Jetses maakte
meer dan het
leesplankje
Satanische beschrijving door Willem
Brakman in Glubkes oordeel
jlll
f
I
>1
aa p
i
I 1
z/ w
-’i 4
- 7
Bescheidenheid in veel terug te vinden
x
geheel niet voorkomt in de Winkler Prins Encyclopedie.
door Wim Jassies
Geen bekend figuur
„Aparte” werkelijkheid
Duitse periode
I
Een vreemde samenloop van omstandigheden natuurlijk. Op het
moment dat de ouders van de Cornelis Jetseschool in het Drentse
Roden hun ouderavond hadden, werd iets verderop in De Schuur de
tentoonstelling „Cornelis Jetses, bekend en onbekend” geopend. Waar
uit maar weer blijkt dat de relatie Jetses-onderwijs nog altijd onver
brekelijk is.
Op het kleine plantsoentje midden op de Roder Brink staan in kil
steen Ot en Sien al even onverbrekelijk bij elkaar. Hun schepper, H.
Scheepstra, was immers in Roden geboren.
Cornelis Jetses werd in Groningen geboren. Dit, en het feit dat
uitgeverij J. B Wolters uit Groningen Scheepstra en Jetses in school
boekjes bij elkaar kreeg, heeft ertoe geleid dat in Groningen plannen
bestaan om een Stichting Cornelis Jetses op te richten. Het uiteindelij
ke doel zou dan een soort van Jetses-muSeum moeten zijn.
Kortom, Cornelis Jetses is helemaal „in”. Jetsês-kenners vinden het
op zijn zachtst gezegd dan ook opmerkelijk dat diens naam in het
1
I
A
Étt
A
4 J!
Mm
I
J*
B
Jetses, een bekend man, maar ook een
onbekend man. Nederlanders kennen hem
uiteraard van zijn tekeningen in de Ot en
Sien-boekjes, van zijn grote wandplaten,
1”, een genre dat aan het eind van de
achttiende eeuw een grote maar kort
stondige bloei kende, vooral in Enge
land. Uitgaande van Frankenstein, in
het begin van de negentiende eeuw
geschreven door Mary Godwin, de late
re tweede vrouw van Shelley, analy
seert hij het verschijnsel en plaatst hij
dit in een cultureel en maatschappelijk
kader. Zijn conclusie is dat de „gothic
novel” een literaire enclave van het
melodrame is. Het is een verhaal vol
griezel, bijgeloof, angstaanjagende ver
schijnselen, erotische fantasieën en ge
weld. Een verhaal dat bijna altijd ein
digt in een bijna orgastische wraakoe
fening. Glubkes oordeel bevat, hoe kan
het ook anders, deze kenmerken alle
maal.
Glubke is een eenzame antiquair, een
man dus die zich van zelf al bezig houdt
met zaken die van alle tijden zijn. Veel
contacten heeft hij niet. Niet alleen
heerst er tussen hem en het leven „een
groot en onverbiddelijk misverstand”,
maar ook voelt hij zich tussen de ande
ren niet op zijn gemak, hij ervaart
zichzelf „op een vreemde, bijna nood-
De illustraties bij dit verhaal zijn afkomstig van het boek ..De
wereld van Cornells Jetses" door Jan Niemeijer, uitgegeven door
De Vuurbaak in Groningen.
den zijnde oordeel ook zijn oordeel
zijn, en dat is niet misselijk.
Zodra bekend geworden is dat de
Heiland geland is en verblijft in het
huis van Glubke, komt er een geweldi
ge kermis op gang. Een unieke vertros
sing van het geloof wordt zichtbaar:
haringtenten, patatkramen, flipperkas
ten, plastic Heilandjes die als parachu
tist een eindje weggeschoten kunnen
worden, en kermisattracties. Uit alle
hoeken van het land worden de bede
vaartgangers met extra bussen aange
voerd en allemaal willen ze toch min
stens het spookhuis van binnen gezien
hebben. Eenmaal in de karretjes geze
ten, is er geen weg terug meer. Het
spoor voert langs de verveeld toekij
kende Fraternelli regelrecht naar de
hel. Vandaar dat je buiten de tent die
heerlijke angstige kreten hoorde!
Brakman levert superieure pagina’s
gruwel als hij de zwavelpoel beschrijft.
De hele Engelse horror-zolder is door
hem leeggehaald met als resultaat dat
ik de overtuiging heb van: Als het ge
beurt, gebeurt het zo! Met God de Va
der valt overigens niet te spotten, iede-
Het beeld dat Jetses in boeken en platen
schetste, was overigens een deel van de
werkelijkheid, zoals de politieke tekenin
gen van een oud-schoolgenoot van hem
van Minerva, Albert Hahn, een ander deel
van die werkelijkheid laat zien.
