Hooghartig boek: er is geen man die deugt ^9 r. SI’.T Prévost kloosterling maar ook avonturier ANDREAS BURNIER: Schrijver van de nog steeds populaire Manon Lescaut^ „DE REIS NAAR KITHIRA” Rousseau Manon Lescaut 3 Navolgingen ■s I Pedant Karikaturen College De titel Hollands avontuur In „De reis naar Kithira” (uit geverij Querido) onderneemt Andreas Burnier een aantal pogingen om ons uit te leggen dat het einde van het „masculi nistische. sekse-fascistische” tijdperk nabij is. De heren heb ben tot nu toe geleuterd, en het wordt tijd dat daar een eind aan komt. Priesterwijding Levensloop - van een abbe 7/J| •'I j- Hoe weet Andreas Bumier dat de allerlaatste filosofie een decadent post mortem verschijnsel is? Wel. haar theo- „Ik zie de hele filosofie van de afgelo pen vijfentwintighonderd jaar als een noodzakelijke fase in de evolutie van het menselijk bewustzijn. Maar god dank is haar existentie bijna voorbij De allerlaatste filosofie, de linguïsti sche analyse, is al subhumaan. eep volstrekt decadent post-mortem ver schijnsel. rie voorspelde haar dat. Bovendien bewijst de subhumaniteit van de aller laatste filosofie, dat haar theorie juist is! Een creatieve redenering, die erg veel zaken doodeenvoudig maakt ren missen elke schijn van geloofwaar digheid, daardoor valt je plotseling op. hoe kinderachtig haar verwijten tegen mannen zijn. Men benoemde de ongedurige abbé tot aalmoe zenier van de Prins de Conti en vooral: men liet hem tijd om te schrijven, eindeloos te schrijven. Er werd van hem gezegd dat het handwerk van het schrijven hem zo vertrouwd was dat hij zijn pen over het papier kon laten glijden terwijl hij een gesprek voerde. Een man als Rousseau heeft als romanschrijver veel aan Prévost te danken. Door Le Pour et Contre leerde hij Engelse zeden en gebruiken kennen en sporen daarvan zijn in zijn Julie ou la nouvelle Héloise, Rousseau’s beroemdste boek, terug te vinden; door Prévost leerde hij Richard son kennen wiens denkbeeld romans in brieven te schrijven hij net zo overnam als Wolff en Deken te onzent in Sara Burgerhart. Naar dit alles blijft eigenlijk alleen belangwekkend voor hen die zich voor vergelijkende literatuurgeschiedenis interes seren. De gehele wereld is door Prévost veroverd door dat ene kleine boekje over Manon Lescaut en de jonker Des Grieux Nu vertelt hij de markies de historie van zijn liefde. Als jongeman van zestien, zeventien jaar is hij in gezelschap van zijn goede genius Tiberge op weg naar Parijs om daar te gaan studeren. In een herberg buiten Amiens ziet hij Manon die door haar ouders naar een klooster wordt gebracht. geserveerd in gebloemd porselein. De halve gevulde sinaasappel daarbij was iets waarvan godin I in haar vul gaire momenten zei: „of een mensje je op je tong piest”.” begrijpen: het verhaal is boeiend, vol afwisseling, levendig, droevig en soms heerlijk-sen timen teel. Het heeft tot voorbeeld gediend voor Rousseau’s Julie, voor Paul et Virginie van Bemardin de Saint-Pierre, voor Goethes Die Leiden des jungen Werthers, voor Sapho van Dandet en zelfs voor Marguerite Gauthier, la dame aux camélias van Dumas-fils. Mar wie leest die boeken nog, behalve een paar liefhebbers en geleerden? Manon Les caut daarentegen is ook nu nog bij velen geliefde lectuur. Kort geleden is er nog een nieuwe vertaling in het Nederlands van verschenen, daarvoor zijn allerlei oorzaken aan te wijzen. In de eerst plaats is daar het karakter van Manon, nog bijna een kind, geraffineerd enerzijds, speels aan de andere kant. De enige man van wie ze houdt is des Grieux, daaraan valt niet te twijfelen. Maar wat is het leven zonder de opera, zonder toiletten, zonder juwelen? Haar tederheid voor haar minnaar is volle ernst, maar haar angst voor armoede even eens. Zij lacht, zij