Denkt u nog wel L eens aan Bom? n wereldtitel roeien op nieuwe Bosbaan ie l a door Ludwig Beneke Verwachtingen Groot gat ■HM Goede reden Voor de mogelijkheid om zoals de meeste amateursportbonden in een na-olympisch jaar wat uit te blazen en zich voorzichtig te heroriënteren, komt de Nederlandse roeibond dit jaar niet in aanmerking. Niet dat het Nederlandse roeien een dergelijke adempauze zou kunnen missen, de op zijn zachtst gezegd stagnerende ontwikkeling van de nationale wedstrijdtop geeft alle aanleiding tot wat gedegen denkwerk, maar de KNRB heeft zich opgeworpen als organisator van de wereldkampioenschappen (deze zomer van 20-28 augustus) op de Amsterdamse Bosbaan. Een wereldtoernooi in eigen land eist automatisch een grotere betrokkenheid van officials en atleten dan bij een uitwedstrijd het geval is. Klaassens Vervoort Nederland wacht alleen organisatorische lauweren u 5>J De Gebroeders Vervoort STOPPER Sch 'tdsrei nie.i Hum 3d te Heeft er in verband met internati onale successen de afgelopen jaren slechts incidenteel applaus geklon ken langs de verspreide wedstrijd- banen, dit jaar zijn althans op orga- nisatorich vlak de open doekjes niet van de lucht. De internationale roei- federatie FISA met aan het hoofd de onverslijtbare Zwitser Thomas Kei ler is de afgelopen jaren niet ver wend geweest met bij voorbaat vlek keloos georganiseerde grote toer nooien. Iedereen herinnert zich de stakingsperikelen rond de bouw van de Olympische pistes in Montreal vorig jaar. De aanleg van de roei- baan vormde daar geen uitzonde ring op hoewel de situatie nooit zo precair is geweest als in Moskou 1973, toen er één week voor het begin van het toernooi - destijds overigens open - Europeese kampi oenschappen geheten nog geen druppel water in de met westers aandoende overdaad aangelegde baan zat. Dit jaar echter geen centje pijn! De Bosbaan heeft ongetwijfeld na de feeërieke Rotsee de meeste goodwill in de roeiwereld dankzij een lange rij van vlekkeloos georga niseerde internationale wedstrijden. Bovendien heeft zij uit sentimentele overwegingen een streep voor om dat deze eerste kunstmatig aange legde roeibaan ter wereld voor alle later gebouwde akkomodaties als voorbeeld gediend heeft. Hierdoor wordt het met schuin invallende wind vaak notoire boeiverschil ge makshalve maar met een korrel zout genomen. De baan is in 1936-37 ge graven in het kader van het zoge naamde „Bosplan” dat verder voor zag in de aanleg van het Amster damse Bos. Het geheel beoogde overigens de destijds bedroevende werkgelegenheid te stimuleren waar bij het wrang is te bedenken dat in onze huidige, ook niet al te rooskleu rige economische omstandigheden de zojuist voltooide modernisering van de roeibaan mede de werkgele genheid in de bouw wat heeft opge krikt. Dat laatste lijkt me eigenlijk de enige legitieme en eervolle reden, want een ge zin dat een man zijn zondagse hobby niet gunt (plus een keertje per week trainen, en twee avonden per week wat rondhollend tnmmem met de hond), is geen gezin waar voor je je hobby laat schieten. Een een baas die zoveel beslag op je legt dat je zelfs je vrije tijd niet naar eigen goeddun ken kan en mag inrichten, dient natuur lijk direct door de ombudsman aan de wuchs, in de tweede plaats omdat de loopbaan van een Nederlandse top- roeier vanouds vrij kort duurde van wege onvermijdelijk opdoemende studieperikelen. Traditioneel moet het roeien in ons land het dan ook hebben van een aantal supertalen ten die het in zich dragen in 2 a 3 jaar de wereldtop te bereiken - in deze sport waar de trainingsintensi- teit aan de basis al direkt enorm is. Dat deze gang van zaken geen ga rantie biedt voor een grote continu ïteit van het gemiddeld prestatiepeil zal duidelijk zijn. Door de jaren heen zien we dan ook een opvallende schommelbewe- kaak te worden gesteld. En wat dat bevor deren van de doorstroming betreft, - dat klinkt natuurlijk wel leuk, en sportief, en ridderlijk, en collegiaal, maar als je drie jaar achtereen door de spelers van FC Avondrood de „zwarte kaart" als slechtste scheidsrechter krijgt uitgereikt, wek je allicht de indruk dat