Laatste deel van
Sardienenblik als beeld
Moderne muziek bij dirigent
Tabachnik in goede handen
Tom Waits: fenomeen
minderheid
voor een
met specifieke talenten
Noor Kamerbeek fluitiste
Fraaie openingsavond van
orgelreeks Waalse kerk
burlesk-instructieve” serie Btunge)
Nachtelijk optreden in Concertgebouw trekt veel publiek
Jeugdige vitaliteit bij Art Blakey
Dr. Willem Mudde
50 jaar organist
H» -
Enthousiastmakend optreden in Kadens
KUNSTPRIJS VOOR
PETER WEHRENS
Kees Rosenhart speelt sonates van Bach
Concertgebouworkest op hoog instrumentaal niveau
MAANDAG
2
M E T
19 7 7
KUNST
Nieuwe RAI geen optimale achtergrond
Na de kennismaking met de „vreemde-
P. ZWAANSWIJK
Als voorbereiding op de Nederlandse
JOHN OOMKES
P. ZWAANSWIJK.
Blakey werkte achtereenvolgens bij
Fletcher Henderson, Mary Lou Williams,
Voor de reeks concerten staan de
organisatoren vier kerkgebouwen ter
beschikking: de Evangelisch Lutherse
Kerk, de Grote Kerk, de Kloosterkerk
en de St. Jacobuskerk. Twaalf concer
ten worden op de vrijdagavond gege
ven, de overige als promenadeconcer-
ten op de zaterdagmiddag.
VENLO (ANP). De tweejaarlijkse sti
mulerende prijs van 1500 gulden heeft de
Stichting van Bommel van Dam in Venlo
toegekend aan de Maastrichtse, in 1945 in
Sittard geboren kunstenaar Peter J. H.
Wehrens op grond van de hoge kwaliteit
en grote zeggingskracht van zijn werk.
Het bestuur van de stichting heeft dit
bekend gemaakt. De stichting werd een
jaar geleden in het leven geroepen. Behal
ve met het toekennen van een prijs aan
veelbelovende jonge kunstenaars houdt de
stichting zich bezig met het verwerven van
kunstwerken die aansluiten op de collectie
van Bommel van Dam in Verilo.
AMSTERDAM. Michel Tabachnik
leidde zondagmiddag het Concertgebouw
orkest in het laatste abonnementsconcert,
van dit seizoen, in de C-serie. Deze 35-
jarige, internationaal georiënteerde Zwit
serse dirigent, toonde zich op deze aan
Webern en Boulez gewijde matinee, een
zeer geëngageerd pleitbezorger voor he
dendaagse muziek.
HAARLEM Onder het motto „Last
but not Liszt” werd zondagmiddag in de
Tuinzaal van het Haarlemse Concertge
bouw het vierde, laatste concert van de
„burlesk-instructieve” serie B(unge) gege
ven, in samenwerking met „Perspekt”.
De pianist Sas Bunge leidde het concert
in met het innemende verhaal over het
bezoek dat Liszt aan het stadje Zaltbom-
mel bracht, aangelokt door de klanken van
het door beiaardier Leenhoff bespeelde
klokkenspel in de kerktoren.
In het gedeelte voor de pauze, dat geheel
aan Webern gewijd was, had Dorothy Do-
row met haar heldere stemgeluid al staal
tjes van uiterst expressief genuanceerde
zangkunst ten beste gegeven in een indrin
gend meesterwerk uit 1940: de Cantate
opus 29, voor sopraan, gemengd koor en
orkest. Hierbij droegen de voortreffelijke
prestaties van het hierin medewerkende
Nederlands Kamerkoor bij tot een grandi
oze, en sterk geladen vertolking.
Niet alleen Blakey’s verschijning leidt
tot wat gegrijns, ook de Messengers zien er
appetijtelijk uit. Links op het podium zit
de reusachtige Walter Davis jr. enigszins
ongemakkelijk achter de vleugel, daar
naast -in lengte oplopend- tenorsaxofonist
David Schnitter (de „nestor” van deze be-
Op hetzelfde orgel klonken later in grote
afwisseling van timbres de zes versetten,
die Johann Erasmus Kindermann (17e
eeuw) met rijke orgelfantasie componeer
de over het Magnificat.
