Anaïs Nin was eerder een humeur dan een fenomeen
Ok
Plakboek over vijf eeuwen
bijbelse geschiedenis
op
fel
JALOERS OP SCHRIJVEN VAN TASTBAARHEDEN
2
D.
Ir
ft/
door Gees Straus
ters
Leven vorm geven
Anti-intellectualisme
Metaforen
Afkeer van werkelijkheid
■i
0 ni
8561
Sedert het verschijnen van het allereerste exemplaar Is de bijbel en
daarmee ook de religie niet meer weg te denken uit onze cultuur, alle
secularisatie ten spijt. Ook voor degenen die zich kanten tegen de
godsidee is de invloed van de bijbel toch een onontkoombaar gegeven
waarvan men de sporen in velerlei vormen in het dagelijks bestaan
allang niet meer opvallen. Cultuur en religie hebben zich in de laatste
vijf eeuwen zij het niet altijd moeiteloos met elkaar verweven
zodat het bijna onmogelijk blijkt aan te geven waar elkanders grenzen
liggen. Sterker nog: religie is een wezenlijk bestanddeel van onze
cultuur geworden en vormt zeker voor de confessionelen nog altijd de
voornaamste pijler van de maatschappij.
IEMAND VROEG OOIT aan de
Amerikaanse schrijfster Anaïs
Nin, auteur van meer dan zestig
delen dagboek, om een korte auto
biografische schets te schrijven.
De ironie van zijn vraag moet hem
ontgaan zijn. Anaïs Nin, die vori
ge maand op 74-jarige leeftijd in
Los Angeles overleed, was ge
woon elke nuance van haar ge
voelsleven minutieus te onderzoe
ken en te beschrijven; een korte
autobiografie was daarmee voor
haar een onmogelijkheid. Ook
voor een ander is het heel moei
lijk, kort samen te vatten wie ze
was, want naar mijn idee is ze
eerder een „humeur” dan een „fe-
nomeenj”.
pi
Iproptr (tarn,
gumt onü? fti=
ïe hü
hafrreÖndWiijpgüfloucöni 1
©lofa ,iuant alleeu tr gljeloiwii
fnieniftgtjfiiaTtj.tufrtuföf tr
Irupii©f tlOf nip Ifltigljrr true n
bof tul nflftf (tjti Cfllirfifït' üir iw
M Cpiflrl optrn epntcnronnf’iiüaft}
jftöfft aöuf»t; Riprn romepuf ft
MofüftB nifrt
k JSytw ïft üir oir
tianörti (ia*
tT"'
s 4
rA'(
MP
k
u
V fff
Het W oord
in beeld
02
Geen vrouw voor hapje uit ijskast
DINY SCHOUTEN
•09
tl
162
Een thema in het vierde deel is heel
duidelijk Nins antirealiteitszin. haar af
keer van de realiteit. Bij tijden is ze jaloers
voor dat ze een hapje uit de koelkast haalt.
Iemand maakt tegenover haar de opmer
king dat zij geen hot dogs mag eten, omdat
dat niet klopt met het beeld dat hij van
haar heeft. Op dat moment reageert ze
verontwaardigd, maar ze geeft tegelijker
tijd toe, dat ze de mythe van in hoger
sferen te leven, bewust in stand houdt.
Inderdaad! de courtisane in haar.
3’S
■37
TIE
;ken
JNEh
loute
02
r hoi
1DEI
intje
r.o.r
r b
BE
Br.r
196
rorde
- tre
Man
al.02
Ve
Alt
k alt
dit
-534
/VEI
Tl
e, h
r m
lux
■app
ran
chin
uis
lege
jngi
rda
o. n
techr
tele*
teven
023
irtij.
KAB
149
jieg/
leka
child/
anpo
>n ti
en i
culle
13
ACh
beid
leuq
oa
istrai
ntilai
3
ame>
De samenstellers hebben het voor
al in dit soort curieuze opmerkingen
en voorvallen gezocht. Het Woord in
beeld heeft daardoor nogal een frag
mentarisch karakter gekregen, te
meer omdat men zijn mening zoveel
mogelijk met kleine feiten wil sta
ven. Toch is de thematiek van het
boek steeds weer duidelijk terug te
vinden en dient de chronologische
ontwikkeling van de cultuur, niet
alleen in eigen land maar ook in de
rest van Europa als een handwijzer.
