Laatste deel van Sardienenblik als beeld Moderne muziek bij dirigent Tabachnik in goede handen Tom Waits: fenomeen minderheid voor een met specifieke talenten Noor Kamerbeek fluitiste Fraaie openingsavond van orgelreeks Waalse kerk burlesk-instructieve” serie Btunge) Nachtelijk optreden in Concertgebouw trekt veel publiek Jeugdige vitaliteit bij Art Blakey Dr. Willem Mudde 50 jaar organist H» - Enthousiastmakend optreden in Kadens KUNSTPRIJS VOOR PETER WEHRENS Kees Rosenhart speelt sonates van Bach Concertgebouworkest op hoog instrumentaal niveau MAANDAG 2 M E T 19 7 7 KUNST Nieuwe RAI geen optimale achtergrond Na de kennismaking met de „vreemde- P. ZWAANSWIJK Als voorbereiding op de Nederlandse JOHN OOMKES P. ZWAANSWIJK. Blakey werkte achtereenvolgens bij Fletcher Henderson, Mary Lou Williams, Voor de reeks concerten staan de organisatoren vier kerkgebouwen ter beschikking: de Evangelisch Lutherse Kerk, de Grote Kerk, de Kloosterkerk en de St. Jacobuskerk. Twaalf concer ten worden op de vrijdagavond gege ven, de overige als promenadeconcer- ten op de zaterdagmiddag. VENLO (ANP). De tweejaarlijkse sti mulerende prijs van 1500 gulden heeft de Stichting van Bommel van Dam in Venlo toegekend aan de Maastrichtse, in 1945 in Sittard geboren kunstenaar Peter J. H. Wehrens op grond van de hoge kwaliteit en grote zeggingskracht van zijn werk. Het bestuur van de stichting heeft dit bekend gemaakt. De stichting werd een jaar geleden in het leven geroepen. Behal ve met het toekennen van een prijs aan veelbelovende jonge kunstenaars houdt de stichting zich bezig met het verwerven van kunstwerken die aansluiten op de collectie van Bommel van Dam in Verilo. AMSTERDAM. Michel Tabachnik leidde zondagmiddag het Concertgebouw orkest in het laatste abonnementsconcert, van dit seizoen, in de C-serie. Deze 35- jarige, internationaal georiënteerde Zwit serse dirigent, toonde zich op deze aan Webern en Boulez gewijde matinee, een zeer geëngageerd pleitbezorger voor he dendaagse muziek. HAARLEM Onder het motto „Last but not Liszt” werd zondagmiddag in de Tuinzaal van het Haarlemse Concertge bouw het vierde, laatste concert van de „burlesk-instructieve” serie B(unge) gege ven, in samenwerking met „Perspekt”. De pianist Sas Bunge leidde het concert in met het innemende verhaal over het bezoek dat Liszt aan het stadje Zaltbom- mel bracht, aangelokt door de klanken van het door beiaardier Leenhoff bespeelde klokkenspel in de kerktoren. In het gedeelte voor de pauze, dat geheel aan Webern gewijd was, had Dorothy Do- row met haar heldere stemgeluid al staal tjes van uiterst expressief genuanceerde zangkunst ten beste gegeven in een indrin gend meesterwerk uit 1940: de Cantate opus 29, voor sopraan, gemengd koor en orkest. Hierbij droegen de voortreffelijke prestaties van het hierin medewerkende Nederlands Kamerkoor bij tot een grandi oze, en sterk geladen vertolking. Niet alleen Blakey’s verschijning leidt tot wat gegrijns, ook de Messengers zien er appetijtelijk uit. Links op het podium zit de reusachtige Walter Davis jr. enigszins ongemakkelijk achter de vleugel, daar naast -in lengte oplopend- tenorsaxofonist David Schnitter (de „nestor” van deze be- Op hetzelfde orgel klonken later in grote afwisseling van timbres de zes versetten, die Johann Erasmus Kindermann (17e eeuw) met rijke orgelfantasie componeer de over het Magnificat. Een overtuigend bewijs voor de geniali teit van Kindermanns tijdgenoot Johann Jacob Froberger bleek het achtste Capric cio van deze componist met de zo prachtig toegepaste chromatiek, die de basis werd Voor de samenstelling van de program ma’s hiervoor wordt een bepaald beleid gevoerd, hetgeen