Jan Plezier
TJ
ALLEDAG
IN ISRAEL
in een
om zien
^>1
J
WAAROM ALLEEN MOOI GAAF KINDJE ADOPTEREN?
door Wouter Hendrikse
Eigen tehuis
Oud worden
Ouderwets
Varkentje in wagen
Louis
iiir
3
RW
[i
w.
kind adopteren is allang geen bijzonderheid
meer. Deze ouderloze kinderen kunnen dan in
een normaal functionerend gezin weer een
prettig leven krijgen, met aandacht, liefde en
alles wat een kind nodig heeft. Er is echter een
groep die er altijd buiten valt, hoewel zij ook
liefde en geborgenheid nodig heeft. Dat zijn de
geestelijk gehandicapten. Voor alle gemak
worden ze maar bij elkaar weggemoffeld in
een tehuis. Toch kunnen zij net zo goed in een
gezin leven als een geestelijk normaal kind.
f 1
BW
H A
J.B.
gen dagen komen door Vardimans boek nu tot ons
als levende mensen.
kaanse
Irande
»n van
Inge-
pgeno-
andar-
eren al
eten in
volutie
•it van
>p van
eft hij
schap-
i evan-
as ver
in zijn
iktisch
open
's ged
oemde
Casal-
bij het
ien.
irvech-
echten
CIA de
dat hij
<erk in
3razili-
docu-
irin de
igt wa-
geeste-
diskre-
rdruk-
lonen,
ezond-
lassa”.
In Amsterdam zetelt de William Schrikker Voog
dij stichting. Deze organisatie aanvaardt voogdij
over lichamelijk- en geestelijk gehandicapte kin
deren. Een aantal van deze kinderen kunnen on
danks hun handicap opgroeien in normale gezin
nen. De Stichting tracht met behulp van pleegcen-
trales gezinnen te vinden die wel genegen zijn om
een dergelijk kind op te nemen. Directeur Van der
Steenoven: „Als het even kan wordt er geen adver
tentie geplaatst. Als we een kind hebben waar we
graag pleegouders voor willen hebben bellen we
eerst even met de Centrale voor Pleeggezinnen of
ze iets voor ons hebben. Zo niet dan proberen zij
het via adverteren. Iets waar ze vaak veel reacties
op krijgen. De Centrale voor Pleeggezinnen doet in
feite de werving en schift het aanbod ook voor ons
uit. Met wie er dan overblijven gaan ze praten,
soms hebben ze wel zes of zeven gesprekken. Bij
het tweede of derde gesprek komen wij erbij. Dan
laten we ze kennismaken met het kind in kwestie.
Dat is altijd een kritiek moment. Het komt voor dat
alles eigenlijk al rond is maar het bij de ontmoe
ting afketst. Al met al duurt het ruim een half jaar
voordat de pleegouders het kind in huis hebben”.
Dankzij de William Schrikker Stichting en een
aantel gezinnen hebben al ruim honderd geestelijk
gehandicapte kinderen een tehuis gevonden. Een
van die gelukkige kinderen is Mara. Zij werd
Vaak krijgen ouders van een mongools kind
vervelende reacties van omwonenden of voorbij
gangers. Een ervaring die Jos en Henny Divendal
ook goed kennen. „Ik kan me voorstellen dat dit
als een extra last op die mensen hun schouders
drukt. Wij moeten er alleen maar om lachen. Ik
Het Nederlandsch Bijbelgenootschap in Haar
lem heeft na vijf jaar een herziene uitgave ïri
roulatie gebracht van het in hoge mate informa
tieve boekwerkje „Alledag in Israel”, geschreven
door E. E. Vardiman. Het boekje werd indertijd
door het Nederlands Bijbelgenootschap samen
met de Katholieke Bijbelstichting uitgegeven ten
dienste van de Bijbelwerkplaats en het Bijbels
Museum in Amsterdam.
In de nu verschenen tweede druk is een vrij
groot aantal verbeteringen aangebracht, omdat de
eerste druk nogal haastig op de markt moest
worden gebracht in verband met de in 1972 in
Amsterdam gehouden Floriade. Op deze fraaie
tentoonstelling was toen namelijk een bijbelse tuin
ingericht, ontworpen door de schrijver van het
hierboven genoemde boek.
