Provinciale musea Ook de Swahili tonen interesse hebben hun epos voor de 19e eeuw 1 P - J&"- r DE OER-ELEMENTEN IN EEN IJSSELGEZICHT Wegvliegende tijd en onderworpenheid in de poëzie "'f door Cees Straus Symbolisme Windhoos Boerenbedrijf L □- belangstelling voor de 19e-eeuwse schilderkunst heel matig is gesteld. De Haagse School, toch zo rijk vertegenwoordigd in enkele gemeentelijke en rijks- Afgaande op het beleid dat gevoerd wordt door de musea in de grootste gemeenten in de Randstad mag nog steeds geoordeeld worden dat het met de collecties, komt er wat exposities betreft het meest bekaaid van af. Maar ook ten aanzien van schilders die zich in de marge van bepaalde 19e-eeuwse stromingen bevinden, bestaat een groot gebrek aan werkelijke interesse. En dat in weerwil van het feit dat voor de schilderkunst in deze tijd veel publiekelij ke belangstelling is, getuige ook de gretige kooplust bij de handel en op de veilingen waar niet alleen de speculant komt. B M a z ■'X s Jan Voerman Sr. schilderde eenvoudige buitenleven H.R. JW 9n in tie. irs JACK J. BROKAAR Een aquarel met een glas waarin witte azalea's staan werd afgestaan door het Gemeentemuseum in Den Haag Het is te zien op de tentoonstelling van Jan Voer man Sr. in het Dordrechts Museum. In 1886 verwierf Voerman zijn eerste grote succes. Hij wint dan de nog altijd bestaande Willink van Collenprijs voor het doek „Vee in de weide”. Een aardige anekdote is de ze: de schilder die altijd op zwart zaad zat en daarbij immer flinke honger had, moet bij het horen van het geldbedrag hebben uitgeroepen: „Zevenhonderd gulden! Dat is veer tienhonderd biefstukken!” Het beeld van de kunstenaar als bohémien deed in die tijd veel op geld. Voerman ondervond het aan den lijve toen hij trouwde met Anna, zuster van zijn leerling Jan Verkade. De oude Verkade, bezig met de op bouw van zijn Zaandamse bakkerij „De Ruyter”, zag niets in een huwe lijk van zijn dochter met een „schil derende boer”. Het paar trouwde zonder zijn goedkeuring. Voerman experimenteerde steeds meer met de verf waardoor het werk technisch slecht werd. Om een zo transparant mogelijk effect te krij gen, mengde hij veel te veel olie door de verf. Om het drogen te bespoedi gen deed Voerman een snel werken de vernis door de verf met als resul taat dat de verflaag niet allen ging rimpelen en optrekken maar ook nog eens barsten ging vertonen. De klanten voelden zich bedrogen met hun schilderijen die in rap tempo donkerden of waarvan de verf com pleet af gleed. Voerman was echter weer tech nisch zo goed onderlegd dat hij zijn eigen werk kon restaureren en stel de een ieder tevreden door de doe ken glad en welhaast gepolijst te maken waarvoor hij waarschijnlijk gebruikmaakte van hars. rop, Van Konijnenburg en Derkin- deren. Voerman ging zoeken naar de pure kleur, een persoonlijke ver werking van de waargenomen reali teit. Hij ging de vorm vereenvoudi gen en er ontstonden strakke com posities van land, water, wolken en vee in kleurvlakken in een toon. In die tijd gebruikte Jan Voerman dek verf, de toen sterk opkomende tem pera heeft hij waarschijnlijk links laten liggen. Tenslotte we kunnen ’t niet te lang maken de Vier Upanisaden, die uit het Sanskrit vertaald werden door dr. Ali Beth. Hij schreef ook een inleiding. Aanmerkelijk meer dan bij de eerder genoemde boeken wordt er hier geëist van de lezer. Hij moet eigenlijk al heel wat weten van het hindoeïstisch Indië. Er worden te veel begrippen als bekend verondersteld. Het bestuderen van deze Upanisade