pagina WEG NAAR IT AT Aft door Gert Fokkens 1 Indië Tussen wal en schip. I Hij heeft zijn uitgebreide verzameling stoommachines al van de hand gedaan. Hij is bezig zijn woonboerderij in Groot Schermer te verkopen. Over twee maanden vertrekt de acteur Ton Lensink (55 jaar) met vrouw en kind naar Italië. Voorgoed. „God zij geloofd. Geen toneel meer. Ik zal het nooit missen. Niets hoeft meer gelukkig”. Nog twee maanden. Nog een paar keer speelt hij de rol van Baron Ripafratta in „Mirandolina” van Carlo Goldoni bij de Noorder Compagnie. Daarmee komt een einde aan zijn toneelloopbaan van meer dan dertig jaar. „De laatste maanden zijn zwaar hoor, als je eenmaal besloten hebt om ermee uit te scheiden. Ik speel echt met tegenzin. De laatste tijd rook ik ook erg veel vanwege de spanning. Iedere dag is er één te veel. En als je nou nog met iets boeiends bezig bent Halverwege april werkt hij nog mee aan een televisiefilm voor de TROS, van Don Dekker, geregisseerd door Hank Onrust. Werktitel: „Oh ja, Yvonne heeft nog voor je gebeld”. Als die produktie erop zit, pakt hij de boel in en vertrekt naar een dorpje in Noord-ltalië, schuin tegen een berg opgebouwd op 400 meter hoogte. In een huis met dikke muren van rivierklei begint hij een ander leven. Bryan Ferry Story 4 r 'J Ton Lensink stapt van het toneel vergeet de Zijn jeugd in Koninklijk Neder lands Indië. Geboren in Djakarta. Toen hij vijf was naar Padang op Sumatra. „Het was de gewoonte elk jaar te verhuizen, in plaats van het De VARA/BRT-televisieserie „Tus sen wal en schip” mag nu, na vier afleveringen, als bekend worden veron dersteld. Ben en Martha Seinen (Kees Brusse en Dora van der Groen) doen wekelijks hun best de moeilijkheden van het binnenschippersvak te boven te komen. Libera Carlier, samen met Fred Hilberdink, Roger van Ransbeek en Richard Hendrikx scenarioschrijf ster van de serie, schreef naar het tv- gelfeuren een boek onder dezelfde titel, dat werd uitgegeven door L. J. Veen in Wapeningen en voor f 17,90 verkrijg baar is. Het boek „Tussen wal en schip” is rijkelijk geïllustreerd met foto’s uit de tv-serie. „Je merkt dan dat er op een bepaald moment onvrede ontstaat met wat je aan het doen bent. Uiterlijk is dat je niet aan te zien. Het heeft ook vrij lang geduurd tien jaar het is vrij moeilijk dat achteraf om te reke nen langzamerhand raak je je be wust dat je iets anders wilt dan toneel. Tot voor kort zag ik daar de mogelijk heden met toe. Uit gemakzucht ook Omdat je het materieel goed hebt, kun je moeilijk tot een ander leven besluiten. Ik kon er nooit de moed voor opbrengen”. „Tot ik inzag dat ik mijn huis duur zou kunnen verkopen. En dat ik van de opbrengst in een ander land zou kunnen gaan leven, waar je een derde uitgeeft van wat je hier uitgeeft. Ik dacht: nu kan het. En ik besef heel goed dat, het dank zij mijn toneelloop baan mogelijk is. De meesten kun nen zich zoiets niet veroorloven, ik weet het. Ik bof. Ik ben redelijk veilig gesteld. Het is echt niet zo dat ik van de ene op de andere dag zonder inko men zit”. „Zo’n radicaal besluitde boel omgooien, dat heb ik dikwijls gedaan. Hoofdzakelijk wat vrouwen betreft. Een vrij forse periode probeerde ik het uit te praten. Tot ik merkte dat ik er niet meer uitkwam; en dan brak ik radicaal, met achterlating van alles. Ik heb er nooit spijt van gehad. Nooit”. Rond 1970/1971 zag het er somber uit voor wat vrij algemeen met popmu ziek werd aangeduid. De flower-power was verwelkt en het wonder van het vredige Woodstock werd amper een. twee jaar later geweld aangedaan. Jimi Hendrix, Janis Joplin, Brian Jones, Duane Allman en Jim Morrison overle den plotseling en het uiteengaan van de Beatles liet een leegte na. En in Altamont (Califomië) had onder de ogen van een hevig ontdane Mick Jag ger een afschuwelijk steekspel plaats: vier doden, honderden