Men kan niet zeggen dat Jetses de wer
kelijkheid van toen vertekende, hooguit
verromantiseerde daarom vinden de
moderne Jetses-posters nu waarschijnlijk
ook zo’n gretige aftrek. Daarom maakte
het Openlucht Museum in Arnhem ge
bruik van Jetses-illustraties om weer iets
in te richten. Leesplankjes zijn tegenwoor
dig in buigzaam! plastic té kóóp.
Jetses sloot zich af voor armoede, hoe
wel hij in 1955 in vrij armetierige toestand
overleed. „Hij wou en kon de medaille niet
omdraaien”, is de mening van Straate-
meier. „Het is een aparte werkelijkheid die
hij zag”.
Jetses zoals hij was: iemand die open
stond voor zijn omgeving en vooral voor
kinderen.
Cornells Jetses had het aan het eind van
zijn leven niet makkelijk. Hij moest zijn
oude prenten moderniseren; hij kreeg het
bij Wolters niet voor elkaar een serie histo
rische wandplaten te mogen maken.
„Cornelis Jetses, bekend en onbekend”.
Zijn onbekende kant moet ook bekend
worden. Daar zal de tentoonstelling in
Roden, die tot en met 18 april duurt, het
zijne toe bijdragen. Daar wil ook de moge
lijk op te richten Stichting Cornelis Jetses
het zijne aan bijdragen.
fk kan niet ontkennen dat ik altijd
met warme belangstelling schilderijen
en wandschilderingen bekijk waarop
in volle luister de gruwelen van de hel
te Mien zijn. Met een zeker leedvermaak
als ik gade hoe de duivel er nu weer in
slaagt de darmen uit onze lijven te
trekken. Tevreden stel ik vast dat de
zondaar zijn straf voorwaar niet zal
ontlopen. Óp dergelijke schilderijen is
vaak ergens achteraf ook nog even
gauw de hemel aangegeven. Het is er
saai. De uitverkorenen staan in lange
rijen te wachten. Waarop is meestal
niet te zien.
Aan die fantastische gruwelijke mid
deleeuwse taferelen moest ik denken
toen ik Glubkes oordeel las, de jongste
roman van Willem Brakman en een
uitgave van Querido. Zelden heb ik zo
uitvoerig de helse heerlijkheden onder
ogen gehad en ik moet zeggen dat ze me
opnieuw niet verveeld hebben.
Beschrijvingen van het laatste oor
deel zijn gezien de belangrijkheid van
de materie eigenlijk erg zeldzaam. Bel-
campo. beschreef weliswaar zijn groot
gebeuren, Vestdijk heeft in de Kellner
en de levenden hetzelfde gedaan, maar
daar houdt het dan ook wel mee op.
Brakman heeft op het eerste gezicht het
stramien van Belcampo gevolgd: een
klein stadje, eerste tekenen, vele ver
doemden en weinig uitverkorenen. Be
halve de roman Glubkes oordeel bevat
het boek echter ook een boeiend en zeer
informatief essay over de „gothic nove-
tijd over „ome Kees”) naast dit wanstaltige
werk nog voor J. B. Wolters van die prach
tige, meer-werkelijke plaatjes kon teke
nen. Aanvankelijk in strikte opdracht van
Scheepstra, naderhand veel vrijer. „La
ter”, zegt Straatemeier, „merkten ze dat
Jetses zelf ook een natuurtalent had om
met kinderen om te gaan. Ze hoefden hem
niets meer te vertellen”.
Voor Straatemeier staat het ook als een
paal boven water dat het Scheepstra en
Wolters zijn geweest die Jetses’ talent heb-
pen bestaan leidde” die eenzaamheid
teveel wordt, is de redding nabij. Vlak
nadat hij vóór het kamp met de domi
nee gesproken heeft, op het punt dus
waar de eenzaamheid opgeheven en
neemt de grote wraakactie een aan
vang, dan vernemen we in laatste in
stantie het oordeel van Glubke over
zijn medemensen.
’s Nachts, even voor twaalf, staat hij
op het marktplein te wachten. Hij is
gekleed als een bruidegom: jacquet,
hoge hoed, witte bloem. Alsof hij een
afspraak heeft, kijkt hij telkens op zijn
horloge, kijkt omhoog, en ja hoor! Daar
daalt uit de hemel een witte parachute
omlaag, als een nieuw jeruzalem. „O
Heer, hoe u aan te spreken”, stamelt
Glubke. Ongetwijfeld is dit de Heer die
teruggekomen is in de gedaante van, ja
Van wie eigenlijk? Een heel gewoon
mannetje, beetje dik en vlezig. Noemt
zichzelf de Grote Spullenbaas, is be
kend van alle kermissen en cirsussen:
de grote Fraternelli, onze Big Brother.