vereist een flinke brok concentratie. Lukt dat dan haalt men een boeiende oogst aan kennis binnen. De prijs van Heraklios is 32,50, van de andere twee boeken 34,50. door de gemeenschappelijkheid vast te stellen: Wij bleven eenzaam en dat hadden wij gemeen. In dat eerste jaar van hun huwe lijk gingen de Voermannen zich in Hattem vestigen. Hier onderging hij de reactie op heta-impressionisme met haar neiging naar het symbolis me, zoals het wordt vertegenwoor digd door Thom Prikteer, Jan Too- Rond 1902 ontdekte Voerman een nieuw onderwerp: het bosgezicht. Hij schakelde over van waterverf op olieverf en begon zo pakkend te schilderen dat het sommige klanten aanspoorde tot het voornemen om een stuk bos in Hattem te gaan ko pen. Voerman verkocht goed. Hij had een vaste afnemer in Amster dam, de bekende kunsthandel Buf- fa, later gedreven door Tessaro. De prijzen liepen van 25 tot 50 gulden met zeldzame uitschieters van 75 en 100 gulden. de n9 u 1? e- ■H Twee benaderingen van het zelfde probleem, de wegvlieden de tijd en de onderworpenheid van de mens daaraan. De tijd, die Croiset nodig heeft in 8 regels, heel ingedikt dus en daardoor al een poging tot ontsnapping. Van Alebeek heeft er meer dan 20 nodig. Hij kan er niet genoeg van krijgen alles voor ons op te som men, zo duidelijk wil hij zijn. Dat zit ook een beetje in de hele bun del en daardoor blijft hij wat oppervlakkig. Croiset de meester van de beperking, kijkt niet al leen, maar verlegt wat hij ziet van het algemene naar het bij zondere, naar ’t verborgene van de innerlijke logica. Soms is bij hem één regel genoeg om op te kunnen mediteren. Maar de lezer heeft altijd gelijk. Alle meningen zijn waar. Dat is het aantrekkelij ke van poëzie. Eveneens uit de serie Opwente- ling een opvallende bundel van Jan Biezen. Een boekje met ge dichten over een afscheid, een analyse van wat is geweest. Maar tevens een behoedzaam pogen om het contact weer te herstellen Al vaker heb ik in deze rubriek gepoogd uw aandacht te richten op twee gedichten, met de bedoe ling, ze met elkaar vergelijkend, wat inzicht te geven bij het le zen. Deze keer doe ik dat met de gedichten „Als alle schoenen”, van Max Croiset uit zijn pas ver schenen bundel „Bloemlezing”, uitgekomen bij Nijgh en Van Ditmar en het gedicht ,,’t Is vrij dagavond” van Mari van Ale beek uit de bundel „Van mij voor jou voor de herkenning”, ver schenen bij de stichting Opwen- teling). Wie deze gedichten aantrekke lijk vindt, moet kopen het boekje „Bruin zuigt de pot ajuin” van Lin-pi-jama, een voor Nijgh en Van Ditmar samengestelde bloemlezing door Mare Fontenal. Hoe dan ook, op kwasi-Chinese wijze worden ons uiterst puntige en erg veerkrachtige versjes voorgehouden, die vaak doel treffen. Ik heb er veel plezier aan beleefd. Van de drie nieuwe uitgaven in De Oosterse Bibliotheek van uitgeverij Meulenhoff heeft Heraklios, de strijd van Mohammed tegen de christenen, de meeste indruk gemaakt. Meer dan De ring van de duif, een Moorse verhandeling over minnaars en liefde, en meer dan Vier Upanisaden, brokken wijsheid uit het hindoeïstische Indië. Waarom? Wellicht spreekt mee, dat het Swahili-epos Herakli os een surprise voor me was. Met een schok is me duidelijk geworden, dat je wat beschavingen en culturen in Afrika betreft, nog te veel zit vastgeroesd in de oude gegevens, die je in je jeugd werden meegedeeld. De tijd van missionarissen en zendelingen, van het zilverpapier en postzegels sparen voor de arme domme nikker tjes, die geteisterd werden door afschuwelijke