vier jaar na zijn debuut met „Jour de
Fête” in 1949 kwam „Les Vacances de Mr.
Hulot” en daarna moest vijf jaar gewacht
worden op „Mon Oncle”. En het duurde
tien jaar voor, na „Mon Oncle”, de nieuwe
Tati, „Play Time” op het doek verscheen.
Vier films dus in 20 jaar!
Parijs heeft tot deze mogelijke gang van
zaken de stoot gegeven, misschien gedre
ven door een kwaad geweten, want Tati
heeft het vooral in Frankrijk moeilijk
gehad bij het opbouwen van zijn populari
teit. Daar heeft men de beminnelijke fil
mer voor het eerst aangevallen op zijn
„wereldvreemde denkbeelden”, op zijn
heimwee naar het oude achterbalcon van
de Parijse bussen en op zijn voorkeur voor
de gemoedelijkheid van vroeger die hij tot
uitdrukking bracht door de rechtlijnig
heid en uniformiteit van eigen tijd tot in
het absurde te ridiculiseren.
Want het blijft een onverklaarbare zaak
dat de man die over de hele wereld een
begrip was, wiens profiel overal bekend
was en Wiens naam vaak verwisseld werd
met die van zijn film-alter ego Hulot, dat
deze volstrekt originele solo-komiek nooit
de grote populariteit van zijn befaamde
collega’s heeft bereikt. Hij had onder de
bioscoopgangers een grote en trouwe aan
hang maar geen van zijn films is een
recordbreker geworden, wat bezoek be
treft. Misschien omdat men bij het eenvou
dige begin met „Jour de Fête” en „Les
Vacances” tijd nodig had om aan Tati’s
speciale humor te wennen en dat men
later, toen de filmer „dure” producties
begon te maken („Mon Oncle”, „Play Ti
me”, „Trafic”) de oorspronkelijke charme
en ongecompliceerdheid niet meer terug
vond en weinig houvast vond bij de ko
miek die van actief betrokkene bij het
gebeuren waarin hij min of meer domi
neerde, zichzelf tot (geamuseerd en onhan
dig) toeschouwer van situaties en verwik
kelingen had gereduceerd.
Maar met „Les Vacances" creëert Tati
een centrale figuur van langere adem en
met meer mogelijkheden om blijvend te
kunnen optreden als beschouwelijk toe
schouwer die terzijde zijn indirect com
mentaar geeft op de maatschappelijke ont
wikkelingen rondom hem. Dat werd Mr.
Hulot, een enigszins onaangepast figuur
met een iets te korte broek, eigenzinnige
loop, onderzoekend gezicht die excuses
mompelend en onduidelijke opmerkingen
makend door de nieuwe wereld van
chroom, glas en staal, van massa-toerisme
en betwistbare vooruitgang gaat. Zo
brengt hij een vakantie door aan zee, zo is
hij (in „Mon Oncle”) de oom van een rijk
en voor een gouden toekomst opgeleid
jongetje, zo beleeft hij een uitputtende dag
in de toekomststad die speciaal voor „Play
Time” gebouwd werd en raakt hij verward
in het moderne verkeer van „Trafic”.
Deel 2 van „1900” komt hier misschien
wat ver verwijderd van deel 1 in roulatie
(in Amsterdam werd hij ingezet toen deel 1
nog in een andere bioscoop draaide), maar
men zal weinig moeite hebben de draad
weer op te vatten van deze familiege
schiedenis die zich op een groot landgoed
in de Povlakte afspeelt.
X*
tijdens de onderhandelingen. Oliemagna-
ten, call-girls, omkoopbare ministers, een
internationaal syndicaat dat de macht in
Engeland wil overnemen, een explosieve
finale, dat allemaal in die ene film met de
onschuldige titel „Sweeney”.
Beelden uit dit filmhistorische hoogte
punt waarnaar de hoofdpersonen van
„Nickelodeon” verbijsterd en beschaamd
zitten te kijken vormen een juiste afron
ding van Bogdanovich’ film waarin een
aardig rolletje van Tatum O’Neal, Ryan’s
dochtertje voor nog meer vrolijkheid
zorgt.
