1 aar» ZUSTER WERKTE ZES JAAR AAN LOPENDE BAND ■BIB® ■Br B door Tony van der Meulen Niet eerlijk. Communist Respect Brief Maatschappij asociaal. Op straat Tempo 4 tn werkelijkheid heet ze niet zuster Van Oord, het is haar gelegenheidsnaam voor dit verhaal. Een katholieke non. ruim vijftig jaar oud, die aanvankelijk maatschappelijk werkster was. Zes jaar geleden meldde ze zich bij een fabriek aan als inpakster. Lopende-bandwerk. „Om niet langer van bovenaf bezig te zijn, maar tussen de mensen te werken”. Ze is nu ontslagen, loopt in de ww. Omdat ze naar een andere baan aan het zoeken is, wil ze anoniem blijven. Dat is tekenend voor de situatie; als algemeen bekend wordt wie zij is en als duidelijk wordt dat zij een grondiger, vooropleiding heeft dan een fabrieksarbeidster betaamt, zal ze nauwelijks meer aan de slag komen. Maar ze wil weer de fabriek in. Dit interview berust op een toéval. Naar aanleiding van het krantebericht dat Philips Doetinchem een 34-jarige socioloog uit de ploegendienst had ontslagen vanwege zijn te hoge opleiding, was ik op zoek naar een bestudeerd persoon in een fabrieksoverall. Plotseling bleek zuster Van Oord te bestaan. Een kloosterlin ge die doelbewust naar de fabrieksvloer ging, en niet voor een paar weken. Hoe werd ze door haar collega-inpaksters geaccepteerd, hoe handig mens waardevol is’ ging ze in het begin met de machine om. hoe werd het bij stukjes en beetjes in de fabriek en bij de directie duidelijk dat ze een r.k. zuster was? En: waarom deed ze het en wat heeft ze er mee bereikt'?' l fe 1 O 1 Het ergste is dat je een ding bent IJ r Wat was nou het ergste? Wat hebt u bereikt? geholpen”. Maar het blijft eentonig werk Waren de werkomstandigheden in uw bedrijf nou extra slecht? Maar in zo’n fabriek hebben ze geen vast plan, hè, ze komen je halen. Een wat hoge- vind. Die veger is als mens net zo belang rijk als u. Dat wordt hier bij mezelf wak ker geroepen: het respect voor mensen. Ik hoop dat dat voor anderen ook geldt. Hij: Dan werken wij wel vanuit een verschil lende motivatie. Ik wil u, zei ik, nog wel wat vragen. Waarom mag ik hier niet hele dagen werken? Toen zei de adjunct-direc- teur: U hoort en u ziet te veel, dat is te lastig”. „Nee, ik dacht dat we een gemiddeld be drijf hadden. Waar wat extra narigheid bij „Ik heb respect voor wat ze doen. Ik ga er ook vanuit: de produktiemiddelen, alles wat we met z’n allen hebben, moet zo gelijk mogelijk verdeeld worden onder alle men sen. Maar ik geloof niet dat je er bent als je de macht overhevelt naar de andere kant. Ik wil eigenlijk niet meer denken in ter men van macht, we moeten een andere oplossing vinden. Want macht, wie die ook heeft, houdt altijd het risico van misbruik Hoe staat u tegen maatschappij-kriti- sche actiegroepen die streven naar arbei- derzelfbestuur? in. Er zijn heel goede uitzonderingen, dat stel ik voorop, maar veel mensen hebben iets van machtswellust in zich. Dat komt er uit als de gelegenheid zich voordoet. In de fabriek merkte je dat als mensen, die eerst zelf ook tot de meest kwetsbaren hebben behoord, iets worden, chefje of zo, dat die vaak dan veel onmenselijker zijn dan de directeur zelf. Het is een heel moeilijk probleem”. Bent u zelf veranderd door zes jaar fabriekswerk? „Ik ben het met de maatschappij-kritische groepen eens dat de structuren veranderd moeten worden. Maar ik denk niet dat de wereld gered wordt door vergaderingen. Je kunt, dacht ik, een groot deel van die energie beter besteden door te gaan leven zoals je denkt dat het moet, leven op de manier die je steeds uitschreeuwt. Het zelf- doen moet meer gebeuren. Als nog een paar meer mensen zo gek zijn