De guillotine
9.
r®.
DUIZEND KILOMETER PER STOOMTREIN DOOR OCEAAN VAN B.
L>’
Hardhandig
door Yvonne Scholten
UNITED FRUIT COMPANY VAN EERSTE PLAATS VERDRONGEN
Lapjes grond
Spoorlijn
IN EEN
OMZIEN
En dat is niet het enige dat je eraan herinnert
dat je in Columbia bent. Als duidelijk niet-
Columbiaanse kun je geen stap verzetten, of
er loopt een 10- tot 30-jarige achter je aan:
„Pss, psss, misss, you want grass?” Marihua
na te over.
vertwijfeld hun best doen het laatste restje
stand op te houden. En verder voornamelijk
I familiepensions, waar de stedelijke bevolking
I die het wat breder heeft, a raison van een paar
I tientjes per dag met het talrijke kroost voor
I kost en onderdak terecht kan. ’s Avonds wordt
I in een stuk of vier gelegenheden oorverdoven-
I de muziek te berde gebracht. De terrasjes
I zitten vol met lange, blonde, blauwogige grin-
I go’s, terwijl de Columbianen op de bankjes
I aan de overkant van de boulevard meege-
I nieten. Over
j dag worden aan het strand mango’s, avoca-
I do's, guayaba’s en andere tropische vruchten
R verkocht.
li
Santa Marta is een Columbiaans badplaats
je aan de Caraïbische Zee, of de Atlantische
Oceaan, zoals de Columbianen plegen te
zeggen. Het is een plaatsje dat aan Joegosla
vische badplaatsjes van zo’n vijftien jaar gele
den doet denken.
SS v i
Mafia in Columbia
nu heer en meester
LOUIS
Zo gaat achter het slaperige badplaatsje Santa
Marta een wereld van moderne landbouwproduk-
tie, van laboratoria en supersnel transport schuil.
Niet dat die wereld zijn stempel gedrukt heeft op
het stadje. Er is weinig voor nodig om je het Santa
Marta van de jaren ’30, ’40 en ’50 voor te stéllen,
administratief centrum van de United Fruit Com
pany en eindpunt van de spoorlijn waarlangs
onophoudelijk ladingen vol bananen uit de achter
liggende streek aangevoerd werden.
Voor het station van Santa Marta staat een oude,
pikzwarte locomotief uit dat zwaarbelaste verle
den. Misschien dezelfde - was de lugubere gedach
te die door mij heen schoot - waarmee in 1928 de
lijken vervoerd werden van de arbeiders die het
gewaagd hadden de eerste grote staking tegen de
machtige company te organiseren. Op het gemo
derniseerde stationnetje van Santa Marta zat ik
eind juni te wachten tot de expres naar Bogota zou
vertrekken. Groot was mijn verrassing toen de
„luxe expresse” die op het karton voor het loket
aangekondigd stond, een stoomtrein bleek te zijn,
die moeizaam puffend over één enkel spoor de
ruim 1000 kilometer naar Bogota aflegt.
Coupés bestaan niet; het is alsof je in een serie
bussen achter elkaar zit die niet alleen op en neer,
maar ook nog eens met groot geweld heen en weer
schudden. De met rood imitatieleer beklede stoe
len zijn net als vliegtuigstoelen achteruit te klap-
De Seeligkazeme in Breda, waar het roem
ruchte derde regiment bereden veldartillerie in
de dertiger jaren werd voorbereid op de Tweede
Wereldoorlog, was een onderkomen dat in alle
opzichten tekortschoot aan zijn riante naam. De
beroemde generaal Seelig moet zich wel diverse
malen krachtig en wrevelig in zijn graf hebben
omgedraaid toen de opperste legerleiding be
sloot zijn naam op het verroeste hek van die
schamele ruïne te hechten - maar dat is nu juist
een bezigheid van generaals die geen enkele
invloed pleegt te hebben op zijn nog levende
superieuren.