valt op de knieën en barst in tranen uit, zij bidt om vergiffenis en gaat stralend de kamer uit om opnieuw te zondigen. Het raadsel vrouw..? En des Grieux, slachtoffer van zijn een maal opgelaaide hartstocht die is uitgegroeid tot een waarlijk grote liefde, wat kan hij anders doen dan haar steeds weer vergeven? Prévost zelf heeft over zijn romanheld geschre ven: „een jonkman met tal van goede eigenschap pen wordt door een hartstochtelijke liefde meege sleurd, gooit zijn hele toekomst weg, verkiest een leven van losbandigheid en zelfs misdaad boven een bestaan passend bij zijn rang en zijn talenten; een slaaf van de passie, die het goede inziet en het kwade doet, die de ene ramp na de ander ziet naderen, maar de kracht mist zich te verzetten en zich aan zijn noodlot te onttrekken; bemminnelijk in zijn gevoelens maar verachtelijk in zijn daden Engelse vertaling, maar die samenhang komt er niet erg uit. iiiiii 1$ Men zal zich kunnen voorstellen dat het verhaal van Manon en haar minnaar in later tijd gretig is aangegrepen als stof voor theater en film. Er zijn allerlei toneelbewerkingen van gemaakt en zelfs een ballet. De Italiaanse film heeft in het begin van onze eeuw veel succes gehad. Dat is ook wel te - In het zesde deel der Mémoires d'un homme dé qualité vertelt de markies die er de hoofdpmnon van is, dat hij op reis door Frankrijk een jonge man heeft ontmoet die geheel ontredderd een kar volgde waarop twaalf aan elkaar geketende vrou wen naar een haven werden vervoerd met bestem ming Amerika, waar zij zouden worden toegewe zen aan Franse kolonisten in het gebied van de Mississippi. Een hunner is Manon Lescaut; de jongeman die al wat hij bezat te gelde heeft gemaakt om de soldaten aan wie de bewaking van de vrouwen is toevertrouwd om te kopen om in haar nabijheid te blijven, is de jonker des Grieux De markies is geroerd als hij verneemt dat alleen liefde de drijfveer is van alles wat de jonkman doet, hij geeft hem vier louis d’or en vervolgt zijn reis. Pas in het elfde boek van de Mémoires dat enige jaren later speelt, ontmoeten de markies en des Grieux elkaar opnieuw. In Amerika is Manon overleden en haar minnaar is naar Frankrijk teruggekeerd Er staan ook verhalende stukken in het boek. Daarin krijgt een mythologi sche held, Trophonios, de opdracht de wereld cultureel te transformeren (weg met de masculinistische terreur!). Tro phonios' reis door de onderwereld voert hem door China, de Sovjet-Unie, West- Duitsland en de Verenigde Staten. Bur- nier is overtuigend in de manier waarop ze die landen voorstelt als hedendaagse onderwereld, maar haar vondst wordt bedorven door oubollige passages als deze: ..Op een winterige dag besloten de godinnen* I en A dat zij iets aan hun slechte relatie moesten doen. Zij spra ken af in Formosa. Niet het eiland voor de Chinese kust, maar de tea room voor dames van goede komaf in het hemelse Den Haag. In tegenstel ling tot het aardse Formosa, dat was gemetamorfoseerd tot een automo bielhandel. was het hemelse Formosa niet verkocht, verkwanseld, of door fusies en grondspeculaties vernietigd Het bestond nog steeds, en er werd elegante, zij het wat slappe koffie De liefdesroman Voorzitter Mao noemt ze, heel melig, „Kat Kalender” Hij is auteur van een scheurkalender, waaruit arbeiders en boeren moeten „studeren". Haar aanval op communistisch China en trouwens ook die op de Sovjet-Unie, West- Duitsland en Amerika, is weinig intelli gent, ze blijft steken in dit genre flauwe grappen en kinderachtige simplificaties Ik geloof dat Andreas Burnier in haar Reis naar Kithira gestruikeld is over haar eigen pedanterie. Ze begint het boek met een uitstekend citaat van Goe the: „Wer darf das Kind beim rechten Namen nennen?