om daar in te geloven, ben ik al hartstikke gelukkig”. Er is me wel verweten dat ik alleen wat zalf probeer aan te brengen om bestaande toestanden te verlichten, maar niets we zenlijks probeer te veranderen. Dat zal wel. Misschien is het wel een kronkel van mij, ik denk dat het zo moet. Een teer punt is wel: als er winst was, zagen wij daar op de werkvloer nooit iets van”. „Je kunt niet vragen wat ik bereikt heb naar buiten, je kunt alleen vragen wat ik bereikt heb naar mezelf toe. Ik heb het gevoel dat ik meer mens ben geworden. Ik geloof dat ik aan anderen nu ook meer leven te bieden heb”. Wat hebt geleerd? „Niet de eentonigheid. Het ergste is het gevoel dat je als mens niks waard bent. Dat er geen respect voor je is, het gevoel dat je gewoon als een ding verplaatst kunt worden, dan weer achter die machine, dan weer daar heen. De rotte arbeid zou niet zo fnuikend zijn als je maar het idee had dat je als mens serieus werd genomen. Maar je werd als een fabrieksonderdeeltje gerou leerd, van hot naar her. Als mensen niet meer als mensen worden behandeld: dat doet pijn”. „Maar ’s avonds kreeg ik het gevoel: zo kan het niet. Het is niet eerlijk. Zij vertelt mij hoe zij met haar jongen de liefde beleeft, ik kan niet steeds maar een wazige blijven. Dus kwam ik er de volgende dag op terug”. „In het begin zal ik ook wel opgevallen zijn door een andere houding. Op een gegeven moment bleef mijn machine stil staan, ik Daarom zou het zo goed zijn als mensen die wat meer ontvangen hebben, lui die gestudeerd hebben, een tijd lang het leven van mensen in fabrieken zouden delen. Niet met de pretentie: ik heb gestudeerd, maar vanuit de gedachte: ik heb hun hulp ook nodig om me hier staande te houden. De gedachte: we werken allemaal vanuit dezelfde machteloosheid, we moeten el kaar vasthouden, ieder met zijn eigen ca paciteiten”. „Ja, het is moeilijk leven met je eigen onmacht. Maar toch heb je rjiensen die er een stuk vrede in vinden, die een goeie vrouw hebben, die toch gelukkig zijn. Dan kun je zeggen: maar dat is niet ideaal. Is ons leven dat wel?” Zuster Van Oord heeft in haar soort niet al te veel collega’s. Frankrijk heeft in de jaren vijftig wel een grote opkomst gekend van zogenaamde priester-arbeiders. In Duitsland probeert de journalist Gunter Wallraff door anoniem bij een fabriek te gaan werken, en daar over te schrijven, iets aan de arbeidsomstandigheden te ver beteren. In Nederland zijn in het verleden wel eens paters in fabrieken gaan werken. Hier en daar schijnt ook een anonieme wetenschapper aan de machine te staan om zo, van binnen uit, iets te doen aan het werkklimaat. Maar de zusters Van Oord fietsen ’s morgens nog niet in drommen door de fabriekspöort om zich tijdig bij de prikklok te melden. „Dat elk mens waardevol is. Ik heb de ervaring opgedaan dat je vaak meer in houd vindt bij mensen bij wie je het niet verwacht, dan bij mensen die de pretentie hebben dat ze het zijn, dat ze het gemaakt hebben in deze maatschappij. „Ik heb het zelf ervaren. Vooraf dacht ik: het bestaat niet dat ik dat soort eentonige werk kan, ik had zelfs nooit op een kantoor gewild. Maai’ ik heb zelf gemerkt dat ik tijdens zeer geestdodend werk, uren lang ergens nietjes in slaan, toch (het klinkt ■misschien vreemd) meditatief bezig kon zijn. Dan zeg je: maar dat komt door je specifieke achtergrond. Maar ik weet niet zeker of dat voor de man met de sierdui- ven niet geldt. Er zijn mensen die blij zijn dat ze in hun werk niet te veel trubbels aan de kop hebben, ze hébben in dit leven al zorgen en verantwoordelijkheid genoeg”. Iedereen aan de band keek op. Ik stelde hem voor dit onder vier ogen te bespreken. Wij