99
Amsterdammer gaat wandelend en fietsend europa door
99
Ramses
Venster
4
BI - - - -
Openluchtmuziek
1
I
li
I
I
HET HUWELIJK
VAN EEN
ACCORDEON
EN EEN BAS
I
L
Wereldkampioen
Krontjong
Kamperen
Lichtgewicht
rel
Ja
O
I .ft
19 7 7
13
Een accordeon met een kop er
boven waarin een onafscheidelij-
je sigaar prijkt. Een bas en het
[oedmoedig-lachende gezicht bij
ie microfoon voor de zang. Die
~~jwee horen onafscheidelijk bij el
kaar: Johnny Meijer en Manke
I *Jfelis. Samen „terug in de Jor-
Zaan”, twee Jordanezen die de
"janken van vele podia betra-
Mjen maar eigenlijk nog nooit (op
SWMt'n enkele tv-opname na) regel-
jWwfflnatig in hun eigen Jordaan te
^Wioren waren. Nu dan wel, in café
MWRanderaat aan de Westerstraat.
^W)aar gaan op vrijdag-, zaterdag-
MOn zondagavond de verzoeknum-
™j)M|iers met het gerstenat samen
uJvflW'er de bar heen.
DONDERDAG 4 AUGUSTUS
ONDER REDACTIE VAN INGE CRUL
•w
Johnny Meijer en Manke Nelis
de Jordaan
«veer samen in
We zijn toch geboren om
Een fiets van 32, een fietser van 70.
onze benen te gebruiken
I
Met de accordeon, onafscheidelijke sigaar
en bas de Jordaan in.
Medailles en bekers vullen het leven van
de heer De Blécourt.
We praten bij Johnny Meijer thuis, een
«venhuis in de Haarlemmerstraat aan de
and van de Jordaan. Riekie, zus van Ne-
s, vrouw van Johnny, is de hartelijkheid
elf, draagt slagroomgebak aan, thee,
tukken pizza. Twee hondjes, Yorkshire
jrriërs, rennen keffend heen en weer.
M’n kinderen” noemt ze ze. „Bloedhon-
en zijn het”, grijnst Nelis, die overigens
ek op honden is, als hij de trap is opge-
tommeld met z’n ene been. Het andere
erloor hij bij een motorongeluk in Lyon.
laarom dus „manke” denk je dan. Maar
ee, Nelis kreeg die naam al als kind, toen
r iets met z’n benen niet klopte en hij
ijdens de groei tot dertien keer toe geope-
Berd moest worden om te zorgen dat zijn
enen niet krom zouden gaan staan. Dat
etekende telkens in het gips en dus „Man-
e Nelis”. „Want in de Jordaan heb je met
en uur een bijnaam”, zegt hij. Dus ook:
Terug naar de muziek. Johnny Meijer en
Manke Nelis, hoe kwamen die twee bij
elkaar? Ze werden op een steenworp af
stand van elkaar geboren in de Jordaan.
Geen school- of straatvrienden, daarvoor
verschilden de leeftijden teveel. Johnny is
nu 65, Nelis 57. Johnny kreeg een accorde
on van een oom, ging lessen en spelen, had
nog liever een piano gehad maar dat kon
nou net niet in de Jordaan want een piano
dat was voor de rijken en de harmonica
voor de gewone lui. Johnny wist al gauw
hoe hij met z’n accordeon om moest gaan
en met hard studeren en optreden, op
bruiloften en partijen in allerlei zaaltjes
werd hij zo groot in het vak dat hij zich in
1951 zelfs wereldkampioen mocht noemen
en „koning der accordeonisten”.
Voor de oorlog had hij een café op de
Nieuwendük. „American Palace” waar
Op de piano staat een versleten en be
duimeld exemplaar van „kun je nog zin
gen, zing dan mee”, opengeslagen op de
wandelmars „een vroolijke jongen”, het
geen „opgewekt en flink” gezongen moet
worden. Overal zie je wandeltrofeeën: me
dailles, vaantjes, wimpels, plakken, be
kers. De kamer van de heer T. de Blécourt,
driehoog klimmen in een Amsterdamse
woning, ademt de sfeer van prijsuitreikin
gen, huldigingen en wandeltochten van
vele, vele jaren. Op zijn achtste trok deze
nu zeventigjarige Amsterdammer al de
wandelschoenen aan en die zijn niet veel
meer uit geweest: de heer De Blécourt is
een rasechte wandelaar, en daarnaast mag
hij zich met ere ook het predikaat fietser
opdrukken want dat is zijn vervoermiddel
van en naar wandeltochten, waar die ook
mogen zijn. „We zijn toch geboren om onze
benen te gebruiken” zegt hij dan achteloos
over de twee onderdanen die hem zoveel
goede diensten bewijzen.