gewonden, De pop leek niet meer over nieuwe inspira tie te beschikken en Don McLean ver woordde wat velen dachten door in het refrein van American Pie te zingen over ..The dan when the music died” Toch kunnen we nu anno 1977 vaststellen dat er zowel in Amerika als in Engeland artiesten tevoorschijn zijn gekomen, die muziek voor de jaren komene ontslagen. Na maanden weer aangenomen. Correc tie. Berichtendienst. Binnenland. Bui tenland. Kunstredactie. Tot de raz zia’s op de redactiekantoren begon nen. Onderduiken. Het salaris werd doorbetaald. Ton Lensink ging naar de toneelschool. „Het was een gezelli ge, maar niet zo boeiende tijd”. Hij leerde er Henny Orri kennen, zijn eerste vrouw. „Ik had thuis nooit tussen de schuif deuren gestaan. Nogmaals, ik ben echt nooit zo’n bevlogen acteur ge weest. Het toneelspelersmilieu heb ik altijd verschrikkelijk gevonden. Ik heb ook weinig collega’s met wie ik buiten het theater omga. De meesten kunnen het niet laten over het vak te praten, hoe moeilijk hun rol in dat stuk wel is. Het is een heel beperkte denkwereld. Dat merk je bij de Noorder Compagnie ook heel erg. Zij hebben echt geen zelfkritiek. Zij zijn de hele dag met hun rol bezig. Ze hebben er alles voor over”. „Ik vind het leven het fijnst als niemand zich met mij bemoeit, als ik mijn eigen dingen, mijn eigen functie kan bepalen. Dat doe ik zelf ook niet, dat ik me bezig hou met hoe iemand zou moeten leven, bestaan. Daarom functioneer ik zeer slecht in een ge meenschap. Ik word niet graag betrokken bij mensen. Ik heb er een hekel aan ande ren mijn mening op te dringen. Als dun besmeerd met suikerbieten- stroop. Zé vonden dat ik willens en wetens niks meer aan het geloof deed en dus werd ik behandeld als een heiden”. Op de dag van de bevrijding was ieder echt krankzinnig van vreugde. Het eerste wat ik deed, was naar het ouderlijk huis lopen. Ik dacht: nou is het gesodemieter afgelopen. Maar mijn moeder zei alleen maar koel: „Je kan weer thuiskomen als je weer naar de kerk gaat”. Ik ben toen, rechtsom keert, het feest ingelopen. Daar zal ik mijn koppigheid wel aan te danken hebben. Maar ik heb toch het gevoel dat die roomse opvoeding weinig schadelijke gevolgen heeft gehad. Ik heb de schade later wel ingehaald. Ik heb bewust met de taboes gebroken. En nu neem ik het met de wijsheid van de ouderdom mijn ouders ook niet kwalijk meer. Gevoelsmatig is-er niks meer blijven hangen. Ik heb wel bewust geprobeerd mijn kinderen een heel andere opvoeding te geven. Mijn ouders hadden ook niet zo’n best hu welijk. Altijd hooglopende ruzies. Er was nooit een liefderijke band tussen ouders en kinderen”. Voor de oorlog werkte hij als enige bediende een paar maanden bij een handelmaatschappijtje, een sisalon- derneming. Hij kon toen bij het katho lieke dagblad De Tijd komen op de omtrekredactie. Toen de oorlog uitge broken was, werd hij als laatstaange- „Ik stel me voor dat ik eerst eens ga uitrusten van het toneelspelen. Het eerste jaar doe ik niks, maar ik weet van tevoren dat ik dat geen jaar vol- hou. Ik ga dingen doen die ik altijd al gewild heb. Schrijven, schilderen. In elk geval iets creatiefs. En in de tuin werken. Ik zal er wijnranken inzetten, olijven. Ik weet het allemaal nog niet precies. Ik zie wel”. „Wat voor beeld de mensen van me hebben? Ik weet het eerlijk gezegd niet. Ik weet wel dat er mensen bang voor me zijn. Waarom weet ik niet. Ik maak een hooghartige indruk zeggen ze. Hooghartig. Wat ze wel veel tegen me zeggen is dat ik een Engels type ben, wat dat ook in moge houden. En er wordt ook vaak gezegd dat ik eigenaardig loop. Dan zeg ik: Doe het eens voor. Maar dat heeft nog nooit iemand gedaan. Wat me wel duidelijk geworden is, steeds duidelijker, is dat het met introversie te maken heeft. Vroeger was ik heel erg verlegen. Een van de redenen