je door de openbare mening wordt doorgespoeld, en ondertus sen zelf vertwijfeld „doorstroming!, door stroming!”, roept. Utrecht-publiek). Je stapt als recidivist op het veld, nog voordat je je blunder ge maakt hebt. Op die manier wil ik niet fluiten. Ik ben misschien niet goed, maar in ieder geval ook niet gek. Ziedaar, mijne heren van de pers, mijn redenen om met enige opluchting die raad van de KNVB ter harte te nemen!” quête mee te doen, maar dat bleek niet het geval. Integendeel, alle clubs hadden heel bereidwillig de privé-adressen van de spe lers verstrekt, zodat ze thuis aangeschre ven konden worden. U wilt nu natuurlijk ook graag nog even weten, welke vijf trainers uit de eredivisie, om welke rede nen dan ook, geen antwoord hebben inge stuurd? Dat waren (piep piep piep piep, gecensureerd door FC Avondrood, die ge heimhouding beloofd heeft). Nee, ik zie maar één honorabele reden voor Joop Vervoort om te vertrekken: „Ik maak af en toe blunders, net als alle andere scheidsrechters, en misschien wel vaker dan de besten onder mijn collega’s maar omdat de spelers geïrriteerd worden door mijn manier van fluiten, zijn ze min der geneigd mij zo’n blunder te vergeven dan een ander, waardoor er een hele toe stand van komt, die automatisch door de sportpers wordt opgepakt en verder uitge dragen. Dat is geen basis om opgewekt en met de nodige begeerte elke zondag in je auto te stappen om een wedstrijd te gaan leiden, want ik begin, psychologisch ge zien, al met één blunder achterstand. Die calculeren ze bij voorbaat al in, en zodra er dan eens een beslissing ongelukkig uit valt, wordt die meteen bijgezet in het Mausoleum van de Vervoort-blunders. Zo had je ook spelers, die met de handicap van een boeking of gele kaart in petto van start gingen (Kootje Prins bijvoorbeeld, en Trevor Ford van PSV, lang lang geleden), zo heb je ook trainers die al met een berisping bij voorbaat op de bank gaan zitten (Barry Hughes), en zo heb je ook publiek dat zich maar even hoeft te roeren of de politie stormt er al op af (FC De meer centraal geleide aanpak die de technische adviescommissie van de roeibond op instigatie van TAC voorzitter Roëll circa 1974 ging voeren had een twee-ledig doel. Enerzijds werd het belang van duur- training in de boot benadrukt via het inlassen van periodieke testra ces voor de potentiële top over lange afstand gedurende de winter, ander zijds werd beoogd mede door deze tests tot een zekere uniformiteit in stijl te komen om het vormen van ploegen uit verschillende clubs te vergemakkelijken. Om een aantel redenen is deze hele opzet tot nu toe zonder echte successen gebleven. De belangrijkste daarvan is dat een successen werden geboekt. De toch al tobbende Nederlandse top stond sprakeloos af te wachten hoe hij door de resultaten van met name de oostblokknow-how voor schut gezet zou worden. Dat gebeurde: sinds de Olympische Spelen van München 1972 is het nog maar aan twee heren- ploegen gelukt in de finale te komen te weten Goslings/Grothuis van La- ga in 1974 in Luzern en Boeschoten/ van der Horst van Nereus een jaar later in Nottingham. Beide malen in de twee zonder stuurman, een num mer dat merkwaardigerwijs door de jaren heen en ondanks ups en downs in Nederland op sterk inter nationaal niveau gevaren wordt. „Simon, Simon!”. Ik hoor het ze nog roepen, de Ajax-supporters, vorig seizoen, als zij de vervanging van Tscheu La Ling door Simon Tahamata, de populaire Zuid- molukker, wilden afdwingen. En als hij dan inderdaad op het veld verscheen, klein maar dapper, met snelle listige be wegingen de domme Hollanders voor schut zettend, juichte heel het huisgezin. In augustus start het seizoen 1977-1978, ik ben benieuwd of het „Simon, Simon" dan nog even hartelijk klinkt. Wedden van wel? barend klein is. Net als bij de ak- tieve roeiers treffen we ook hier een door studieredenen veroorzaakte hoge omloopsnelheid aan die het vormen van een stabiele en deskun dige braintrust verhindert. Al met al geen rooskleurig beeld, daar veran dert de relatief vooraanstaande plaats van het lichte (tot max. 72 kg) herenroeien en de gemiddelde goede