neerkomt, zo deelde de organist op zijn concert mede, op de vaste keuze van drie muziekvormen. Dat zijn een voluntary, orgelversetten van het Mag nificat en een orgelsonate en wel steeds één orgelsonate van Johann Sebastian Bach. De overige werken van de program ma’s worden naar believen gekozen. Voor het eerste concert had Rosenhart als eerste werk een fraaie Voluntary in D grote terts van de achttiende eeuwse En gelse componist John Bennett gevonden, zeldzaam mooie muziek van speels en blij karakter, die op het grote Friedrichsorgel van de kerk met transparante stemmen structuur dank zij een uitnemende regi stratie in al haar gaafheid en pure, heldere klank werd gebracht; HAARLEM. De organist Kees Rosen hart heeft zaterdagavond in de Waalse kerk aan het Begijnhof het eerste van de reeks orgelconcerten gegeven, die deze zomer telkens op de laatste zaterdag van de maand in de kerk te beluisteren zullen zijn. Van Bach zelf speelde de organist deze keer de sublieme trio-sonate in Es, een zeer veel spelbekwaamheid vergend werk, dat in de registers van het grote orgel een ideaal klankmedium vond. Ook het kleine orgel, het Vool-kabinet- orgel, kostelijk geschenk van mevrouw I.J.J. André de la Porte-le Roy, werd be nut. Nu voor een in Leningrad gevonden aantrekkelijke bewerking van het Wilhel mus door een onbekende componist, een fraai bicinium over Psalm 8 van Hende- rick Speuy en twee Scarlatti-achtige Sona tes van Carlos-Seixas. Herinneringen aan Chopins Nocturnes bracht de ingetogen voordracht van de van gevoelig sentiment vervulde Consola tion no. 3, waarna de pianist de gezochte versombering liet horen van „Le lugubre gondole”. DEN HAAG (ANP)Het eerste van de twintig concerten die de Stichting Haags Orgel Kontakt in de binnenstad organiseert is op 13 mei gewijd aan de huldiging van dr. Willem Mudde. Deze is dan een halve eeuw organist. Het huldigingsconcert heeft plaats in de Evangelisch Lutherse kerk waarvan de jubilaris cantor-organist is. Medewer king wordt verleend door het Utrechts motetgezelschap. Een bijzonder lelijk werk bleek de be werking van de bekende wals uit Gounods opera „Faust” te zijn, een treffend staaltje van Liszts aanpassingsvermogen aan de bedenkelijke smaak van een groep van HAARLEM. Over de instrumentale kwaliteiten van de fluitiste Noor Kamer beek kun je eigenlijk alleen maar enthou siast zijn. Al zal haar artistieke uitdruk kingswijze nog moeten rijpen; zij is het echte type van de fluitiste. Er spreekt uit haar klankrijke en virtuoze manier van blazen een uitgesproken dispositie voor dit instrument. Aanzet, frasering en op kleuren van de toon; alles is in principe al aanwezig. Haar zaterdagavond in goede samenwerking met de eveneens talentvol le pianiste Reinild Mees gegeven „Zolder- concert” in zaal Kadens, bracht al die hoedanigheden duidelijk aan het licht. solo meer waardering oogst. Een enthousi asteling acht het zelfs nodig Blakey even persoonlijk te komen vertellen wat hij er van vindt. De reactie hierop was een welkome „Souvenir d’Hollande”, een intieme toe speling op Suzanne Leenhoff, als toegift op een concert, waarop ook nog een „Valse oubliée” met bescheidenheid en de Etude in Des met overgrote dynamische expan sies had geklonken. zijn bewonderaars Met de vlammende projecties van de theatergroep „Perspekt” werd de wals een heel aparte „danse rituel- le du feu” van geweldige geluidskracht. Dat betrof dan speciaal de subtiele uit voering van het middendeel uit de vijfdeli ge cyclus „Pli selon Pli”, waarin Boulez aan het eind van de jaren vijftig zijn mees terschap bewees inzake het functioneel verbinden van klankkleuren met de door hem gehanteerde reeksentechniek. De