Paters en pindakaas in Malang
w
uit Indonesië door Udo J buys
9
1
mdonesie
KEPOKTAQE
NADAT IK DE BRIEF
met mijn boemelervaringen,
vanaf uw geliefde Bandung
naar Djokja, gepost had, ben
ik nog even de stad ingegaan.
Een erg levendig centrum,
met een zee van winkeltjes
waar het alles batik is wat de
klok slaat. Maar ook wajang
poppen, houtsnijwerk en na
tuurlijk zilver, waar de stad
mèt het batik zo beroemd om
is. De verleiding was groot
om me bij een tukang jahit,
een kleermaker, een paar
hemden te laten aanmeten,
maar daarvoor, vrees ik,
blijf ik hier tekort. Toen de
man in een winkel me dan
ook vroeg cari apa? wat
zoekt uheb ik hem het
juist in de trein geleerde liat
saja ik kijk alleen maar
toegevoegd. Zelfs in de
Egyptische hoofdstad Cairo
om maar een buitenplaats
te noemen word je dan in
nog net geen accentloos Ne
derlands „kijke kijke, niet
kope” toegevoegd, maar dat
bleef me hier gelukkig be
spaard.
VOLGENDE KEER SLOT Pater Wezenfried keerde terug
en een hotel houdende huisarts in Soerabaja.
Brief 5 aan Oom Max, voorheen planter te Bandoeng.
Eerdere brieven verschenen op 18 en 25 februari en 14 en 24
maart.
■r v
33
TOT OVERMAAT VAN RAMP
U GEBRUIKTE in uw „theetijd”
vast wel een wat gebiedender uit
drukking tegen uw chauffeur oom.
Ik hoor u in dit verband eigenlijk
altijd over djongos praten, maar zo
als ik u eerder schreef wordt deze
koloniale uitdrukking niet meer zo
op prijs gesteld.
DE HUIZEN, hier meer naar het
oosten zijn kleiner. Weer weet Tsjip
het antwoord, en vertelt dat dat ligt
aan het feit dat jonge gezinnen de
voorkeur geven aan apart wonen,
terwijl men in centraal-Java liever
samenhokt.
Nu was er ook een pater Viester, die
met een retourtje van de Japanse
keizer op zak na jaren terugkeerde
in de streek, waar hij vroeger ge
werkt heeft. Maar over hem, nog
wat meer Malang en een ontmoeting
in Soerabaja, schrijf ik u de volgen
de keer oom. Ik ben aan een hartver-
Onderweg steeds meer ossewa-
gens, vlakke sawa’s. Mannen die ge
bukt gaan onder een last padi, lijpe
rijst. Volgens Tsjip levert zo’n hon
derd kilo padi iets meer dan de helft
aan rijst op. Ondanks al de rijst die
er in het land verbouwd wordt, is er
te weinig aan eigen teelt om alle
magen te vullen en wordt geïmpor
teerd uit Japan, Birma en Amerika.
Bij het binnenhalen van de rijs
toogst wordt veel aan burenhulp ge
daan. Die helpers ontvangen daar
voor een vijfde van wat ze oogsten.
En heel eerlijk gezegd, achteraf
bekeken was die prijs nog niet eens
zo gek, want de rit duurde heen en
terug bij elkaar zeker een uur. En
een taximeter zou dan vermoedelijk
wel meer dan zeven gulden aan
slaan.
LATER HEB IK me nog wel even
geschaamd oom dat ik m’n geld toen
we het duister inreden, beducht
voor beroving, in m’n schoen heb
verstopt. Je doet gekke dingen, als
het wantrouwen gaat dagen. Dat
trucje heb ik ooit in San Francisco
afgekeken van een negerchauffeur
die in zijn taxi zijn wisselgeld op
deze plaats bewaarde. Enfin, uitein
delijk toch prachtige batik gekocht.
Ook uw beloofde kamerjas.
BIJ DE FOTO’S: een grutter in de hoofdstraat van Malang prijst zijn waar
in vlekkeloos Nederlands aan. De becakrijder poseert trots met zijn
vrachtje, terwijl wat verderop op een filmaffiche Anton Geesink de grote
leider uithangt. Dat is niet ver van de basiliek, de H. Hartkerk. Van Djokja
waar in een zilversmederij een smid geconcentreerd aan het werk was
op weg naar Malang, zocht een moeder met haar kroost schaduw onder een
plu en pauzeerden de rijstpellers aan de voet van het tien eeuwen oude
Prambanan-tempelcomplex.
