Hooghartig boek: er is geen man die deugt
^9
r.
SI’.T
Prévost kloosterling maar ook avonturier
ANDREAS BURNIER:
Schrijver van de nog steeds populaire Manon Lescaut^
„DE REIS NAAR KITHIRA”
Rousseau
Manon Lescaut
3
Navolgingen
■s
I
Pedant
Karikaturen
College
De titel
Hollands avontuur
In „De reis naar Kithira” (uit
geverij Querido) onderneemt
Andreas Burnier een aantal
pogingen om ons uit te leggen
dat het einde van het „masculi
nistische. sekse-fascistische”
tijdperk nabij is. De heren heb
ben tot nu toe geleuterd, en het
wordt tijd dat daar een eind aan
komt.
Priesterwijding
Levensloop
-
van een abbe
7/J|
•'I
j-
Hoe weet Andreas Bumier dat de
allerlaatste filosofie een decadent post
mortem verschijnsel is? Wel. haar theo-
„Ik zie de hele filosofie van de afgelo
pen vijfentwintighonderd jaar als een
noodzakelijke fase in de evolutie van
het menselijk bewustzijn. Maar god
dank is haar existentie bijna voorbij
De allerlaatste filosofie, de linguïsti
sche analyse, is al subhumaan. eep
volstrekt decadent post-mortem ver
schijnsel.
rie voorspelde haar dat. Bovendien
bewijst de subhumaniteit van de aller
laatste filosofie, dat haar theorie juist is!
Een creatieve redenering, die erg veel
zaken doodeenvoudig maakt
ren missen elke schijn van geloofwaar
digheid, daardoor valt je plotseling op.
hoe kinderachtig haar verwijten tegen
mannen zijn.
Men benoemde de ongedurige abbé tot aalmoe
zenier van de Prins de Conti en vooral: men liet
hem tijd om te schrijven, eindeloos te schrijven.
Er werd van hem gezegd dat het handwerk van
het schrijven hem zo vertrouwd was dat hij zijn
pen over het papier kon laten glijden terwijl hij
een gesprek voerde.
Een man als Rousseau heeft als romanschrijver
veel aan Prévost te danken. Door Le Pour et
Contre leerde hij Engelse zeden en gebruiken
kennen en sporen daarvan zijn in zijn Julie ou la
nouvelle Héloise, Rousseau’s beroemdste boek,
terug te vinden; door Prévost leerde hij Richard
son kennen wiens denkbeeld romans in brieven te
schrijven hij net zo overnam als Wolff en Deken te
onzent in Sara Burgerhart. Naar dit alles blijft
eigenlijk alleen belangwekkend voor hen die zich
voor vergelijkende literatuurgeschiedenis interes
seren. De gehele wereld is door Prévost veroverd
door dat ene kleine boekje over Manon Lescaut en
de jonker Des Grieux
Nu vertelt hij de markies de historie van zijn
liefde. Als jongeman van zestien, zeventien jaar is
hij in gezelschap van zijn goede genius Tiberge op
weg naar Parijs om daar te gaan studeren. In een
herberg buiten Amiens ziet hij Manon die door
haar ouders naar een klooster wordt gebracht.
geserveerd in gebloemd porselein. De
halve gevulde sinaasappel daarbij
was iets waarvan godin I in haar vul
gaire momenten zei: „of een mensje je
op je tong piest”.”
begrijpen: het verhaal is boeiend, vol afwisseling,
levendig, droevig en soms heerlijk-sen timen teel.
Het heeft tot voorbeeld gediend voor Rousseau’s
Julie, voor Paul et Virginie van Bemardin de
Saint-Pierre, voor Goethes Die Leiden des jungen
Werthers, voor Sapho van Dandet en zelfs voor
Marguerite Gauthier, la dame aux camélias van
Dumas-fils. Mar wie leest die boeken nog, behalve
een paar liefhebbers en geleerden? Manon Les
caut daarentegen is ook nu nog bij velen geliefde
lectuur.