Het aardige van dit boek is dat de
en intellectuelen om zich heen verzameld,
maar haar „zelfabsorptie” is inmiddels zo
toegenomen, dat ze over haar vrienden
(onder wie de schrijvers Edmund Wilson
en Gore Vidal) eigenlijk maar heel weinig
zegt.
1
9 a|
1
S,
al. T
I uur
10
10
ETKi
sto
I.
ale
sIKEi
Vloo
pril
Voor Anaïs Nin is alle intellectualisme
„dor”. Ze doet onderzoek naar psychische
realiteiten, maar tegenover haar bevinden
staat ze wel heel weinig kritisch. Als zij
bijvoorbeeld stelt: „Ik voelde dat de vrouw
meer lijdt in de relatie, meer opoffert, zich
meer aantrekt”, dan is ze perfect tevreden:
ze heeft iets bedacht, en elke gedachte is
voor haar „waar”. Het loutere feit van iets
te voelen maakt het tot innerlijke en zelfs
universele waarheid:
vage
ilmoti
cudei
Deze mening die nauwelijks aan
vechtbaar lijkt, spreekt heel duide
lijk uit het nieuwe boek van de
maand, het bij Ten Have in Baarn
uitgegeven kijkboek Het Woord in
beeld. Kijkboeken willen in hun op
zet nog wel eens een scheve verhou
ding tussen illustratiemateriaal en
tekst te zien geven; in het verleden
Anaïs Nin ontbreekt hqt inderdaad niet
aan emotionaliteit en verbeeldingskracht,
de gevoelens die ze beschrijft, beschrijft ze
vooral in beelden:
..Ik gebruik de psycho-analyse om me te
oriënteren, maar als ik eenmaal mijn
richting gevonden heb, ga ik weer naar
mijn onderzeeër en duik terug het diepe
in. beneden het niveau van het onbe
wuste.
Voor „onbewuste en „zelfanalyse” ge
bruikt ze vaak de beelden van de duiker
(een metafoor naar aanleiding van Salva
dor Dali, die op een lezing in duikerspak
verscheen) en van het water: „het verdrin-
„Het thema van mijn dagboek is altijd
het persoonlijke, maar dat betekent niet
een louter persoonlijk verhaal: het bete
kent een persoonlijke verhouding tot
alle dingen en mensen. Het persoonlij
ke. mits diep genoeg, wordt universeel,
mythisch, symbolisch; ik generaliseer,
intellectualiseer nooit, ik zie, ik hoor, ik
voel. Dit zijn mijn primitieve ontdek
king sinstrumenten
op schrijvers als Steinbeck, die schrijft
over concrete dingen als honger, armoede,
moeilijkheden die „direct" zijn. De proble
men waar zij over schrijft zijn minder
grijpbaar, ze is op zoek naar „de kwintes
sens van de emotionele realiteit”. Die ja
loezie op auteurs die over tastbaarheden
schrijven (Hemingway, Theodore Dreiser,
Thomas Wolfe), verhindert haar overigens
niet een zekere minachting te voelen tegen
over „realisme”. Ze verzet zich heftig te
gen een kritiek op haar roman „This Hun
ger”, waarin vèn haar hoofdpersoon ge
zegd wordt dat ze niet reëel is: „We zien
haar nooit naar de ijskast lopen voor een
klein hapje”. Haar verdediging houdt in
dat ze zegt dat ze mensen beschrijft die
zich onwerkelijk voelen, hun omgeving
niet zien. Hun buitenwereld beschrijven
zou zinloze stoffering van het verhaal zijn.