De Seeligkazeme bestond uit een stel bouw
sels dat door Napoleon als arsenaal was ge
bruikt. Het bewoonbaar maken van de ruimte
was geschied met de inmiddels achterhaalde
mentaliteit van: „Er zijn paarden en mensen, en
ook nog soldaten”. Destijds was dat de lijf
spreuk van vele beroepsmilitairen bij de veldar
tillerie boven de rang van opperwachtmeester.
Ik heb die opvatting meermalen moeten aanho
ren, geschaard in de allerlaagste categorie van
levende wezens namelijk de dienstplichtige re
cruten. Niet alleen in theorie, maar ook in de
praktijk werden wij volgens die lijfspreuk beje
gend en behandeld. En volkomen in overeen
stemming daarmee waren wij ondergebracht in
de Seeligkazeme achter kleine, getraliede ven
sters, in enorme, dompige zalen zonder daglicht
pen, maar omdat het mechanisme in negen van de
tien gevallen stuk is, ben je verplicht de reis in
halfliggende toestand door te brengen, en met
nauwelijks ruimte voor je benen, omdat ook de
stoelen voor je, definitief onderuitgezakt en niet
meer op te klappen zijn.
Vierentwintig uur zou de reis duren, had de
dame van het loket me verzekerd, en ik drukte
optimistisch een sigaret door het asbakje dat bo
demloos bleek te zijn. Zoals de meeste ramen of
niet open of niet dicht konden en de trein geen
deuren bleek te hebben. Wel een stuk of zes con
ducteurs en per coupé drie gewone soldaten en een
hogere, die al voor het vertrek van de expres zo’n
harde stomp in mijn reiskoffertje had gegeven, dat
als ik breekbare spullen vervoerde, ik meteen weer
uit had kunnen stappen. Politiebescherming en
politiecontrole: een aanval van de Columbiaanse
guerrillabeweging op de trein wordt kennelijk niet
uitgesloten geacht en tegelijkertijd wordt er gecon
troleerd op van alles en nog wat dat verboden is.
Hoe het daar precies mee zit, is met niet duidelijk
geworden. Het schijnt in Coluombia aanzienlijk
eenvoudiger te zijn om marihuana en cocaïne te
vervoeren dan tubes tandpasta en blikken met
koek.
Hoe dan ook, even over twee in de middag
vertrokken we nadat de laatste schoenpoetsers,
krantenverkopers en jongetjes met Marlboro en
chewing gum uit de trein gezet waren. Dwars door
de armoedigste buurten van Santa Marta, waar
geen buitenlander zich kan vertonen of hij krijgt
gegarandeerd een mes op z’n keel gezet, de bana
nenstreken in. Duizend kilometer vrijwel geheel-
langs de Rio Magdalena, een brede rivier die
volgens de plannen al 50 jaar geleden gekanali
seerd had moeten worden, maar nog steeds ieder
jaar vele duizenden hectaren grond blank zet. Een
eindeloze aaneenschakeling van groen en blauw,
met her en der de bergen als achtergrond. Een
of comfort, volgestouwd met ijzeren kribben met
strozakken, ruimten die dienstdeden als slaap-
eet- en recreatiezaal tegelijk, des nachts stin
kend naar de geuren van overdag, des morgens
bezwangerd door de uitwasemingen van de
nacht.
Op de begane grond waren de stallen van de
paarden, tweehonderd stuks in smalle boxen met
een nauwe loopgang erachter voor de ballenra-
per-stalwacht. De tweede verdieping was de
hooizolder, tot de plafonds gevuld met balen
paardenvoer dat door openingen in de vloer in
kleine porties in de ruiven beneden werd gedepo
neerd. En daarboven dan die slaapzalen, leven
sgevaarlijk door de mogelijkheid van brand in
de hooivoorraad, slechts toegankelijk via een
smalle houten trap aan het einde van het ge
bouw. Als het derde regiment bereden veldartil
lerie op volle sterkte des nachts lag opgeborgen,
had een brand tweehonderd doden kunnen ople
veren.