Een reeks spannende en komische avon
turen tijdens een dodenrit van de Silver
Streak, een expresstrein die de verbinding
tussen Los Angeles en Chicago onder
houdt vullen de film „Silver Streat Expres
se” die Arthur Hiller (o.a. van „Love Sto
ry” en „Man of la Mancha”) als zijn bijdra
ge aan de genres treinenfilm en kostuum
film afgeleverd heeft. Hoofdrollen: Gene
Wilder en Jill Clayburgh. Te zien in Bel-
levue-Cinerama.
Overigens biedt het Haarlems program
ma weinig opwindends. De Belgische te
kenfilm „Astérix verovert Rome” in Stu
dio, met als nachtfilm de Marx Brothers in
„At the Circus”, in Lido de Roger Corman-
film „Fighting Mad” met Peter Fonda,
gecompenseerd in de middag- en eerste
avondvoorstelling door Disney’s „Asse
poester”, Richard Fleischers „Twintigdui
zend Mijlen onder Zee” in Palace en als
blijvertje „A Star is born” met Barbra
Streisand in Luxor.
Dan heeft City 2 pittiger kost te bieden.
Daar draait Sweeney, met als ondertitel
„De Vuisten van Scotland Yard”, een har
de politiefilm van David Wickes met John
Thaw als politie-inspecteur Regan die toe
vallig een samenzwering tegen de Britse
regering ontdekt. Op dat ogenblik vindt
een olie-conferentie plaats tussen Britse
ministers en Oosterse oliemagnaten en de
samenzwering die uitgedacht is door „de
meester-breinen van een internationaal
syndicaat” houdt verband met de kritieke
Uiteraard heeft EMI van de gelegenheid
gebruik gemaakt door zich met een zo
gevarieerd mogelijk product in ons land te
introduceren. De derde grote speelfilm die
in City 5 zijn Nederlandse première heeft
beleefd, heet Het Naseizoen (Out of the
Season) van regisseur Alan Bridges die
destijds in „The Hireling” een mooie liefde
liet ontbloeien tussen de rijke Sarah Miles
en haar chauffeur Robert Shaw. Ditmaal
houdt hij zich bezig met een explosieve
driehoeksverhouding tussen Ann (Vanes
sa Redgrave), haar dochter Joanna (Susan
George) en Joe (Cliff Robertson) die zich
af speelt in een verlopen zomerhotel aan de
Engelse kust tijdens het gesloten winter
seizoen. Een trieste omgeving, waar alles
klaarligt voor een schokkende uitbarsting
van gevoelens als de gedesillusioneerde
eigenares van het hotel en haar mooie
cène uit „èeven Nights in Japan”
En zo ongelofe
lijk gevariëerd.
De 'Ploeg’
gordijnstoffenkollektie met zijn
nieuwe kleuren en nieuwe des
sins. Kom het bekijken:
dochter geconfronteerd worden met een
vroegere liefde van de moeder.
En deze voorstudies leidde met enkele
bijrolletjes in grote speelfilms (o.a. in
Claude Autant Lara’s „Le Diable au
Corps”) tot de late filmcarrière van Tati
die ingezet werd met zijn onvergetelijke
dorpspostbode in „Jour de Fête”. Niet zo
onverwacht, die keuze van postbode want
in zijn verdergaande studies van speciale
„beroepsdynamiek” had Tati in ’47 „L’E-
cole des Facteurs” gemaakt, gebaseerd op
de specifieke houdingen, gebaren en routi-
ne-bewegingen van de brievenbezorger.
MET BERTOLUCCI’S „1900, deel 2” in
de dagelijkse voorstellingen en Antonio
ni’s „Beroep: Reporter” in de nachtvoor-
stellingen geeft Roxy deze week een voor
beeld van zinvolle programmering. Twee
hoogtepunten uit de huidige Italiaanse
filmproduktie zijn hier bijeengebracht,
daarmee een publiek in staat stellend mee
te kunnen praten over twee veelbesproken
en fel bediscussieerde filmwerken van
allure.
Als inzet van een reeks voorstellingen,
gewijd aan de Zwitserse speelfilm, ver
toont Filmhuis Velsen op woensdag 6 en
donderdag 7 april „La Salamandre” van
Alain Tanner uit 1971.
Antonioni’s „Beroep: Reporter” over
Jack Nicholson die op reportage in Afrika
de identiteit van een gestorven hotelgast
aanneemt en daarmee uitéindelijk zijn
doodvonnis tekent, is hét voorbeeld van
een intelligente thriller vol natuurlijke
spanning, mysterieuze toevalligheden en
een adembenemend einde, prachtig van
camerawerk en perfect als sluitend
verhaal.
