WAT GEBEURT ER NA
DE DOOD VAN TITO?
Eeuwige
sneeuw
'1
I
door Fred Sanders
Niet volmaakt
Vrees
LOUIS
I
Mensenrechten
Benauwenis
Tegenstelling
Planning
Arbeidersmacht
Wil
h uit d in Oost-Europa, zijn weerga niet kent. Het Bruto Nationaal Produkt per hoofd van de
krijgei bevolking bedroeg in 1947 100 dollar 360), nu ongeveer 1300 dollar 3250), bijna tien
iterva maal zo veel.
Vat zeg
ieaal ii
i, al da
n orde
i saect
ecular mb A A A A
Itaat a
„Werken als een kapitalist, verdienen als een socialist”. De bejaarde chef-ober van het
gerenommeerde restaurant in de Joegoslavische hoofdstad Belgrado kijkt enigszins
schichtig om zich heen, als hij deze waarschijnlijk niet geheel rechtvaardige karakterise
ring geeft van het sociaal-economische stelsel in zijn land. Die schichtigheid lijkt
overigens overbodig Joegoslavië is een tamelijk open land, waar iedereen zijn mening
tamelijk vrij mag verkondigen.
Joegoslavische diplomaten hadden mij ai gewaarschuwd, voordat ik naar hun land
afreisde. „Ga nu niet praten met de eerste de beste, zomaar mensen op straat, die niets
vertegenwoordigen. Jullie westerse journalisten willen altijd praten met de man in de
straat, maar zo krijg je toch geen goede indruk? Je moet spreken met mensen die iets
vertegenwoordigen, leiders van de partij, van het economisch leven, van de vakbonden,
hetzol Die kunnen uitleggen wat er nu echt in het land gaande is”.
;t bij d Ook zonder gesprekken met deskundigen kan een buitenlandse bezoeker ervaren dat
Joegoslavië in dertig jaar na de tweede wereldoorlog een welvaart heeft opgebouwd die,
IN EEN
OMZIEN
':x
pp grens tussen oost en west
tot stan
m maci
j tot he
tens hie
De gegroeide welvaart is in een stad als Belgrado
te zien. Honderden nieuwe flatgebou-
slems“l,en' talrijke ondergrondse voetgangersoversteek-
Presideni Tito op het vliegveld van Moskou verwelkomd door partijvoorzitter Brezjnev, tijdens zijn jongste
bezoek aan de Russische hoofdstad.
Het stelsel van arbeiderszelfbestuur is nog aller
minst volmaakt, geeft dr. Neca Jovanov, secretaris
van de overkoepelende Joegoslavische vakcentra
le, onomwonden toe. „Wij moeten nog elke dag
strijden voor versterking van het zelfbeheer, tot
bevrijding van de werkende klasse. Wij krijgen
geen cadeautjes, van niemand, wij moeten als
vakbeweging vechten voor de verdere verwezenlij
king van het arbeiderszelfbestuur
Vechten tegen wie, vraagt de argeloze westerse
waarnemer, die immers van officiële zijde niets
dan harmonieuze geluiden heeft vernomen. „Te
gen de partij, tegen de staat”, antwoordt dr.
Jovanov.
Deze „strijd” moet overigens meer worden ge
zien als een dialectisch proces partij en staat zijn
geen vijanden van de arbeidersbeweging in Joe
goslavië, dat beweert men althans, maar in de
historische ontwikkeling van het Joegoslavische
socialisme zijn de partij en de staat wel de instan
ties die geleidelijk hun macht moeten afstaan, aan
het stelsel van arbeiderscomités en daaruit voort
komende overkoepelende organen.
aantreft iets wat in. bijvoorbeeld, Tsjechoslowa-
kije, onmogelijk zou zijn.
partij in de Sovjet-Unie: die wil juist haar macht
vasthouden en versterken”.
Dit alles neemt natuurlijk niet weg, dat de partij
wel degelijk de enige politieke machtsfactor van
belang is in Joegoslavië de voorzitter van de
partij is tegelijk president van het land Tito.