s: ore van de damestop in het inter nationale veld niets aan. De heren lichtgewichten varen sinds 1974 in de acht, vier-zonder en skiff om een officieel wereldkampioenschap. Na in ’74 en ’75 enige medaillewinnaars in de gelederen te hebben gehad, lukte het vorig jaar bij de WK in Villach niet meer bij de eerste drie te eindigen. Dit ondanks het feit dat met name de Oostbloklanden deze wedstrijden tot nu toe systematisch mijden omdat men alle aandachten inspanning aan het dames en zware herenroeien gunt. Getuige echter het optreden van een Bulgaarse skiffeur in deze kategorie tijdens de steeds toonaangevender Ueberrhei- nische Regatta 14-15 mei in Mann heim zullen binnen afzienbare tijd de bakens hier eveneens naar Oost- Europa verlegd worden. Hoewel het internationale damesroeien op een veel volwassener status kan bogen dan het lichte herenroeien is de zaak ook hier bij lange na nog niet uige- kristalliseerd, wat bewezen wordt door de zeer geringe vrouwelijke deelname aan de Olympische Spe len vorig jaar. De enquête van FC Avondrood over de beste en slechtste scheidsrechters werd door 210 van de 303 spelers ingevuld, en door 13 van de 18 trainers. De drie win naars en de drie verliezers zijn allemaal uitgenodigd om in het programma hun prijs of antiprijs in ontvangst te nemen, maar de enige zonder cameravrees bleek Frans Derks te zijn. Toevallig ook de winnaar van de gouden kaart. Ik heb Frits Barend gevraagd, of er ook nog clubs waren geweest die hun spelers (en trainer) verboden hadden aan deze omstreden en- ruim potentieel van werkelijke top pers domweg niet voor handen is. Het schaarse talent dat rond vaart vindt bovendien onderdak bij zoveel verschillende verenigingen dat com bineren vrijwel tot de onmogelijkhe den hoort. Dit laatste trouwens ook omdat de afzonderlijke clubs een historisch gegroeide afkeer hebben van alles wat ook maar in de verte lijkt op het prijsgeven van de eigen identiteit op zich geen vreemd ver schijnsel overigens in het door de bank genomen liberale roeiwereld- je. Een derde verschijnsel dat debet is aan de sombere stand van zaken is ongetwijfeld het feit dat het aantel werkelijk bekwame coaches schrik- Wat kunnen we van het lopende seizoen verder verwachten? De min of meer vrijblijvende voorseizoen- wedstrijden en TAC-races zijn ach ter de rug en er is zeker tekening in de strijd gekomen met het ernstige deel van de wedstrijdkalender voor de boeg. Alle belangrijke nationale schermutselingen spelen zich vanaf nu nog slechts op de Bosbaan af waarbij het er naar uitziet dat de broertjes 'Vervoort van het Rotter damse Nautilus eindelijk hun belof te in de twee zonder stuurman gaan inlossen, daarmee de al eerder ge noemde rijke traditie in dit nummer bestendigend. Na twee jaar door Boeschoten/van der Horst op af stand te zijn gehouden hebben ze bij afwezigheid van het Nereus-tandem dit jaar vrij spel en hun eclatante overwinning tijdens de zwaar bezet te regatta van Mannheim doet het beste hopen voor het verdere sei zoen. Ook bij de dames lijkt het venijn in de ongestuurde twee te zitten. Karin Abma en Joke Dierdorp van Nereus en het slagen paar van de Montreal-acht zijn op dit moment binnenslands door niemand te benaderen en zullen vol gende week in het beroemde Ratze- burg een eerste aanduiding krijgen of zij ook internationaal voorin zit ten. Bij de lichte heren zien we in de skiff nu al een afgetekende supre matie van Harald Punt die wellicht dit jaar eindelijk weer eens de moti vatie hervindt die hem in 1974 in Luzern een zilveren medaille ople verde. Het is te hopen dat zich de komende weken nog ontwikkelin gen voordoen die ervoor zorgen dat genoemde drie ploegen niet de enige krenten uit het roeibonddeeg zullen blijven. Voor een aantrekkelijk ver loop van de eerste wereldkampioen schappen binnen eigen grenzen is een equipe die qua omvang en pres taties enig formaat heeft toch wel een eerste vereiste. Nadat begin juni 1937 met de wed strijden van de Amsterdamse Roei bond (ARB) de baan was openge steld, wordt dit weekeinde met de officiële heropening in het kader van dezelfde wedstrijdenreeks het 