/Die weinigen, die was davon erkant./Die töricht g'nug ihr vol les Herz nicht wahrten./Dem Pöbel ihr Gefühl. ihr Schauen offenbarten,/Hat man von je gekreuzigt und verbrannt." Ik heb echter het idee dat ze wat erg snel is geweest met zichzelf van het gepeupel uit te sluiten. Vandaal’ de aan matigende toon? Ze schrijft ergens, dat „alle Nederlanders” alles haten wat ongewoon is: Af en toe brak de oude zucht tot avontuur zich weer baan; er is een verhaal dat hij achter de struiken van de Jardin du Luxembourg zijn mon nikspij verwisselde voor het kleed van een wereld lijk geestelijke en pas na lange tijd, alweer boet vaardig, terugkeerde. De laatste jaren van zijn leven heeft Prévost besteed aan de vertaling van een reeks Engelse romans, vooral die van Richardson in vele delen. Door hem is de Engelse literatuur in Frankrijk bekend geworden. vertoont en dus op ware gebeurtenissen is geba seerd. En misschien zijn dat wel gebeurtenissen die zich in Holland, in Den Haag hebben afge speeld. Daar had Prévost onder een aangenomen naam een huis gehuurd dichtbij het Voorhout; daar maakte hij kennis met een jonge vrouw die in de Franse levensbeschrijvingen van Prévost onveranderlijk Lenki wordt genoemd, maar die vast anders zal hebben geheten. Lenki was niet bepaald van onbesproken levenswandel; zij werd onderhouden door een rijke Amsterdamse koop man die haar telkens placht te bezoeken op de kamers die hij voor haar gehuurd had. Maar toen ’s mans zaken slecht gingen was het eerste waar op hij bezuinigde de maandelijkse toelage aan zijn maitresse. Juist op dat ogenblik dook de jonge Fransman op en Lenki stortte zich onvervaard in zijn armen. En daarmee begon de ellende. Lenki was luxe gewend, ze hield van uitgaan en mooie kleren, trouw was niet haar sterkste kant. De jonge minnaar deed alles om haar terwille te zijn. Het begon met voorschotten vragen aan zijn uitge vers. Die waren daartoe wel bereid, want de Voor wie toch al vond dat Andreas Burnier gelijk had, is „De reis naar Kithira” misschien een overtuigend boek. De anderen zullen op gezag van mevrouw Burnier moeten aannemen dat er geen man is die deugt, want enigerlei vorm van argumentatie bij haar stelling ontbreekt. Andreas Burnier lijkt een soort „Verelendungstheorie” aan te han gen. In haar roman gaat ze ervan uit, dat we spoedig van het masculinistische denken verlost zullen worden. Ze zegt nergens waarom dat zo zou zijn, ze stelt die ondergang van de „sekse- fascistische” (ik weet echt niet wat ze daarmee bedoelt) cultuur eenvoudig als onvermijdelijk: verzuimt uit te leggen wat ze bedoelt, ze laat de lezer zitten met een verzameling lege termen. Ze laat niets zien, ze vult niets in, ze komt zelfs niet op het idee dat een roman nu juist de mogelijkheid biedt om een abstract idee zo uit te werken, dat de lezer iets ervaart, door dat hij in een bepaalde situatie geplaatst wordt. In plaats daarvan geeft ze een college, op een belerende toon die geen tegenspraak duldt. Over feministen zegt ze bijvoorbeeld dat zij „in de ban raak ten van een thanatische doelstelling, zoals overvloedige abortus”. Alsof femi nisten graag zouden zien dat er zoveel mogelijk geaborteerd werd! En het klinkt wel heel chic om „thanatische doelstelling" te zeggen in plaats van „abortus is moord”, maar de discussie er niet minder kinderachtig door. Het verhaal over Trophonios eindigt heel onduidelijk; daarna volgt nog een onafgerond verhaal, waarin ene Nata- nya Wildbol (een vermomming van de auteur, zo blijkt later) een lezing houdt over de geboorte van de filosofie uit de geest der tragedie. De tekst van die lezing, over het „vrouwelijk wijsheids- ideaal” is onhelder en zeer abstract. Het verhaal zou verband kunnen houden met het voorgaande, evenals het frag ment uit de Ilias, vier bladzijden, in „De Reis naar