Auteur Vardiman is architect van beroep en
bedrijft archeologie als hobby. Hij kent zijn land,
weet wel: toen we Mara pas hadden en ze in de
kinderwagen lag, vroegen de kinderen op straat of
ik een varkentje in de wagen had omdat ze zo
knorde. Sommige ouders lopen dan geschokt door.
Ik stop dan om even uit te leggen hoe dat komt. In
het begin als Mara voor het raam zat kwamen al de
kinderen uit de buurt echt aapje kijken. Ik heb ze
een keer binnen geroepen en ze verteld hoe de vork
in de steel zat. Sindsdien is het afgelopen. Mijn
eigen kinderen hebben er ook geen moeite mee. Ze
zijn er als het ware mee opgegroeid. We hebben
namelijk ook nog twee geestelijk gehandicapte
jongens van 24 en 29 jaar hier één weekeind per
maand en tijdens de vakanties te gast. Die komen
hier al een jaar of vijf over de vloer. Ze hebben hun
eigen kamer en alles. Zij worden ook volkomen
door de buurt geaccepteerd. Het is maar net hoe je
je als ouder opstelt. We moeten wel vaak om ze
lachen hoor. Ze maken af en toe gewoon misbruik
van hun handicap. Tenslotte zijn zo nou ook weer
niet zo gek dat ze niet merken dat er bepaalde
voordeeltjes uit te halen zijn. In de bus bijvoor
beeld hebben ze altijd meteen een zitplaatsje.
Gaan ze heel zielig doen en zo. Als ik erbij ben
verzorgen ze voor mij ook wat. In de supermarkt
worden we altijd meteen geholpen als die twee
De meeste Nederlandse inrichtingen zijn nog erg
ouderwets. De ergste gevallen worden bij elkaar
gezet en de wat mindere ook. Dat houdt in dat deze
mensen nooit verder komen. Ook speelt het sterk
wisselende personeelsbestand een belangrijke rol.
„De geestelijk gestoorden hebben meestal een lan
ge tijd nodig om aan een nieuw persoon te wennen.
Vaak is het dan zo dat als ze eindelijk iemand
kennen en vertrouwen dat deze dan weer weg gaat.
Wij kunnen het erg goed merken. Als de twee
jongens hier komen en ze zijn onrustig en hebben'
een hoop eerder geleerde dingen vergeten, dan
blijkt dat ze in 99 percent van de gevallen een
nieuwe ploeg verplegers hebben. Maar dat is iets
wat nauwelijks te voorkomen valt. Het is echter
jongens erbij zijn. Nee, dat gaat uitstekend. In de
loop der jaren hebben ze hier in de buurt ook wat
contacten gelegd. Als ze komen gaan ze even bij
wat mensen op bezoek en zo. Ze vinden het altijd
vreselijk om weer naar de inrichting terug te
gaan”.
De Divendals weten dat ze het kind misschien
niet altijd kunnen houden. Mongooltjes kunnen
vaak ook zeer oud worden. „Daar hebben we ook
wel over gedacht. Met het LOMZ zijn we aan het
proberen om een oplossing te vinden. Buurtcentra,
speciaal voor deze kinderen, zouden fantastisch
zijn. Dus elke wijk een eigen opvangplaats, zodat
de ouders goed contact met elkaar kunnen blijven
houden. Er zouden dan per opvangcentrum niet
meer dan vijf of zes kinderen mogen zitten. Het
zou een soort commune kunnen worden. Verder
zou er thuishulp moeten komen. Dat zou niet zo
moeilijk te realiseren zijn omdat er erg veel werke
lozen zijn in de zwakzinnigenzorg. Men wordt
ontslagen als de leerlingenperiode afloopt. Het zou
eigenlijk gestimuleerd moeten worden dat deze
mensen als thuishulp aan de slag kunnen gaan.
'Een hoop zwakzinnige kinderen zouden dan een
veel menswaardiger leven krijgen”.