Bovendien geeft Kronja toe, dat er binnen de
partij wel groepen „dogmatici” zijn, die misschien
niet terug willen naar het stalinistische systeem
(die groepen zijn al in een eerder stadium uit de
partij gegooid en soms in de gevangenis gezet),
maar die toch vinden dat de ontwikkeling naar een
partijloos Joegoslavië wel wat te hard gaat.
In onze westerse ogen valt er ook op de handha
ving van de mensenrechten in Joegoslavië nog wel
wat af te dingen. Er zijn politieke gevangenen,
ongeveer 500. Voor het grootste deel zijn dat welis
waar stalinisten en mensen die streefden naar een
splitsing van het Federale Joegoslavië (afschei
ding van Kroatië met name), maar het zijn en
blijven politieke gevangenen. Verder heerst er in
Joegoslavië een Oosteuropees aandoend ontzag
voor autoriteiten en uniformen, maar, alweer, in
mindere mate dan in de meeste Oosteuropese
landen.
Mede dank zij toerisme en de toevloed van door
gastarbeiders overgemaakte deviezen, maar voor
al ook door een verstandig ontwikkelingsbeleid, is
Joegoslavië bezig uit te groeien tot een welvarend
land, dat probeert de economische efficiency van
het westers kapitalisme te combineren met de
sociale rechtvaardigheid van het communistisch
stelsel. Ondanks interne problemen en pogingen
tot interventies van buitenaf ontwikkelt het geheel
eigen systeem zich nog steeds. Een communistisch
ivesteei
het besl
i worde
Maar officieus is er wel degelijk sprake van
enige benauwenis. De hele Joegoslavische buiten
landse politiek is er dan ook door de jaren heen op
gericht geweest de onafhankelijkheid te bewaren.
Vandaar Tito’s initiatief tot oprichting van de
beweging van niet-gebonden landen, vandaar de
grote waarde die men in Joegoslavië hecht aan de
ontspanning tussen Oost en West en aan de af
bouw van de militaire blokken, NAVO en War
schaupact.
Vandaar ook de uiterste voorzichtigheid die de
Joegoslavische autoriteiten betrachtten rondom
de voorbereidingsconferentie over Veiligheid en
Samenwerking in Europa er mag niets gebeu
ren, geen enkele demonstratie, die door de Russen
kan worden opgevat als een provocatie. Vandaar
ook de vrees van de Joegoslaven voor een eventu
eel toetreden van Spanje tot de NAVO, want dat
zou de Russen een alibi geven om van Joegoslavië
te eisen dat het toetreedt tot het Warschaupact.
Joegoslavië is geen parlementaire democratie in
de westerse zin van het woord. Partijfunctionaris
Kronja zegt het onomwonden: „Wij zullen geen
ontwikkeling toestaan naar een meerpartijen sys
teem, zoals dat bij jullie bestaat. Waar wij naar
streven, uiteindelijk, is een „geen-partijensys-
teem”, waarin het volk rechtstreeks de macht
uitoefent.
n de gn
te i
Op deze ontwikkeling, die Tito in 1948 inzettè,
tegen de wil van Stalin in, berust de grote ideologi
sche tegenstelling tussen het Joegoslavische en het
Sovjet-Russische communisme. Volgens de marx
istische ideologie, die ook in Moskou officieel
wordt aangehangen, is het eindpunt van de revolu
tie een langzaam verdwijnen van de staatsstruc
tuur, waarna, zonder dat er nog staats- of partijor-
ganen nodig zijn, de macht rechtstreeks wordt
uitgeoefend door het volk de arbeiders.
Moskou zegt echter dat dat stadium nog lang niet
in zicht is, dat voorlopig de „dictatuur van het
proletariaat”, uitgeoefend door de communisti
sche partij, nog noodzakelijk is, om de strijd tegen
restanten van het kapitalisme te blijven voeren.