Ook Edmund Wilson verweet haar werk
gebrek aan concreetheid. Haar reactie is
een tegenverwijt van zijn „dor intellectua
lisme”, dat ze verafschuwt. De wereld van
Edmund Wilson en de intellectuelen van
de Partisan Review vindt ze scherp, one
motioneel. verstoken van verbeeldings
kracht.
De vraag naar de betrouwbaarheid van
die instrumenten stelt Anaïs niet, en ze zou
die vraag misschien onvruchtbaar intellec
tualisme hebben gevonden. Er is een te
genstrijdigheid in wat ze zegt: „ik generali
seer nooit” tegenover het persoonlijke dat
universeel wordt. De waarde van Anaïs
Nin ligt, lijkt mij, niet in de waarheid van
haar theorieën over het onbewuste Wat
indruk op mij maakte, is dat de dagboeken
Het gezegde ..praten als Brugman'' heeft een grote
mate van authenticiteit. In de 15e eeuw leefde
namelijk een volksprediker, Brugman genaamd, die
preken van vele uren achter elkaar kon houden Dit
stuk Limburgs aardewerk dateert uit de 18e eeuw.
(Afbeelding links op pagina).
„Ik ben een serie stemmingen en ge
waarwordingen”, schrijft ze in het vierde
deel van wat er tot nu toe uit haar dagboe
ken gepubliceerd is (in het Engels is inmid
dels een vijfde deel verschenen). Gebeurte
nissen, zo belangrijk voox’ een eventuele
biograaf, lijken geen vat op haar te heb
ben. Ze is uitsluitend geïnteresseerd in
alles wat psychisch is, in het vierde deel,
uitgegeven door Bert Bakker en vertaald
door Margaretha Ferguson, is ze daarin
exclusiever dan ooit.
In het eerste deel beschreef ze nog exter
ne zaken, de artistieke en intellectuéle
kring in Parijs, in het begin van de jaren
dertig, toen daar veel Amerikanen woon
den. Ze was bevriend met Henry Miller, de
avant-gardistische toneelschrijver Anto
nin Artaud en de psycho-analyticus Otto
Rank. Het vierde deel bevat dagboek-epi
sodes uit de periode 1944-1947, als Anaïs
Nin in Greenwich Village, de bohème-wijk
van New York woont. Net als in de Parijse
jaren heeft ze een kring van kunstenaars
hebben ook samenstellers van dit
soort bijzondere uitgaven daar blijk
van gegeven. De auteurs van Het
woord in beeld hebben echter een
heel zuivere afweging van tekst en
illustraties, van woord en beeld be
reikt. Het is een boek op groot for
maat geworden met veel eri vaak
zeer mooie afbeeldingen maar ook
met 4en uitstekend verzorgde en uit
voerige tekst. Daarvoor verantwoor
delijk zijn in de eerste plaats prof,
dr. C. W. Mönnich en Michel van der
Plas. Eerstgenoemde promoveerde
op het onderwerp „De natuurlijke
kennis Gods bij Leibniz” en was
voordat hij 'hoogleraar in onder
meer de geschiedenis van het chris
tendom zou worden, evangelisch-lu-
thers predikant in Maastricht. Van
der Plas (pseudoniem van Bernar
dus Gerardus Franciscus Brinkel) is
een bekende dichter en journalist,
alsmede auteur van het befaamd
geworden „Uit het rijke roomsche
leven” waarin hij zijn uitvoerige
kennis van het katholicisme uit een
voorbije periode etaleerde. Ze kre
gen de medewerking van een drietal
cultuurspecialisten, dr. Tjeerd de
Haan, de Friese publicist S. J. van
der Molen en ds. N. van Gelder na
mens het Bijbelgenootschap.
Het allereerste exemplaar van de
bijbel verscheen in 1477, de bekende
Delftse bijbel, die een vertaling be
vatte van het Oude Testament. In
twee kloeke delen, die prachtig wei
den u-itgevoerd. Maar deze bijbel
was niet bestemd voor brede lagen
van de bevolking zoals nu wel eens
beoogd wordt met populaire uitga
ven van dé Heilige Schrift. Lange
tijd waren de hogere geestelijken
namelijk van mening dat de ver
spreiding van het heilige woord al
leen maar kwaad kon doen, in die
zin dat de massa dom was en een
interpretatie op eigen houtje tot ver
warring kon leiden. De bijbel was er
voor de geestelijken, die moesten
hét allemaal uitleggen en verklaren.