be doelde „Improvisation sur Mallarmé II”, die een gecompliceerde muzikale verwer king van een sonnet van de in de titel van het werk genoemde dichter inhoudt, kreeg in de gave uitvoering een fijnzinnige at mosfeer. De sopraan Dorothy Dorow, die mede vanwege de combinatie van haar absoluut gehoor en enorme stemomvang een internationale reputatie heeft kunnen opbouwen als vertolkster van hedendaag se composities, stond borg voor de eerste klas uitvoeringskwaliteit van de solopartij. Haar vermogen om het aanzwellen en af nemen van de toon als uitdrukkingsmiddel in haar feilloos gexntoneerde zang tot' te passen, dwong hel grootste respect af Ook Webern’s muzikale gedachten die in zo gecomprimeerde vorm hun neerslag vonden in digns Fïinf Stücke opus 5, kre- Billy Eckstine, Lucky Millinder en Buddy de Franco voordat hij zijn eigen Quintet vormde onder de naam Jazz Messengers in 1955. De groep heeft ontelbare malen van bezetting gewisseld en vormde en vormt een broedplaats van talent. We noemen enkel Horace Silver, Donald Byrd, Lee Morgan, Freddie Hubbard en Johnny Griffin. De stijl blijkt minder aan veran deringen onderhevig géweest te zijn. Bla key werkt nog steeds graag met een pianist en met up-tempo composities waarin de blazers wel de ruimte krijgen, maar waar in hij ook zeer nadrukkelijk aanwezig is en niet zelden strijdbaar. De structuur van het materiaal vertoont eveneens geen breuk met het verleden, allereerst omdat de Messengers een deels antiek repertoire spelen, maar omdat nergens van het the- ma-solo-thema-solo-etc. wordt afgeweken. Grote waardering verdient het gemengd dubbelkwartet „Quod libet” voor de be- wonderenswaardige vertolking van de „Ode aan Franz Liszt” van Zoltan Kodaly. Een sopraan en een alt hebben prijzens- waardige zang laten horen bij de uitvoe ring van een duet en voorts wil ik hulde brengen aan de declamatrice, die met spanning het declamatorium „Der trauri- ge Mönch” van Lenau voordroeg met uit nemend door Sas Bunge gespeelde muziek van Liszt. HAARLEM— Een jaar of 58 is Art Blakey nu, maar zo op het eerste gezicht en reke ning houdend met zijn leeftijd en het respectabele aantal „dienstjaren” - hij be gon zijn muzikale carrière op twintigjari ge leeftijd - ziet ie er nog verbazingwek kend vitaal uit. Wat dat betreft is hij geen uitzondering op de regel. De laatste maan den zijn we in de gelegenheid geweest om ook andere oude slagwerkvirtuozen - deels van dezelfde generatie als Art - aan het werk te zien, en of het nou Max Roach, Elvin of Philly Jo Jones betrof} geen van hen drijft uitsluitend op routine. Wie za terdagavond toevallig op de tv good old Gene Krupa een jaar voor ’s mans ver scheiden heeft zien swingen, begrijpt waar ik op doel. Met pensioen gaan is er niet bij. Vrijdagnacht stapte een in een roze stoeipak gestoken Blakey blozend en breed lachend het podium van het Haar lemse Concertgebouw op, al waar zo’n dikke negenhonderd, veelal jeugdige, jazzfans zijn eerste explosies gnuivend zaten af te wachten. première van het als „In memonam Ma- derna” in 1975 door Boulez geschreven orkestwerk „Rituel”, lichtte Tabachnik de speciaal hiervoor gearrangeerde samen stelling van het orkest toe, waarbij hij de afzonderlijke groepen een fragment uit de overdadig uitgevallen partituur ten gehore liet brengen. „Rituel” bleek een ten dele interessant, maar ietwat zwoegerig stuk, waarin de harde gongslagen een innerlijk verzet lij ken te symboliseren tegen het, in de vaak grauw gekleurde orkestpartijen verbeel de, onontkoombare onheil. Naarmate het werk in de uitvoering vordert, verliest het steeds meer van de aanvankelijk opgeroe pen spanning. De sfeerscheppende ele menten