Schaduwstappen” een verrijking Poëzie over Surinamers in Nederland Voor Jan van der Veer is schilderen als een tweede vrouw «f A. Roland Holst, ten afscheid. Expositie van recent de vishal au door Cees Straus Poëziekritiek door Jack J. Brokaar Uitwijkmogelijkheid I 9 9 Het is geen overzichtstentoonstelling in de Vishal geworden, niet het gebruikelij ke beeld van de allereerste pogingen tot de meest recente uitgebalanceerde werken, zoals dat vaak het geval wil zijn met exposities die kunstenaars wordt aangeboden als ze een bepaalde, gevorderde leeftijd hebben bereikt. Jan van der Veer koos een dertigtal werken die hij de afgelopen vijf jaar heeft gemaakt, hij wilde graag laten zien waar hij momenteel mee bezig is. Voor hem telt de actualiteit. Wat hij vroeger heeft gemaakt is minder belangrijk. Toch zou een dergelijke tentoonstelling tot verrassende conclussies kunnen leiden, want Van der Veer is nog regelmatig met nieuwe onderwerpen bezig en ook zijn stijl maakt zeker de nodige ontwikkelingen door. Jan van der Veer staat er nauwelijks bij stil dat hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt. Het Frans Halsmuseum deed dat wel en bood de Haarlemse schilder een tentoonstelling in de Vishal die vanmorgen openging. Van der Veer ziet de expositie als een soort mijlpaaltje, een erkenning van zijn werk, maar voegt er meteen aan toe: „Ik ga gewoon door, ik zie dit niet als een eindpunt. Ik zou het schilderen trouwens niet willen missen. Stel je voor dat ik elke dag zou gaan vissen, ik moet er niet aan denken. Schilderen betekent alles voor mij, het is net een tweede vrouw. M’n vrouw heeft daar wel last van, je verwaarloost wel eens de huishoudelijke moeilijheden omdat je te veel achter je vak wil staan-. l en oneindige dit iiiiiiiiiii ara- che. ken, van I o „in schaduwstappen Door het licht gezet gaandeweg meer achterlaten dit met schrijven aan te raken in geen zin gevat” veerd. Ik moet zeggen dat het schilderen met er doorheen geholpen heeft. Het werk te als een soort arbeidstherapie voor me.” Het thema „ruimte” is in die periode, maar ook nog daarvoor, in het werk van Frank Esper heeft met zijn nieuwe bundel „Schaduwstappen” de Neder landse poëzie aanzienlijk verrijkt. Met een uiterste aan nauwkeurigheid vijlt hij zijn gedichten bij tot er steeds min der woorden meer betekenen. Alles wat maar even aan versiering raakt laat hij weg tot er tenslotte woordgroepen ont staan die onderling pas hun spanning ontladen als de lezer ze aardt door het leesproces. Soms is die spanning zo groot dat de ontlading al heeft plaatsge vonden zonder dat men erop verdacht was en de betekenis je ontgaat. Dan wordt het een kwestie van heel nauw keurig lezen om weer die momenten op te sporen en de zin te ontdekken die de basis is van de betekenis. Grof gezegd gaat het in deze bundel, evenals in voorgaande, om een naderend afscheid en de reactie, de verwerking daarop in de dichter. M.i. is het een afscheid in overdrach telijke zin. Dat wil zeggen dat deze De gedichten hebben als belangrijk ste thema het familieleven zoals dat was en nu is. De nuchterheid, de kilheid en de onverschilligheid van onze wel- vaartscultuur, de massificatie met in de hoofdrol de T.V. die de oren doof maakt voor de oude verhalen verteld door grootmoeders zoals die dat al eeu wen deden en het snijden in hout van dingen die niemand heeft gezien maar toch worden herkend, zijn de neven thema’s. poëzie naar een zelfverwerkelijking van de mens tendeert waarbij de wer kelijkheid die wij als zodanig gepresen teerd krijgen door het leven vervaagt en plaats moet maken voor die andere De zon verruild voor een tweedehands kachel met voeten voor de vlammen warmte die steeds meer kost tegen het einde van het jaar l veel minder, de kunstenaar wordt weer een navelstaarder, een egotripper wiens werk geen enkele maatschappelijke rele vantie heeft. „Wat ik niet begrijp van ze, hoor, want de problemen zijn levensgroot. realiteit die wij kermen uit de mystieke geschriften door alle eeuwen heen. Ook de compositie van de gedichten zijn sterk bepalend voor deze poëzie. Steeds zijn er regels weggelaten, niet meer van belang eigenlijk, ze doen er niet meer toe, maar doordat er in de typografie dan een witte plek verschijnt werken ze wel mee de spanning op te voeren. Ook het rijmwoord in de laatste regel vaak, geeft een soort beslistheid aan die geen tegenspraak duldt. Het gevaar om door heimwee te wor den overspoeld en daardoor onzuiver te worden heeft Chitra Gajadin onder kend. Ze heeft een nuchterheid, een soberheid nagestreeft die de autentici- teit heeft verhoogd en de zeggens- kracht vergroot. Alhoewel het voor een buitenstaander moeilijk is om zich he lemaal in te leven in dit onderwerp meen ik toch te kunnen zeggen dat dit een geslaagd debuut