De bijbel was natuurlijk geen verbo
den goed, maar er werd niet tot
persoonlijk lezen aangespoord. Pas
in 1918, dus nog geen zestig jaar
geleden en viereneenhalve eeuw na
het verschijnen van de eerste uitga
ve besloot de toenmalige paus tot
het aanzetten tot lezing van de
bijbel.
ken in het onbewuste”; daarnaast komt
het beeld van de mijnwerker vaak voor,
één keer zelfs (erg lelijk) aan elkaar gekop
peld: „Olga keert terug om te delven in
wateren die te lang hebben stilgestaan".
Het bijzondere van Anaïs Nin js om
sléchts emotionele realiteiten te beschrij
ven, los van hun verband met de fysieke
realiteit, hoewel ik de manier waarop ze
dat doet niet altijd even smaakvol vindt
het verslag zijn van iemand die heel be
wust geleefd heeft, en dat maakt ze als
leeservaring interessant en waardevol.
Margaretha Fergusons vertaling is be
trouwbaar. Ze heeft wel de neiging om
steeds de „deftige” variant van een woord
of uitdrukking te kiezen: „ik sla gade” in
plaats van „ik kijk”; „wenen” voor „hui
len”; „het komt me niet juist voor” in
plaats van „het klopt niet”. Het is waar dat
Anaïs Nin een precieuze stijl schrijft, maar
die is niet gelegen in haar woordkeus, wel
in de zinsbouw: altijd kort, met vaak de
suggestie van aforisme, of Freudiaanse
hypothese: „De analogie van de kunste
naar en het kind is dat beiden leven in een
wereld van eigen makelij”, bijvoorbeeld.
Van de inleiding van Gunther Stuhl-
mann, de editeur, zijn ook de stukken die
informatie bevatten over de wijze van uit
geven, heel braaf vertaald. Op de uitgever
ij (Bert Bakker) is dat kennelijk niemand
opgevallen.
De typografie van de Nederlandse uitga
ve vormt met de uitstekend geëditeerde
Engelse en Amerikaanse uitgaven ’n vol
maakte tegenstelling. De boekverzorging
van Grietje Hartman is een model voor
hoe het niet moet: onhandig en verwar
rend. Het gebruik van vierkante en ronde
haken is onlogisch en tegenstrijdig; van
citaten en toevoegingen van de editeur is
onduidelijk van wie ze afkomstig zijn; het
dagboek wordt afgewisseld met fragmen
ten uit brieven, maar die zijn typografisch
slecht onderscheiden. Het register is ge
makshalve weggelaten, een Nederlandse
gewoonte waar ik woedend om word; ik
wil kunnen terugvinden wat ze over Freud
zegt of over Proust (door wie ze beïnvloed
is, ze liep lang met het idee, haar dagboe
ken om te vormen tot Proustiaanse roman)
of over wie of wat dan ook. Dat Nederland
se boeken duurder moeten zijn dan buiten
landse ben ik bereid te accepteren, maai
niet dat de edities hier zoveel slechter
moeten zijn
j ka
snz.
jgeli
.eids
Een gedeelte van een pagina uit de Delftse Bijbel die
op 24 mei 1977 bij Gerard Leeu In Gouda verscheen.
Het dagboek is voor haar een manier om
haar leven vorm te geven. Het vormde
zelfs de basis voor haar gesprekken met
Otto Rank. Rank probeerde haar geïso
leerdheid, gesymboliseerd door de inner
lijke wereld die ze zich in haar dagboeken
creëert, uit te analyseren, haar uit de
broeikassfeer te halen. „Geïsoleerd”, in de
zin van in zichzelf opgesloten, leeft ze tien
jaar later, in de New Yorkse na-oorlogse
periode, eigenlijk nog steeds. Ze kent veel
mensen, maar voor elk van hen speelt ze
een rol. Zichzelf geeft ze niet wezenlijk
prijs, lijkt het, ook niet in het dagboek.