samen in een glazen hokje, waar de papieren van de expeditie lagen, en hij vroeg: Bent u hier wel op uw plaats? Ik: mag ik u een vraag stellen: hebt u te klagen over mijn werkzaamheden of mijn verhou ding met de collega’s? „In de ondernemingsraad had ik me ook altijd over mezelf op de vlakte gehouden. Na m’n ontslag zijn de andere leden een avond bij me op de borrel geweest: toen heb ik verteld wie ik was en waarom ik het werk had gedaan. Ze zeiden dat ze er grote waardering voor hadden”. liep er bij weg en ging iets anders inpak ken. Toen vroeg de chef of ik de chef was. Ik moest stil blijven staan tot die machine weer liep, intussen zelf geen ander werk bedenken. Zo leerde je ook dat als een „hogere” binnenkwam, terwijl je niks stond te doen, je een bezem moest nemen of een rolletje plakband op en af moest rollen. Anders kreeg je chef op zijn don der. Er was nog iets dat bij mij opviel: er werkten veel Marokkanen, ik praatte wel met die lui, ik sprak wat Frans en dat maakte een vreemde indruk, een inpakster die wat Frans spreekt. Dat had hij allerminst. Ik heb, zei hij, toch de indruk dat u hier vanuit een bepaalde geloofsovertuiging werkt. Ja, zei ik, ik ben katholiek. Zijn overgrootvader bleek toen ook van die richting, dus daar kon hij zich iets bij voorstellen. „Ik denk trouwens, zei ik, dat ik nu wel weet waarom ik hier werk. Ziet u daar die Marokkaan de fabriek vegen. Ik geloof dat ik hier werk omdat ik mensen belangrijk Als er onder collega’s een stuk kameraad- schappelijkheid ontstaat, merk je dat de bewustmaking er wel is, maar nooit naar boven is kunnen komen. Maar als de men sen elkaar bewust maken van de situatie waarin ze eigenlijk werken, moeten ze daarbij uitgaan van respect voor elkaar, ze moeten elkaar niet ongelukkiger maken. Als je mensen alleen maar bewust maakt van hun geringe kansen, en daarna af zwaait, heb je ze alleen nog maar ongeluk kiger gemaakt. Je kunt best een fabriek op z’n kop zetten, da’s niet zo moeilijk. Maar in feite moet je met z’n allen toch een stuk onder het juk door”. Hoe was uw eigen houding? Zuster Van Oord zoekt nu een nieuwe baan. Een heel probleem voor iemand die de vijftig gepasseerd is. Maar ze is alweer bij een keuringsarts geweest. „Die man vroeg of ’ie mijn jas mocht ophangen. Dat was ik jaren niet meer gewend geweest, dat iemand je jas wilde ophangen. Het lusje was er dan ook af”. Gelooft u het verhaal dat mensen aan een lopende band toch gelukkig kunnen zijn omdat ze intussen aan hun sierduiven denken? „Ik dacht van wel. Vroeger had ik het idee dat ik het allemaal heel goed wist, als maatschappelijk werkster kon ik proble men oplossen, dat ging goed. Ik ben nu onzekerder geworden, je zet meer vraagte kens, je bent door crisissen gegaan. Ik geloof ook dat ik milder ben geworden. Ik geloof dat ik milder ben gaan oordelen over mensen die gaan drinken, over men sen die niet willen werken, over mensen waar zo makkelijk en zo hard over geoor deeld wordt”. „Bij mijn afscheid, nee, dat is het niet, bij mijn wegtrappen kreeg ik een brief van de directeur dat hij m’n optreden gewaar deerd had. Terwijl hij die brief niet meer had hóéven schrijven. Ik was al weg, hij hoefde niet meer bang voor me te zijn. Ach, mensen zijn niet in principe slecht, zo’n man heeft ook een handreiking nodig. kwam, omdat we steeds weer verkocht werden. Mensen die vandaag chef waren en morgen weer achter de nietjes zaten”. „In die ondernemingsraad zat ook een jonge communist met wie ik het uitstekend kon vinden. Zo’n directeur heeft zoveel overwicht, met z’n tweeën gingen we er vaak tegenin. Achteraf hebben we er over zitten praten hoe het kan: een