Vervolgens gingen wij gedrieën een geheim
zinnig gebouw binnen, door een brede, duistere
gang met dikke tapijten naar een zaal waarvan
de wanden uit spiegels bestonden. Er zaten veel
mensen in lange rijen stoelen en toen wij gezeten
waren ging plotseling het licht uit. Voor het
eerst van mijn leven aanschouwde ik toen het
wonder van de toverlantaarn, de levende foto
grafieën op het witte doek. We waren in een
bioscoop! Nog als de dag van gisteren herinner
ik mij het zwart-witte drama dat zich onder de
tonen van een rammelende piano voor mijn ogen
ontrolde: Charley Chaplin en het Jochie.Het
jochie gooide ruiten in en Charley verdiende de
kost met ze er weer in te zetten. Ik zag Charley
een bleek wezen met zwartomrande ogen kussen
en mijn grootmoeder fluisterde me in het oor:
”Als je het maar tegen niemand vertelt!”Dat heb
ik ook nooit gedaan, voor dit moment. Achteraf
was het stom geluk dat Gieltje al bij de eerste
beelden in slaap was gevallen. Hij droomde
liever op de vertrouwde natuurlijke wijze. Mijn
grootmoeder nam mij ook vaak mee naar bede
vaartplaatsen, want zij was een raar type. In de
overvolle kerk van het genadeoord Meerveldho-
ven, waar in een geconserveerde eikeboom een
Mariabeeldje omringd door honderden kaarsjes
troonde, fluisterde zij mij in het oor: "En Sinter
klaas bestaat óók niet!” Wat moet je nou van
zo’n grootmoeder denken?
Een van mijn grootmoeders was een raar type.
Ik bracht als kind ongetelde uren in haar gezel
schap door, omdat zij voortdurend bij mij thuis
op de stoep stond om mij te komen ophalen voor
een uitstapje. In die tijd waren uitstapjes in een
kinderleven uiteraard al grote zeldzaamheden,
maar mijn grootmoeder sleepte mij, zeer tegen
de zin van mijn ouders, naar de meest ongebrui
kelijke gelegenheden en op de meest verbazing
wekkende manieren.
Haar liefste vervoermiddel was de Jan Plezier,
een weelderig gecapitonneerd rijtuig met twee-
paarden ervoor, waarvan de eigenaar-exploitant,
in een uitdossing die geleek op die van Napole
ons soldaten, op de bok zat met de teugels en een
reusachtige zweep in de handen. De zweep was
louter decorum. Zij diende tot niets, want de
paarden bepaalden hun eigen tempo en zouden
ongetwijfeld uit een striemende zweepslag heb
ben geconcludeerd dat zij te hard liepen. De
teugels hadden ook weinig nut, want zij hingen
slap op de deinende paardenruggen en beteken
den slechts dat de zakelijke verbindingen tussen
de koetsier en de paarden niet geheel en al
verbroken waren. De traag dravende dieren rea
geerden alleen op geheimzinnige, onvertaalbare
uitroepen van de man op de bok, op geklak van
zijn tong en op ook voor mensen meestal ver
staanbare vloeken. De Jan Plezier voor ons
tweeën, maar gezien de grove geldverspilling (er
konden wel tien mensen in) mochten mijn ouders
dat niet weten. Zij haalde mij op voor een
wandeling, knipoogde in de gang tegen me zodat
ik wist hoe laat het was, en vervolgens gingen
wij hand in hand met schijnheilige tred de straat
uit. Om de hoek stond dan de Jan Plezier. De
koetsier heette Giel, maar werd door mijn groot
moeder altijd met "Gieltje" aangesproken, wat
hem onmiddellijk uiterst knorrig maakte. De
bestemming van de reis was al tevoren met hem
afgesproken en ik wist dus nooit waar ik terecht
zou komen. Dat deerde mij geenszins, want het
rijden op zich was een weelde. De fluwelen
kussens streelden mijn geharde jongensleden en
mijn grootmoeder had altijd een overvloed van
gebitvemielend snoepgoed bij zich, waar Gieltje
ook zijn deel van kreeg. Ongevaarlijk voor hem,
vermits hij 'geen tanden had.
De vervoermiddelen uit die tijd bestonden uit
de stoomtrein en de stoomtram, de omnibus, de
Jan Plezier en het gewone aapjesrijtuig. Fietsen
werd zelden gedaan en zeker niet door vrouwen
van middelbare leeftijd. Indien mijn grootmoe
der zich op een fiets met mij achterop over de
wegen zou hebben gewaagd, zou zij onherroepe
lijk door een grote horde van joelende jongeren
zijn achtervolgd en volstrekt zeker in de
’’wacht”, dat was de cel voor dronkaards onder
het gemeentehuis, zijn beland.