Het titoïsme daarentegen zegt, dat nu al ge
streefd moet worden naar de „oplossing” van staat
en partij, naar het einddoel van het socialisme
het arbeiderszelfbestuur op alle niveaus.
Sime Kronja is secretaris buitenland van de liga
van Communisten, de overkoepelende communis
tische partij van Joegoslavië. Hij zegt het volledig
eens te zijn met dr. Jovanov: „Ons streven is
inderdaad een geleidelijk verdwijnen van staat en
partij als machtsfactoren in onze maatschappij.
Dat is het grote verschil met de communistische
?hop a^'
ere rel?e'
sschop
niddai
Vooral wanneer men weet dat een groot deel van
jrschoi e landbouwproduktie buiten het officiële econo-
- iaj usche circuit blijft, dus niet wordt meegeteld bij
g( leze cijfers (men produceert veel voor eigen ge-
j. j ruik of voor ruilhandel met de buren) wordt
(j uidelijk dat Joegoslavië geen echt arm land meer
stentijr Patsen, waarin vaak luxe winkels zijn onderge-
vraat iracht> verkeersopstoppingen waarvoor een stad
t je d' Amsterdam zich niet zou hoeven schamen.
ran aai aantal auto’s in Belgrado, om maar weer een
makei ^er te noemen, is gestegen van 200.000 in 1975 tot
at is ni(
Zij willen meer macht houden bij de staat, in
plaats van bij de organen van zelfbestuur. Veel
Joegoslaven vrezen, dat na de dood van Tito hij
werd op 25 mei 85 jaar de partij groep die de
macht bij de Communistische Partij wil houden,
de kop weer zal opsteken. Tito is niet onsterfelijk,
wanneer hij het veld zal moeten ruimen kan de
verleiding voor de dogmatici en, wellicht voor door
de Sovjet-Unie gesteunde groepen, wel eens te
groot worden.
Formeel houdt men het erop dat na het verdwij
nen van Tito, die president voor het leven is, een
roulerend stelsel in werking treedt, waarbij de
presidenten-partijleiders van de grote republieken
om beurten het federale presidentschap bekleden.
President Tito tijdens een plechtige kranslegging op
het graf van de onbekende soldaat bij de muur van het
Kremlin.
land met een menselijk gezicht en met open gren
zen, een mede-Europeaan om zuinig op te zijn.
aan iemand zou kunnen prijsgeven.
Ofschoon zij 95 was, legde zij nog dagelijks
ettelijke kilometers te voet af, las zij de krant
zonder bril en hielp zij haar schoonzoon, bij wiens
gezin zij inwoonde, met het naaien van herencos-
tuums die hij als thuiswerkend kleermaker aan de
lopende band vervaardigde. Zij had vijf kinderen
voortgebracht, die voor een omvangrijk nage
slacht hadden gezorgd en zelf al in de categorie
der bejaarden waren opgenomen, maar grootmoe
der Molenstraat kende al haar klein- en achter
kleinkinderen met name en maakte er een gewoon
te van op geregelde tijden in elk verwant gezin te
verschijnen. Haar bezoeken waren altijd door een
zekere plechtstatigheid omgeven. Ieder lid van
het te bezoeken gezin werd geacht thuis te zijn,
ook al veroorzaakte dat wel eens sociale moeilijk
heden, omdat zij altijd op een doordeweekse dag
des middags om drie uur verscheen. Meestal werd
de knoop doorgehakt door alle gezinsleden op hun
werk of hun school ziek te melden.
Grootmoeder Molenstraat was onveranderlijk
gekleed in een wijde zwarte kapmantel. Op het
hoofd droeg zij een wit mutsje met honderden
stijfgestreken plooitjes, dat met brede witte linten
onder haar kin was vastgeknoopt. Haar gezicht
was bleek als perkament, maar onder grijze, bor
stelige wenkbrauwen keken twee koolzwarte, le
vendige ogen olijk de wereld in, alsof zij alles voor
de eerste keer zagen en er het hunne van dachten.