Ik had geluk maandag dat ik hem thuis
trof, net tussen een paar tochten in. Regel
recht van de zesdaagse van Denemarken
waar hij 300 km liep, fietste hij naar Nij
megen voor zijn 38ste vierdaagse. Amper
uitgerust vertrok hij maandag naar Me
chelen waar nu de vierdaagse begint. Dan
gaat hij door naar Oostenrijk, naar Italië
Nelis, toen nog een jonge knul, vaak
kwam. Nelis werkte in de scheepsbouw
maar hij zong teveel zodat hij ontslagen
werd - „nou ja, ik maakte m’n eigen caba
ret op het dek”, en weer aangenomen, en
weer ontslagen, enfin, zo tot elf keer toe.
Toen dacht-ie: misschien dat ik voor mijn
lol kan gaan zingen, en Johnny was degene
die dat wel zag zitten. Maar: er moest een
instrument bij, en Nelis ging aan de slag
met een bas. Óp afbetaling, een knaak per
week.
Hij leerde spelen, hij zong - en een onaf
scheidelijk duo voor zaaloptredens in bin
nen- en buitenland, maar later ook voor
radio, televisie en grammofoonplaten, was
■geboren. Nelis: „maar alles wat ik geleerd
heb, dat heb ik van Johnny Meijer”. Sa
men ging het tweetal de oorlog in. Op een
avond hadden ze een schnabbeltje op de
Weteringschans, diep in de nacht, dus vol
op verboden tijd. Moesten ze met een fikse
borrel op over straat naar huis. Voor een
café aan de Heiligeweg pakte Nelis z’n bas,
en Johnny z’n accordeon en daar weer
klonk over straat het Wilhelmus
Een ander incident uit die oorlogsjaren.
Nelis: „Ja, hoe je het durfde, ik weet het
niet, maar op een avond zing ik Jiddische
Mamma in de American Palace, dat toen
De Ster heette. Ik denk dat verstaan die
Moffen toch niet. Komt er één naar me toe,
vraagt wat zing je toch. En ik: da’s Indi
sche Mamma, Krontjong, weet je. En die
mof: schön, schön. Op het eind was
Nelis toch te brutaal, schold een soldaat uit
voor konijnenjager en belandde in een
kamp. Na de oorlog kwam de tijd van
optredens her en der, al dan niet met
beroemde mensen. Zo waren ze eens in een
Belgisch gehucht, met Tom Erich, Eddy
Christian! en Max van Praag. Nelis: „Ik zie
Johnny zo link naar me kijken, ik denk
wat is er. Gegrom geknor, dat was het.
Onder de vloer. .Wij kijken: daar zaten
varkens! De planken bewogen er gewoon
van. Staat Max daar ook te zingen, gaat
opeens achterin de zaal een Belg de kachel
opstoken. Max: „als u klaar bent mogen
we dan weer verder”. De man klaart het
karwei en zegt: awel, ge kunt nu weer
rustig zingen hoor”.
Parijs: dat kennen ze van het concours
waarop Johnny bekroond werd en waar
van ze de beker kwijtraakten. Maar ook
van de grappen na afloop en de Pernod die
Wandelen en fietsen vullen zijn bestaan.
„Ik heb er altijd van gehouden buiten te
zijn. Ik ben een amateur-zwerver, een na-
en België, voor een paar driedaagsen en
dagtochten, alvorens voor de winter weer
thuis te komen. Dan vindt hij het nóg
jammer dat hij sommige tochten moet
overslaan omdat die elkaar overlappen.