Kfthira” heet op het om slag een roman, maar daar lijkt het nog het minst op. Het boek is zeer ingewik keld opgezet. Er staan een aantal beto gende stukken in, o.a. over Plato, die vol pedanterie zijn geschreven: „De dialo gen Phaidros en Symposion zijn sublie me literatuur, maar de Parmenides en de Nomoi zijn dat niet”. Een inhoudsloze opmerking, zolang er niet bij staat, waarom de Phaidros en het Symposion subliem zouden zijn. Maar elke vorm van explicatie is Andreas Burnier vreemd, en zoals we op haar gezag moe ten aannemen dat mannen sekse- fascistisch zijn en de Phaidros subliem, moeten we ook geloven dat Marx gezegd heeft dat de mens alleen gelukkig kan worden door materieel gewin voor allen Ook over Freud beweert ze op hoge toon een boel onzin, zoals: „Freud heeft de vernieuwingskrachten van de mensheid trachten te ketenen aan de voortplanting en het seksuele genot”. Zulke karikatu Het verhaal over Trophonios wordt saai op het moment dat hij de schimmen van de „bedenkers der tegenschepping". Marx, Freud en Darwin tegenkomt. Tro phonios begint dan te orakelen over cul turele transformaties en metamorfosen (de drie heren worden verantwoordelijk gesteld voor alle leed op de wereld), over politieke, sociale, geestelijke en econo mische entropie, op dezelfde zelfingeno men toon waarop eerder gesproken werd over „masculinistische cultuur": allemaal woorden waar je je niets bij voorstelt. En alweer: Andreas Burnier Er is veel kwaad verteld over de 18e-eeuwse Franse geestelijke en schrijver Prévost. Er is van hem gezegd dat hij een losbol, een zwelger en een doordraaier was, dat hij van geloof wisselde als van een jasje, dat hij tegelijk met twee vrouwen getrouwd was en dat hij zijn vader van de trap heeft gegooid, toen die hem op de slaapkamer betrapte met een lustig juffertje Verder zou hij cheques hebben vervalst en oplichtingen hebben gepleegd En tenslotte deed een griezelig verhaal de ronde over zijn levenseinde. Hij liep als man van in de zestig eens te wandelen in het bos van Chantilly, toen hij door een beroerte werd getroffen en bewusteloos op de grond viel Een paar boeren schoten toe en droegen hem naar een dorpje in de buurt De dorpsbarbier, die ook zo’n beetje als dokter optrad, greep, in de mening dat Prévost dood was, onmiddellijk naar zijn ontleedmes en toog aan het werk De ongelukkige patiënt kwam tot bewustzijn en overleed onder de afschuwelijkste pijnen Het is merkwaardig dat Prévost zijn liefdesver haal aanvankelijk noemde: Histoire du Chevalier des Grieux et de Manon Lescout. Pas in latere edities en er verschenen er talloze, reeds bij zijn leven is de volgorde veranderd en staat Manon voorop. De wijziging is begrijpelijk van uitgever- sstandpunt gezien: het boekje stond weldra kort weg als Manon Lescaut bekend. Maar tevens is zij verkeerd, want de hoofdpersoon van het verhaal is zonder twijfel de Chevalier des Grieux en niet zijn minnares. Hij is het die de geschiedenis vertelt, hij schildert zijn eigen gevoelens, zijn onmacht om van Manon te scheiden terwijl hij weet dat deze liefde ten verderve moet voeren. Door zijn ogen leren wij Manon kennen. De wijze waarop hij haar aan de lezer voorstelt maakt dat zij ons blijft boeien in wat wel haar „schuldeloze schuld” is genoemd en dat zij ondanks haar trouweloosheid in zeker mate sympathiek blijft. Prévost heeft in de schildering van deze twee jonge mensen een psychologische roman gescha pen, in een tijd die daarvoor nauwelijks een voorbeeld kende, niet een verheerlijking van de ongebreidelde hartstocht zoals zijn vijanden zei den, maar eerder een waarschuwing. Want het is wel zeker dat Prévost aan eigen bitter ervaringen dacht toen hij Manon Lescaut schreef. Misschien aan Lenki? -Z urniiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiumimiiiiiimiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiurnHiiimiiiiiiiiiHtiiiiimiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiniiï Zij publiceerden met graagte en met succes de eerste delen van zijn Mémoires et aventures d’un Homme dé qualité qui s’est retire du monde, de herinneringen en avonturen van een man van aanzien die zich uit de wereld heeft teruggetrok ken. Dit is een echt 18e eeuwse roman vol liefde, achtervolgingen, vuige verraders, onwaarschijn lijke reddingen en wat daar zo meer bij behoort. In het zesde deel van deze vijftiendelige serie verscheen het verhaal dat de schrijver onmiddel lijk beroemd maakte en dat hem de onsterfelijk heid heeft verzekerd. Er is alle reden om aan te nemen dat deze Histoire du chavalier des Grieux et de Manon Lescaut autobiografische trekken Memoires werden goed verkocht, zowel in Neder land als in Frankrijk waar ze verboden waren en dus heengesmokkeld werden. Daarna richtte de jonkman zijn huis weelderig in, maar zonder te betalen. En zo ging het snel bergafwaarts. Opeens bleek het jonge stel de benen te hebben genomen en met achterlating van vele schulden naar Enge land te zijn gevlucht. Wat daar met Lenki is gebeurd is onbekend; de minnaar nam een betrek king aan als huisleraar, leerde snel Engels, maar keerde toch eindelijk naar zijn vaderland terug. Weer klopte hij aan een kloosterpoort, ditmaal van de Benedictijner monniken. Zij namen de berouwvolle zondaar op en binnen hun muren heeft hij zelfs de priesterwijding ont vangen. Hij was nu abbé en onder die naam is hij bekend gebleven. Maar een ware kloosterling was hij niet en zou hij nooit worden. Lankmoedige oversten stonden toe dat hij nu het ene dan het andere klooster van de Orde tot verblijfplaats koos; een nog lankmoediger paus willigde zijn verzoek in hem tot een minder strenge orde te doen overgaan. Men bedacht allerlei sinecures vQor hem, men liet hem vrij een weekblad op te richten: Le Pour et Contre, Het Voor en Tegen, dat hij gedurende twee jaren in zijn eentje vol schreef met kritieken op tijdgenoten als Voltaire en met beschouwingen van allerlei aard. Vele Het is liefde op het eerste gezicht van beide kanten en de volgende ochtend voor dag en dauw vluch ten de jongelui, zij in de postkoets, hij te paard ernaast. In Parijs huren ze kamers en genieten onbeschrijflijk van hun liefde. Maar na een poos, als het geld van de Chevalier opraakt, merkt hij tot zijn ontzetting dat Manon hem bedriegt met een rijkaard die in de buurt woont. Om van zijn lastige medeminnaar af te zijn, laat deze des Grieux om een kleinigheid arresteren en naar zijn vader terugzenden. Het lijkt of aan de idylle een abrupt einde is gekomen. De Chevalier en zijn vriend Tiberge werpen zich op de studie. Zij willen geestelijke worden. Enige tijd verloopt. Des Grieux moet een soort proefpreek houden. Onder zijn gehoor is Manon. Van de toelage van de rijke heer heeft zij een grote som overgespaard en zonder een ogenblik te aarzelen laat des Grieux alles in de steek en vlucht opnieuw met zijn geliefde Zij richten zich luxueus in en leiden een leven van uitgaan en genot. Maar haar geld wordt hun ontstolen en des Grieux moet zorgen dat Manon in luxe blijft leven, luxe die onontbeerlijk is voor haar bestaan. Hij leent geld van Tiberge, wordt lid van een speelclub waar hij met vals spelen geld verdient. Tot meerdere ellende komt Manons broer, een verlopen sujet die behoort tot de garde du corps des Konings, bij hen inwonen. Hij vindt dat Manon best voor twee mannen kan zorgen, dan hebben ze alle drie een onbezorgd bestaan. Manon gaat, al bezweert zij des Grieux dat hij alleen haar hart bezit,' weer het slechte pad op, wordt betrapt op diefstal en in een afschuwelijke vrouwenge- „En wee