Een overtuigend bewijs voor de geniali
teit van Kindermanns tijdgenoot Johann
Jacob Froberger bleek het achtste Capric
cio van deze componist met de zo prachtig
toegepaste chromatiek, die de basis werd
Voor de samenstelling van de program
ma’s hiervoor wordt een bepaald beleid
gevoerd, hetgeen neerkomt, zo deelde de
organist op zijn concert mede, op de vaste
keuze van drie muziekvormen. Dat zijn
een voluntary, orgelversetten van het Mag
nificat en een orgelsonate en wel steeds
één orgelsonate van Johann Sebastian
Bach. De overige werken van de program
ma’s worden naar believen gekozen.
Voor het eerste concert had Rosenhart
als eerste werk een fraaie Voluntary in D
grote terts van de achttiende eeuwse En
gelse componist John Bennett gevonden,
zeldzaam mooie muziek van speels en blij
karakter, die op het grote Friedrichsorgel
van de kerk met transparante stemmen
structuur dank zij een uitnemende regi
stratie in al haar gaafheid en pure, heldere
klank werd gebracht;
HAARLEM. De organist Kees Rosen
hart heeft zaterdagavond in de Waalse
kerk aan het Begijnhof het eerste van de
reeks orgelconcerten gegeven, die deze
zomer telkens op de laatste zaterdag van
de maand in de kerk te beluisteren zullen
zijn.
Van Bach zelf speelde de organist deze
keer de sublieme trio-sonate in Es, een zeer
veel spelbekwaamheid vergend werk, dat
in de registers van het grote orgel een
ideaal klankmedium vond.
Ook het kleine orgel, het Vool-kabinet-
orgel, kostelijk geschenk van mevrouw
I.J.J. André de la Porte-le Roy, werd be
nut. Nu voor een in Leningrad gevonden
aantrekkelijke bewerking van het Wilhel
mus door een onbekende componist, een
fraai bicinium over Psalm 8 van Hende-
rick Speuy en twee Scarlatti-achtige Sona
tes van Carlos-Seixas.
Herinneringen aan Chopins Nocturnes
bracht de ingetogen voordracht van de
van gevoelig sentiment vervulde Consola
tion no. 3, waarna de pianist de gezochte
versombering liet horen van „Le lugubre
gondole”.
DEN HAAG (ANP)Het eerste van
de twintig concerten die de Stichting
Haags Orgel Kontakt in de binnenstad
organiseert is op 13 mei gewijd aan de
huldiging van dr. Willem Mudde. Deze
is dan een halve eeuw organist. Het
huldigingsconcert heeft plaats in de
Evangelisch Lutherse kerk waarvan de
jubilaris cantor-organist is. Medewer
king wordt verleend door het Utrechts
motetgezelschap.
Een bijzonder lelijk werk bleek de be
werking van de bekende wals uit Gounods
opera „Faust” te zijn, een treffend staaltje
van Liszts aanpassingsvermogen aan de
bedenkelijke smaak van een groep van
HAARLEM. Over de instrumentale
kwaliteiten van de fluitiste Noor Kamer
beek kun je eigenlijk alleen maar enthou
siast zijn. Al zal haar artistieke uitdruk
kingswijze nog moeten rijpen; zij is het
echte type van de fluitiste. Er spreekt uit
haar klankrijke en virtuoze manier van
blazen een uitgesproken dispositie voor
dit instrument. Aanzet, frasering en op
kleuren van de toon; alles is in principe al
aanwezig. Haar zaterdagavond in goede
samenwerking met de eveneens talentvol
le pianiste Reinild Mees gegeven „Zolder-
concert” in zaal Kadens, bracht al die
hoedanigheden duidelijk aan het licht.
solo meer waardering oogst. Een enthousi
asteling acht het zelfs nodig Blakey even
persoonlijk te komen vertellen wat hij er
van vindt.
De reactie hierop was een welkome
„Souvenir d’Hollande”, een intieme toe
speling op Suzanne Leenhoff, als toegift
op een concert, waarop ook nog een „Valse
oubliée” met bescheidenheid en de Etude
in Des met overgrote dynamische expan
sies had geklonken.
zijn bewonderaars Met de vlammende
projecties van de theatergroep „Perspekt”
werd de wals een heel aparte „danse rituel-
le du feu” van geweldige geluidskracht.