Kort geleden is er nog een nieuwe vertaling in
het Nederlands van verschenen, daarvoor zijn
allerlei oorzaken aan te wijzen. In de eerst plaats
is daar het karakter van Manon, nog bijna een
kind, geraffineerd enerzijds, speels aan de andere
kant. De enige man van wie ze houdt is des
Grieux, daaraan valt niet te twijfelen. Maar wat is
het leven zonder de opera, zonder toiletten, zonder
juwelen? Haar tederheid voor haar minnaar is
volle ernst, maar haar angst voor armoede even
eens. Zij lacht, zij valt op de knieën en barst in
tranen uit, zij bidt om vergiffenis en gaat stralend
de kamer uit om opnieuw te zondigen. Het raadsel
vrouw..? En des Grieux, slachtoffer van zijn een
maal opgelaaide hartstocht die is uitgegroeid tot
een waarlijk grote liefde, wat kan hij anders doen
dan haar steeds weer vergeven?
Prévost zelf heeft over zijn romanheld geschre
ven: „een jonkman met tal van goede eigenschap
pen wordt door een hartstochtelijke liefde meege
sleurd, gooit zijn hele toekomst weg, verkiest een
leven van losbandigheid en zelfs misdaad boven
een bestaan passend bij zijn rang en zijn talenten;
een slaaf van de passie, die het goede inziet en het
kwade doet, die de ene ramp na de ander ziet
naderen, maar de kracht mist zich te verzetten en
zich aan zijn noodlot te onttrekken; bemminnelijk
in zijn gevoelens maar verachtelijk in zijn daden
Engelse vertaling, maar die samenhang
komt er niet erg uit.
iiiiii
1$
Men zal zich kunnen voorstellen dat het verhaal
van Manon en haar minnaar in later tijd gretig is
aangegrepen als stof voor theater en film. Er zijn
allerlei toneelbewerkingen van gemaakt en zelfs
een ballet. De Italiaanse film heeft in het begin
van onze eeuw veel succes gehad. Dat is ook wel te
-
In het zesde deel der Mémoires d'un homme dé
qualité vertelt de markies die er de hoofdpmnon
van is, dat hij op reis door Frankrijk een jonge
man heeft ontmoet die geheel ontredderd een kar
volgde waarop twaalf aan elkaar geketende vrou
wen naar een haven werden vervoerd met bestem
ming Amerika, waar zij zouden worden toegewe
zen aan Franse kolonisten in het gebied van de
Mississippi. Een hunner is Manon Lescaut; de
jongeman die al wat hij bezat te gelde heeft
gemaakt om de soldaten aan wie de bewaking van
de vrouwen is toevertrouwd om te kopen om in
haar nabijheid te blijven, is de jonker des Grieux
De markies is geroerd als hij verneemt dat alleen
liefde de drijfveer is van alles wat de jonkman
doet, hij geeft hem vier louis d’or en vervolgt zijn
reis. Pas in het elfde boek van de Mémoires dat
enige jaren later speelt, ontmoeten de markies en
des Grieux elkaar opnieuw. In Amerika is Manon
overleden en haar minnaar is naar Frankrijk
teruggekeerd
Er staan ook verhalende stukken in
het boek. Daarin krijgt een mythologi
sche held, Trophonios, de opdracht de
wereld cultureel te transformeren (weg
met de masculinistische terreur!). Tro
phonios' reis door de onderwereld voert
hem door China, de Sovjet-Unie, West-
Duitsland en de Verenigde Staten. Bur-
nier is overtuigend in de manier waarop
ze die landen voorstelt als hedendaagse
onderwereld, maar haar vondst wordt
bedorven door oubollige passages als
deze:
..Op een winterige dag besloten de
godinnen* I en A dat zij iets aan hun
slechte relatie moesten doen. Zij spra
ken af in Formosa. Niet het eiland
voor de Chinese kust, maar de tea
room voor dames van goede komaf in
het hemelse Den Haag. In tegenstel
ling tot het aardse Formosa, dat was
gemetamorfoseerd tot een automo
bielhandel. was het hemelse Formosa
niet verkocht, verkwanseld, of door
fusies en grondspeculaties vernietigd
Het bestond nog steeds, en er werd
elegante, zij het wat slappe koffie
De liefdesroman
Voorzitter Mao noemt ze, heel melig,
„Kat Kalender” Hij is auteur van een
scheurkalender, waaruit arbeiders en
boeren moeten „studeren". Haar aanval
op communistisch China en trouwens
ook die op de Sovjet-Unie, West-
Duitsland en Amerika, is weinig intelli
gent, ze blijft steken in dit genre flauwe
grappen en kinderachtige simplificaties
Ik geloof dat Andreas Burnier in haar
Reis naar Kithira gestruikeld is over
haar eigen pedanterie. Ze begint het
boek met een uitstekend citaat van Goe
the: „Wer darf das Kind beim rechten
Namen nennen?/Die weinigen, die was
davon erkant./Die töricht g'nug ihr vol
les Herz nicht wahrten./Dem Pöbel ihr
Gefühl. ihr Schauen offenbarten,/Hat
man von je gekreuzigt und verbrannt."
