de man die
zijn personeel
weggaf
miljoen laan
I
11
W 1 -
BA
Mijn mensen
zijn
prachtkerels
arbeider
wordt
„Waarde van
onderschat”
door Pieter van de Vliet
Geen hiërarchie
Ambtenarij
I
‘I
j B
1
Kaak, te midden van zijn werkers
J
Stef Kaak in zijn hotel (met de pracht
De man van één miljoen noemen ze hem al. Stef Kaak (56) van de
gelijknamige metaalwarenfabriek in Terborg die zijn 150 man perso
neel uit zijn privé-vermogen een miljoen schonk, omdat hij 40 jaar aan
de zaak is. Een ondernemer in een flodderpak zonder das, in een oud
model Citroën Op de achterbank een mand met zeker 100 scharrel
eieren Die moeten naar de fabriek. Een gebruikelijk cadeautje voor de
vrouwen van de mannen. Kaak foetert in zuiver Achterhoeks op de
bio-industrie. „Een kip moet wurmen vreten”.
Op zo’n honderd meter van de fabriek gaat de handrem erop en
draait hij het raampje open. „Is het niet geweldig. Is het niet prachtig”.
Met intens genoegen kijkt hij minutenlang hoe beton in de bekisting
van een nieuwe hal wordt gegoten. Twee jongetjes in overall helpen
mee. De oudste is negen, zijn eerste zoon. „Toen die geboren was
hebben mijn jongens op de fabriek de vlag uitgestoken. De vlagge-
mast hebben ze zelf gemaakt want die was er niet. En ze hadden
duizend gulden ingezameld. Wat een volk, hè”.
Een broeder Benedictijn maakte voor dit geld een borstbeeld van
Kaaks vader. Die prijkt in de hal. Er naast een borstbeeld van Kaak
zelf, een recenter geschenk van het personeel. „Die hebben ze
stiekem van foto’s laten maken. Hartstikke leuk jongens, maar er gaat
wél een zak overheen. Elke morgen tegen mijn eigen kop aankijken,
dat kan niet. Als ik de pijp uit ben mogen ze het beeld onthullen
Kaak wijst omhoog. Zijn naam gloednieuw in neon. „Ook van het
personeel. Denk erom dat het een paar stuivers kost. Met overuren
hebben.ze dat bij elkaar geschraapt. Op de dag van mijn jubileum
stonden ze alle 150 buiten, onder de lichtreclame”.
van het Kurhaus)
fi
j r
Stef Kaak
I
l
bis
t
t
„Mijn mensen zijn de beste wer
kers in Nederland. Geen werkne
mers maar werkers. Ze produceren.
En ze zijn trouw. Mensen die tien
jaar bij me zijn hoeven niet meer te
stempelen. Als ze op de wc willen
blijven zitten dan mogen ze dat.
Daar hebben ze na tien jaar trouwe
dienst recht op. Die wc’s. Daar zaten
vroeger van die halve deurtjes in.
Daar heb ik snotverdomme een eind
aan gemaakt. Waarom moet je kun
nen zien of er iemand op de wc zit.
Dat is toch wel de plek waar je met
je zelf mag zijn”.
De wc’s in de fabriek lijken op die
van hotel de Roode Leeuw. Dit enige
hotel in het 3000 zielen tellende
plaatsje vlak bij Doetinchem is ei
gendom van de man van één mil
joen. De vroegere eigenaars, een
bejaard echtpaar, deden het hotel
drie jaar geleden aan Kaak over.
Want daar is hij gewend met „de
jongens” een borreltje te drinken.
ken? Jawel meneer, zei mijn vader.
En hoeveel kost dat dan? Tweeën
halve cent per stuk. Maak er maar
honderd. Mijn vader verschrikkelijk
blij. Een order van een riks. Wij
knippend en buigend achterwaarts
de trap af. Diezelfde dag wilden we
de zaak van Willemsen aan de Bent-
huizerstraat in Rotterdam binnen
gaan. Iemand pakte mijn vader in
zijn kraag. Kan je niet lezen? Jawel
meneer, zei mijn vader. Hij werd
met zijn neus op het fraai uitgevoer
de bordje gedrukt. Offertes uitslui
tend donderdag van een tot vijf. We
hebben later jaren zaken met Wil
lemsen gedaan”.
Als hij dat niet had gedaan, had ik
nu misschien geen miljoen kunnen
Wpaacywn”
Dank zij onder andere koffieconcer
ten (boerenkapel strijkje), boeren
kool met ribbetjes, spek en rook
worst (Kaak verbouwt zelf boeren
kool en mest zelf varkens) en kakel
verse eieren van eigen scharrelkip-
pen steeg de omzet van 2000 in de
week tot het tienvoudige.
schoon en kocht ze een half litertje
jenever. De twee heren, die in de
Roode Leeuw logeerden, praatten
uren met mijn vader over de prijs.