Dat betrof dan speciaal de subtiele uit
voering van het middendeel uit de vijfdeli
ge cyclus „Pli selon Pli”, waarin Boulez
aan het eind van de jaren vijftig zijn mees
terschap bewees inzake het functioneel
verbinden van klankkleuren met de door
hem gehanteerde reeksentechniek. De be
doelde „Improvisation sur Mallarmé II”,
die een gecompliceerde muzikale verwer
king van een sonnet van de in de titel van
het werk genoemde dichter inhoudt, kreeg
in de gave uitvoering een fijnzinnige at
mosfeer. De sopraan Dorothy Dorow, die
mede vanwege de combinatie van haar
absoluut gehoor en enorme stemomvang
een internationale reputatie heeft kunnen
opbouwen als vertolkster van hedendaag
se composities, stond borg voor de eerste
klas uitvoeringskwaliteit van de solopartij.
Haar vermogen om het aanzwellen en af
nemen van de toon als uitdrukkingsmiddel
in haar feilloos gexntoneerde zang tot' te
passen, dwong hel grootste respect af
Ook Webern’s muzikale gedachten die in
zo gecomprimeerde vorm hun neerslag
vonden in digns Fïinf Stücke opus 5, kre-
Billy Eckstine, Lucky Millinder en Buddy
de Franco voordat hij zijn eigen Quintet
vormde onder de naam Jazz Messengers in
1955. De groep heeft ontelbare malen van
bezetting gewisseld en vormde en vormt
een broedplaats van talent. We noemen
enkel Horace Silver, Donald Byrd, Lee
Morgan, Freddie Hubbard en Johnny
Griffin. De stijl blijkt minder aan veran
deringen onderhevig géweest te zijn. Bla
key werkt nog steeds graag met een pianist
en met up-tempo composities waarin de
blazers wel de ruimte krijgen, maar waar
in hij ook zeer nadrukkelijk aanwezig is en
niet zelden strijdbaar. De structuur van
het materiaal vertoont eveneens geen
breuk met het verleden, allereerst omdat
de Messengers een deels antiek repertoire
spelen, maar omdat nergens van het the-
ma-solo-thema-solo-etc. wordt afgeweken.
Grote waardering verdient het gemengd
dubbelkwartet „Quod libet” voor de be-
wonderenswaardige vertolking van de
„Ode aan Franz Liszt” van Zoltan Kodaly.
Een sopraan en een alt hebben prijzens-
waardige zang laten horen bij de uitvoe
ring van een duet en voorts wil ik hulde
brengen aan de declamatrice, die met
spanning het declamatorium „Der trauri-
ge Mönch” van Lenau voordroeg met uit
nemend door Sas Bunge gespeelde muziek
van Liszt.
HAARLEM— Een jaar of 58 is Art Blakey
nu, maar zo op het eerste gezicht en reke
ning houdend met zijn leeftijd en het
respectabele aantal „dienstjaren” - hij be
gon zijn muzikale carrière op twintigjari
ge leeftijd - ziet ie er nog verbazingwek
kend vitaal uit. Wat dat betreft is hij geen
uitzondering op de regel. De laatste maan
den zijn we in de gelegenheid geweest om
ook andere oude slagwerkvirtuozen - deels
van dezelfde generatie als Art - aan het
werk te zien, en of het nou Max Roach,
Elvin of Philly Jo Jones betrof} geen van
hen drijft uitsluitend op routine. Wie za
terdagavond toevallig op de tv good old
Gene Krupa een jaar voor ’s mans ver
scheiden heeft zien swingen, begrijpt
waar ik op doel. Met pensioen gaan is er
niet bij. Vrijdagnacht stapte een in een
roze stoeipak gestoken Blakey blozend en
breed lachend het podium van het Haar
lemse Concertgebouw op, al waar zo’n
dikke negenhonderd, veelal jeugdige,
jazzfans zijn eerste explosies gnuivend
zaten af te wachten.
première van het als „In memonam Ma-
derna” in 1975 door Boulez geschreven
orkestwerk „Rituel”, lichtte Tabachnik de
speciaal hiervoor gearrangeerde samen
stelling van het orkest toe, waarbij hij de
afzonderlijke groepen een fragment uit de
overdadig uitgevallen partituur ten gehore
liet brengen.
„Rituel” bleek een ten dele interessant,
maar ietwat zwoegerig stuk, waarin de
harde gongslagen een innerlijk verzet lij
ken te symboliseren tegen het, in de vaak
grauw gekleurde orkestpartijen verbeel
de, onontkoombare onheil. Naarmate het
werk in de uitvoering vordert, verliest het
steeds meer van de aanvankelijk opgeroe
pen spanning. De sfeerscheppende ele
menten van deze compositie boeten op den
duur aan kracht in, door de afwezigheid
van een duidelijk profiel.