Glubke moet erkennen dat deze hemel-
piloot eigenlijk erg veel op hém lijkt.
Door deze identificatie zal het ophan-
iets minder van zijn grote bevrijdingsplan!
in 1945. Veel en veel minder bekend is
Jetses’ werk uit zijn Duitse periode: hét
befaamde „typisch Duitse” schilderwerk
van imposante afmetingen, heroïsch en
overdadig. De onderwerpen waren van
Fitger, Jetses moest ze als zijn assistent
opschilderen.
ben onderkend. „Waarschijnlijk was hij
anders in de vergetelheid geraakt”.
Cornelis Jetses was echter niet meer dan
iemand die mooie plaatjes bij de mooie
verhaaltjes van Scheepstra mocht teke
nen. Hij maakte een tekeningetje en ver
kocht dat aan Wolters. Over auteursrech
ten werd met geen woord gerept. De uitge
verij was vrij en blij om te doen wat ze met
de tekeningen wou doen. Jetses zou het
waarschijnlijk nooit hebben goedgekeurd
dat afbeeldingen van zijn vermaarde
schoolboekentekeningetjes op badhand-
lottige wijze van hen gescheiden”.
Deze scheiding krijgt met name ge
stalte als het dorp uitverkoren blijkt te
zijn om te fungeren als plaats waar de
zaken definitief geregeld gaan worden.
Eerst zijn daar de tekenen, helemaal
onvoorbereid zou de goede toeschou
wer niet geweest zijn! Zo worden er
’s nachts ongrijpbare witte gestaltes ge
zien, wordt er een wit, haast apocalyp
tisch paardje doodgereden, vertoont
dominee Stapalmachtig vreemde anti
christelijke en blasfemische neigingen,
rijdt luchtmachtsergeant Beunders als
een gecastreerde duivel brullend op
zijn motor steeds maar weer hetzelfde
eindje. Even buiten het dorp bevindt
zich ook nog een oud-concentra-
tiekamp, daar houden de spoorrails
plotseling op, alle wegen lopen daar
dood, er is geen verder.
Glubkes oordeel heeft als belangrijk
ste thema ongetwijfeld de eenzaam
heid. Alle personen lijden daar in hoge
mate aan, van echt contact is nauwe
lijks sprake. Op het moment dat Glub
ke. „die zonderlinge snuiter waarmee
niemand omging en die een onbegre-
Straatemeier betwijfelt of Jetses in die
tijd een bekend figuur was. „Ook in deze
tijd kom je nog tegen dat mensen de naam
Jetses niet kennen, totdat je zegt dat het de
tekenaar van Ot en Sien en de leesplank
was”.
Dat, in het algemeen, Jetses nu zo in de
belangstelling staat, is voor een belangrijk
deel te danken aan het feit hoewel de
echte nostalgie-trend alweer voorbij
schijnt te zijn dat Jetses een oude we
reld zo fotografisch wist vast te leggen.
Jetses had een uitstekend visueel geheu
gen, volgens Straatemeier ook de oorzaak
ervan dat Jetses zijn hele leven eigenlijk
illustrator is gebleven: „Een man met zo’n
visueel geheugen kan daardoor gemakke
lijk geblokkeerd worden, in zijn creativi
teit”.
Frank Straatemeier en Jan A. Niemeijer
hebben ze in Duitsland bekeken. In Ham-
burgs zeer weldadig opgezette raadhuis
maakten ze er gidsen en suppoosten op
attent, dat een erg groot schilderwerk bo
ven de statietrap een Fitger-Jetses was.
Dat was tot dan toe niemand bekend. In
Duitsland kwam men er ook achter, dat
zich in een Amsterdams huis aan de He
rengracht nog van dergelijke schilderwer
ken moesten bevinden. Ook iets dat
niemand wist. Dia’s ervan zullen in De
Séhuur te zien zijn. Publiek toegankelijk
zal het huis wel niet gauw worden; er zit
een dure bankier in.
Opmerkelijk vindt men het ook dat Cor
nelis Jetses (waarschijnlijk is hij echter
gewoon Kees genoemd mensen die hem
toen hebben meegemaakt, praten nog al-
doeken en blikjes worden afgedrukt. De
familie beurt er geen cent voor „Jetses”,
zegt Straatemeier, „zal zich er gewoon bij
hebben neergelegd dat een uitgeverij een
zakelijke onderneming was”.
re onderhandeling is zinsloos, wordt
nog voordat hij begonnen is afgebro
ken door een bottenkrakende kaakslag.