Ik heb echter het idee dat ze wat erg
snel is geweest met zichzelf van het
gepeupel uit te sluiten. Vandaal’ de aan
matigende toon? Ze schrijft ergens, dat
„alle Nederlanders” alles haten wat
ongewoon is:
Af en toe brak de oude zucht tot avontuur zich
weer baan; er is een verhaal dat hij achter de
struiken van de Jardin du Luxembourg zijn mon
nikspij verwisselde voor het kleed van een wereld
lijk geestelijke en pas na lange tijd, alweer boet
vaardig, terugkeerde. De laatste jaren van zijn
leven heeft Prévost besteed aan de vertaling van
een reeks Engelse romans, vooral die van
Richardson in vele delen. Door hem is de Engelse
literatuur in Frankrijk bekend geworden.
vertoont en dus op ware gebeurtenissen is geba
seerd. En misschien zijn dat wel gebeurtenissen
die zich in Holland, in Den Haag hebben afge
speeld. Daar had Prévost onder een aangenomen
naam een huis gehuurd dichtbij het Voorhout;
daar maakte hij kennis met een jonge vrouw die
in de Franse levensbeschrijvingen van Prévost
onveranderlijk Lenki wordt genoemd, maar die
vast anders zal hebben geheten. Lenki was niet
bepaald van onbesproken levenswandel; zij werd
onderhouden door een rijke Amsterdamse koop
man die haar telkens placht te bezoeken op de
kamers die hij voor haar gehuurd had. Maar toen
’s mans zaken slecht gingen was het eerste waar
op hij bezuinigde de maandelijkse toelage aan zijn
maitresse. Juist op dat ogenblik dook de jonge
Fransman op en Lenki stortte zich onvervaard in
zijn armen. En daarmee begon de ellende. Lenki
was luxe gewend, ze hield van uitgaan en mooie
kleren, trouw was niet haar sterkste kant. De
jonge minnaar deed alles om haar terwille te zijn.
Het begon met voorschotten vragen aan zijn uitge
vers. Die waren daartoe wel bereid, want de
Voor wie toch al vond dat Andreas
Burnier gelijk had, is „De reis naar
Kithira” misschien een overtuigend
boek. De anderen zullen op gezag van
mevrouw Burnier moeten aannemen dat
er geen man is die deugt, want enigerlei
vorm van argumentatie bij haar stelling
ontbreekt. Andreas Burnier lijkt een
soort „Verelendungstheorie” aan te han
gen. In haar roman gaat ze ervan uit, dat
we spoedig van het masculinistische
denken verlost zullen worden. Ze zegt
nergens waarom dat zo zou zijn, ze stelt
die ondergang van de „sekse-
fascistische” (ik weet echt niet wat ze
daarmee bedoelt) cultuur eenvoudig als
onvermijdelijk:
verzuimt uit te leggen wat ze bedoelt, ze
laat de lezer zitten met een verzameling
lege termen. Ze laat niets zien, ze vult
niets in, ze komt zelfs niet op het idee dat
een roman nu juist de mogelijkheid
biedt om een abstract idee zo uit te
werken, dat de lezer iets ervaart, door
dat hij in een bepaalde situatie geplaatst
wordt. In plaats daarvan geeft ze een
college, op een belerende toon die geen
tegenspraak duldt. Over feministen zegt
ze bijvoorbeeld dat zij „in de ban raak
ten van een thanatische doelstelling,
zoals overvloedige abortus”. Alsof femi
nisten graag zouden zien dat er zoveel
mogelijk geaborteerd werd! En het
klinkt wel heel chic om „thanatische
doelstelling" te zeggen in plaats van
„abortus is moord”, maar de discussie er
niet minder kinderachtig door.