Het regimentsbureau, waar de staf-officieren
verbleven, lag op veilige afstand en dat was heel
verstandig uitgekiend, want een nieuwe lichting
recruten was gemakkelijk genoeg op te roepen
als de vorige zou zijn verbrand, maar een nieuwe
collectie staf-officieren zou van de Koninklijke
Militaire Academie moeten worden betrokken
en dat zou een kostbare zaak zijn geweest,
vanwege de hoge opleidingskasten, de dubbele
namen en het goudgalon.
oceaan van bananenpalmen, bananen, bananen en
nog eens bananen en waar een menselijke kolonie
opduikt eindelijk wat variatie: mais, yuca, sinaas
appelen, mango’s. Uit mijn treinkaartje blijkt dat
we bij een stuk of 30 stationnetjes stoppen en dat
verklaart, met de stoom, al iets van de lange duur
van de reis.
Na een uur wordt nog meer duidelijk: met heftig
gestoot wordt op een zijspoortje gerangeerd, waar
we een half uur wachten tot een goederentrein uit
tegenovergestelde richting voorbijgetrokken is.
Onze trein rijdt een kilometer achteruit om weer
op het spoor te komen en de reis wordt voortgezet.
Met stoom, stationnetjes en rangeren op zijsporen
halen we uiteindelijk de 40 kilometer per uur nog
niet.
tegen elkaar in knetteren, hier ontbreken. De reis
Santa Marta-Bogota per trein kost-zestig gulden en
dat is een zeer stevig bedrag.
Iedere familie is daarentegen wel voorzien van
pakken papieren zakdoekjes en spuitbussen met
bloemetjesgeur. Het contrast tussen binnen en
buiten is groot; ik blijf een tijdje met een ondefini-
eeerbaar gevoel naar mijn stevige laarzen staren
als buiten de zoveelste groep boeren op blote
voeten voorbij is getrokken. In de uitgezakte licha
men van de vrouwen die in de deuropeningen
zitten of in de rivier staan te wassen, staat een
leven van kinderen baren, kopzorgen en de eindjes
aan elkaar knopen geschreven. De economie langs
de spoorlijn wordt voor een deel bepaald door de
spoorlijn zelf.
Overal waar de trein stopt, dringen groepen
kinderen naar binnen die van alles en nog wat
aanbieden: vruchten, mais- en haverkoekjes, zoe
tigheid en melk in de middag, tegen de avond
gebraden vlees en kip en nog weer later opnieuw
vruchten, tamarinde, honing. De wonderlijkste
artikelen die aangeboden worden, zijn kooitjes
met kanariepietjes en zangvogels die weinig aftrek
vinden, al kosten ze maar een paar guldens. De
concurrentie is groot en vaak fel, het gaat erom
wie het eerst de trein binnen dringt. Je weet nooit
hoe laat de trein precies aankomt en je weet ook
nooit waar hij precies stopt. In de stationnetjes is
dat met een zekere graad van zekerheid te voor
spellen, maar de trein stopt onderweg nog bij
talloze andere gelegenheden. En ook daar staan
groepen kinderen opgesteld, die met hun waar
onder de arm of op het hoofd vertwijfeld met de
waar door het raampje geleverd, maar de koper
heeft getreuzeld met betalen en nu is de trein met
zijn waar aan het verdwijnen. Het is niet alleen
droevig om als achtjarige al bedonderd te worden,
maar ik stel me voor wat het moet zijn om straks
met onvoldoende geld onder de ogen van je moe
der te moeten komen.
Kleine lapjes grond die ondanks de enorme zorg
en moeite die eraan besteed worden slechts een
schamele opbrengst bieden. Ik zie nergens een
tractor, zelfs geen ploegen; de grond wordt met
hakken bewerkt. Alsof de tijd honderden jaren
geleden stil is blijven staan, is de banale gedachte
die door me heen schiet. Maar de tijd heeft de
gewoonte niet om stil te blijven staan, en ook in
Columbia doet zich het verschijnsel voor dat zo
kenmerkend is voor alle armen landen. Het platte
land ontvolkt en de trek naar de grote steden is een
gecombineerd gevolg van de steeds moeilijker
situatie op het platteland en de illusie dat het leven
in de grote steden makkelijker of aantrekkelijker
zou zijn.