De werknemers op kantoor groe
ten hem. „Dag Stef”, zeggen ze. Stef
kijkt de post door. Veel brieven van
ontroerde oude mensen in beverig
handschrift. Dan telefoon. Een Bel
gische journalist. „Een directeur die
zijn mensen een miljoen geeft.
Zoiets hebben we in België nog nooit
meegemaakt”, zegt hij. „Gisteren
belde de BRT, de Belgische radio. U
zit in de uitzending, zeiden ze. Bent u
communist?”.
Van hiërarchie en functies wil
Kaak niets weten. Alleen trouw
wordt beloond. Van de 150 werkne
mers hebben er slechts twee een
hbs-diploma. De anderen hebben
hun plaats moeten veroveren in de
praktijk en door avondstudie.
Stef Kaak zelf kwam als 16-jarige
van de ambachtsschool als smid-
bankwerker in de fabriek die toen
van zijn vader was. Er werkten 22
mensen. Op tarief (stukloon) haalde
hij bijna zeven gulden per week.
Het belangrijkste produkt in die
tijd: blikken drinkkruikjes voor de
mijnwerkers. Kaak: „Per kruikje
was het loon drie cent, de sluiting
kostte evenveel en de materiaalkos
ten bedroegen ongeveer drie cent.
Met een hele kleine winstmarge
kwam je toch wel op een dubbeltje”.
„We woonden in een klein huisje
aan de Hoofdstraat. Om rond te
kunnen komen hadden we twee
kostgangers. De gebroeders Aan
dacht uit Rotterdam hadden belang
stelling voor onze kruikjes. Op de
dag dat ze kwamen onderhandelen,
maakte moeder het huisje mooi
„Ze moesten eens weten. Die foto
daar. Dat is de enige op mijn kan
toor. Die is van Henk Wiggers. Pot-
verdomme, wat een kerel was dat.
Allemachtig wat een lasser. Ik kreeg
hem omdat een ander hem kwijt
wilde. Hij deelde zijn eigen werktijd
in. En ja, hij was communist. Nou
dat moet iedereen maar zelf weten,
vind ik. Die jongen kwam ook nog
uit het Linzenbos. Dat heet dan een
a-sociale wijk in Doetinchem. Het is
een schande dat prachtkerels als
Henk in zulke huisjes moeten wo
nen. Arbeiders zoals hij moeten in
de mooiste huizen wonen”.
„Toen het goed ging met Henk
kocht hij een crossmotor. Daar was
hij trots op. Op die motor werd hij
doodgereden. Een verkeerde ma
noeuvre van een lederwarenfabri
kant. De levensverzekeringsmaat
schappij wilde 1500 uitkeren. We
hebben vijf jaar moeten procederen
voor die schande werd uitgewist.
Intussen moest de weduwe bij socia
le zaken komen voor haar uitkering.
Toen ben ik naar sociale zaken ge
stapt. Ik zeg: dat vrouwtje kan niet
helpen dat haar man is doodgere
den. Je gaat maar mooi naar het
Linzenbos en je brengt het geld. En
denk erom als ik merk dat je het niet
doet”.
„Gek he. De moeder van Henk zei:
Stef, wat moet jij veel aan Henk
hebben verdiend omdat allemaal
voor hem over te hebben. Gek hè.
Als je in armoe bent geboren, com
munist bent, in het Linzenbos
woont...”
„Een moordkerel was het. We heb
ben gelachen samen. Ik kreeg van
hem een abonnement op de Waar
heid. Kon ik nog wat van leren, zei
hij. Maar opeens kwam die krant
niet meer. Ik vroeg aan Henk: hoe zit
dat. En hij zei: ik heb de krant
opgezegd. Want jij geleuft er toch
niks van. Wat een kerel hè”.
stukjes grond. Op een stuk weiland
van ruim een hectare heb ik een ton
verdiend. Er kwam een verpleegte
huis op”.
Verdiend?
„Nou ja. Ik ben naar de jongens in
de fabriek gegaan en heb die ton op
tafel gelegd. Jongens, ik heb ook
eens wat voor jullie verdiend. Ver
deel maar. Toch gek. Ik verdien met
een handigheidje een ton en een
andere vent moet er zijn leven lang
voor werken”.