medicijnmannen. Over de eigen Afrikaanse cultuur werd slechts gesproken als een barbarisme. Je denkt aan die invloeden ontgroeid te zijn, totdat je bij het lezen van Heraklios tot de ontdekking komt, dat het je verbaast dat ook de Swahili een soort heldendicht hadden als een Ilias. Een verrassende ontdekking. De groeiende populariteit bracht Voerman ook binnen de aandacht van de commercie. Het verzoek van zijn schoonvader om illustraties te maken voor de Verkade-albums gaf hij door aan zijn toen 15-jarige zoon Jan. Kwaad werd hij op de heer Tijl, uitgever van de Zwolsche Courant, die ongevraagd een van zijn aqua rellen als lithografie liet drukken. voeten uit dat dateert uit 1880-81. Voerman heeft zich hier in histori sche kledij uitgedost met een ijdel oogje voor zwier en élégance dat hem op deze jonge leeftijd niet vreemd moet zijn geweest. Direct na zijn studie die hij had aangevuld met een academisch jaar te Antwerpen vestigde Voerman zich op de Rozengracht in Amster dam. Daar kwam hij in een artistiek- vruchtbaar klimaat terecht. Hij leer de er de Tachtigers kennen, Ver- weij, Lodewijk van Deijssel, Freder- ik van Eden, Kloos en schilders als Eduard Karsen, Richard N. Roland Holst, Haverman, Jan Toorop en Braakensiek, tekenaar van politieke cartoons. In die jaren bleef zijn werk nog sterk onder invloed van zijn leermeesters, maar eenmaal weer in contact met de natuur kre gen zijn geliefkoosde landschappen een impressionistische uitbeelding. De streng opgevatte genreschilderij- en raakten op de achtergrond, de toets werd levendiger, Spontaan en bewogen zoals Breitner en Verster schilderden. Wolken, water, weiden, een paar zeilscheepjes en vooral koeien, met die gegevens heeft Jan Voerman Sr. vele aquarellen en schilderijen gemaakt. Zoals ook dit olieverfschilderij dat een IJsselgezicht bij heldere dag toont. w Het epos in het Swahili schrik niet: het is vertaald door professor Jan Knappert en leest gemakkelijk weg handelt over een soort negatiefopname van een kruistocht. Hier trekken niet in naam van God de christenen tegen de muzelmannen ten strijde, althans niet uit het oogmerk van de overlevering en de auteur Mwingo, maar ander som: de mohammedanen gaan de christenen van Byzantium in naam van Allah een lesje leren. Bloed noch lijven worden gespaard. Mohammed wint tenslotte dank zij onder andere veldheer Ali, die op wonderbaarlijke wijze wordt aangevoerd (de goede man was net bezig wat takken en hout te hakken voor de dochter van de profeet Mohammed). Het aardige is, dat aan het slot de dichter zich bij voorbaat al vrij pleit voor kritiek op zijn stijl. Kom daar eens om bij huidige auteurs. Het aardige van de boeken in deze serie, die gemaakt is om moeilijk toegankelijke literaire werken leesbaar te maken, is, dat je aan het begin steeds een kort overzicht krijgt van het tijdperk, de achter grond, de ambiance van het werk. Dat gebeurt bij Heraklios, waar je veel duidelijk wordt gemaakt over het Swahili. Dat gebeurt ook bij Ibn Hazm’s De ring van de duif, dat vertaald is door.de Arabisten Remke Kruk en J. Witkam. Hier verneem je veel boeiends over de moslimse heerschappij in Spanje rond het jaar 1000. Een prima inleiding op de verhandeling over de liefde zelf, die op mij als zodanig niet zoveel indruk maakte, maar wel de interesse opwekte vanwege de „zeden-spiegel” die Hazm voorhield en de tijds- sfeer er door wordt weergegeven. Overigens: de heer Hazm was een puriteins baasje, dat steeds maar weer doodserieus, zonder ook maar één grap, meldt