Merkwaardig genoeg zat Gieltje altijd achter
stevoren op de bok, althans in mijn herinnering.
Hij babbelde aan één stuk door over zieke of
overleden verwanten en kennissen, doodgeboren
kinderen en familietragedies, waar noch mijn
grootmoeder, noch ik enige aandacht aan schon
ken. Ik was te zeer vervuld van de vraag, waar
heen wij zouden rijden en mijn grootmoeder was
stokdoof. Later heb ik mij met enige verbazing
afgevraagd, waarom ze alles wat ik zei hoorde en
verstond, terwijl ze in mijn familiekring voort
durend de schouders ophaalde en naar haar oren
wees, als er iets tegen haar gezegd werd.
Meestal kwamen we in een speeltuin buiten de
stad, maar ook wel eens in een uiterst gezellig
dorpscafé waar ik enkele glaasjes anisette kreeg
en dan uitbundig vrolijk werd, bijna net zo
vrolijk als mijn grootmoeder, die citroenjenever
met suiker dronk alsof het water was.
Esqui-
politie
n. Er is
fonds
ede in
okken-
ie voor
tot de
in 1975
impag-
aange-
1 zetten
Iers op
in Z.-
Ier wie
'den er
veria-
d. Vol
in Ar
en om
sen de
spoor-
wel heel goed mogelijk ze op basis van menselijke
contacten met elkaar te laten leven”.
Om een alternatief voor de zwakzinnigen inrich
tingen te vinden is er een actiegroep opgericht; de
LOMZ (Landelijke Organisatie Moderne Zwakzin
nigenzorg). Zij probeert een goed alternatief te
vinden voor de huidige inrichtingen. Ideaal zijn
natuurlijk de gezinsvervangende tehuizen, maar
daar kunnen vaak niet meer dan hooguit zes
kinderen geplaatst worden om een en ander goed
te laten functioneren. De eerste stap zou kunnen
zijn om ze bij elkaar te laten leven. Ze kunnen vaak
heel veel voor elkaar betekenen” zegt Henny Di
vendal.
Jos en Henny Divendal hebben er veel van
geleerd om een zwakzinnig kind in huis te nemen.
„Ons eigen leven is er een stuk gevoeliger door
geworden. We zijn ons bewuster geworden van de
dingen om ons heen. Erg belangrijk is te ondervin
den dat de gehandicapten een functie hebben in
het leven. Ze drukken je met de neus op de feiten.
Dat prestigedrang onzin is en contact tussen men
sen belangrijk. Als je zelf zo’n kind in huis hebt
begrijp je pas dat een hele hoop dingen volkomen
overbodig zijn. Daarom vinden we abortus ook
overbodig. Ze kunnen tegenwoordig al voor de
geboorte zien of het kind in orde is of niet. Als een
ongeboren kind ziek is kunnen ze niet zeggen hoe
erg. Als je inderdaad abortus gaat toepassen op
alles wat niet helemaal in orde is, ga je een bepaald
ras kweken en dat vind ik doodeng”.
Het graan werd tot meel gewreven op een wrijfstoen (Egyptisch
beeldje, 2400 v Chr.)
jaar) is
lat hij
bij het
komst,
ten ge-
Rutilio
:e boe-
an het
Til zeg-
■er zijn
jkt het
g toe is
nis ho-
geloof
Tel het
i hope-
n gelo-
goede
Veel van deze oude wereld is verdwenen, maar
gelukkig is er ook nog veel bewaard gebleven. Een
geleerde, die het oude nog kon waarnemen en
bijtijds heeft geïnventariseerd was Gustav Dal
man. In het boek „Alle dag in Israel” zijn, naast de
etnologische waarnemingen van Dalman ook de
archeologische vondsten in Israel en de buurlan
den in ogenschouw genomen het een en ander
ondersteund door een groot aantal voortreffelijke
illustraties.
opgenomen in het gezin van Henny en Jos Diven
dal in Arnhem. Zij denken er niet over om het kind
later, als het groot is, in een inrichting te stoppen-
.„We zijn bezig de voogdij over te nemen om haar
later te kunnen adopteren”. Mara is het vierde
kind in de familie Divendal. Met twee eigen kinde
ren, één (bijna) geadopteerd kleintje en Mara is het
een drukte van belang in het huis.