Waits voegt wel telkens nieuw materiaal
aan zijn repertoire toe, maar hij blijft
zichzelf trouw. Het is autobiografisch, hij
kan erachter blijven staan; zijn fans zullen
niet licht twijfelen aan zijn authenticiteit.
Voor de meeste anderen blijft zijn wereld
tegelijkertijd onbereikbaar, omdat hij
voor hen niet reëel is, hoe mooi Waltzing
Mathilda of een Catching up on Me ook
klinken. Waits blijft een „cult figure”; van
essentieel belang voor enkelen, te ver
waarlozen voor velen.
Behalve de gesignaleerde onrijpheid ten
aanzien van de uitbeelding (die niet los te
denken is van haar meestentijds dubieuze
tempokeuze en - vastheid) is er ook iets
gemaniëreerds in haar spel, hetgeen geluk
kig gemakkelijk af geleerd kan worden.
Altijd maar die golfbeweging in het toons-
verloop gaat op den duur vervelen. Het
past misschien wel bij de ter opening ge
speelde Hamburger Sonate in G van
C.Ph.E. Bach, maar beslist niet bij de
volromantische sonate „Undine” van Rei
necke met uitzondering van bepaalde
passages in het Andante), die overigens
toch met grote muzikale betrokkenheid
werd voorgedragen.
Het door de fluitiste te hoog opgezette
tempo, werd terecht naderhand door de
zorgvuldig begeleidende pianiste Reinild
Mees tot betere proporties teruggebracht.
In het Intermezzo van deze spirituele sona
te kon het lichte en speelse staccato dat de
componist hier bedoeld heeft, weer vanwe
ge het jachtige tempo, en dan vooral in de
pianopartij, niet goed tot uitdrukking ko
men. Het tempo blééf te hoog, waardoor
veel kansen in de uitbeelding van alle
ingebouwde gracieusheid verspeeld wor
den. Maar het spel bleef boeien vanwege
de spontane gedrevenheid
De onbekende en als verrassing meege
brachte, swingend gedachte Sonate van
Antheil, had een wat meer „jazzy” aanpak
in de uitvoering kunnen gebruiken. Het
zijn de negatieve gevolgen van de speciali
satie in de muzikale opleiding (óf jazz, óf
klassiek) die zich in zo’n geval laten gel
den. Overigens was ook hier in het tech
nisch zeer verdienstelijke en onderling
goed afgestemde spel van dit tweetal jonge
musici, voldoende stuwing om geïnteres
seerd te blijven luisteren.
Maar waar was, naast alle instrumentale
kwaliteit die werd geboden, ook nog maar
iets te bekennen van de verrukkelijke ly
riek die Poulenc de toehoorder in zijn
Sonate schenken wil? Met name in het
(openings-) allegro malincolico kón die
zich eenvoudigweg niet meer manifesteren
bij een dergelijk afraffeltempo. Het hoort
bij de muzikale kinderziektes, waarvan dit
opmerkelijk duo dat nog in opleiding is
zeker zal genezen.
JOHAN VAN KEMPEN.
gen onder Tabachnik’s beheerste en even
wichtige leiding met soepele en effi
ciënte slagtechniek karaktervol nieuw
leven ingeblazen. De absolute top wat het
instrumentale niveau aangaat, werd ech
ter door hem met het Concertgebouwor
kest bereikt in de fantastisch geconcen
treerde realisatie van de idylle voor groot
orkest „lm Sommerwind”. Webern schreef
dit werk als proeve van bekwaamheid om
als leerling bij Schönberg te kunnen wor
den toegelaten. De eerste maten van deze
nog tegen Wagner aanleunende en gebrek
kig gestructureerde orkestcompositie, zijn
inderdaad van een idyllische schoonheid.
De hoopvolle verwachting die daarbij
wordt gewekt, kan de componist in die tijd
(1904) nog niet waarmaken. Het was inte
ressant om hier weer te ontdekken dat
Webern dus vóór zijn studietijd bij Schön
berg, nog geenszins in staat was om zijn
eigen, unieke taal te spreken.
JOHAN VAN KEMPEN
voor een verrassende harmonische verrij
king.
