Het derde
Midzomervliegerfeest
hangt in de lucht
Nieuw
jasje
voor
molen
Fietsen is het mooiste dat er is
„de
1200
II
roe”
MMTBWVEN!
de leidsebuurt kan hem
iw
few
i
R
ZACHTE LUCHTHAVEN IN BIJLMER
Acties
RIJWIELHERSTELLER OME LEEN:
Surprising Bijlmermeer
Lapmiddelen
Symposium
brandpreventie
Handtekeningen
19 7 7
DONDERDAG 9
JUNI
0
i
■1
Het Museumplein was zaterdag
middag het dynamische hart van
Amsterdam. Het nieuws lag hier
niet alleen voor het oprapen in de
vorm van de fietsers die zich de
monstratief op het plaveisel neer
vleiden, het nieuws ging ook de
lucht in. Bij de tent op het gras
veld heten de kleurige en bloem-
derd, „een gigantische opgespo
ten maar gegarandeerd onbespo
ten hoogvlakte”, waar u de auto'
beslist kwijt kan en zeker ook met
bus 55 vanaf het Centraal Station
kunt komen.
rijke leden van het Amsterdams
Ballon Gezelschap hun ballonnen
opstijgen naar het luchtruim
waar de fikse bries de boodschap
die de ijle luchtboden met zich
voerden al snel verder blies in alle
windstreken. Zo kon een ieder het
nieuws vernemen dat in de lucht
hing: het derde Midzomervlieger
feest komt eraan. Na Ruigoord en
Buitenveldert is een terrein in de
Bijlmer bij de Gaasperplas 19 juni
tot Zachte Luchthaven bevor-
k I
w
I niet misken/'
ONDER REDACTIE VAN INGE CRUL
IMS
fik-.
de Fietsenmaker
1
l Tfc i
1
Bert
rkter-
ikelijk
OMELEEN
tuurlijk onberekenbaar is, vond ook
prof. Witteveen.
jonge
jorta-
r ons
iding,
igent
n het
Negenduizend fietsers waren zaterdag
in Amsterdam op de been, of liever gezegd
op de pedalen om in een massale demon
stratie door de binnenstad te trekken. In
hun banier schreven ze de verkeersveilig
heid en het eerherstel voor de fiets en in
het Vondelpark waar het eindpunt van de
tocht was eerden ze de man die nog repare
ren kan, de rijwielhersteller. In Ome Leen
Scheffer, fietsenmaker in de Leidsebuurt,
had men de ideale figuur daarvoor gevon
den en hij kreeg voor zijn succesvolle
actie tot behoud van de buurtfietsrepara-
tie-inrichting in de Leidsebuurt een wis
seltrofee aangeboden.
Ome Leen helpt altijd, hij is nou echt wat
je noemt een „buurtvoorziening”. Maar
dat heeft er wel even anders uitgezien in
het verleden. Al een keer of vier is ome
Leen in de buurt verhuist, maar hier zit-ie
nou een goede twintig jaar. Tien jaar terug
moest hij al weg van de beleggingsmaat
schappij die het door hem gehuurde pand
je in eigendom kreeg. Maar ome Leen die
de verkrotting om zich heen zag groeien,
ging niet zo gauw en het kwam tot een
soort overeenstemming: de zaak mocht
blijven en de eigenaar zou hem eruit zetten
als diens belangen ermee gemoeid waren.
vind? Elke buurt moet z’n eigen fietsen
stalling hebben, betaald door de over
heid”.
Ome Leen knikt, is het er helemaal mee
eens. Is zelf fervent fietser en wandelaar.
Hij kan wel autorijden maar dan word je
slap, is zijn ervaring. „Fietsen, dat is het
mooiste wat er is. En je krijgt eetlust hoor.