van deze compositie boeten op den duur aan kracht in, door de afwezigheid van een duidelijk profiel. Waits voegt wel telkens nieuw materiaal aan zijn repertoire toe, maar hij blijft zichzelf trouw. Het is autobiografisch, hij kan erachter blijven staan; zijn fans zullen niet licht twijfelen aan zijn authenticiteit. Voor de meeste anderen blijft zijn wereld tegelijkertijd onbereikbaar, omdat hij voor hen niet reëel is, hoe mooi Waltzing Mathilda of een Catching up on Me ook klinken. Waits blijft een „cult figure”; van essentieel belang voor enkelen, te ver waarlozen voor velen. Behalve de gesignaleerde onrijpheid ten aanzien van de uitbeelding (die niet los te denken is van haar meestentijds dubieuze tempokeuze en - vastheid) is er ook iets gemaniëreerds in haar spel, hetgeen geluk kig gemakkelijk af geleerd kan worden. Altijd maar die golfbeweging in het toons- verloop gaat op den duur vervelen. Het past misschien wel bij de ter opening ge speelde Hamburger Sonate in G van C.Ph.E. Bach, maar beslist niet bij de volromantische sonate „Undine” van Rei necke met uitzondering van bepaalde passages in het Andante), die overigens toch met grote muzikale betrokkenheid werd voorgedragen. Het door de fluitiste te hoog opgezette tempo, werd terecht naderhand door de zorgvuldig begeleidende pianiste Reinild Mees tot betere proporties teruggebracht. In het Intermezzo van deze spirituele sona te kon het lichte en speelse staccato dat de componist hier bedoeld heeft, weer vanwe ge het jachtige tempo, en dan vooral in de pianopartij, niet goed tot uitdrukking ko men. Het tempo blééf te hoog, waardoor veel kansen in de uitbeelding van alle ingebouwde gracieusheid verspeeld wor den. Maar het spel bleef boeien vanwege de spontane gedrevenheid De onbekende en als verrassing meege brachte, swingend gedachte Sonate van Antheil, had een wat meer „jazzy” aanpak in de uitvoering kunnen gebruiken. Het zijn de negatieve gevolgen van de speciali satie in de muzikale opleiding (óf jazz, óf klassiek) die zich in zo’n geval laten gel den. Overigens was ook hier in het tech nisch zeer verdienstelijke en onderling goed afgestemde spel van dit tweetal jonge musici, voldoende stuwing om geïnteres seerd te blijven luisteren. Maar waar was, naast alle instrumentale kwaliteit die werd geboden, ook nog maar iets te bekennen van de verrukkelijke ly riek die Poulenc de toehoorder in zijn Sonate schenken wil? Met name in het (openings-) allegro malincolico kón die zich eenvoudigweg niet meer manifesteren bij een dergelijk afraffeltempo. Het hoort bij de muzikale kinderziektes, waarvan dit opmerkelijk duo dat nog in opleiding is zeker zal genezen. JOHAN VAN KEMPEN. gen onder Tabachnik’s beheerste en even wichtige leiding met soepele en effi ciënte slagtechniek karaktervol nieuw leven ingeblazen. De absolute top wat het instrumentale niveau aangaat, werd ech ter door hem met het Concertgebouwor kest bereikt in de fantastisch geconcen treerde realisatie van de idylle voor groot orkest „lm Sommerwind”. Webern schreef dit werk als proeve van bekwaamheid om als leerling bij Schönberg te kunnen wor den toegelaten. De eerste maten van deze nog tegen Wagner aanleunende en gebrek kig gestructureerde orkestcompositie, zijn inderdaad van een idyllische schoonheid. De hoopvolle verwachting die daarbij wordt gewekt, kan de componist in die tijd (1904) nog niet waarmaken. Het was inte ressant om hier weer te ontdekken dat Webern dus vóór zijn studietijd bij Schön berg, nog geenszins in staat was om zijn eigen, unieke taal te spreken. JOHAN VAN KEMPEN voor een verrassende harmonische verrij king. Verrassend was het hierna ook om te luisteren naar Marpurgs