Tegen vier uur bereiken we de hoogvlakte waar
Bogota in ligt. De dorpen liggen steeds dichter
tegen elkaar aan, de eerste industrietjes duiken op.
Het is al over vijf als we de grauwe, hoogst
miserabele buitenwijken van Bogota bereiken,
waar het leven niet meer boers en nog niet steeds
is. Iedere nieuwe groep immigranten bouwt zijn
huisjes tegen de rand van de stad aan, als men niet
het geluk heeft bij eerder geïmmigreerde fami
lieleden in te kunnen trekken.
Bogota - grauwe, vochtig - koude stad van 6
miljoen mensen die joost mag weten waar van
leven. De treinkelners lopen met kringen onder
hun ogen te slepen met grote jutezakken, waar de
lege colaflesjes in verdwenen zijn. Ik stap rillend
van de kou uit het station, dat afgezet is door een
indrukwekkende politiemacht die opnieuw de ba
gage controleert. De taxichauffeur die me na een
felle woordenwisseling met een collega „veroverd”
heeft, rijdt de halve stad door en houdt daar een
paar guldens extra aan over. Een van de mogelijk
heden om wat te verdienen in deze stadsjungle.
rtig uil
J98 ka
Int Jo
ledraal
1 1898
in ge
isde hij
evaart
ewerkl
ten var
lllllliffi
IIIIIIEH
Tussen het groen duiken gehuchten en dorpen
op, hutten van hout met strooien dak, blote kinder
tjes die, ook al zijn ze met de trein geboren, er niet
genoeg van krijgen te zwaaien naar de weinige
passagiers die terugzwaaien. Mijn medereizigers
zijn keurige Columbiaanse families die een weekje
of langer in Santa Marta hebben doorgebracht en
nu op weg zijn naar huis. Zo keurig zelfs, dat de
transistorradio’s die in alle Columbiaanse bussen
Onze correspondente Yvonne Scholten deed
onlangs op haar zwerftocht door Latijns-Ame-
rika Columbia aan. Zij komt tot de ontdekking
dat de mafia de plaats heeft ingenomen van de
United Fruit Company, die decennia lang La-
tijns-Amerikaanse regimes in en uit het zadel
heeft geholpen. De mafia is heer en meester in
Columbia, zij heeft de politie, leger, rechters
en politici in haar macht. En zoals de zaken er
nu voor staan, zal deze situatie voorlopig nog
wel zo blijven.
In de Seeligkazeme werd de scepter gevoerd
door een adjudant, kruising tussen gemeen sol
daat en generaal, hooggeklommen op de hiërar
chische militaire ladder maar juist niet hoog
genoeg om officier te worden. Met de handen op
de kromme mg en de onderlip als die van een
kameel vooruitgestoken, ijsbeerde hij dag in dag
uit over de zalen en de binnenplaats, met wateri
ge oogjes spiedend naar mogelijkheden om
dienstplichtigen een loer te draaien. Na het
einde van de dienst, om half zes, zoop hij zich
dagelijks een stuk in zijn vettige uniformkraag
in de officierscantine, die met een luikje achter
het buffet hermetisch was afgeschermd van de
soldaten- en onderofficierscantine. Van half zes
tot zeven uur ging dan ieder kwartier het luikje
open, het paarse hoofd verscheen en het com
mando tot de buffetbediende klonk: „Vaders,
nóg een!” De buffetbediende heette Vaders, wat
méér voorkomt. En Vaders schonk de borrel vol,
In de loop van de morgen begint het landschap te
veranderen, de bergen naderen, de dorpen worden
groter, er is een veel geringer aanbod van koop
waar. Om twee uur zouden we in Bogota moeten
zijn, maar om twaalf uur blijkt dat we nog enkele
honderden kilometers voor de boeg hebben. Ver
traging, en ook onze locomotief vertraagt nu hij
tegen de bergen op moet klauteren. Het begint
koud te worden, in de trein worden de warme
truien en vesten te voorschijn gehaald. De veran
dering van omgeving in een paar uur is indruk
wekkend: alsof je in één dag van de binnenlan
den van Afrika naar de Zwitserse Alpen trekt. Het
stationnetje waar we weer eens een half uur blij
ven staan, heet dan ook Los Alpes. Steile bergke
tens, de een na de ander, en ook de huizen hebben
iets vaag-Zwitsers over zich. Alleen de mensen
blijven op en top Colombiaans: nog steeds op blote
voeten en verscholen onder armoedige poncho's.