PAK STUURT ZWIJGEND langs
suikerrietvelden. Het landschap is
vlak, in de verte, meer naar de kust,
krommen zich bergen onder de wol
ken. Af en toe passeren we militaire
kampen. In diezelfde barakken
huisden eens de Nederlanders. In de
dorpjes fungeren militairen als
plaatselijke politie. In Kertosono
lacht een moeder in sarong verle
gen vanonder haar zonwerende plu.
Haar kroost hangt aan haar benen.
Kapokbomen langs de weg.
WE RIJDEN nu via de snelste rou
te naar Malang en passeren daar
door niet Blitar, waar Sukarno, de
eerste president van de republiek is
geboren en ook begraven. Dat laat
ste tegen zijn zin, want hij was liever
in Bogor, Buitenzorg, begraven,
waar hij de laatste jaren van zijn
leven in het paleis doorbracht.
IN HET YMCA-HOTEL kan het
woordenboek ook al in de tas blij
ven. Directeur Alexander Warorun-
tu spreekt vlekkeloos Nederlands.
En zijn drie zoons Jan, Frits en
Peter doen niet voor hem onder.
Voor mij geen brood die avond,
maar een hap rijst, lekker. Vana
vond ben ik nog even terug bij de
paters geweest en kwam er ras een
heerlijk helder Heineken op tafel.
IN DE TREIN had ik een adresje
gekregen van een batikwinkel waar
je ook het hele procédé van het
bedrukken van het katoen kunt vol
gen. Op weg erheen had ik voor het
eerst in dit land het gevoel dat er iets
mis ging. In een becak liet ik me
erheen rijden, maar we raakten
steeds verder weg uit het centrum.
De wegjes werdén smaller, de ver
lichting spaarzamer en de hobbelige
bestrating schudde het laatste beet
je vertrouwen uit me. De driftig
fietsende man achter me, schonk me
telkens als ik omkeek een brede
lach. „Orang belanda”, Nederlan
der, mompelde hij vervolgens en
tuurde daarop weer ingespannen
naar de inmiddels volledig duistere
weg voor ons. Verder was er geen
woord uit hem te krijgen en elke
poging werd weer met diezelfde lach
beantwoord. Het lukte me alleen om
de prijs op duaratus, tweehonderd,
Ruphia af te maken.
IN EEN TOKO, een winkel, werd
een „buikdrank” aangeprezen. In
keurig Nederlands, maar ik heb het
gelukkig niet nodig, hoewel ik bijna
niet om de verleiding heen kan eens
een maaltje te bestellen bij een van
die tientallen „eenmans-bedrijfjes”
die overal langs de weg staan en
boven houtskool voor een paar cent
een maaltje klaarstomen. In de win
kel ook blanke etalagepoppen en op
manshoge posters prijzen fabrikan
ten hun produkten aan, gerugge-
steund door fraai gevormde blonde
poezen. En dat temidden van al die
schoonheden van het land zelf. Maar
daar weet u alles van oom, als ik me
tenminste de gefluisterde teksten
goed herinner, die u me op menig
partijtje van de familie toever
trouwde.
in keurig wit tropenkostuum. Nog
even later zit ik in de grote witte H.
Hartkerk achter een vierkante Ne
derlandse borrel. De huiskamer van
de pastorie is een kleine Nederland
se enclave, met de daarbij behoren
de gewoonten. En pater Horstink,
die er de baas is, vertelt dat er, net
als in Holland ’s middags warm en
's avonds brood wordt gegeten. En
ook de door griep geplaagde pater
die in een oer-Hollandse streepjes-
pyjama gedag komt zeggen, lijkt zo
uit een eerlijk Veluws dorp wegge
lopen.