om aan het toneel te gaan was geloof ik als ik eraan terugdenk om mijn verlegenheid te overwinnen. Om ermee te leren leven. Ik ben die verlegenheid gaan gebrui ken. Ja ik geloof dat het eerder een gebruiken is, dan dat ik het overwon nen heb”. „Ik was vroeger ook heel houterig van bewegen. En ik dacht: aan het toneel wordt je zoveel elegantie bijge bracht dat je dat ook in het dagelijks leven gebruiken kunt. Toen ik begon, vlak na de oorlog bij Cor Ruys, kreeg ik al wonderlijk goede recensies. Ik had toen steeds rollen waarbij ik moest struikelen en over stoepjes val len. En dan stond er in een blad als Cinema Theater: Ton Lensink was weer een meester in het uitbeelden van een stuntelige weet ik wat”. „Ik moet zeggen dat is toch wat uit de hand gelopen. In het begin was ik wel enthousiast. Ik wou een goed acteur worden. Dat is pas begonnen toen ik bij de televisie kwam. Een aantal gegevenheden, onder andere die verlegenheid, die introversie, wa ren heel bruikbaar voor dat medium. Het is me een beetje over het hoofd gegroeid” In welk opzicht? „Nou, het ging me allemaal zo ge makkelijk af. Ik hoefde er nooit wat aan te doen. Je hebt een paar gege venheden waar je niks aan te doen hebt. Mijn stem bijvoorbeeld. Maar iets als bevlogenheid voor het toneel, nee, dat heb ik echt nooit gehad. Ik heb toneelspelen ook nooit een echt creatieve bezigheid gevonden. Je bent zo afhankelijk van een schrijver en een regisseur. Ik ben het uit gemak zucht maar blijven doen. Voor mijn brood, zelfs voor meer dan dat”. overhemd aan, dat staat je veel leu ker”, dan denk ik: wat maakt dat nou uit? „Ja maar ik vind het leuker” zegt ze dan. „Wil je het niet voor mij aan trekken. Heb je dat niet voor me over. Hou je niet meer van me?”. Nou ja, als het zover moet komen Als je dat in het vlak van de grote politiek trekt, kom je op de moordpartijen, die ge pleegd zijn om eigen gelijk door te zetten. Ik heb persoonlijk een menta liteit, die zegt dat je als je iets wilt veranderen bij jezelf moet begin nen en niet bij een ander moet aanko men van: zo moet het. Dat „zo moet het”, heb ik nooit gedaan. En ik kan het ook in het bijzonder niet hebben van anderen. Ik vind het leven een complexe zaak. Het is best moeilijk als je op recht wilt blijven en toch niet te veel in conflict met je omgeving wilt ko men. Ik geloof dat humor daarbij een enorm hulpmiddel is. Sommige men sen hebben de flair een ingewikkeld probleem met een grap erg te vereen voudigen. Ik niet. Ik ben helaas geze gend met een soort humor, die in het algemeen niet aanslaat. Het is te be dacht, te hfitellectueel om die uitwer king te hebben. Het moeilijke van deze maatschap pij is dat we zo volgestopt zijn met dingen die gevaarlijk blijken te zijn: boter is gevaarlijk, de pil ook, limona de, meer dan twee eieren per dag. Je weet langzamerhand niet meer waar je aan toe bent met al je geneugten. En dat heeft het effect: als ik het één laat, moet ik het andere ook laten. Maar als je het bos ingaat om wild te schieten, ondervind je wel wëer gauw dat je vlees in tien dagen rot is en dat je daar kapot aan gaat. Ik probeer het op een paar vlakken terug te schroeven. Het lijkt me prima een leven te leiden zonder televisie, wasmachine en telefoon. Zo word je gedwongen puur te leven. En ik denk dat het ook op mijn denkwereld een gezonde invloed zal hebben. Dat gaan naar Italië ligt ook meer op het vlak van mentaliteitsverbetering. Ik wil bewust minder drinken en roken. Meer van de natuur leven. Nu trek je een blik met rotzooi open, omdat je geen tijd hebt om je sla te poten. Maar daarmee ga je ook eerder dood. Ik heb angst om dood te gaan. Ik wil weten waar ik sta, waar ik ben. Ik wil willens en wetens kunnen zeggen: de dood hoort bij het leven. Dan zul je er nog niet zo’n zin in hebben, maar nu heb ik het gevoel dat het