ierij ii
ledelijl
:ht vai
rnpé ei
familit
i heeft
edraal
aan de
n? De
j speelt
sstraat
zegelt
te her
n iedei
tkamet
Guajria, de streek tussen Santa Marta en de
Venezolaanse grens is een van de knooppunten in
de marihuanaproduktie en -handel. Wat vroeger in
deze streek de bananenhandel was, is nu de handel
in marihuana en cocaïne. En de plaats die vroeger
de United Fruit Company innam, wordt nu ingeno
men door de Columbiaans-Amerikaanse mafia.
De namen veranderen, de praktijken blijven. De
wijze waarop de United Fruit Company decennia
lang Latijns-Amerikaanse regimes in en uit het
zadel hielp en corrumpeerde, is inmiddels nage
noeg bekend. De verhalen over de wijze waarop de
Columbiaans-Amerikaanse mafia, politie, leger,
rechters en politici in het Coluombia-van-vandaag-
de-dag corrumpeert, zijn nu nog een publiek ge
heim en over enkele tientallen jaren publieke
wetenschap. De plaatselijke kleine dealers vertel
len kleurrijke verhalen over de vliegtuigjes vol
marihuana en cocaïne die vrijwel dagelijks uit La
Guajira vertrekken en ongestoord in de VS lan
den. Ook als je maar een tiende gelooft van wat ze
vertellen, blijft er nog genoeg over voor een span
nende film.
schap en verlorenheid bezorgd, nadat zij uit het
zorgzame ouderlijke milieu in handen van deze
tiran waren gevallen. Een alcoholicus met de
mentaliteit van een kampbeul - maar wij wisten
toen noa niet wat „kampbeulen” waren.
Vaders, de buffetbediende was een vriendelij
ke, zachtmoedige man van om en om de veertig,
een burger die de cantine had gepacht en daar
een schamel weekloontje uit putte. Hij werd
door de adjudant getreiterd en geringeloord,
voornamelijk doordat deze hem de ontelbare
borrels niet betaalde en hem bij iedere aan
bieding van de maandrekening voor oplichter
uitschold. Vaders nam de schade gedwee, omdat
de adjudant hem zijn pachtrecht kon ontnemen.
Toch werd hij op zekere dag ontslagen, omdat de
adjudant een neef had die belangstelling voor
het baantje had.
Maar op de laatste dag dat Vaders dienst deed,
liet hij om half zeven het officiersluikje los
boven de uitgestoken blauwe nek van de adju
dant. Het viel als een guillotine neer en het was
een wonder dat de adjudant een half jaar later
als genezen weer tot dienstdoen in staat werd
geacht.
O ja. die adjudant heette Duitscher. Vreemd,
als je de Tweede Wereldoorlog er ook nog bijre
kent.
Al merken veel Colombianen smalend op dat
Rosalynn Carter, de echtgenote van de Ameri
kaanse president, tijdens haar recente tournee
door Zuid-Amerika om de mensenrechten te be
vorderen, niet voor niets zoveel aandacht heeft
besteed aan de rechten van Amerikanen die ge
pakt zijn voor de handel in marihuana en cocaïne.