Verrassend was het hierna ook om te
luisteren naar Marpurgs bewerking van
„Ein feste Burg”, waarin de strenge statig
heid van de koraalmelodie een bevrijdend
tegenwicht kreeg met een verrukkende
omspeling. Rosenhart speelde nog een
tweede koraalbewerking van Marpurg, na
melijk over „Gott des Himmels under Er-
de”, waarbij het tongwerk voor de cantus-
firmus met bijzondere werking contras
teerde met de labiaal-stemmen van het
tegenspel.
zijn trio voortbrengt. Haast declamerend
doet hij zijn belevenissen uit de doeken. In
poëtische teksten schildert Waits met een
pijnlijke nauwkeurigheid de hardheid van
zijn bestaan aan de zelfkant van het leven.
Zijn versleten stem, de verlopen indruk
die hij maakt, de directheid van de genoe
gens (de drank, de meisjes van plezier) en
de ongenoegens (slecht onderdak, de kou,
het niet voor vol aangezien worden), alles
past in de voorstelling die je je van het
leven als beatnik maakt.
Een van de beste stukken van het pro
gramma bleek de met uitzonderlijke vir-
tiositeit gespeelde concert-étude „Gno-
menreigen”. De silhouetten-dans hierbij
door „Perspekt” werd echter een misluk
king, door onmogelijke projectie-inpas-
baarheid.
Later op de middag volgde een andere
De componist Franz Liszt werd op deze
middag onder de zeer uiteenlopend gerich
te aandacht gebracht van zeer jonge tot
bedaagde toehoorders en toekijkers, want -
als bij de drie voorgaande B-concerten
ging het ook nu weer zowel om auditieve
als visuele indrukken, die enige wezens
trekken van de wereldberoemde, hyper
romantische Hongaarse grootmeester
konden belichten.
Relatief ingetogener bleek hierna het
kundig geschreven Concerto del Signor
Torelli van Johann Sebastian Bachs
vriend Johann Gottfried Walther.
Eén van de drie „Sonetti del Petrarca”
(ni 104), die Sas Bunge na zijn vertelling
vertolkte, bracht goeddeels eenzelfde ver
innigde sfeer als waarvan sprake moet zijn
geweest bij het contact tussen Suzanne
Leenhoff en Liszt en vervolgens ook Bun-
ges uitvoering van „Au bord d’une source”
uit het „Album d’un voyageur”, al getuig
de menige onstuimige opwelling van hevi
ge emotionaliteit. Virtuoze beheersing ga
randeerde een gave afwerking, hetgeen
eveneens zo het geval was met „Le Rossig
nol”, een in brillante salonstijl gehouden
bewerking van een Russisch lied van Ala-
bieff.
Deze werkjes, juwelen van intieme or-
gelkunst, klonken op het Vool-orgel in
lichtende, verfijnde klank van bijzondere
schoonheid.
momenteel een groots opgezette beeldententoonstelling gehouden, de jaarlijkse Salon
de Mai. Ridha is er vertegenwoordigd met dit „blikje sardientjes”.
Bobby Watson sleurt na de onderbre
king verreweg de indrukwekkendste solo
van dit broeierige nachtconcert uit zijn
alto in Thelonius Monk’s Round about
Midnight; prachtig in spanning gehouden.
Na een Latijns stuk eist David Schnitter
zowel vocaal als instrumentaal de hoofd
rol voor zich op in een knallende versie
van Georgia on My Mind, waarin Blakey
ook glorieert. Voordat Body and Soul het
concert diep in de nacht afsluit, kijkt Art
nog even ongelooflijk naar de al eerder
genoemde enthousiasteling, bij wie alle
stoppen zijn doorgeslagen en die met zijn
aanstekelijke geschuifel de rechterkant
van het podium opvult. Een toegift zit er
tenslotte niet in. Per slot van rekening
wacht de oude man nog een zwaar pro
gramma tijdens de rest van zijn Neder
landse toernee. Hoe voorkom je als goede
vriend dat hij zich teveel uitput? Juist ja, je
draait zijn bekkens eraf.
JOHN OOMKES
Daar was, zo heet het, ook Leenhoffs muzi
kaal begaafde dochter Suzanne aanwezig.