communist en een katholieke zuster die het samen goed kunnen vinden. Toen bleek: van ei kaars ideologieën moesten we niks heb ben, maar we hadden één heel belangrijk ding gemeen: het opkomen voor de rech ten van mensen”. Toen kwam de dag dat zuster Van Oord in plaats van halve dagen hele dagen wilde gaan inpakken. „Ik zei tegen een meneer in een wit schort die wat meer te zeggen had: ik wil graag hele dagen werken. Hij: dat zuilen wij nog eens zien Dat zat me dwars Ik vertelde het aan mijn eigen cheffin en die zei: blijf de hele dag maar hier. re chef zegt tegen je eigen chef: wilt u die en die daarheen sturen. En dan ga je. Op die manier kwam ik ergens anders achter een machine. De man die boven in zo’n glazen hokje zit, zag mij, stuurde een sein naar mijn chef: zij moet weg”. „Ik ben halve dagen blijven werken, nog vier jaar lang. Dat is nou zo’n staaltje hè, maar het leven in een fabriek hangt niet van dit soort staaltjes aan elkaar. Het is gewoon geestdodend werk, waarbij je el kaar bij de hand moet houden en helpen. Je moet niet na vier weken in een fabriek denken dat je weet hoe het zit, dat duurt een jaar of vier. En daarbij had ik nog mijn opleiding voor, een stuk vorming, je vrienden en je geloofsovertuiging. Maar de ook vaak Zuster Van Oord: „Ik zat als religieus, ais maatschappelijk werkster in een vrij geïsoleerde buurt, waar de mensen niet erg aangepast waren aan de maatschappij zoals die momenteel is. Ik ging steeds meer merken hoe asociaal de maatschappij zich eigenlijk gedraagt tegenover mensen die zij asociaal noemt. Met moeilijkheden bij huurkoop, bij het krijgen van werk, etcete ra. Van de 160 gezinnen kon je maar een stuk of vijf, zes als maatschappelijk werk ster goed bereiken. Maar intussen liep Grietje bij haar man weg, werd Marietje verkracht, kwam Jan in de bajes. Het lukte niet om daar intens mee bezig te zijn. Dat hinderde me. „Toen kwam de gedachte op: is het niet veel zinniger om als gelijke samen te zijn met mensen uit de gekwetste hoek? Niet bij hen zijn vanuit je beroep als maat schappelijk werkster), maar vanuit je le venshouding. Tegelijkertijd was er in onze kring veel sprake van de kerk der armen, het beleven van de armoede, dat soort zaken. Het was wel duidelijk hoe dat in woorden moest, niet hoe de daden waren. Ik heb aan mijn orde verlof gevraagd dit op mijn eigen wijze te gaan invullen. Het was in mezelf niet meer te stillen”. Zuster Van Oord reisde naar de stad waar ze nu nog steeds woont, „ik had ergens een bed op een zolder, verder was het allemaal niet zo duidelijk. Op zoek gaan naar werk was niet eenvoudig. Tot dan toe had ik steeds de ervaring dat je gerespécteerd werd. Vanwege je werk, je had een beroep. Maar toen: je ging naar een bedrijf, ze zetten je op een bankje neer, door een ruit werd er naar je gekeken: ze hoefden je niet. De diepe ervaring, dat je plotseling als mens niets waard bent”. „Ten slotte kreeg ik ergens werk en er moest een formulier worden ingevuld. De juffrouw achter het loket hield de pen vast, ging er kennelijk vanuit dat je dat zelf niet kon. Opleiding?, vroeg ze. Lagere school zei ik. Nog wat bijgeleerd? Ja, nog wel wat bijgeleerd. Toen liep ik er bijna in, want ik zei dat ik naar de mulo was ge weest. De juffrouw achter het loket met een: kunt u hier dan wel ongeschoold werk doen? Ik: dat maak ik zelf wel uit. Me vrouw, verscheur nou asjeblieft dat pa pier, ik kom hier alleen mijn twee handen aanbieden” „Toen kwam de vraag wat ik hiervoor gedaan had. Ik zei: opbouwwerk. Weer nieuwe vragen, en ik antwoordde: het is niet interessant of ik bij het opbouwwerk de wc schoonmaakte of er directrice was: het is opbouwwerk”. U