In Colombia wordt ongeveer eens per week een
rTiédei laboratorium ontdekt waar cocaïne bewerkt
tkamei wor<f’- Het is de bekende ijsberg: een tiende drijft
boven en negentiende zie je niet.
ie noj
listorié
1. Beijk
i. Voor
vredeij
ma Sal
ad, aai
op he
ien blij
Alleen als de zaakjes misgaan, druppelt er iets
van door in de plaatselijke pers. Zo is in juni een
van die vliegtuigjes in brand gevlogen en de piloot,
een Amerikaan, gearresteerd. Drie vrienden van
hem landden enkele dagen later met een huurtoe-
stel uit de VS direct in Santa Marta en onderna
men een poging om hem uit het plaatselijke zieken
huis te kidnappen. De romantiek is de wereld nog
niet uit en de drugdealers hebben het ongetwijfeld
zo makkelijk nog niet als de United Fruit Compa
ny het had.
die schielijk door het luikje werd binnengetrok-
kèn in het heiligdom. Met een klap viel dan het
luikje dicht en Vaders kon zich dan weer een
kwartier wijden aan het mindere volk, dat geen
alcohol mocht gebruiken en meestal flessen
melk en flupperige, brokkelige gebakwerken be
stelde, die door Vaders „Tompoesjes” werden
genoemd. Zij bestonden uit gele pudding en
bladerdeeg met zoet glazuur, en moesten vaak de
onverteerbare soldatenpot vervangen. Voedings
waarde nul komma nul, maar ze vulden wel. Dat
waren waarschijnlijk dezelfde dingen die prins
Bernhard enkele jaren geleden bedoelde, toen
hij zich verzette tegen soldijverhoging omdat de
recruten voor hun centen toch maar waardeloze
koekerij zouden aanschaffen. Nou, destijds kon
je van de soldij geen straaljagers kopen, omdat
die nog moesten worden uitgevonden en het
honorarium van de soldaat 75 cent per week
bedroeg.
Denkend aan de officieren van het roemruchte
derde regiment bereden veldartillerie zie ik als
herinnering altijd opnieuw slechts het beeld van
die blauwaangelopen adjudantenkop voor me,
ofschoon hij eigenlijk geen officier was en net
op het kantje in de oxficierscantine werd geduld
vanwege zijn kazemeprestige. De onvoorstelba
re rotstreken die deze zuiplap dag in dag uit de
dienstplichtigen leverde, onder het valse motto
van „discipline” en „krijgstucht", hebben meni
ge jongen het wanhopige gevoel van lijfeigen-
’s Morgens vroeg tamelijk hardhandig wakker
geschud, zie ik tot mijn verbazing en ergernis dat
het hetzelfde drietal is dat al minstens tien gaatjes
in mijn kaartje heeft geknipt en me ondertussen
zou kunnen kennen. Een heeft een uniform aan, de
tweede alleen een pet op en de derde helemaal
niets bijzonders. Voor de zekerheid loopt er ook
nog een soldaat met ze mee, je weet maar nooit zo
's morgens vroeg. De 16-jarige kelner die gister
avond met rijst en kip moest concurreren tegen
de buitenwacht, brengt nu koppen met koffie
rond, die voor minstens de helft op en buiten het
schoteltje belandt. Ik ga mijn geheel verkrampte
ledematen wat strekken en beland na van wagon
tot wagon gesprongen te zijn op het achterbalkon-
netje van de trein. Nog steeds hetzelfde landschap,
nog steeds de Magdalena, de piepkleine huisjes die
vrijwel tegen de spoorlijn aangebouwd zijn, vrou
wen en kinderen, boeren die met hun machetes op
weg zijn naar hun velden, houtkappers.
Pas als het pikdonker geworden is, verdwijnen
de kinderen en wordt hun plaats ingenomen door
hun vaders en moeders. Het is nog steeds bananen
en water alom en langzaam vult de trein zich met
piepkleine, venijnige mugjes. Er plakken zoveel
insekten tegen de lampen, dat het ook binnen bijna
donker is en langzaam en moeizaam dommel ik in
slaap. Slapen op een hobbelpaard is geen eenvou
dige opgave.
Een leven vol onzekerheden. Mijn stemming
bereikt een dieptepunt cis bij een van die gelegen
heden een jongen van een jaar of acht op zijn blote
pootjes wanhopig achter de trein aan blijft hollen,
trein meehollen en beteuterd blijven staan als
blijkt dat de trein vandaag daar nu net niet stopt.