degene, die ophoudt met voorspelbaar te zijn, die zich tracht te onttrekken aan het slome grazen van het kuddevolk. O, wat worden de zie- leherders, want dat zijn alle Neder landers, stuk voor stuk, dan boos. Het liefste zouden zij iedereen die over de polderdijk tracht heen te kijken steni- Er zijn ook biografen die menen dat al het bovenstaande niets anders is dan de opeenstape ling van kwaadaardige verzinsels. Maar zelfs als van al die verhalen niets waar is, blijft er genoeg over om van een romantisch en avontuurlijk leven te spreken. De volgende feiten staan wel ongeveer vast: Antoine Francois Prévost werd op 1 april 1693 geboren te Hesdin, een stad in het westen van Frankrijk, als zoon van een rechter in de plaatse lijke rechtbank. De vader die zijn zoon een goede opvoeding wilde geven, zond hem naar de jezuïe tenschool, eerst in zijn geboorteplaats, later in Parijs. De knaap trok de aandacht van zijn leer meesters door zijn goed verstand en snel begrip en de paters droomden er al van dat hij eens tot de hunnen zou behoren. Maar dat pakte anders uit. Toen Antoine Francois zestien was vluchtte hij op een nacht uit het klooster en meldde zich als soldaat bij het leger. Het was in de nadagen van Lodewijk XIV en de Spaanse Successie-oorlog liep op z’n eind. Wie in het leger nog carrière wilde maken, moest er snel bij zijn. Blijkbaar was de jonge Prévost te laat, want een paar jaar later klopte hij weer aan de kloosterpoort en vroeg nederig toegang. De jezuïeten ontvingen de berouwvolle zondaar met open armen en meen den nu wel zeker van hem te zijn. Maar opnieuw vergisten zij zich. De avontuurlijke aard van de jongen verloochende zich niet Eerst kwamen er liefdesgeschiedenissen, toen een duel waarin hij zijn tegenstander schijnt te hebben gedood. Er volgde tenminste een arrestatiebevel, waaraan hij zich wist te onttrekken door naar Holland uit te wijken Prévost was toen af begonnen met schrij ven en de Nederlandse uitgevers hadden belang stelling voor het werk van de jonge Fransman vangenis opgesloten Des Grieux wanhopig, wetend dat Manon hem bedriegt, maar slaaf van zijn liefde voor haar, weet haar te bevrijden, maar moet daarvoor wel een bewaker doden. Weer beginnen zij samen een idyllisch bestaan tje in een villa buiten Parijs, maar weldra is het weer het oude liedje. Manon die van haar minnaar alleen „trouw des harten” verlangt en hem die ook schenkt, hernieuwt de relatie met de ander, bedriegt ook hem en dan is het spel uit. Beide geliefden worden opnieuw gevangengezet, vader des Grieux weet zijn zoon vrij te krijgen, maar Manon wordt met andere „zusters des gemenen levens” op transport naar Amerika gesteld. Na allerlei verwikkelingen waaruit blijkt dat Manon nu eindelijk inziet dat haar enige heil bij des Grieux berust, moeten zij samen uit de kolonie bij Nieuw Orleans vluchten. Manon sterft in de woes tijn, des Grieux wordt gevonden, bijna dood op haar lijk. Met hulp van de trouwe Tiberge die zijn vriend zelfs naar Amerika is gevolgd, komt de jongeman naar Frankrijk terug. Daar vertelt hij de markies zijn levensgeschiedenis daarvan waren gewijd aan het van het Franse zo sterk verschillende Engelse dagelijkse leven. gen. Voor zijn eigen bestwil en ziele- heil natuurlijk”. De vanzelfsprekendheid, waarmee Burnier zich, op nogal hysterische toon eerlijk gezegd, niet tot „alle Nederlan ders” rekent, is een beetje belachelijk, maar eigenlijk ook beledigend: voor de lezer moet ze niets dan minachting voe len. Dat alle fragmenten uit „De Reis naar Kithira in een soort jij-vorm aan „Audrey” zijn gericht, voelt aan als een intimiteit die ook al niet erg bemoedi gend is. DINY SCHOUTEN urn J 1 Mm door dr. P.H. Schröder

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1977 | | pagina 23