bewerking van „Ein feste Burg”, waarin de strenge statig heid van de koraalmelodie een bevrijdend tegenwicht kreeg met een verrukkende omspeling. Rosenhart speelde nog een tweede koraalbewerking van Marpurg, na melijk over „Gott des Himmels under Er- de”, waarbij het tongwerk voor de cantus- firmus met bijzondere werking contras teerde met de labiaal-stemmen van het tegenspel. zijn trio voortbrengt. Haast declamerend doet hij zijn belevenissen uit de doeken. In poëtische teksten schildert Waits met een pijnlijke nauwkeurigheid de hardheid van zijn bestaan aan de zelfkant van het leven. Zijn versleten stem, de verlopen indruk die hij maakt, de directheid van de genoe gens (de drank, de meisjes van plezier) en de ongenoegens (slecht onderdak, de kou, het niet voor vol aangezien worden), alles past in de voorstelling die je je van het leven als beatnik maakt. Een van de beste stukken van het pro gramma bleek de met uitzonderlijke vir- tiositeit gespeelde concert-étude „Gno- menreigen”. De silhouetten-dans hierbij door „Perspekt” werd echter een misluk king, door onmogelijke projectie-inpas- baarheid. Later op de middag volgde een andere De componist Franz Liszt werd op deze middag onder de zeer uiteenlopend gerich te aandacht gebracht van zeer jonge tot bedaagde toehoorders en toekijkers, want - als bij de drie voorgaande B-concerten ging het ook nu weer zowel om auditieve als visuele indrukken, die enige wezens trekken van de wereldberoemde, hyper romantische Hongaarse grootmeester konden belichten. Relatief ingetogener bleek hierna het kundig geschreven Concerto del Signor Torelli van Johann Sebastian Bachs vriend Johann Gottfried Walther. Eén van de drie „Sonetti del Petrarca” (ni 104), die Sas Bunge na zijn vertelling vertolkte, bracht goeddeels eenzelfde ver innigde sfeer als waarvan sprake moet zijn geweest bij het contact tussen Suzanne Leenhoff en Liszt en vervolgens ook Bun- ges uitvoering van „Au bord d’une source” uit het „Album d’un voyageur”, al getuig de menige onstuimige opwelling van hevi ge emotionaliteit. Virtuoze beheersing ga randeerde een gave afwerking, hetgeen eveneens zo het geval was met „Le Rossig nol”, een in brillante salonstijl gehouden bewerking van een Russisch lied van Ala- bieff. Deze werkjes, juwelen van intieme or- gelkunst, klonken op het Vool-orgel in lichtende, verfijnde klank van bijzondere schoonheid. momenteel een groots opgezette beeldententoonstelling gehouden, de jaarlijkse Salon de Mai. Ridha is er vertegenwoordigd met dit „blikje sardientjes”. Bobby Watson sleurt na de onderbre king verreweg de indrukwekkendste solo van dit broeierige nachtconcert uit zijn alto in Thelonius Monk’s Round about Midnight; prachtig in spanning gehouden. Na een Latijns stuk eist David Schnitter zowel vocaal als instrumentaal de hoofd rol voor zich op in een knallende versie van Georgia on My Mind, waarin Blakey ook glorieert. Voordat Body and Soul het concert diep in de nacht afsluit, kijkt Art nog even ongelooflijk naar de al eerder genoemde enthousiasteling, bij wie alle stoppen zijn doorgeslagen en die met zijn aanstekelijke geschuifel de rechterkant van het podium opvult. Een toegift zit er tenslotte niet in. Per slot van rekening wacht de oude man nog een zwaar pro gramma tijdens de rest van zijn Neder landse toernee. Hoe voorkom je als goede vriend dat hij zich teveel uitput? Juist ja, je draait zijn bekkens eraf. JOHN OOMKES Daar was, zo heet het, ook Leenhoffs muzi kaal begaafde dochter Suzanne aanwezig. In welke zin dit mag geweest zijn, het lijkt zeker, dat het uitstekend piano-spelende meisje bijzonder veel indruk op Liszt ge maakt heeft. Hij heeft voor een bekend