ging toen als een soort anoniem per soon de fabriek in. „Ja, aanvankelijk wisten ze helemaal niets. Maar op een gegeven moment werd toch wel duidelijk dat ik erg onhandig was en waarschijnlijk nooit in een fabriek had gestaan. Ik stond in te pakken, en na twee weken wist je precies wie een hoertje was, wie een alcoholist en wie gescheiden was. Maar toen kreeg ook ik vragen: bent u getrouwd? Hé, u bent helemaal geen type om niet getrouwd te zijn. Gescheiden? Aan het meisje dat naast me stond, vroeg ik: weet jij wat nonnen zijn? Ja, dat wist ze, en ze vertelde me van de paus die gek was. En zo kon ik een en ander kwijt”. De zuster klom zelf naar dat glazen hokje, wilde toen de adjunct-directeur spreken, kreeg eerst een secretaresse, toen de direc teur. „Die zei: maar juffrouw, dat gaat zomaar niet onder werktijd. Maar tenslot te, ik vertel je dit alleen maar om aan te geven hoe moeilijk dat allemaal gaat, stond plotseling de adjunct-directeur ach ter me, terwijl ik aan het inpakken was: En juffrouw, wat is uw verlangen? Zegt u het maar. Nadat de fabriek voor de derde keer in vier jaar verkocht was, ging de inpakafde- ling dicht. Zuster Van Oord en tientallen anderen stonden op straat. „Veel moeilijkheden. Ik ga ervan uit dat een directeur ook een mens is, maar wel een die zich vooral verantwoordelijk voelt voor de economie van de fabriek en zijn eigen boterham Waar in de tijd dat er ontslagen vallen de echte pijn geleden wordt, dat is bij de minst draagkrachtigen. Neem onze groep ontslagenen: als je dan je mond open doet, kun je nog wel een weg vinden om er een zo menselijk mogelijke „Wel reageren, maar vanuit het standpunt: hoe is hier de meest menselijke oplossing uit te halen. Op tijd je mond open doen over dingen die echt niet leuk zijn. Als je aan de knop van de machine staat, kun je een wit voetje bij de chef halen door hem net iets sneller te laten lopen. Maar de man die de spullen, die jij inpakt, moet afstape len, moet dan ook sneller Je kunt staande aan die knop ook zeggen: er moet tijd zijn om het zweet van het hoofd te vegen”. „O ja, dat moet je ook weten: het afschu welijke systeem dat je 35 percent op je eigen loon extra kunt verdienen als je een hoger tempo haalt. Dat betekent: jezelf uit de naad werken voor een auto. Het betekent ook: rivaliteit. Als aan een* be paalde band iemand staat die niet zo vlot is, moet je es kijken hoeveel spanningen dat bij de anderen geeft”. .Je hebt nieuw papier nodig voor het in pakken, een ander gaat naar de wc, je jat snel zijn papier. Je kunt ook zeggen: ik heb nieuw papier nodig, ik neem meteen even een stapel mee voor degeen die naast me zit. Er zijn duizenden kleine dingen waarmee mensen het werk voor elkaar draaglijker kunnen maken, op een gegeven moment merkte ik dat het begon te groeien”. oplossing uit te slepen. Veel anderen kun nen dat gewoon niet. Het had wel gevolgen. De verkiezingen voor de ondernemingsraad kwamen en mijn collega’s zeiden: wij kiezen jou. Dat wilde ik niet, want ik had dit leven niet gekozen om actie te voeren, ik wilde met mijn eigen leven getuigen dat het anders kan. En toen begonnen ze van godverdom me, jij met je grote bek altijd, iedere keer zet je je af tegen de leiding (bij een bepaald andere inpaksters hebben mij karwei zei ik wel es: dat doen we niet, er moet eerst een heftruck komen), jij met je grote bek: nou kun je wat voor ons doen, en nou doe je het niet. Wij zijn verkocht aan Engelsen, jij spreekt andere talen, wij niet, jij kunt die directie aan. Zo belandde ik in de ondernemingsraad”. u in die zes jaar vooral

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1977 | | pagina 19