Als een hertogin troonde zij dan aan het hoofd
van de tafel in de deftige voorkamer, die alleen
voor belangrijke visites werd gebruikt. Uit een
geheimzinnige diepte onder een karrevracht tex
tiel diepte zij pepermunten op voor de kinderen,
maar die werden niet zomaar zonder meer over
handigd. Zij had een zwartzijden halsdoekje,
waaronder zij de pepermunten met geheimzinnige
gebaren verborg. „Als je kan voelen wat eronder
zit, krijg je het,” zei ze dan. De kinderen voelden
aarzelend over de zwarte zijde en meenden dan de
omtrek van een pepermunt te betasten, maar
grootmoeder Molenstraat was niet voor niets huis
naaister. Door het doekje stak venijnig de punt
van een naald en voor je het wist had je een
pijnlijke prik te pakken. Grootmoeder Molen
straat grinnikte sardonisch en gaf je dan tot troost
een heel rolletje van de lekkernij.
Na deze openingsceremonie werden de kinderen
verder volstrekt genegeerd en zij hielden zich ook
op eigen initiatief muisstil, om niet de kamer te
worden uitgestuurd en daardoor het gesprek der
volwassenen te missen. Want dat draaide onveran
derlijk uit op een ononderbroken relaas van groot
moeder Molenstraat over haar jeugdherinnerin
gen, dat bijzonder interessant pleegde te zijn. Niet
zelden kwamen tot dusver zorgvuldig verzwegen
familiegeheimen aan het licht, vaak ook ons eigen
gezin betreffende, terwijl niemand het hart had de
vertelster te onderbreken. De jeugd van grootmoe
der Molenstraat bleek nogal roerig en vooral zeer
romantisch te zijn geweest, en zij herinnerde zich
met verbazingwekkende helderheid de kleinste
details, die zij met ontwapenende vrijmoedigheid
uitschilderde. Zo kwam ik te weten dat zij vijf
maal verloofd was geweest en drie echtgenoten
naar het kerkhof had moeten brengen. Deze laat
ste mededeling verontrustte mijn kinderlijk ge
moed danig, aangezien zij verzuimde er duidelijk
bij te zeggen dat die drie mannen dood waren. Die
vijf verlovingen kon ik echter met geen mogelijk
heid rijmen met de plechtstatige figuur in zwarte
kapmantel en wit plooienmutsje, omdat ik mij
niet kon voorstellen dat welke man ook bereid zou
zijn zich met een dergelijke verschijning te verlo
ven. Hoe ingespannen ik ook naar al die jeugdver
halen luisterde, ik zag toch onveranderlijk altijd
grootmoeder Molenstraat in dezelfde hoogbejaar
de staat voor me, zelfs als zij vertelde dat zij op
school de meester een levende paling aan zijn
slipjas had gebonden en deswege een ganse dag
met de handen omhoog op haar knieen voor het
bord had moeten zitten, zodat ze door haar vader
naar huis moest worden gedragen en een week niet
lopen kon. Ik zag haar vader voor me, die met
grootmoeder Molenstraat op zijn arm, volkomen
schuilgaande onder de zwarte kapmantel en be
zwijkend onder de enorme last zich wankelend
voortbewoog en thuis doodviel. Nog erger werd
mijn verbeeldingskracht aangetast, als ik hoorde
dat zij met kozakken had gedanst die Napoleon
kwamen verdrijven, en die haar jenever met peper
lieten drinken. Napoleon, ja, ook die had zij
gezien toen hij voorbij kwam rijden in een karos
na een bezoek aanzijn broerLodewijk. Zij en haar
vriendinnen hadden de Fransen met graspollen
gegooid en waren toen als de bliksem het bos
ingedoken. En ik zag Napoleon voor me, die ont
steld door het raampje van zijn koets keek naar
die statige dame in het zwart en zich bitter af
vroeg waarom zij hem een stuk Hollandse bodem
nasmeet.