In welke zin dit mag geweest zijn, het lijkt
zeker, dat het uitstekend piano-spelende
meisje bijzonder veel indruk op Liszt ge
maakt heeft. Hij heeft voor een bekend
pedagoog te Parijs een aanbeveling ten
behoeve van Suzannes verdere pianisti
sche vorming geschreven, vermeldt het
anecdotisch geaarde verhaal over een in
een sfeer van milde romantiek gehulde
ontmoeting met de klavier-virtuoos.
concert-étude: „Waldesrauschen” geheten.
Bijzonder knap werd dit stuk vertolkt, al
werd het „rguschen” nadelig overgedi
mensioneerd tot orkaan-kracht. De tweede
Ballade, een nogal verbleekt stuk, boette
aan geloofwaardigheid inzake de exhibitie
van emoties nogal in door de overigens
precies aan Liszts intenties aangepaste pa
thetische en sentimentele voordracht.
AMSTERDAM Bijna een jaar gele
den verblijdde Tom Waits middels een
sfeervol, maar gezien de slechte geluids
weergave een niet voor iedereen even ge
slaagd concert in de voor hem geëigende
omgeving van het hoofdstedelijke hotel
Américain zijn trouwe aanhang. Vrijdag
avond was hij voor een hernieuwde ken
nismaking met dit unieke fenomeen af ge
zakt naar de koele, marmeren zakelijk
heid van de Nieuwe RAI-Concertzaal,
waar het aantal fanaten niet noemens-
waardig bleek te zijn aangegroeid.
zetting), trompettist Valery Ponomarev en
altsaxofonist Robert Watson. Achter alles
weggedrukt staat bassist Henry Pearson
wiens volume te veel wordt
ontregeld door een inadequate geluidsver-
sterking om tegen het forse spel van Bla
key opgewassen te kunnen zijn.
Het gezelschap is niet afkerig van uiter
lijk vertoon, zo stelt Art zijn solisten tel
kens weer voor, steelt met veel gevoel van
show het applaus knap en worstelt Davis
aardig met wat klassieke invloeden. Zijn
op Abide with Me stoelende intro van het
door hem geschreven Jody zet de nauwe
lijks versagende machinerie van de Mes
sengers nota bene in werking, waarna Po
nomarev in Autumn in New York gelukkig
niet in sentimentaliteiten vervalt, maar
tekenend voor het geheel met veel gevoel
voor „showmanship” afsluit. Watson komt
vervolgens aan zijn trekken, laat zich min
der door de luide „fill-ins” van Blakey
opjagen dan Schnitter, de veteraan, die
pas na de pauze op toeren komt. Eerst
loopt het publiek nog warm voor maatver-
sies van Moanin’ en Blues March, waarin
Davis voldoende tegenwicht levert voor
het krachtig blazende drietal, dat met elke
ling” volgde Leenhoffs uitnodiging aan
Liszt enige tijd in zijn huis te vertoeven.
Franz Liszt gevarieerd belicht
Iedereen spoedde zich dan ook na
hiertoe te zijn uitgenodigd haastig naar
de voorste rijen, teneinde een optimaal
contact tot stand te laten komen. Voor
zover mogelijk althans, want artiesten als
Waits komen nergens beter tot hun recht
dan in een wat kroegachtige, donderbrui-
ne omgeving, ook al zag het podium van de
Nieuwe RAI er aanmerkelijk minder opge
zwollen uit dan anders. Waits en zijn bege-
leidingstrio (tenor-sax, akoestische bas en
drums) komen nu eenmaal met minder
bullen rond dan de gemiddelde hardrock-
groep.
Het ziet er voorlopig niet naar uit dat
Waits zijn aanhang hier zal kunnen uit
breiden, daarvoor is zijn aanpak te speci
fiek en ook te intellectualistisch en per
soonlijk. Stel je een in een smoezelig
grauw confectiepak gestoken, in ieder ge
val lichtelijk onder invloed verkerende,
roodharige dertiger voor, die in heel zijn
verschijning afwijkt van wat normaal heet
te zijn. Onder zijn vette pet door gluren
twee lichte ogen met de nodige argwaan en
ironie de wereld in. Een dun stropdasje en
een vlasbaardje completeren het uiterlijk.
Zijn weerbarstige, zware stemgeluid
steekt vreemd af tegen de. sterk melodi
sche jazz (hijzelf knoeit op de piano) die
HES—
In het Quartier La Defense, een nieuwe wijk in het westelijk deel van Parijs wordt.
Vgt