Het verhaal over Trophonios eindigt
heel onduidelijk; daarna volgt nog een
onafgerond verhaal, waarin ene Nata-
nya Wildbol (een vermomming van de
auteur, zo blijkt later) een lezing houdt
over de geboorte van de filosofie uit de
geest der tragedie. De tekst van die
lezing, over het „vrouwelijk wijsheids-
ideaal” is onhelder en zeer abstract. Het
verhaal zou verband kunnen houden
met het voorgaande, evenals het frag
ment uit de Ilias, vier bladzijden, in
„De Reis naar Kfthira” heet op het om
slag een roman, maar daar lijkt het nog
het minst op. Het boek is zeer ingewik
keld opgezet. Er staan een aantal beto
gende stukken in, o.a. over Plato, die vol
pedanterie zijn geschreven: „De dialo
gen Phaidros en Symposion zijn sublie
me literatuur, maar de Parmenides en
de Nomoi zijn dat niet”. Een inhoudsloze
opmerking, zolang er niet bij staat,
waarom de Phaidros en het Symposion
subliem zouden zijn. Maar elke vorm
van explicatie is Andreas Burnier
vreemd, en zoals we op haar gezag moe
ten aannemen dat mannen sekse-
fascistisch zijn en de Phaidros subliem,
moeten we ook geloven dat Marx gezegd
heeft dat de mens alleen gelukkig kan
worden door materieel gewin voor allen
Ook over Freud beweert ze op hoge toon
een boel onzin, zoals: „Freud heeft de
vernieuwingskrachten van de mensheid
trachten te ketenen aan de voortplanting
en het seksuele genot”. Zulke karikatu
Het verhaal over Trophonios wordt
saai op het moment dat hij de schimmen
van de „bedenkers der tegenschepping".
Marx, Freud en Darwin tegenkomt. Tro
phonios begint dan te orakelen over cul
turele transformaties en metamorfosen
(de drie heren worden verantwoordelijk
gesteld voor alle leed op de wereld), over
politieke, sociale, geestelijke en econo
mische entropie, op dezelfde zelfingeno
men toon waarop eerder gesproken
werd over „masculinistische cultuur":
allemaal woorden waar je je niets bij
voorstelt. En alweer: Andreas Burnier
Er is veel kwaad verteld over de 18e-eeuwse Franse geestelijke en schrijver Prévost. Er is
van hem gezegd dat hij een losbol, een zwelger en een doordraaier was, dat hij van geloof
wisselde als van een jasje, dat hij tegelijk met twee vrouwen getrouwd was en dat hij zijn vader
van de trap heeft gegooid, toen die hem op de slaapkamer betrapte met een lustig juffertje
Verder zou hij cheques hebben vervalst en oplichtingen hebben gepleegd En tenslotte deed
een griezelig verhaal de ronde over zijn levenseinde. Hij liep als man van in de zestig eens te
wandelen in het bos van Chantilly, toen hij door een beroerte werd getroffen en bewusteloos op
de grond viel Een paar boeren schoten toe en droegen hem naar een dorpje in de buurt De
dorpsbarbier, die ook zo’n beetje als dokter optrad, greep, in de mening dat Prévost dood was,
onmiddellijk naar zijn ontleedmes en toog aan het werk De ongelukkige patiënt kwam tot
bewustzijn en overleed onder de afschuwelijkste pijnen
Het is merkwaardig dat Prévost zijn liefdesver
haal aanvankelijk noemde: Histoire du Chevalier
des Grieux et de Manon Lescout. Pas in latere
edities en er verschenen er talloze, reeds bij zijn
leven is de volgorde veranderd en staat Manon
voorop. De wijziging is begrijpelijk van uitgever-
sstandpunt gezien: het boekje stond weldra kort
weg als Manon Lescaut bekend. Maar tevens is zij
verkeerd, want de hoofdpersoon van het verhaal
is zonder twijfel de Chevalier des Grieux en niet
zijn minnares. Hij is het die de geschiedenis
vertelt, hij schildert zijn eigen gevoelens, zijn
onmacht om van Manon te scheiden terwijl hij
weet dat deze liefde ten verderve moet voeren.
Door zijn ogen leren wij Manon kennen. De wijze
waarop hij haar aan de lezer voorstelt maakt dat
zij ons blijft boeien in wat wel haar „schuldeloze
schuld” is genoemd en dat zij ondanks haar
trouweloosheid in zeker mate sympathiek blijft.
Prévost heeft in de schildering van deze twee
jonge mensen een psychologische roman gescha
pen, in een tijd die daarvoor nauwelijks een
voorbeeld kende, niet een verheerlijking van de
ongebreidelde hartstocht zoals zijn vijanden zei
den, maar eerder een waarschuwing. Want het is
wel zeker dat Prévost aan eigen bitter ervaringen
dacht toen hij Manon Lescaut schreef. Misschien
aan Lenki?