Ofschoon ik ademloos luisterde naar haar ver
halen en moëite deed iets van dat vreemde leven te
begrijpen, dat zich in bonte brokstukken voor mij
ontrolde, vermocht niets het beeld van grootmoe
der Molenstraat in mijn gedachten te wijzigen.
Ook later niet, toen zij als 99-jarige een maand
voor haar honderdste verjaardag stierf.
Volgens mij was zij nooit geboren en kon zij ook
niet sterven. Zij zal ook wel niet gestorven zijn,
maar zich middels een streng geheime formule
onttrokken hebben aan deze aarde omdat zij op
zag tegen de rompslomp van dat eeuwfeest. Zij
was niet geschikt als voorwerp van feestvreugde.
Zij bestond slechts door te domineren, door din
gen te weten die niemand wist en altijd aan het
woord te zijn. Iemand die brandwonden kan gene
zen, Napoleon heeft beschimpt en met dronken
kozakken heeft gedanst, biedt men geen taart aan.
Een zwarte granieten berg met eeuwige sneeuw
op de top onttrekt zich liever aan het leven door
zich te hullen in <ie nevels van de tijd.
lijkhede
van dl..---
bijdraf ïle “oet afwijken van een land als de Sovjet-Unie.
J - -11 1 1 1 IJ
ld per d ‘n onze westerse ogen, is de grote mate van zelfkri-
i ander.
oneert vrijwel volledige macht.
Zij beslissen zelf over hun loonsverhogingen,
en over personeelsuitbreidingen.
Dat leidt wel eens tot excessen, bijvoorbeeld in
inzicl bedrijven die zo goed lopen, dat de arbeiders geen
*ringen n*euwe werknemers van buitenaf meer toelaten,
twee bi omdat die de spoeling dunner zouden maken.
Joegoslavische bedrijven produceren voor de
dat d markt, in zoverre lijkt het stelsel op het westerse.
E Dr. Vladimir Pejovski, de directeur van het
Joegoslavische Planbureau (Federaal Instituut
koor Planning) is verantwoordelijk voor de opstel-
liiig van het economisch Plan. Dat plan speelt in
Joegoslavië een andere rol dan in, bijvoorbeeld, de
Sovjet-Unie.
j jt Het komt tot stand in een ingewikkelde uitwisse
ling van gegevens en voornemens tussen arbei-
Berscommissies in de bedrijven, gemeentelijke,
[provinciale en landelijke organen en het Instituut
in Belgrado. Pejovski schat de economische groei
Ivoor 1977 op 6 a 7 procent toch nog altijd bijna
het dubbele van wat volgens het Centraal Plan
Bureau Nederland dit jaar bereikt.
E Volgens dr. Pejovski is de economische groei in
Joegoslavië de afgelopen jaren steeds ongeveer
Iwee percent groter geweest dan in de westerse
geïndustrialiseerde landen, die lid zijn van de
PESO. Waarbij men zich overigens steeds moet
■fvragen in hoeverre de officiële Joegoslavische
hijfers vergeleken kunnen worden met westerse
cijfers. Zo noemt dr. Pejovski voor Joegoslavië een
werkloosheidscijfer van 200.000, terwijl volgens
westerse bronnen de werkloosheid in zijn land
B55.000 bedragen.
Joegoslaviëeigen socialisme
jerheic
i de na
igen i
van hi
ite eeui
'eel vi
et evai
telukki
een tj
I van z'i
jrechti
midde
treft: i
ben va
elemai
is dat lii zoverre iijkl net steisei op nei westerse,
dt gezie bedrijven zijn vrij hun produktie zo te richten,
rational ^at ZD maximale winst kunnen maken. Het grote
verschil met het Westen is natuurlijk, dat er in
oldoeni Principe althans geen particuliere bezitters zijn,
•aan wie de winst ten goede komt. Alle produk-
tiemiddelen, behalve de landbouw, kleine winkels
en kleine cafés, zijn in principe „maatschappelijk
bezit”.