Vroeger, dan ging je met je vrienden vis
sen in de Beemster, jazeker, op de fiets
hoor en dan was je lekker fit als je aan
kwam. Laatst zit ik ook ergens te vissen,
stopt er een auto, er komt een mevrouw
met een dochtertje uit, voor een sanitaire
De afschuwelijke grote hotelbranden
van de laatste weken, waarvan die in het
Amsterdamse hotel Polen iedere Neder
lander nog het meest vers in het geheu
gen ligt, hebben een vorige week in de
hoofdstad gehouden symposium een ex
tra actueel tintje meegegeven. Op dit
door het TNO georganiseerde symposi
um, waaraan honderdvijftig deskundi
gen uit Europa, Amerika, Canada en
Japan deelnamen, kwam prof.ir. J. Witte
veen van het TNO tot de conclusie dat er
in Nederland genoeg aan brandpreventie
gebeurt en dat extra regeringsgeld nau
welijks nodig is.
stop zoals dat heet en die zegt, tjonge, wat
is het hier mooi”. Dat zien ze niet hè, in de
auto”.
Brandweer, bouw-en woningtoezicht en
verzekeraars stellen meestal strenge ei
sen aan brandveiligheid. Bij de bouw van
nieuwe gebouwen kan met alles rekening
worden gehouden, maar men zit veelal
met oude, bestaande gebouwen wier lay
out een optimale brandveiligheid in de
weg staat.
Volgens prof. Witteveen vormen de ar-
chitekten de zwakste schakel in het ge
heel. Zij stappen vaak te laat naar de
brandweer en hebben ook niet altijd
goed gericht onderwijs in brandpreven
tie gekregen. Op de HTS is er geen ruim
te voor in het lesprogramma. De profes
sor brak op het symposium een lans voor
meer onderzoek naar beleid, materiaalei
sen, bouwvoorschriften en voorwaarden
voor meubilair. Het TNO is bezig met een
vrij omvangrijk project over rookont
wikkeling in meubilair. Wellicht zijn er,
dacht hij, bepaalde minimumveiligheids-
eisen te ontwikkelen zoals ook bij de
matrassenfabrikant het geval is.
Tegelijk vroeg hij zich echter af in
hoeverre je de consumentenvrijheid aan
banden mag leggen. Zet brand en gevol
gen en mogelijk voorkomen van brand
naast elkaar en de meeste consumenten,
zullen toch het antwoord wel weten.
kers en zonnebaders, kortom alle zweveri
ge hoog- en laagvliegers die zich voelen
aangetrokken tot de Zachte Luchtvaart.”
Het Ballongezelschap: een vage groepe
ring van vliegeraars, ballonnomanen en
bewoners van luchtkastelen” noemen ze
zichzelf. Eens werd het opgericht om het
luchtruim te doen herwaarderen, en de
aandacht op ballonvaren en vliegerij te
vestigen. Dankbaar constateert het Bal
longezelschap dat de „zachte luchtvaart”,
die van de geruisloze hemelvoertuigen,
weer terug in de belangstelling komt. Wie
realiseert zich bijvoorbeeld hoe oud de
vlieger eigenlijk al is, en hoe de mensheid
al sinds eeuwen hem voor talloze doelein
den heeft gebruikt. Voor de godsdienst,
voorspellingen, het weer, als voorloper
van het bemande vliegtuig, als spionage-
middel, als estetisch element van kleur in
de lucht, en natuurlijk óók maar zeker niet
alleen als amusement.
Wie er meer over wil weten kan het
boekje van David Pelham over Vliegers
kopen, dat net in een vertaling bij Lands-
hoff is verschenen. Met fraaie kleurenfo
to’s en een stukje historie van de vlieger en
met pagina’s vol beschrijvingen hoe je
vliegers kunt maken. Tot 21 juni exposeert
Tom van Sant bovendien zijn prachtige,
grote vliegers, zo frêle ogend maar ge
maakt van duurzame materialen in het
Stedelijk Museum, waarna ze met de Toer-
In Noord-Holland ingaan. Op die tentoon
stelling is ook een workshopruimte, waar
men van woensdag tot en met zondag aan
de hand van een werkmapje zelf zijn
vlieger kan construeren.