Zo had hij best meegewild met de milieu-
fietstocht langs de Rijn, maar dan moest
hij de Nijmeegse Vierdaagse „laten lo
pen”. „Nou ja, ik ben al eens langs de Rijn
gereden, tot Rüdesheim. Toen liepen de
hellingen nog glooiend af, in plaats van
steil, zoals nu, en kon je nog in de Rijn
zwemmen. Je zag ook dat de schippers het
Rijnwater dronken. Nu schijn je er foto’s
in te kunnen ontwikkelen, niet?”
ze voor het eerst dronken. Nelis kent 'tnog
van een ander speciaal bezoek: „Toen had
ik weer wat op, ik had een prachtige mo
tor, die verkocht ik alleen maar om per
taxi naar Parijs te gaan en daar in drie
dagen alles erdoor heen te jagen. Ik kom
thuis met een flesje parfum voor m’n
vrouw die van niks wist, en ze zegt: je moet
niet zo in en uit lopen Nelis.”
Het tweetal heeft nu, omdat ze het reizen
Tijdens het Nijmeegse wandelevene
ment pleegt hij te kamperen achter een
groentewinkel in die stad, vroeger bij de
ouders, nu alweer bij de kinderen. „Die
mensen hebben me altijd geweldig gehol
pen het te halen, in die tijd, dat je om
kwart voor vier ’s morgens startte en om
drie uur binnen moest zijn. Massage en
blaren onderweg, dat was tijdsverlies en
van inhalen kwam nooit wat terecht”.
Z’n fiets was steeds zijn trouwste kame
raad. In openbaar vervoer ziet hij niet
veel: „Ik moet altijd zolang wachten dat ik
er net zo goed heen kan lopen of fietsen.
Als ik eens een tramkaart heb is hij al niet
meer geldig als ik weer ’ns ga”. Eén keer
ging hij met een bustocht mee naar de
wandeltocht in het Wienerwald in Oosten
rijk. Het beviel hem bitter slecht, het gezel
schap was hem niet naar de zin, en toen hij
thuis kwam was zijn fiets gestolen. En dat
terwijl hij hem nu, in weerwil van de
gewoonte, eens niet op straat op slot „par
keerde” maar keurig stalde. Je weet im
mers nooit of je fiets veilig is in de hoofd
stad Een paar dagen na de diefstal zag
hij z’n fiets rijden, „een jonge knul erop.
Die heb ik bij z’n lurven gepakt en bij de
stalling afgeleverd, daar moesten ze maar
verder zien, ik had m’n fiets terug”.
Een oude Locomotief is het, geen „fiets”
zou je zeggen, maar Rijwiel met een hóófd
letter. Een sportkar toen hij hem vlak na
de oorlog kocht. Onverwoestbaar, oerde
gelijk, het enige wat sleet waren de ban
den. Twee jaar ,iérug moesten voor het
eerst alle lopende onderdelen vervangen
worden. Sportfietsjes met dunne bandjes
en tien versnellingen hoeven voor hem
niet. Hij heeft z’n versnelling er afgehaald.
Voordat ik geschakeld heb zit ik al op de
volgende helling en omhoog kan je net zo
goed lopen, dan kruipen die lichte fietsjes
ook”.
„verbachen”. Zelden stonden ze voor ver
rassingen als iemand ze ooit een verzoek
nummer vroeg. Behalve die ene keer in de
San Remo. Nelis: „Ja, iemand vroeg ons,
speel dat lied van „het zwarte zware
eikehouten kruis”. Nou echt, we hadden
geen idee wat dat kon zijn. Was het het
nonnenkoor, op de omslag van de muziek
stond een non met zo’n kruis.
„Een Amsterdammer hoeft niet alles
te weten als-ie ’t maar weet te vinden”
schrijft de Raad voor Maatschappelijk
Welzijn in de hoofdstad op haar bro
chure „Venster op Amsterdam” die aan
iedere nieuwe inwoner van de stad
wordt toegestuurd. Uitermate handig
en nuttig, met zijn vele namen, tele
foonnummers, adressen voor informa
tie en hulp, voor in- en ontspanning. En
niet alleen voor de nieuwkomer, ook
voor de geboren en getogen Amster
dammer, die, om maar wat te noemen,
ander werk wil, een nieuw huis, wil
leren studeren, mensen wil ontmoeten,
zich eenzaam voelt, zorgen heeft kor
tom allemaal van die instanties waar je
je in een telefoonboek een ongeluk naar
zoekt. Om niet te verdwalen in Amster
dam daarom dit „Venster”, verkrijg
baar bij de Raad, Prins Hendriklaan 52,
Amsterdam, tel. 020-765351.
en trekken moe zijn de Jordaan weer opge
zocht en dat bevalt ze wel. Onder hun
publiek tellen ze Rembrandtpleingangers,
Jordaners en veel mensen die de San Re
mo bezochten, waar ze vijftien jaar lang
gespeeld hebben met hun onuitputttelijke
repertoire. Alles spelen ze wat je vraagt.