De markteconomie, gecombineerd met het stel
sel van het arbeiderszelfbestuur, is wat Joegosla-
zou zij ®uwd medebeslissingsrecht, van fabrieken tot en
ïeen bfPe^ d® federale regering, omvat dat honderddui-
aordho enden Joegoslaven dankt de groeiende wel-
noniegi 'aart aan geheel eigen' sociaal-economische
;t kop^ysteem van arbeiderszelfbestuur, dat sinds 1948
■vordt opgebouwd onder leiding van de bij zijn
iven al legendarische president Tito.
Tito trotseerde kort na de tweede wereldoorlog
le Sovjet-Russische leider Stalin, om in onafhan-
telijkheid het eigen binnenlandse politiek-econo-
nisch stelsel op te bouwen en om naar buiten een
lllllllllllllpolitiek van ongebondenheid aan oost of west te
oeren. Hij gaf daarmee de Joegoslaven een gevoel
an nationale trots, dat voor het eerst de tegenstel-
ngen tussen de verschillende landsaarden (vooral
terven en Kroaten) kon overbruggen, en een ge-
oel van betrokkenheid bij het eigen maatschap-
ielijk welzijn, dat in veel communistisch geregeer-
le landen zo pijnlijk ontbreekt.
Nog eens een man in de straat. Een taxichauf-
eur: „Ik werk voor mezelf, als ik hard werk,
erdien ik meer geld stel je voor dat we hier het
lovjet-systeem hadden, waar de staat alles inpikt
- ik moet er niet aan denken”.
ille a<
»ben g(
g jaar
voor dTer vergelijking: het Nederlandse cijfer is onge-
Hii zei,eer 13.000.
lsJchJ Degegr—
asen al luldehjk
vordert
laak” gt
i zeer g.
de scha komt tot stand zonder dat alle betrokken
die zo' bedrijven, via hun arbeiderscomités, zich ermee
de keri akkoord hebben verklaard. Die arbeiderscomités
s krijgei hebben althans in de bedrijven waar de „Sa
ri belani mopravde”, het arbeiderszelfbestuur, goed functi-
tandpui
t hij al -
ironacb bijvoorbeeld,
Wat verder de hele zaak nogal verfrissend maakt,
tiek die men ook bij de Joegoslavische leiders
Planning is in Joegoslavië overigens minstens zo
gf.moeilijk als in een westers land. Geen enkel deel-
die zo' bedrijven, via hun arbeiderscomités, zich
iracht, verkeersopstoppingen waarvoor een stad
Het aantal auto’s in Belgrado, om maar weer een
jj 4J1C1 VC
j( 00.000 in 1977, op een bevolking van ruim 1,2
niljoen. Het officiële Joegoslavië dank zij het
hij heel lecompliceerde systeem van vanaf de basis opge-
jji het de federale regering, omvat dat honderddui-
Soms viel in mijn ouderlijk huis plotseling een
sfeer van angstige, eerbiedige verwachting, ver
oorzaakt dooreen bericht als een koninklijk mani
fest: grootmoeder Molenstraat komt op bezoek!
Grootmoeder Molenstraat was mijn overgroot
moeder. In het tijdsgewricht dat ik mij van mijn
aardse bestaan bewust werd, ik zal vijf of zes jaren
zijn geweest, was zij al 95. Met mijn kinderlijk
gebrek aan realiteitsbesef beschouwde ik groot
moeder Molenstraat als een wezen uit hogere
sferen, dat de welwillendheid had gehad zich op
aarde te vestigen en daar te eeuwigen dage zou
blijven. Zij werd niet ouder en was ook nooit
jonger geweest, wat aan haar persoonlijkheid een
geur van hoge autoriteit verleende. Daar kwam
nog bij dat zij zich als oudste lid van de familie
veroorloofde alles beter te weten en zelfs voorspel
lingen te doen ten aanzien van de lotgevallen, die
haar familieleden te wachten stonden. Bovendien
genoot zij de reputatie brandwonden te kunnen
■Z