Leuk voor het Midzomervliegerfeest,
want dan moeten er in de Bijlmer duizen
den vliegers gaan spelevaren in het lucht
ruim. Terwijl er beneden ook nog een
grondgebeuren is met vele verrassingen
zoals het bejaardenkoor Bijlmermeer en
Circus Elleboog, het Groot Geinorkest én
een vliegerdemonstratie van Van Sant.
Om met het Ballongezelschap te spreken:
„Komt allen lang leve de lucht”.
Wie denkt dat toeristische rondtochten
alleen in de oude binnenstad worden
gehouden vergist zich deerlijk. Er is nu
ook een bustocht van Key Tours geko
men onder de verassende titel „surpri
sing Amsterdam”, in het Frans verras
send vertaald met „Amsterdam, le passé
en le présent”. In drie uur tijd rijdt u per
bus niet alleen door het Amsterdamse
verleden, overdrachtelijk dan, maar ook
door het heden. Dus ook door de Bijlmer,
als „aantrekkelijk” nieuw stadsdeel. O-
ver dat „aantrekkelijk” kan getwist wor
den natuurlijk, en men kan alleen maar
hopen dat de tocht iets anders dan alleen
maar „hoofden links, flats” en „hoofden
rechts, flats” en ’’voor u: snelweg” gaat
worden.
De merkwaardige vegetatie van de
Bijlmer is bijvoorbeeld best aardig om
eens bij het uitstappen uit de bus te gaan
bekijken. En daarop aansluitend: wie
over een tijdje met die bustocht meegaat
loopt de kans bij de flats Kikkenstein,
Huigenbos en Hakfort de eigen tuinen
van flatbewoners te kunnen bewonde
ren. Nee, niet op de balcons als „hangen
de tuinen”, maar gewoon op de grond.
De afdeling beplantingen van publieke
werken in Amsterdam heeft het over
„nutstuinen”. Een stuk grond van onge
veer 15 vierkante meter voor één op de
tien flats, waar de bewoners bloemen,
groenten of andere planten kan gaan
verbouwen. Dat gebruik is steeds voor
één jaar en de gemeente zou de gemeente
niet zijn om zich niet het recht voor te
behouden een einde eraan te maken als
zij dat nodig acht.
Ook krijgen de kersverse tuiniers een
aantal regels om zich aan te houden. Zo
Hij vormt een dagelijks trouw herkenningspunt aan de horizon van Amsterdam voor
hem die dagelijks per auto of'trein langs de Haarlemmerweg komt aangesneld. Voor
Amsterdammers is hij „de tweede molen” als je uit de hoofdstad komt (en de eerste dus
al gepasseerd bent) de tweede molen waar je je afspraakjes maakt, vertrek- en
verzamelpunt. De „1200 roe” zo heet hij, deze grote molen daar vlak over de grens van
Amsterdam, een silhouet tegen een achtergrond van flats, huizen en snelwegen, een
moderne tijd die snel tot hier is opgerukt en het polderlandschap heeft verdrongen.
mogen ze bijvoorbeeld hun tuinen niet
afrasteren, want het blijft openbaar
groen, dus voor iedereen toegankelijk.
Ook mogen er geen gewassen worden
verbouwd die overlast veroorzaken aan
andere gebruikers van de tuinen of aan
het openbaar groen (hennep....?????) er
mogen geen vijvers, terrasjes, of bouw
sels op, er mag niet zomaar naar harte
lust met eigen bestrijdingsmiddelen wor
den gespoten, en het afval moet men
netjes zelf opruimen. Nuttige, nette nuts
tuinen. We zijn benieuwd.
Amsterdam ontvangt zijn zomergasten
in 1977 op een vernieuwd Damrak en
Rokin. De stad heeft als het ware zijn
oude jas een tijdje bij de kleermaker
gebracht en daar zijn de grootste kleer
scheuren fraai weggewerkt. Maar zo’n
Het droevig einde van
menig molen is het vuur
geweest: er hoeft maar één
vonk in het riet te belanden
en de hele zaak staat in
lichterlaaie. Zo ook de Dik
ke Molen in ’29. Vader Van
Beem ging daarna werken
op het gemaal, want hij had
geleerd voor de techniek.