te vroeg zou zijn. Dat het nu komt vanwege het werken, roken en drinken en al die andere slechte dingen, die ik doe. Ik zeg niet bewust: nou ga ik eens diep nadenken over de dood. Nee. meer over mezelf. Ook over de lullige dingen. Schat ik mijn vrouw wel naar waarde? Ik weet zeker dat ik ook andere dingen kan. Ik heb ze alleen nog niet uit kunnen proberen. Daar had ik geen tijd voor, omdat ik steeds bezig was mijn verworven status ove reind te helpen. Dat heeft verder niks te maken met filosofische achtergronden of met ethisch reveil Ik wil gewoon ophou den met dingen doen, waar ik geen zin meer in heb Op een gegeven ogenblik raak je vast in een structuur Je ziet geen kans meer je eraan te onttrek ken Als ik die kans eerder had gezien, was ik tien jaai geleden al gevlucht”. huis schoon te maken. Dan kwamen er dertig, veertig Chinezen, die keer den de tafels om, legden alles erop en liepen er dan meé naar het volgende huis. Op aanwijzing van mijn moeder zetten ze daar alles weer neer”. Een Rooms gezin in de koloniën. Vader was procuratiehouder. „We waren met z’n zessen. Het was niet leuk rooms hoor, heel verbeten. Veel bidden en naar de kerk gaan. Ver plicht bidden. Verplicht naar de kerk gaan. Dat werd wel moeilijk. Ik ging zondags veel wandelen. Maar ddar kwamen ze ook achter en ik moest weer met ze mee”. Het gezin vertrok toen hij tien was naar Nederland. Vader begon een ra- diozaak in Amsterdam. Toen hij vol wassen werd brak hij mét het rooms- katholicisme. „Ik heb er heel wat conflicten door gekregen. En wel zo erg dat ik sinds mijn 21e nauwelijks nog met mijn familie omga, alleen nog met één zus je. Mijn moeder heb ik in geen 20, 25 jaar meer gezien. Zij was van de twee eigenlijk wel de felste, een vurig papiste. „Als je weet wat mijn ouders me aangedaan hebben, echt onvoorstel baar. Dat ze me in de oorlog echt lieten verhongeren. Bewust. Terwijl ze zelf zakken graan in huis hadden, werd ik met vijf gulden de deur uitge zet. Daar kon je toen twee boterham men voor krijgen, voor 2,50 het stuk. L2LILLLLU zeventig produceerden en soms zelfs meer dan dat, zoals de Engelse journa list Rex Balfour ons in zijn Bryan Ferry Story (in een Nederlandse bewer king van Evert Wilbrink door H. J. W. Becht Uitgeversmaatschappij voor een prijs van f 14,90 op de markt gebracht) wil doen geloven. Balfour heeft hier en daar gecorrigeerd door Wilbrink, die Ferry goed kent door zijn werk als label-manager bij het Nederlandse fili aal van Ferry’s platenmaatschappij een vrij gedetailleerde biografie ge schreven, waarin wel de opvattingen en de visie van het brein achter Roxy Music leuk worden belicht, maar nau welijks op de vaak intrigerende tek sten van zijn hand wordt ingegaan. Ferry heeft amper enkele kritiek te verduren en vooral het inruilen van toetsenman Eno tegen Eddie Jobson en het (tijdelijk?) op non-actief stellen van Roxy Music worden te onschuldig voorgesteld, Enkele citaten uit het boek geven echter een intrigerende kijk op de per soon van Bryan Ferry, die door een journalist bij de opnamen van diens tweede solo-album als volgt beschre ven wordt: „Het lijkt of Bryan bij alles wat hij doet een bepaalde rol speelt. Het is niet theatraal en evenmin iets dat hij consequent volhoudt hij is echter op zijn charmantst als hij ergens helemaal in opgaat en schijn op te houden”. Bryan zelf zegt iets opmerkelijks: ..Een image moet je steeds blijven ver anderen. Anders gaan je eigen schep pingen je beheersen zoals bij het mon ster van Frankenstein” Het verklaart de reusachtige populariteit van Ferry als niets anders Een aardig boek voor hen, die iets over hem willen weten leuke kiekjes voor hen die veel van hem weten en een slecht boek voor hen die mets meer van hem willen weten ^ssssssss een

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1977 | | pagina 27