40-jarige bestaan gevierd. Tegelijk hebben we dan, naast het 60-jarige jubileum van de in 1917 opgerichte roeibond zelf, een van de redenen waarom de KNRB zich drie jaar geleden op het FISA-congres kandi daat stelde voor de organisatie van het WK 1977. Zoals gezegd zal het door niemand worden betwijfeld dat het met de Nederlandse organi satorische inbreng dit jaar wel snor zit. Of het op zuiver sportief vlak voor oranje mee zal zitten is veel minder zeker. De uiterst smalle he rentop aan het eind van de jaren zestig was, hoe onvoorstelbaar suc cesvol ook met coryfeeën als Kloos terman, Luynenburg, Van Nes, Wienese etc., op zich al geen garan tie voor een zekere toekomst. In de eerste plaats omdat er achter de door deze vedetten bemande ploegen een groot gat gaapte met de zich traag ontwikkelende Nach- Maar ja, dat zei hij allemaal niet, al heeft hij wel aangegeven dat ook al datge ne wat zich rond de velden afspeelt tot zijn besluit heeft bijgedragen. Rest de vraag of we Joop Vervoort zullen missen? Ach, eigenlijk niet natuurlijk. Je moet wel een heel uitzonderlijke scheidsrechter zijn om later gemist te worden. Zeg eer lijk, mist u Arie van Gemert en Ben Hop penbrouwer nog steeds? Of Henk Pijper? Of Wim Schalks? Of Aalbrecht op zijn gympies? Hebt u ooit van Bom, Van der Veer en Klaassens gehoord? Zij floten eredivisie in het seizoen 1969-1970, toen Vervoort en Derks ook al floten: de man met de zwarte kaart en de man met de gouden kaart! Je vergeet ze gauw, die middelmatige topscheidsrechters. Na tuurlijk zijn er wel die in het geheugen blijven hangen: Lau van Ravens. Leo van Joop Vervoort schijnt van de KNVB de welgemeende raad te hebben gekregen zich eigener beweging terug te trekken als scheidsrechter. In zijn verlangen naar een eervolle aftocht verzon hij zoveel redenen om te vertrekken, dat het op een eindexa men met multiple-choicevragen is gaan lijken. Hij gaat weg om meer tijd aan zijn gezin te kunnen geven. Hij gaat weg om dat zijn baan voortaan meer tijd van hem gaat eisen. Hij gaat weg om de doorstro ming te bevorderen. Hij gaat weg omdat hij het verdomt om nog langer als pispaal voor publiek, spelers en sportjournalisten te fungeren. ging optreden met hoge toppen als het talent voorhanden is en diepe dalen in het andere geval. Ook de- wel heel lang aanhoudende - hoog conjunctuur van de jaren zestig moet hieruit worden verklaard. Met het begin van de jaren zeventig kwam de onvermijdelijke cyclische neergang, maar de hoop dat deze wel weer van voorbijgaande aard zou zijn, deed leven. Maar wat bleek het geval? Het inzakkende nationale prestatiepeil viel samen met een ex plosieve sprong voorwaarts van dat in het buitenland, waar bij experi menten op het gebied van trainings- methodiek, medische begeleiding, en materiaalkunde spectaculaire der Kroft, Jef Dorpmans, Theo Boosten, - ook allemaal scheidsrechters die zeven jaar geleden nog floten. Maar Boogaerts en Brouwer? Ja, nu ik het zeg, nu krijgt u weer even een Aha-Erlebnis, maar hebt u het afgelopen jaar nog wel eens aan hen gehacht? Al was het maar één kort ogen blik, omdat hun naam even door uw ge dachten flitste, zonder dat u zelf wist waarom? Nee immers? Toch wed ik dat er heel wat bescheiden spelers uit diezelfde periode zijn geweest die wel even in uw geheugen zijn opgelicht, als lampjes van een flipperautomaat. Radovic, Schmidt Hansen, Van Oudenallen, Romeijn, Soete- kouw, Van der Burch, De Zoete, Sonderg- aard, Pijs, Jendrossek, Heijnen, Veenstra, Bentzon, Klijnjan, Patemotte, Couperus, Van den Dungen, Blotenberg, Haak, Hoe nen, Vriens, Seemann, Don, Berg, De Ja ger, Huve... Nu ik u het zo vraag geloof ik eigenlijk niet dat ik zelf ooit aan die spelers heb teruggedacht, op misschien een stuk of vijf na. De gedachte aan de vergankelijkheid van al het aardse is een bron van oneindig leed en van oneindige troost, zei Marie von Ebner-Eschenbach al, de echtgenote van Heinz von Ebner, die eerst jarenlang spil was in het Duitsche elftal en later nog carrière maakte als internationaal scheidsrechter

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1977 | | pagina 27