-Z
urniiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiumimiiiiiimiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiurnHiiimiiiiiiiiiHtiiiiimiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiniiï
Zij publiceerden met graagte en met succes de
eerste delen van zijn Mémoires et aventures d’un
Homme dé qualité qui s’est retire du monde, de
herinneringen en avonturen van een man van
aanzien die zich uit de wereld heeft teruggetrok
ken. Dit is een echt 18e eeuwse roman vol liefde,
achtervolgingen, vuige verraders, onwaarschijn
lijke reddingen en wat daar zo meer bij behoort.
In het zesde deel van deze vijftiendelige serie
verscheen het verhaal dat de schrijver onmiddel
lijk beroemd maakte en dat hem de onsterfelijk
heid heeft verzekerd. Er is alle reden om aan te
nemen dat deze Histoire du chavalier des Grieux
et de Manon Lescaut autobiografische trekken
Memoires werden goed verkocht, zowel in Neder
land als in Frankrijk waar ze verboden waren en
dus heengesmokkeld werden. Daarna richtte de
jonkman zijn huis weelderig in, maar zonder te
betalen. En zo ging het snel bergafwaarts. Opeens
bleek het jonge stel de benen te hebben genomen
en met achterlating van vele schulden naar Enge
land te zijn gevlucht. Wat daar met Lenki is
gebeurd is onbekend; de minnaar nam een betrek
king aan als huisleraar, leerde snel Engels, maar
keerde toch eindelijk naar zijn vaderland terug.
Weer klopte hij aan een kloosterpoort, ditmaal
van de Benedictijner monniken.
Zij namen de berouwvolle zondaar op en binnen
hun muren heeft hij zelfs de priesterwijding ont
vangen. Hij was nu abbé en onder die naam is hij
bekend gebleven. Maar een ware kloosterling was
hij niet en zou hij nooit worden. Lankmoedige
oversten stonden toe dat hij nu het ene dan het
andere klooster van de Orde tot verblijfplaats
koos; een nog lankmoediger paus willigde zijn
verzoek in hem tot een minder strenge orde te
doen overgaan. Men bedacht allerlei sinecures
vQor hem, men liet hem vrij een weekblad op te
richten: Le Pour et Contre, Het Voor en Tegen,
dat hij gedurende twee jaren in zijn eentje vol
schreef met kritieken op tijdgenoten als Voltaire
en met beschouwingen van allerlei aard. Vele
Het is liefde op het eerste gezicht van beide kanten
en de volgende ochtend voor dag en dauw vluch
ten de jongelui, zij in de postkoets, hij te paard
ernaast. In Parijs huren ze kamers en genieten
onbeschrijflijk van hun liefde. Maar na een poos,
als het geld van de Chevalier opraakt, merkt hij
tot zijn ontzetting dat Manon hem bedriegt met
een rijkaard die in de buurt woont.
Om van zijn lastige medeminnaar af te zijn, laat
deze des Grieux om een kleinigheid arresteren en
naar zijn vader terugzenden. Het lijkt of aan de
idylle een abrupt einde is gekomen. De Chevalier
en zijn vriend Tiberge werpen zich op de studie.
Zij willen geestelijke worden. Enige tijd verloopt.
Des Grieux moet een soort proefpreek houden.
Onder zijn gehoor is Manon. Van de toelage van
de rijke heer heeft zij een grote som overgespaard
en zonder een ogenblik te aarzelen laat des Grieux
alles in de steek en vlucht opnieuw met zijn
geliefde Zij richten zich luxueus in en leiden een
leven van uitgaan en genot. Maar haar geld wordt
hun ontstolen en des Grieux moet zorgen dat
Manon in luxe blijft leven, luxe die onontbeerlijk
is voor haar bestaan. Hij leent geld van Tiberge,
wordt lid van een speelclub waar hij met vals
spelen geld verdient.