wat verliefden allemaal te verduren hebben. Inhoude lijk vind ik de Ars amandi, de kunst van het liefhebben, van Ovidius heel wat sprankelender en geestiger. In augustus 1925 voltrok zich een natuurgebeuren dat een grote wen ding aan Voermans stijl zou geven. Een groot deel van Borculo werd door een windhoos vernield. Voer man begon vanaf dat moment fel- expressionistisch te werken. Het landschap kreeg niet-bestaande, angstaanjagende luchten en de eer tijds zo vreedzame wolken raakten nu doorschoten met de vreselijkse kleuren. Een fantastisch-visionaire verbeelding leverde de meest bizar re doeken op. Wie dit werk verge lijkt met al het andere moet tot de conclusie komen dat Voerman een flinke psychische klap moet hebben gehad. Tot in de jaren dertig bleef Voer man nog volop actief. Hij zorgde voor een „winterprovisie” door in de zomer voor voldoende schetsen te zorgen die dan een half jaar later weer konden worden uitgewerkt. In 1935 werd zijn gezichtsvermogen minder en Voerman stopte met schilderen. In het eerste oorlogsjaar werd hij ziek na te zijn teruggekeerd van een kort evacuatie naar Wezep. Voerman zou het niet meer meema ken hoe de lucht vol zou zijn van dezelfde angstaanjagende kleuren en geluiden die hij voordien in zijn werk had gebruikt. Na zijn dood raakte het werk her en der verspreid. Een groot deel zit nu in de verzameling van de acteur Henk van Ulsen die het afstond voor de tentoonstelling. Ook het museum Kröller-Müller op de Hoge Veluwe heeft een aantal bladen. De meeste zijn gelukkig in ons land gebleven. Had Voerman een halve eeuw eer der geleefd, dan had zijn werk hoogstwaarschijnlijk uit Engeland en de Verenigde Staten moeten wor den gehaald. Van de al sinds lange tijd heersen de windstilte maakte een aantal klei nere musea gebruik om de aandacht te vestigen op ontwikkelingen in de kunsthistorie van de vorige en van het begin van deze eeuw die zeker de moeite waard zijn. Met name het Singer Museum in Laren, het Ge meente Museum in Arnhem en het Stedelijk Museum in Schiedam leg gen ruime activiteiten aan de dag die zonder meer hun waarde reeds hebben bewezen. Nog maar kort ge leden is dat gebeurd met de Amster damse Joffers en de uitstekende re trospectieve van vader en zoon Kar sen, tentoonstellingen die in hun sa menstelling een verhelderend licht wierpen op een nog nauwelijks ont gonnen gebied van de moderne kunst. Thans is dat opnieuw het geval met Jan Voerman senior die na La ren tot 1 augustus in het Dordrechts Museum is te zien, alvorens zijn werk naar Arnhem verhuist. Voer man senior, vader van Jan Voerman junior die enige furore zou maken als schilder (aquarellist) van de Ver- kadeplaatjes, werd vooral bekend als IJsselschilder. Talloos zijn zijn werken die hij aan de boorden van de vroeger nog zo idyllisch stromen de rivier de IJssel heeft gemaakt. Toch is dit werk niet geheel bepa lend voor zijn oeuvre geweest, want Voerman was ook een schilder van heel knappe stillevens. Een beetje academisch misschien, maar toch met een zekere verve en brille die voor het einde van de 19e eeuw heel fris moeten zijn geweest. Die academische aanpak is toe te schrijven aan August Allebé, direc teur van de Rijksacademie in Am sterdam waar Voerman in 1876 ging studeren. Voerman toog naar Amsterdam samen met zijn vriend Willem Bastiaan Tholen die net als hij afkomstig was uit Kampen. Tus sen Tholen en Voerman ontstond een hechte vriendschap, al zou Tho len met zijn stijl die nauw verwant was aan de Haagse Scholers een veel hoger niveau