„De contributie voor de werkge-
versclub betaal ik uit de zaak. De
arbeider moet van zijn hongerloon-
tje de contributie voor de vakbewe
ging betalen. Dat is niet netjes zeg ik
tegen collega’s. Dat valt niet altijd
even lekker. Nou vind ik die Van
Veen van het VNO...Die man denkt
alleen in procenten. Die kan niet
echt lachen. Zo’n 25 jaar geleden
ben ik begonnen met een spaarsys-
teem voor mijn jongens. Zij een riks,
ik een riks. Jij met je verrekte spaar
systeem, zeiden mijn collega’s”
„Dat kwam zo. De kermis hier, de
eerste zondag in oktober, dat is pas
feest. Vroeger stapte ik op zo’n dag
café Vos binnen en dan stonden er
in een mum van tijd 20, 30 pilskes
voor me klaar. Van mien jongens.
Aardig, maar zonde van hun zuur
verdiende geld. Zo is dat spaarplan
geboren. Nou geven ze me op de
kermis geen pilskes meer”.
„Die lage lonen en hoge winsten.
Dat is de pest in Nederland. Die
hoge winsten worden zeer zwaar be
last. Dat gaat naar de staat. Maar
dat is geld van de arbeider. Van
arbeiders, zoals mien jongens, Van
een klein beetje van dat geld bou
wen ze arbeiderswoningen, te klein
om te wonen. En dan moeten ze ook
nog huur betalen. Schande. In één
woord schande”.
„Toen de moffen hier kwamen
hebben we de helft van ons materi
aal kunnen verstoppen. We leverden
soepketels aan Van Raalte in Rotter
dam. Komt er iemand bij ons die
zegt: jij levert soepketels voor de
Kriegsmarine. Mijn vader veront
waardigd, want hij was een felle
Oranjeklant. Hij belt Van Raalte op
en vraagt of het waar is. Ja, zegt hij.
Toen zei mijn vader: dan krijg je er
niet één meer. Ook niet die je besteld
hebt. Dezelfde dag nog komt een
wagen van Van Raalte met een Duit
ser erop. Die gaf mijn vader een
klap in zijn gezicht. Dat zal ik nooit
vergeten. Alles werd in beslag geno
men. Onze mensen werden gedwon
gen in Duitsland te werken”.
Stef Kaak doet allerlei klusjes
voor de boeren. Hij fokt kalkoenen
op, haalt ganzeëieren bij de boeren
en laat ze door de kalkoenen;,uit
broeden. De afspraak met de boeren
is dat hij de helft van de ganzen
krijgt als ze volwassen zijn. Als de
Amerikanen zijn geland wil hij erbij
horen. Het lukt hem zich bij het
Amerikaanse leger aan te sluiten.
Het bedrijf van zijn vader komt na
de oorlog op gang doordat hij van
oude biscuitblikken van het leger
trommeltjes maakt.
„Maar toen we ons aanmeldden
voor materiaal kregen we bericht
dat we onbekend waren en daarom
niks kregen. Ik zeg teugen mien vao-
der: nou heb je precies gedaan wat
Radio Oranje je vroeg en nou krijg
je als dank niks. Mijn vader had zijn
bedrijf niet laten inschrijven bij het
door de moffen opgezette rijksbu-
reau voor non-ferro metalen aan de
Javastraat in Den Haag. Ik er dus
naar toe. Rom Colthoff, de man die
erover ging, zat in een duur Ameri
kaans uniform achter een groot bu
reau. Toen ik dat zag werd ik
kwaad. Hoe kom jij aan dat uni
form. Ik heb in een wat eenvoudiger
uniform aan het front gestaan. Jij
niet. En als ik niet snel materialen
krijg gebeurt er heel wat anders”.
De materialen komen. Stef doet
handige dingen met dumpmateria-
len. En de zaak gaat omhoog.
Nu heeft hij naast zijn eigen be
drijf en het hotel de meerderheid
van de aandelen van metaalbedrijf
Benraad, waar 350 mensen werken.
Hij vindt dat zijn mensen te wei
nig verdienen. Waarom geeft hij ze
niet meer loon in plaats van een
miljoen?
Kaak: „Als ik ze er allemaal dertig
gulden bij geef wat blijft er dan van
over?”.
Waarom geeft hij het bedrijf niet
aan zijn mensen?
Kaak: „Je hebt geliek. We hebben
samen de fabriek opgebouwd. We
vreten hem ook samen op. Arbei-
derszelfbestuur heet dat hè. Mis
schien doe ik dat nog wel. Maar
eerst ga ik met al mijn jongens naar
de Gouden Karper in Hummelo.
Dan krijgen ze zalm en kreeft, alles.
Dansen en vreten. Dat zullen mien
jongens mitmaoken”.
„Het was leven op de rand van wel
of niet”.
„Ik weet wat werken is. Je handen
zwart van het zoutzuur, je nagels er
half af. Je durfde zondags nergens
te komen. Want die handen kreeg je
nooit weer schoon”.