Tot meerdere ellende komt Manons broer, een
verlopen sujet die behoort tot de garde du corps
des Konings, bij hen inwonen. Hij vindt dat
Manon best voor twee mannen kan zorgen, dan
hebben ze alle drie een onbezorgd bestaan. Manon
gaat, al bezweert zij des Grieux dat hij alleen haar
hart bezit,' weer het slechte pad op, wordt betrapt
op diefstal en in een afschuwelijke vrouwenge-
„En wee degene, die ophoudt met
voorspelbaar te zijn, die zich tracht te
onttrekken aan het slome grazen van
het kuddevolk. O, wat worden de zie-
leherders, want dat zijn alle Neder
landers, stuk voor stuk, dan boos. Het
liefste zouden zij iedereen die over de
polderdijk tracht heen te kijken steni-
Er zijn ook biografen die menen dat al het
bovenstaande niets anders is dan de opeenstape
ling van kwaadaardige verzinsels. Maar zelfs als
van al die verhalen niets waar is, blijft er genoeg
over om van een romantisch en avontuurlijk leven
te spreken. De volgende feiten staan wel ongeveer
vast: Antoine Francois Prévost werd op 1 april
1693 geboren te Hesdin, een stad in het westen van
Frankrijk, als zoon van een rechter in de plaatse
lijke rechtbank. De vader die zijn zoon een goede
opvoeding wilde geven, zond hem naar de jezuïe
tenschool, eerst in zijn geboorteplaats, later in
Parijs. De knaap trok de aandacht van zijn leer
meesters door zijn goed verstand en snel begrip
en de paters droomden er al van dat hij eens tot de
hunnen zou behoren. Maar dat pakte anders uit.
Toen Antoine Francois zestien was vluchtte hij op
een nacht uit het klooster en meldde zich als
soldaat bij het leger. Het was in de nadagen van
Lodewijk XIV en de Spaanse Successie-oorlog
liep op z’n eind. Wie in het leger nog carrière wilde
maken, moest er snel bij zijn. Blijkbaar was de
jonge Prévost te laat, want een paar jaar later
klopte hij weer aan de kloosterpoort en vroeg
nederig toegang. De jezuïeten ontvingen de
berouwvolle zondaar met open armen en meen
den nu wel zeker van hem te zijn. Maar opnieuw
vergisten zij zich. De avontuurlijke aard van de
jongen verloochende zich niet Eerst kwamen er
liefdesgeschiedenissen, toen een duel waarin hij
zijn tegenstander schijnt te hebben gedood. Er
volgde tenminste een arrestatiebevel, waaraan hij
zich wist te onttrekken door naar Holland uit te
wijken Prévost was toen af begonnen met schrij
ven en de Nederlandse uitgevers hadden belang
stelling voor het werk van de jonge Fransman
vangenis opgesloten Des Grieux wanhopig,
wetend dat Manon hem bedriegt, maar slaaf van
zijn liefde voor haar, weet haar te bevrijden, maar
moet daarvoor wel een bewaker doden.
Weer beginnen zij samen een idyllisch bestaan
tje in een villa buiten Parijs, maar weldra is het
weer het oude liedje. Manon die van haar minnaar
alleen „trouw des harten” verlangt en hem die ook
schenkt, hernieuwt de relatie met de ander,
bedriegt ook hem en dan is het spel uit. Beide
geliefden worden opnieuw gevangengezet, vader
des Grieux weet zijn zoon vrij te krijgen, maar
Manon wordt met andere „zusters des gemenen
levens” op transport naar Amerika gesteld. Na
allerlei verwikkelingen waaruit blijkt dat Manon
nu eindelijk inziet dat haar enige heil bij des
Grieux berust, moeten zij samen uit de kolonie bij
Nieuw Orleans vluchten. Manon sterft in de woes
tijn, des Grieux wordt gevonden, bijna dood op
haar lijk. Met hulp van de trouwe Tiberge die zijn
vriend zelfs naar Amerika is gevolgd, komt de
jongeman naar Frankrijk terug. Daar vertelt hij
de markies zijn levensgeschiedenis
daarvan waren gewijd aan het van het Franse zo
sterk verschillende Engelse dagelijkse leven.
gen. Voor zijn eigen bestwil en ziele-
heil natuurlijk”.
De vanzelfsprekendheid, waarmee
Burnier zich, op nogal hysterische toon
eerlijk gezegd, niet tot „alle Nederlan
ders” rekent, is een beetje belachelijk,
maar eigenlijk ook beledigend: voor de
lezer moet ze niets dan minachting voe
len. Dat alle fragmenten uit „De Reis
naar Kithira in een soort jij-vorm aan
„Audrey” zijn gericht, voelt aan als een
intimiteit die ook al niet erg bemoedi
gend is.
DINY SCHOUTEN
urn
J 1
Mm
door dr. P.H. Schröder