bereiken. Voerman was het derde kind van een boer die zijn bedrijf nog binnen de muren van de oude stad had. Thuis leerde de jonge Jan het boe renbedrijf kennen, daar werkte hij in de stallen en hielp mee met voede ren van de kalveren en het binnen halen van het hooi. Zijn eerste in drukken van het landleven in die jeugdjaren moeten een zeer diepe invloed op hem hebben gehad, het vormt een thema dat steeds weer is terug te vinden. Jan Voerman, van eenvoudige ko maf, bleef zijn hele leven het simpe le bestaan trouw. Hij verklaarde la ter zijn liefde aan het stadje Hattem, waardoor hij zich bewust van het mondaine stadsleven afsloot want de beperkte communicatiemiddelen van die tijd waren niet van dien aard dat men zich tussen bijvoorbeeld Amsterdam en het oosten snel kon I verplaatsen. Wie zijn monografie leest, ver schenen bij Zomer en Keuning te Wageningen, vindt overal de hang I terug naar de oer-elementen water, lucht, aarde en in een heel bijzonde re fase op latere leeftijd, ook het vuur. Anna Wagner, die dit voortref felijke boek heeft geschreven dat ook als catalogus bij de expositie kan dienen, schetst het leven van Voerman vooral tegen het decor van de plaatsen waar hij verbleef: de academie en de kunsthandel in Am sterdam en de streek rond de IJssel aan welke oever hij zelfs een huis heeft laten bouwen. Voerman, die zijn eerste schilder lessen van C. H. Hein en F. J. Buy- tendijk had gekregen, raakte bij Al- lebé doorkneed in het vak. Als leer meester was Allebé zo’n krachtig figuur dat alleen de grootsten onder zijn leerlingen hun eigen weg kon den blijven volgen. Wat daar onder zat moet zich waarschijnlijk veel moeite hebben getroost om onder de druk vandaan te kunnen komen. Bij velen is er een nogal slaafs volgen voor in de plaats gekomen. We zien dat bijvoorbeeld bij sommige Am sterdamse Joffers die 50 of meer jaren trouw in dezelfde stijl bleven schilderen die ze ooit op school had den aangeleerd, alle nieuwe ontwik kelingen in de jaren ’20 ten spijt. De invloed van Allebé die via de Rijksa cademie liep heeft voor een groot deel een specifiek Amsterdamse ontwikkeling van het impressionis me in de weg gestaan. Aan de Rijks academie werd de vage vormgeving, immers kenmerkend voor het im pressionisme, verafschuwd. Tech niek en vormvastheid werden stellig gepropageerd en er werd getekend naar antieke modellen. Jan Voerman heeft daar veel baat bij gehad. Tot op gevorderde leeftijd hij stierf in 1941 op 84-jarige leeftijd is er op zijn uitbeeldings- wijze weinig aan te merken geweest. Een heel mooi en behoorlijk groot doek dat helemaal het stempel van Allebé draagt, is een zelfportret ten Biezen doet pogingen om over de grens van het bestaande ach terliggende waarheden te ont dekken, ze met het woord te over vallen om zo de stof met het onstoffelijke, het mannelijke met het vrouwelijke, te verzoenen. „Als een tijdloze brief”, is een boeiende bundel. Ook in „Om trent de vrouwen in haar die ik lief had”, uitgekomen bij „de Beuk”, vinden we dat pogen te rug. Steeds dat nagloeien van haar „waar haar portret stond als een standbeeld, omringd door vergeten waterrimpels”. De ma nier van werken is bijna klassiek. Keurig afgepaste kwatrijnen, zonder rijmklanken, steeds alert op een relativerende sprong om niet „uiteindelijk te verdwalen in voorbije dingen”. „Eertijds heb ik niet geloofd en thans nu ik zou willen geloven geloof ik niet dat het te redden is met alleen geloven”.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1977 | | pagina 19