God is niet de begrijpende, de liefdevol
le maar de wrekende die een niet weg te
praten gelijk aan zijn kant heeft.
Uitverkorenen zijn er ook. Twee.
Glubke natuurlijk, die na afloop van de
grote slachtpartij met Fraternelli weg
wandelt de wereld in, „opeens vol
maakt tevreden, misschien zelfs geluk
kig”. Ook Vrouw Haaze is gered. Jaren
lang heeft zij het dorp door haar ver
kankerd lichaam uit de slaap ge-
schreeuwd. Door een zeer aardse vrij
partij met Fraternelli is zij echter op
slag genezen en als een engel fladdert
zij voor de beide Heeren uit.
Glubkes oordeel komt wat traag op
gang. Ik kan me dat wel voorstellen
Blijkens het essay Over het monster
van Frankenstein heeft Brakman een
geweldige kennis van de gotische gru
welliteratuur. Het zal hem daarom
moeite hebben gekost om die gegeven
in het begin nog wat achter te houden,
eerst moest nóg’dat stadje en die anti
quair neergezet worden. Niet alleen in
houdelijk heeft Brakman veel van de
gotische roman geleerd. Hij is er ook in
geslaagd om zijn stijl daaraan aan te
passen: lange zinnen, veel gevoel voor
nuances, zeer suggestief Ik zou best
willen dat meer auteurs zo uitvoerig
over hun bronnen waren. Bij Brakman
is me dat uitstekend bevallen
WIM VOGEL
Biddend, de handen gevouwen, overleed
Jetses op 9 juni 1955 in Wassenaar. Op 81-
jarige leeftijd. Jetses was een goed chris
ten. Frank Straatemeier illustreert dat aan
de hand van een verhaaltje, dat hij onlangs
nog weer over Jetses heeft gehoord. „Hij
was op bezoek bij de familie Van Dijk.
Jetses bad altijd aan tafel, geïmprovi
seerd Het duurde die eerste keer nogal
lang, terwijl de jongens op hun stoel zaten
te popelen. Ze wilden buiten spelen. De
volgende dag was Jetses’ gebed amper vijf
woorden lang. Is het zo kort genoeg, vroeg
hij de jongens”.
De afgelopen tien jaar zijn tientallen,
honderden boekjes en leesplankjes van
Jetses verloren gegaan; met oud papier
meegegeven. Stonden Jetses en Scheep
stra in de eerste helft van deze eeuw borg
voor een belangrijk stuk onderwijsver
nieuwing, de onderwijsvernieuwing van
onze jaren ’60, die tot massale nieuwbouw
van scholen heeft geleid, heeft als gevolg
gehad dat veel van dat moois-van-toen
werd weggegooid. „Jetses” dreigde een
schaars artikel te worden. Voor de ten
toonstelling in Roden is echter nog veel
werk van hem boven water gehaald.
Cornelis Jetses is de laatste jaren al
vaker onderwerp van tentoonstellingen
geweest. Waarschijnlijk is de Jetses-ten-
toonstelling in De Schuur wel de meest
volledige over deze uiterst bescheiden
man. De tentoonstelling is echter meer dan
alleen het laten zien van onbekend en
bekend werk van Jetses. Als belangstel
lend toeschouwer zal men ook geïnteres
seerd raken in de figuur Jetses. „De mens
achter de mens”, om het simplistisch te
zeggen
Hij schreef eens in een brief: „Ik be
schouw het als een grote zegen in nrijn
leven, dat ik al krabbelende en tekenen
de.Tentoonstellingsorganisator
Straatemeier: „Dat zegt een kunstenaar
toch niet van zichzelf, over zijn eigen
werk”. Hij vindt het dan ook jammer dat
Jan A. Niemeijer (Haren) het niet in zijn
boek „De wereld van Cornelis Jetses” had
opgenomen. „Het is een uitspraak die Jet
ses kenmerkt”, aldus Straatemeier.
Jetses’ bescheidenheid is in veel dingen
terug te vinden. Clichés mogen in dit ver
band rustig wordefi gebruikt: „Jetses is
altijd de eenvoudige jongen uit Groningen
gebleven”. Het feit dat hij bij zijn Duitse
leermeester Arthur Fitger met alle com
fort en gerief omringd was, moet hem niet
veranderd hebben. Hij bleef bescheiden en
ook zuinig. Oude stukjes papier en
karton waren voor hem voldoende om er
een tekening op te maken.
w.
w
Mg y
Xó X
xB.
BV
«B»
s
X-* W