VANMORGEN OP WEG naar
Malang, nog lans een zilverwerk-
plaats gereden, waar de edelsme
den gehurkt bij een laag aambeeld
hun werk doen. Snel en vastbera
den kerven ze afbeeldingen in het
edelmetaal. Aan de muur een foto
van koningin Juliana en prins
Bernhard, die de werkplaats be
zochten. Al vroeg in de ochtend
waren er duizenden fietsers op de
weg. Veelal jonge mensen. Tsjip,
m’n gids, vertelde dat een vijfde
van de half miljoen inwoners van
de stad staat ingeschreven bij de
universiteit. We rijden ook nog
langs het Garuda Hotel, het vroeger
Grand Hotel. Het gamelanorkestje
dat ik er gisteravond even bezig
zag, ging totaal verloren in de stati
ge hoge eetzaal, waar de tafeltjes
vergeten op gasten wachten. Djokja
heeft lang niet zoveel indruk op me
achter gelaten als Bandung. Zal de
uitdrukking „Juweel van Java” dan
toch niet overdreven zijn voor die
plaats.
WIE OP HET MOMENT de we
reldberoemde Borobudur bezoekt
komt een beetje bedrogen uit. Hét
boeddistische heiligdom staat in de
steigers en wordt door restaurau-
tiewerken gedeeltelijk aan het oog
onttrokken. Gids Tsjip adviseerde
dan maar meer tijd te besteden aan
het ook zeer indrukwekkende Pram-
banan tempelcomplex, op weg naar
Solo, dat ook wel wordt aangeduid
als de Lara Jonggrang groep ge
noemd, naar een van de beelden. De
hoofdtempel is met zijn 47 meter
zelfs nog vijf meter hoger dan de
Borobudur. En beide heiligdommen
dateren uit de negende eeuw. Vlak
bij de Prambanan pelden vrouwtjes
onverstoorbaar rijst.
JN KLATEN PASSEREN we een
suikerplantage. De fabriek is uit
1860. De woningen waar vroeger de
Nederlandse staf huisde maken
een verwaarloosde indruk. Solo
vind ik op de kaart alleen terug als
Surakarta. Er is ook een belangrijke
batikindustrie. Imposant is de kra
ton van de Susuhunan, een uit 1745
daterend paleis dat binnen zijn mu
ren een stad op zichzelf is. Malang is
nog ver. Tot Ngawi lijkt het of de
weg door de Hoge Veluwe voert.
Pardio Sastrosudarmo, de chauf
feur, leert me bij het passeren daar
van dat jembatan brug betekent. Hij
heeft op de lagere school bij de
nonnetjes, in Batavia, Nederlands
geleerd en kan zich er nog beschei
den mee redden. ,Ik spreek het nog
wel eens met anderen”, zei hij verle
gen lachend en Tsjip raadt me aan
hem met „pak” aan te spreken, zon
der de k te laten horen. Het betekent
zoveel als meneer.
EN DAN IS DAAR MALANG. We
naderen het door een laan van re
genbomen. Erg veel gebouwen her
inneren aan uw Indische tijd oom,
werd het decor nog eens gecomple
teerd met een treiterig motregentje.
De man stopte zijn voertuigje, legde
zorgzaam een stuk plastic over m’n
knieën en meldde met weer diezelf
de grijns en tien opgestoken vingers
dat hij de ritprijs tot seribu, duizend,
Ruphia verhoogde. En wat doe je
dan, als je op maar een paar meter
afstand ineens een tweede becakrij
der ziet opduiken, die de onderhan-
delingen met spanning volgt.
Betalen.
sterking toe en ga deze brief posten.
Er is veel vraag naar, begrijp ik,
want er huizen nogal wat Nederlan
ders in Malang, vooral paters en
zusters. Al in het eerste kwartier
passeren een paar van de laatsten,
rle, een ziekenhuis, scholen. En dan
in de Hoofdstraat valt m’n oog op
een schoolbord, waarop staat ge-
krijt dat pindakaas, worst of ham
voorradig is. De bediende in de win
kel blijkt zich niet van het Neder
lands te bedienen, maar toont wel
vol trots een antieke ijskast, waarin
de kostbaarheden worden bewaard.
OH JA, IN EEN van de bioscopen
draaide een film met in de hoofdrol
onze eigen krachtpatser Anton
Geesink. Toen ik een foto van de
affiche nam, kwam een oudere heer
me omstandig vertellen dat hij pre
cies wist wie Geesink was en wan
neer en waar hij al dat eremetaal
om mocht hangen. Trouwens, de
man sprak Nederlands en wist ook
nog precies te vertellen dat de Rijn
bij Lobith „in ons land” komt. Had
ie in Soerabaja geleerd. Maar dat
was lang geleden.