„Van de wind kan je niet
leven en mijn vader zei:
jongen wordt nooit boer of
molenaar”.
grote stad, altijd in de groei en steeds op
de barricaden, kan nooit voorkomen dat
de eeuwenoude jas toch op andere pun
ten weer naden en kieren gaat vertonen
en barst op het stiksel. De kleermakers
blijven aan het werk - daar is niet aan te
ontkomen. Om Amsterdam niet in z’n
hemd te laten staan zijn hier en daar wat
vrolijke lapmiddelen gebruikt om de re-
paratiewerkzaamheden aan het oog te
onttrekken.
maar, zegt zoon Bert, die zo
goed is e< hele excursie
door de mi en te geven: hij
kan nog wel ouder zijn.
Waarschijnlijk is hij ge
bruikt bij de bemaling door
Leeghwater al en is hij toen
gedemonteerd en in de Os
dorper polder opnieuw op
gebouwd. Cijfers op het
zware, dikke houtwerk in
de kap doen aan dat de
monteren denken: genum
merd en in stukjes is hij
toen wellicht vervoerd.
Als we buiten staan laat
de heer Van Beem trots
zijn ogen over zijn woning
gaan. Op de schuur prijkt
een mini-molen, door hem
gebouwd. „Dat is dan weer
het model voor de her
bouw” grijnst hij.
I B.V.,
•P.C.
itie te
Hij heeft zo zijn eigen idee ontwikkeld
om zoals hij dat zegt, eenzame vooral ou
dere mensen weer wat plezier te geven:
„laten ze clubjes vormen en gaan fietsen,
gaat het niet in de stad dan buiten en dan
met een bord voorop van „drink meer
melk” want al dat bier dat zakt maar in de
benen.” De toekomst is volgens hem aan
de fiets, zeker in de binnenstad en met
vreugde ziet hij steeds meer mensen de
tweewieler bestijgen: „Iedereen moet het
doen, ik zeg maar zo: Vondeling fietst toch
ook.”
De bolbuikige en hooghoedige omroeper
van het Ballongezelschap, met tussen het
publiek de kleurige leden daarvan
Betere voorlichting van het publiek
(via tv-spots bijvoorbeeld) en training
van het personeel, zodat iedereen wéét
wat hij moet doen als er brand uitbreekt,
waar de branduitgangen zijn (kijkt u
altijd als u ergens in een hotel logeert?),
zijn de eisen die je aan de mensen mag
stellen. Hoewel de factor mens, in een
panieksituatie van brand en rook na-
Maar dat vak zat hem
toch in het bloed en toen
men in ’52 een echte mole
naar zocht voor de „1200
roe” ging hij er wonen en
werken. En malen, want de
watermolen werkte de eer
ste jaren nog voor de Os
dorper Binnenpolder. Pas
later werd de gemeente
Amsterdam eigenaar en
lange tijd heeft het er zelfs
naar uitgezien dat hij hele
maal weg moest. Dankzij
acties van het wijkcomité
bleef hij voorgoed en
binnenkort helemaal opge
knapt.
Ome Leen Je vindt hem in een optrek
je in de Korte Leidsedwarstraat, in de
Leidsebuurt, die samenklontering van
straten rond het toeristische Leidseplein
en Leidsestraat. Een echte ouderwetse
fietsenstalling en „rijwielherstelplaats”.
Propvol en de ruimte is zeer beperkt
met fietsen in de smalle rekken, nieuwe
karretjes en oude brikken. Hier wordt nog
met grote precisie met bandenlichters en
solutie bij een emmertje water het oude
ambacht van bandenplakken uitgeoefend,
hier wordt geprobeerd de oude krakende
ketting, hoe roestig ook, nog wat te oliën,
allemaal zonder dat je meteen gedwongen
wordt iets nieuws te kopen.