pedagoog te Parijs een aanbeveling ten behoeve van Suzannes verdere pianisti sche vorming geschreven, vermeldt het anecdotisch geaarde verhaal over een in een sfeer van milde romantiek gehulde ontmoeting met de klavier-virtuoos. concert-étude: „Waldesrauschen” geheten. Bijzonder knap werd dit stuk vertolkt, al werd het „rguschen” nadelig overgedi mensioneerd tot orkaan-kracht. De tweede Ballade, een nogal verbleekt stuk, boette aan geloofwaardigheid inzake de exhibitie van emoties nogal in door de overigens precies aan Liszts intenties aangepaste pa thetische en sentimentele voordracht. AMSTERDAM Bijna een jaar gele den verblijdde Tom Waits middels een sfeervol, maar gezien de slechte geluids weergave een niet voor iedereen even ge slaagd concert in de voor hem geëigende omgeving van het hoofdstedelijke hotel Américain zijn trouwe aanhang. Vrijdag avond was hij voor een hernieuwde ken nismaking met dit unieke fenomeen af ge zakt naar de koele, marmeren zakelijk heid van de Nieuwe RAI-Concertzaal, waar het aantal fanaten niet noemens- waardig bleek te zijn aangegroeid. zetting), trompettist Valery Ponomarev en altsaxofonist Robert Watson. Achter alles weggedrukt staat bassist Henry Pearson wiens volume te veel wordt ontregeld door een inadequate geluidsver- sterking om tegen het forse spel van Bla key opgewassen te kunnen zijn. Het gezelschap is niet afkerig van uiter lijk vertoon, zo stelt Art zijn solisten tel kens weer voor, steelt met veel gevoel van show het applaus knap en worstelt Davis aardig met wat klassieke invloeden. Zijn op Abide with Me stoelende intro van het door hem geschreven Jody zet de nauwe lijks versagende machinerie van de Mes sengers nota bene in werking, waarna Po nomarev in Autumn in New York gelukkig niet in sentimentaliteiten vervalt, maar tekenend voor het geheel met veel gevoel voor „showmanship” afsluit. Watson komt vervolgens aan zijn trekken, laat zich min der door de luide „fill-ins” van Blakey opjagen dan Schnitter, de veteraan, die pas na de pauze op toeren komt. Eerst loopt het publiek nog warm voor maatver- sies van Moanin’ en Blues March, waarin Davis voldoende tegenwicht levert voor het krachtig blazende drietal, dat met elke ling” volgde Leenhoffs uitnodiging aan Liszt enige tijd in zijn huis te vertoeven. Franz Liszt gevarieerd belicht Iedereen spoedde zich dan ook na hiertoe te zijn uitgenodigd haastig naar de voorste rijen, teneinde een optimaal contact tot stand te laten komen. Voor zover mogelijk althans, want artiesten als Waits komen nergens beter tot hun recht dan in een wat kroegachtige, donderbrui- ne omgeving, ook al zag het podium van de Nieuwe RAI er aanmerkelijk minder opge zwollen uit dan anders. Waits en zijn bege- leidingstrio (tenor-sax, akoestische bas en drums) komen nu eenmaal met minder bullen rond dan de gemiddelde hardrock- groep. Het ziet er voorlopig niet naar uit dat Waits zijn aanhang hier zal kunnen uit breiden, daarvoor is zijn aanpak te speci fiek en ook te intellectualistisch en per soonlijk. Stel je een in een smoezelig grauw confectiepak gestoken, in ieder ge val lichtelijk onder invloed verkerende, roodharige dertiger voor, die in heel zijn verschijning afwijkt van wat normaal heet te zijn. Onder zijn vette pet door gluren twee lichte ogen met de nodige argwaan en ironie de wereld in. Een dun stropdasje en een vlasbaardje completeren het uiterlijk. Zijn weerbarstige, zware stemgeluid steekt vreemd af tegen de. sterk melodi sche jazz (hijzelf knoeit op de piano) die HES— In het Quartier La Defense, een nieuwe wijk in het westelijk deel van Parijs wordt. Vgt

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1977 | | pagina 11