„Veel extra zorg hebben we niet aan Mara. Ze is
nu pas twee, misschien dat ze later wat meer
aandacht vraagt, maar dat zien we dan wel weer”.
De voornaamste reden van Henny en Jos Divendal
om een mongools meisje in huis te nemen was om
niet zo in het normale straatje van huisje, autootje
en twee kindertjes te blijven. „Nadat we getrouwd
waren wisten we zeker dat we iets anders wilden
dan dat normale patroon. Nu komt Henny uit de
zwakzinnigenzorg en hij had daar gezien hoe hard
deze kinderen een normaal leven nodig hebben.
We hebben toen geschreven op een advertentie
voor een mongools kindje. We kregen Anneke, die
een kleine afwijking heeft maar geestelijk volko
men normaal is. Niemand wilde haar echter heb
ben om die kleine afwijking. Dat is zo’n onzin. Men
wil graag een kindje adopteren, maar het moet wel
mooi en gaaf zijn. Belachelijk gewoon, wat maakt
dat nou uit. In ieder geval wilden we ook nog een
mongools kindje. En dat is Mara geworden. Ze zat
al in een gezin, maar dat ging helemaal niet. We
belden een keer naar de Schrikker Stichting en
twee weken later was het rond”.
Jos en Henny Divendal zijn fel tegen inrichtin
gen zoals die nu bestaan. De ergste gevallen wqr-
den bij elkaar gezet, met als gevolg dat ze snel
achteruit gaan. „Je moet ze gewoon door elkaar
plaatsen. Dan kunnen ze van elkaar nog een hoop
leren. Met Mara hebben we nu al ondervonden dat
er veel uit te halen valt. Je moet alleen veel geduld
hebben. Bij een normaal kind moet je twee keer
zeggen dat het niet mag en bij Mara dertig keer.
Maar uiteindelijk lukt het wel. Toen ze hier kwam
kon ze helemaal niets. Nu zegt ze al pappa en
mamma. Het zijn maar kleine dingen natuurlijk,
maar het bewijst wel dat •ze best wat kunnen
leren”.
Het pleegouderschap van Jos en Henny over een
mongools kindje heeft ook enkelen van hun ken
nissen aan het denken gezet. „Die zien dat eigenlijk
ook wel zitten om een dergelijk kind een eerlijke
kans te geven. Ik moet erbij zeggen dat we er ook
„vrienden” mee verloren hebben. Die hebben we
nadat Mara hier in huis kwam nooit meer gezien,
maar daar ben ik niet erg treurig om”
Inlichtingen over het in huis nemen van een
zwakzinnig kind kunt u krijgen bij de William
Schrikker Stichting te Amsterdam. Tel.: 020-
761075 of 723953. Verder kan men terecht bij de
Centrale voor Pleeggezinnen, Koninginneweg
184A te Amsterdam. Tel.: 020-766720.
Israel, van haver tot gort. In kort bestek verschaft
hij zeer veel boeiende informatie over het dagelijk
se leven van het oude volk in Israel in de periode
tussen de aartsvaders en de koningen, ^oals het
ook in de bijbel voor ons zichtbaar wordt. Hij
vertelt hoe de schaapherders in die tijd leefden,
hoe het land werd bewerkt, hoe men woonde, ^jeh
kleedde en hoe de maatschappelijke opbouw zich
ontwikkelde. De bijbelse figuren uit lang vervlo-
•ubriek
jen bo-
nals in
k doen
sociale
sociaal
t jonge
>gelijk
oejaar-j
insver-|
ïstelijld
;n zijd
rgende|
begint
1 voor
in het!
•n. De
i door
lemers
llingen
echten
Isover-
■ken in
kelijke
jke in
geacht
ling te
Bij het verschijnen van de eerste druk hebben
wij „Alledag in Israel” 10,90) al van harte aanbe
volen en in het bijzonder voor scholen voor voort
gezet onderwijs, zeker gezien de verhelderende
achtergrondinformatie. Wel, daar nemen wij ook
nu geen woord van terug.
Eén keer belandden we met de Jan Plezier in
een drukke stadswijk, waar we uitstegen. Giel
zptte zijn wagen in een stil zijstraatje en bond
zijn paarden aan een lantaarnpaal vast, terwijl
ze ieder een mondzak vol haver aan hun hoofd
kregen.
Ook mongooltjes hebben
gezinsleven hard nodig
x 4
W