Peter Bogdanovich, bekend Amerikaans
filmcriticus, schrijver van monografieën
over Orson Welles, Howard Hawks, Hitch
cock, Alan Dwan, John Ford en Fritz Lang
en sinds ’67 ook filmer („Targets”, „The
last Picture Show”, „What’s Up Doc?”)
was als erkend filmhistoricus wel de aan
gewezen man om deze terugblik op het
primitieve begin te filmen. De fout die hij
maakt in zijn film is dat hij geen verschil
aanbrengt tussen de lachwekkende eerste
pogingen om tot een filmproductie te ko
men en het dagelijkse leven van de pio
niers die toch vaak met veel inventiviteit,
doorzettingsvermogen en risico’s bezig
waren een nieuw beroep in het leven te
roepen. Volgens Bogdanovich doen deze
eerste cameramensen, regisseurs en ac
teurs in hun vrije tijd even knettergek als
de schimmige beelden van hun eerste
filmpjes. De jonge advocaat Leo Harrigan
(Ryan O’Neal) die bij toeval bij de filmerij
komt, wordt geïntroduceerd als een on
handige, over zijn eigen benen struikelen
de Harold Lloyd-achtige figuur die in z’n
eentje al een komisch filmpje anno 1910
schijnt te spelen. Een even overdadig ko
misch doen Jane Hitchcock als de bij
ziende zangeres Kathleen Cooke en Burt
Reynolds als Buck Greenway, een boeren
jongen die even toevallig bij de film belan
den en onder regie van de snel bijlerende
Harrigan de eerste sterren van het witte
doek gaan worden
Als iedere rechtgeaard filmkomiek wad
hij afkomstig uit de wereld van circus enl
variété en hoewel hij over de veertig wad
toen hij aan zijn eersteling, „Jour de Fête”
begon, was hij al van 1932 af met film|
bezig. Zijn variétésuccessen bestonden
toen uit pantomimische imitaties en paro
dieën op beoefenaars van diverse sporten
die hij in hun stereotype houdingen en
bewegingen karakteriseerde. De doelver-
dediger en de tennisspeler werden hoogte
punten van zijn repertoire.
X (ADVERTENTIE)
De neerslag van deze feestelijke recla-
meweek vindt de buitenstaande bioscoop
bezoeker uiteraard in het City Theater dat
zijn zeven kleine theaters gevuld heeft met
het EMI-product. Daaronder zijn drie aan
trekkelijke „re-issues”, nieuw uitgebrach
te bioscoop-successen, t.w. „The third
Man”, de klassieke na-porlogse thriller van
Carol Reed, spelend in Wenen met als
centrale figuur Orson Welles, verder „The
Ladykillers” van Alexander Mackendrick,
een typisch Engelse komedie uit de Ealing-
school (1955) met Alec Guinness. Voorts
„The Go-Between”, een meer recente film
van Joseph Losey uit 1971 over een jeugdi
ge „postillon d’amour” die vanuit zijn ge
ringe hoogte en kennis van zaken het
liefdesspel tussen volwassenen bekijkt.
Dit drietal circuleert van donderdag af in
City 4.
In City 7 is Seven nights in Japan te zien,
een film van Lewis Gilbert waarin een
knappe Europese prins (Michael York) bij
een officieel bezoek aan Japan kennis
maakt met de beeldschone Sumi (Hidema
Aoki) die zijn ware identiteit niet kent. Een
hopeloze liefdesidylle die maar zeven
nachten kan duren, is het gevolg. Het staat
iedereen vrij bij deze korte inhoudsopgave
aan „Madame Butterfly” of aan „Roman
Holiday” met Audrey Hepburn te denken
en zich af te vragen of dit soort zoetelijke
romances nog in deze tijd passen.
Deel 1 eindigde met de eerste tekenen
van het opstekend fascisme, het tweede
deel begint met de bruiloft van de landjon-
leperen gelijk heeft met zijnB ker (Robert de Niro), zijn aarzelend reage-
nllmn Haf Taf.’c h..™™- ren op de poUtieke tegenstellingen die zich
steeds scherper af tekenen en zijn onbegrip
voor de sociale noden van zijn boeren.
w>