Johnny: „Het meest houden we wel van
Joegoslavische en Roemeense muziek. En
klassiek, ik vind het leuk om een foxtrot te
Ramses Shaffy, heeft een eigen ma
nier gevonden om als hij een slokje op
heeft of van plan is dat in te gaan
nemen, zich niet in het verkeer te wa
gen. Ramses verplaatst zich dan per
bootje. En iedereen die langs de kant
staat, hem herkent en vraagt of-ie mee
mag kan instappen. Zal de waterpolitie
leuk vinden. En bewoners van woonbo
ten. Maar het is een manier van vervoer
natuurlijk, nog afgezien van de reclame
voor Ramses. Die vanavond in de Brak
ke Grond de eerste voorstelling geeft
van zijn nieuwe zomerprogramma,
waarin hij steeds weer andere gasten
ontvangt. Overigens: de Nes, waar de
Brakke Grond is, ligt niet aan het
water.
Z’n bagage is lichtgewicht. Een tentje
van één kilo, zelf gemaakt, want hij is niet
voor niks kleermaker van zijn vak. Ca-
mouflagekleurige nylon, gekocht op de
Albert Cuyp voor een rijksdaalder de me
ter, en met een knaak korting omdat ie in
het vak zat. Met regen gooit hij er een stuk
plastic over, ligt-ie droog gezellig te luiste
ren naar het gerikketik, in zijn ook weer
zelfgemaakte slaapzak. Veel schoenen ver
sleet hij overigens ook nooit: hij deed al
twintig jaar met hetzelfde paar dat hij
steeds weer oplapte.
Kerngezond natuurlijk, nooit ziek.
„Hoogstens een keertje verkouden”., ’s
Winters blijft hij in conditie met wandel
tochten van zo’n twintig kilometer in het
weekeinde en twee keer per week schaat
sen op de Jaap Edenbaan. „Voordat de
baan sluit maak ik op één dag 225 rondjes,
77a uur achter elkaar”.
Zijn advies voor de ongeoefende fietser:
„langzaamaan beginnen, met zo’n twintig
kilometer op een zondag trainen, en dat
voorzichtig opvoeren, vooral niet teveel
tegelijk in het begin. En weinig bagage
meenemen.” Geen sterke drank natuur
lijk, en dat geldt ook voor de wandelaars,
die als ze zomers in vorm willen zijn van
meneer De Blécourt al in februari mogen
gaan trainen. Ook weer langzaam opvoe
ren, van vijf naar tien en dan verder. „En
niet met hitte of regen het bijltje erbij
neergooien”.
Zelf draagt hij bij het wandelen lage
bergschoenen, maar, zegt hij, tegenwoor
dig heb je ook lage wandelschoenen. Daar
in: Noorse wollen sokken, zorgen dat je
goed korte, ronde en platte teennagels
hebt. Tenslotte dit: „je loopt met je benen,
maar vooral pok met je verstand. Dus niet
onregelmatig, het ene uur meer kilometers
dan het andere, te lange rusttijden en zo.
Ik loop altijd 35 km aan één stuk, dan rust
ik een half uur en eventueel later nog een
kwartiertje.”
?1
fllll)lriire os” voor J°hnny Meijer, die op z’n
pl/'/illifleertiende 160 kg woog.
Ilïïlull /i Nelis is de man van de mooie verhalen.
ylfiohnny meer van de feiten, kauwend op
wil'yJl/ljn sigaar beaamt hij, grinnikt, maakt ’ns
opmerking. Het gesprek springt van
werk naar anecdotes, van Parijs naar
Amsterdam en dan weer naar Den Haag.