„Toen ik 14 was mocht ik een dag
met mijn vader mee. Zijn koffertje
rammelde. Ik hoor het in gedachten
nog. In dat koffertje zaten de blik-
spulletjes. Drinkbekers, cake
vormpjes. We gingen met het spoor
naar Kallmeyer aan de Gedempte
Burgwal in Den Haag. Een deftig
grossier in bakkerijgereedschap-
pen. De marmeren treden op. In het
grote voorportaal stond een heel
deftige meneer met een mooi baard
je. Doe je koffer maar open, zei hij
tegen vader. Hij keek er even in en
zei: doe maar weer dicht. Uit zijn
zak haalde hij een klein rond gekar
teld cakevormpje. Kan je dat ma-
„Ik kan me toch soms zo kwaad
maken over die ambtenarij. De ar
beiders, de slechtst betaalde mensen
van Nederland potverdomme, zijn
de dupe. Altijd. Ik meldde me ziek.
De controleur van het GAK komt
langs en zegt: Kaak, u wilt zeker niet
naar de controlerend arts. Ik zeg: ja
wis en waarachtig wel, graag. Nou,
ik in het Wilhelmina ziekenhuis in
Doetinchem. Veertig mensen in de
wachtkamer en ik pijn lijden op zo’n
rotstoel. Na een kwartier al mag ik
komen. Blijkt dat ze me een speciaal
voorrangsteken hadden gegeven
omdat ik directeur ben. Die dokter
lachen? Dat is Kaak weer. Ik zeg dat
er niets te lachen valt. Dat het een
schande is dat mijn mensen soms
twee uur moeten wachten voor ze
aan de beurt zijn. Ik zeg tegen die
dokter: mijn mensen zijn prachtke
rels. Die verdienen het geld waar
door jij daar zo mooi kan zitten”.
„Doordat die jongens van mij zo
hard werken heb ik in die jaren
buiten de fabriek drie miljoen kun
nen verdienen. Wat vastgoed, wat
Niet onbelangrijk is dat het hotel
voor een belangrijk deel is uitgerust
met van historie en voornaamheid
doordrenkte attributen uit het Sche-
veningse hotel Kurhaus. Zoals
slaapkamerinterieurs, kristallen
luchters, zwaar verzilverde dienbla
den en borden zoals niet een aarde-
werkindustrie ze vandaag de dag
nog maakt. Maar waarvan Kaak er
tijdens de openbare verkoping van
de oude Kurhaus-glorie zo’n 5000 op
de kop tikte voor de ongelooflijke
prijs van veertig cent per stuk. Aar
dige bijkomstigheid: het monogram
luidt H.K. Hotel Kaak mag je nu wel
zeggen.
Kaak: „Ik kon die borden goed
koop krijgen dus heb ik ze allemaal
genomen. De meeste heb ik naar de
fabriek gebracht. Jongens, zei ik,
zulke borden hebben jullie nodig
gehad en zulke borden krijg je nooit
weer. Je kan ze krijgen voor twee
kwartjes. Dat is die veertig cent plus
de kosten. Want verdienen wil ik
niet aan mien jongens”.
„Mien eigen kinderen zijn het er
volledig mee eens dat ik dat miljoen
heb gegeven. Want de waarde van
een arbeider voor het land wordt
dermate onderschat...Als ik zie wat
een arbeider voor dat kleine loontje
dag in dag uit, jaar in jaar uit moet
doen... Iemand die vijftig jaar bij je
heeft gewerkt krijgt de kleinste on
derscheiding die dit land kent. Ik
vind dat hij de grootste heeft ver
diend. Daarom krijgen de mensen
die het langst bij mij zijn het meest
van dat miljoen”.
Ondertussen zaten ze joods te smoe
zen met elkaar zodat je er geen blik
sem van verstond. Uiteindelijk wil
den ze negen cent betalen. Mijn va
der zei nee, hoewel hij niks om han
den had, zijn mensen op het land
moest laten werken, omdat hij geen
opdrachten had. Hij hielp de gebroe
ders Aandacht in hun mantels en op
het trottoir maakte ze het rond. Hij
verkocht de kruikjes voor 9,5 cent.
Kaak: „De oude leerlooierij die
mijn vader kocht. Dat bleek later
ook goed uit te pakken. Het leek wel
of hij daar een oog voor had. Vader
had zelf 1500. De notaris had ge
zegd: als je voor 3000 koopt kan je
van mij de helft lenen. Toen mijn
vader had gekocht zei de notaris: ik
doe het niet. De notaris wandelde
elke avond door Terbord. Als hij
langs kwam moesten de kinderen
van het trottoir af. Zo hoorde dat
met notabelen. Tijdens zo’n wande
ling kwam hij opeens bij ons binnen.
Ik doe het toch, zei hij”.