Zijn naam ontleent hij
aan de afstand die hij ver
wijderd is van de Haarlem
merpoort in Amsterdam:
1200 roe. (Roe is een lengte
maat.) Hij dateert van 1632,
Nadat een echte vuurspuwer zijn hete
kunsten in de nauwe kring van omstan
ders had rondgeblazen en iedereen vol
doende was opgewarmd, hield de bolbuiki
ge en hooghoedige omroeper zijn toe
spraak tot de „aerofielen, ballonvaarders,
insektologen, wolkenstaarders, sterrekij-
Molenaarszoon
van Beem (links) voor de
„1200 roe” met de men
sen van Poland die het
herbouwwerk uitvoeren
Een kleurige lap in deze lapjesjas
vormt de rose-rode werkwagen van het
gemeentevervoerbedrijf op de Blauw
brug. Vroeger was-ie grijs, hij stond daar
al maanden in verband met het ver
nieuwen van de tramsporen op de Am
stel in het gedeelte tussen brug en Halve
maansteeg. Drie studenten van de
Rietveldacademie gaven hem dit nieuwe
aanzien in ’t kader van ’n tweedejaars
project om „iets” te ondernemen ter
verfraaiing van de stad. Hun namen:
Drieke Overman, Reinder van der Wou-
de en David Veldhoen.
De gemeente Amsterdam
verstrekte een paar jaar ge
leden het geld voor deze
herbouw en de heer Poland
uit Heerhugowaard teken
de voor het werk. „Nou
moet al het riet er nog af”,
verzucht mevrouw Van
Beem, die hier al 25 jaar
met man en twee kinderen
woont. Leven in een molen:
ze weet niet beter, zegt ze.
„Ik ben hierop getrouwd”.
Haar man is de zoon van de
molenaar van de „Dikke
Molen” die eens daar stond
waar nu de nieuwe volk
stuintjes langs de spoorlijn
van de Haarlemmerweg op
het opgespoten land ver
rijzen.
Sinds november stond
hij er wat kaaltjes bij, al
leen een romp zonder
wieken, gevolg van restau
ratiewerkzaamheden. De
trouwe voorbijganger zal
de metamorfose déze week
wel gezien hebben: de
wieken zitten er weer keu
rig op, hij toont van buiten
ten minste weer als molen.
De jaren gingen voorbij, ome Leen be
taalde braaf z’n huur en huurverhogingen,
zette een nieuw dak op het pandje, geheel
voor eigen rekening en bleef onmisbaar in
de buurt. Tot nog niet zo lang geleden weer
een aanschrijving kwam dat hij eruit
moest. Een actief wijkcomité verzamelde
zo’n vierhonderd handtekeningen, er
kwam een kort geding en ome Leen won.
De tand des tijds heeft hij
niet helemaal ongeschon
den doorstaan: van binnen
kun je zien dat bepaalde
delen in latere eeuwen ver
anderd zijn, zoals de moe
ren en bouten (in de 17e
eeuw hadden ze nog geen
schroefdraad) bijvoor
beeld. Hij draagt in zich de
stijl zowel van de Noord-
hollandse als de Zuidhol-
landse molen.
Trots vertelt hij nu over de hartelijkheid
van de mensen uit de buurt. Een wijkbe-
woonster komt binnen, gaat zitten op de
enige stoel die de stalling kent en zegt:
„Kijk, flats, daar zetten ze toch een box bij,
dat je je fiets kwijt kan. Maar in die oude
buurten heb je niks, je kan je fiets buiten
laten staan ja, en dan wordt het stelen
maar in de hand gewerkt. Weet u wat ik
Hij meende wel dat de bestaande mo
gelijkheden op het gebied van brandpre
ventie beter gebruikt en gecoördineerd
zouden moeten worden. Hij dacht aan
een maximale toepassing van brandveili
ge compartimenten, het gebruik van ap
paratuur die op rook en warmte reageert
en van goede brandblusapparaten.