Haar estheticisme beperkte zich niet tot
haar uiterlijk, ook haar leven richtte ze in
met diezelfde precieusheid. Ik vond het
veelzeggend, dat ze schrijft dat ze courtisa
ne had willen zijn. Ook het dagboek hoort
bij de entourage, en het „persoonlijke” van
het dagboek heeft dan ook te lijden gehad
van haar gekunsteldheid, haar behoefte
aan een fagade. Een opvallende ontwikke
ling in vergelijking met het eerste deel is
ook dat ze hier veel minder haar onzeker
heden beschrijft, alle vraagtekens zijn in
het vierde deel verdwenen, ze formuleert
stelliger, haar abstracties over de ziel zijn
in algemene, niet in persoonlijke termen
gesteld
De kritiek dat haar werk zo weinig con
creel is, is toch ook wel gedeeltelijk te
recht, je stelt je van haai- inderdaad met
In het dagelijks leven zijn de sporen van de bijbel
zeer veelvuldig. Hier komen onderwerpen uit de
Schrift op koekplanken voor Absalom die met zijn
haren aan een boomtak blijft hangen en de aartsen
gel Michael strijdend met de satan. (Links en rechts).
Jan Luyken maakte deze gravure van de vervaardi
ging van het Gouden Kalf. Interessanter dan zijn
religieuze opvattingen Is Luyken's visie op het gewo
ne leven. Allerlei ambachten en de daarbij behoren
de gereedschappen zijn op de prent te vinden
(Het boek van de maand
ligt vanaf 7 april voor f 18,50 in
de winkel. Na 7 mei komt de prijs op
f 29,50. De omvang bedraagt 184 pa
gina's, de oplaag 103.000 exem
plaren).
geschiedenis van het alledaagse le
ven, het heel gewone bestaan van de
eenvoudige man aan de hand van
zijn religieuze beleving zo goed is te
volgen. Religie heeft zich behalve in
het woord vooral in de kunst gema
nifesteerd, vaak kunst op ambachte
lijk niveau, maar het volkse leven
heeft in tal van aantrekkelijke vor
men een antwoord weten te geven
op datgene wat „de gestudeerde he
ren” vanaf de kansel over hun
hoofden uitspraken. Zo ontstonden
er twee soorten van geloof, de scho
lastieke soort en het volkse geloof.
In het boek worden van beide soor
ten verschillende interessante voor
beelden gegeven en even opmerke
lijk is de vermenging die zich soms
voordoet. Merkwaardig is bijvoor
beeld het karakter van de reclame
boodschappen die Jeroen Jeroense
in 1698 bijeenbracht in het boek
„Koddige en Ernstige opschriften”,
leuzen waar de religie er met de
haren is bijgesleept.
Anderzijds doet het vermakelijk
aan te lezen hoe in de vorige eeuw
Isaac da Costa fulmineerde tegen de
destijds verlichte denkbeelden van
de gemiddelde burgers.
Het Woord in beeld wordt afgeslo
ten met een hoofdstuk onder de titel
„Biblia, dat is de ganse Heilige
schrift". De samenstellers hebben
dit hoofdstuk aangegrepen om alles
dat raakvlakken heeft met de bijbel
in beeld te brengen. Zo bevat een
pagina spreekwoorden en gezegden
mét een verwijzing naar hun vind
plaats in de bijbel. Elders staan ge
meentewapens met voorstellingen
die in de bijbel kunnen worden ge
vonden, of postzegels met religieuze
voorstellingen. Dit hoofdstuk onder
streept nog het meest het plakboe
kachtige karakter van Het Woord in
beeld. Een plakboek waarin aan vijf
eeuwen religiegeschiedenis volop
recht wordt gedaan, maar dat toch
net teveel een verbrokkeld karakter
heeft
n h'
- ASK
■’V''•A-
J A_. J#
tr-,
f*'