(en Haag? Twee rasechte Amsterdam-
lers met onvervalste Jordaanhumor? Ne-
Sinds mei kunt u op de zogenoemde
„meisjesbinnenplaats” van het Amster
dams Historisch Museum gratis toe
gankelijk openluchtvoorstellingen bij
wonen. Komende zondag, zeven augus
tus is er om twee uur een poppenkast
voorstelling door het Teatro Cabalzi en
voor de komende weken is een serie
openluchtconcerten gepland, alles
steeds onder het voorbehoud: goed
weer. Donderdag de elfde komt om
kwart over twaalf de Amsterdamse Po-
litiekapel, zo ook maandag 22 augustus
om half twee en donderdag de vijfent
wintigste om 12.15 uur. Zondag veer
tien augustus begint om twee uur een
uitvoering van werken van Mozart en
Poulenc door het Lupusensemble. Het
Nederlands Blazers Ensemble brengt
werken van Mozart op zondag 21 au
gustus, om twee uur. Zondag 28 augus
tus wordt het seizoen besloten met mu
ziek op beide binnenplaatsen. Vanaf
twee uur concerteert dan de Muziekve
reniging Amsterdam, en na een rond
gang door de stad zullen in de loop van
de middag zich daar nog enkele harmo
nieorkesten bij aansluiten. Kortom: al
lemaal bedoeld voor uw muziekagenda,
en als u ter plekke bent kan het Histo
risch Museum u ook binnen zijn muren,
ditmaal wél tegen betaling, het een en
ander laten zien. Ook handig voor als
het weer niet goed is natuurlijk.
(ta'‘
maakzigeuner.” Als kind liep hij voor z’n
plezier naar Zaandam. „En waarom zou ik
dat nou doen, denkt u? Kijk, je moest het
Noordzeekanaal dan over, en je had de
pont bij de Hembrug, die was wel twintig
keer kleiner dan die van nu en als er veel
auto’s op stonden lag hij zwaar en laag in
het water. Met een stuk hout trok men hem
langs de kabel naar de overkant en hoe
meer er trokken hoe sneller dat ging.
Daarvoor ging ik speciaal: om mee te
trekken. Ik ben ook nog ’ns naar Muiden
gelopen, een jaar of twaalf zal ik geweest
zijn. Ik kwam in het donker terug, mijn
moeder had de politie al gewaar
schuwd
Een gezin waar iedereen zo gek op wan
delen was? „Nou, door mij zijn ze wel meer
gaan lopen. Met de vijfde vierdaagse
liepen m’n vader en moeder nog mee van
Arnhem naar Nijmegen, toen liep het tra
ject nog over de Waalbrug. M’n vader zei
altijd, jongen, de tiende keer dat maak ik
niet meer mee. En waarachtig, in de week
voor de vierdaagse moesten we hem
woensdags cremeren en zaterdags wandel
de ik in Nijmegen. Hij had me het ik weet
niet wat gedaan als ik niet was gegaan. Dat
was de tijd dat hij nog het maximale
aantal kilometers in Nijmegen mocht lo
pen. Nu is hij op „dertig” gezet een
peuleschilletje natuurlijk voor ’m. Hij
heeft één keer blaren gehad, de allereerste
vierdaagse was dat. „Kwam door m’n
schoenen.”
lis heeft er een tijdje gewoond, kan in mooi
plat Haags verhalen vertellen uit die tijd,
verhalen waaruit blijkt dat hij maar zó’n
klein hartje heeft. Hoe hij in een jolige bui
de hele inhoud van een bloemenkar op
kocht en in het Haagse centrum voor nop
uitdeelde.
Hoe hij eens, „met een keiltje op hoor”,
twee armoedige kinderen - „dat kon ik nou
echt niet aanzien” - in de Bijenkorf in de
kleren zette, ze daarna in Voorburg thuis
afleverde om vervolgens het genoegen te
smaken pa flink dronken te krijgen.
„Tenslotte wilde ik ook wel ’n lolletje, nou,
die man kreeg van z’n vrouw een mep met
een pan op z’n hoofd. En zij tegen mij
roepen: had dat geld maar aan mij gege
ven”. Hij geniet zichtbaar bij de herinne
ring. „Nu het zo weer opborrelt vertel ik
het straks weer aan m’n vrouw, en m’n
kleinzoon. Maar die gelooft me niet meer
sinds ik gezegd heb dat m’n been eraf ging
toen ik als cowboy op indianen jaagde”.
p