is. Anton Vrede heeft voor deze bundel die uitkwam net voor het Internationa le Poëziefesrival van Rotterdam, drie zeefdrukken gemaakt met als motieven een transistor radio, een c.v. en Afri kaanse beelden. Een eenvoudiger uit voering van de bundel, geheel in offset gedrukt zal binnenkort verschijnen bij Futile Press, Rotterdam. Jan van der Veer groeide op in een tijd waarin er voor de kunstenaar slechts een droge boterham was weggelegd. Omdat er thuis, in Bloemendaal waar hij 34 jaar zou blijven wonen, te weinig middelen waren voor een voortgezette opleiding, moest de jong Jan van der Veer al spoedig naar een betrekking uitzien. Het werd een baan als toneeldecorateur, later ging hij naar een glas- en loodhandel om toch niet te zeer het contact met het kunstambacht te verliezen toen het tekentalent zich eenmaal had aan gediend. De behoefte aan scholing bleef zich ech ter voordoen en Van de Veer besloot naar de Kunstnijverheidsschool in Amsterdam te gaan waar hij op de reclame-afdeling kwam. „Ik had voor de reclame helemaal geen zakelijke instelling, maar vond het toch voor de scholing noodzakelijk om het diploma te halen.” De school, destijds ge vestigd aan de Gabriël Metsustraat en in middels allang weer opgeheven, was voor Van der Veer een uitstekende aanloop naar de Rijksacademie. Hij koos voor de schilderklas en kreeg er les van onder meer professor Jurres. „Een fenomenaal tekenaar. Als ie correcties aanbracht op je tekenbord, dan kon ie met Wijzend op een kleine prent die tegen de muur staat, zegt hij: „Dat heb ik laatst van Fuit gekocht, een verrekt goed talent hè. In dat dingetje kan ik me heel goed terugvin den”. Het blad stelt een ruimte voor die door twee muren met prikkeldraad wordt begrensd. Op de grond liggen een paar ontzielde poppen, als gesneuvelde krij gers. Het is een eindeloos treurige stem ming die zich van deze voorstelling heeft meester gemaakt. diet, che. of 2 UT inde /ater ider. age. m.v. ta- dig en van m.v. een paar handgrepen de hele situatie com pleet maken. Dat heeft voor mij als voor beeld heel inspirerend gewerkt. Ik heb er goed leren tekenen, maar Jurres is toch niet van invloed geweest op mijn stijl, behalve dan op het technische vlak. Met zijn bijbelse onderwerpen had ik weinig op. Ik geloofde er niet in en dat is nog sterker geworden. Er staan grandioze din gen in de bijbel, maar ze zetten me niet tot schilderen aan. Ik ben oorspronkelijk ka tholiek opgevoed, maar rond mijn 16e was ik het er al niet mee eens. Het idee van het godsbesef begon me af te stoten. Voor mij is de natuur in haar totaliteit een soort god. Het is niet iemand die daar boven maar wat regelt. De natuur is altijd aanwezig geweest in mijn werk. Ik zie de natuur als een oerbron. Als je goed ziet, dan komt daar alles vandaan. Het is een bron van oneindige inspiratie.” Van der Veer kwam midden in de twee de wereldoorlog van de academie. Er was natuurlijk geen kwestie van schilderen, materiaal was er niet en „je moest eerst proberen je eten bij elkaar te krijgen”. Om wat te verdienen gaat Jan van der Veer les in tennis geven. Eerst in Bloemendaal en Haarlem, later ook in Eindhoven en zelfs in België. Hij zal het beroep van tennisle raar tot aan het begin van de jaren ’60 aanhouden. Zomers verdienen als leraar om in de winter te kunnen schilderen. „Want je moet te eten hebben en ik wilde nooit afhankelijk zijn van de inkomsten van het schilderen”. In de hongerwinter wordt Van der Veer van zijn bed gelicht om naar Duitsland voor arbeid te kunnen worden getranspor teerd. Hij wordt vastgezet in Bloemendaal, een broer gaat voor hem pleiten. Het lukt zowaar dat Jan vrijkomt en hij besluit om direct onder te duiken. De bevrijding van het Duitse juk werkt voor hem letterlijk als een bevrijding. Er is weer gelegenheid om te werken, om te kunnen schilderen. De combinatie van tennisleraar en schil der houdt hij aan tot hij tot de conclusie komt dat je geen twee heren tegelijk kunt dienen. -Hij krijgt de kans om voor de contraprestatie te gaan werken. „Dat gaf de zekerheid dat ik financieel niet in moei- lijheden zou komen. Voor mensen die wil len werken vind ik de contra een buitenge woon goede regeling. Je moet natuurlijk niet een paar dagen voor dat je je werk moet inlevèren weer plotseling gaan wer ken. Maar ik geloof dat de meeste kunste naars heel serieus bezig zijn.” Jan van der Veer is behoorlijk content met het Haarlemse kunstleven. „Je hebt hier namelijk veel goede kwaliteit. Op het gebied van de moderne beeldende kunst beschouw ik Haarlem als een belangrijke stad, kijk maar naar de voorjaarstentoon stellingen die elke keer in de Vishal wor den gehouden.” Contact heeft hij vooral met de oudere garde, met Leo de Winter, Roelof Klein en Piet van Keerden die net als hij uit de naturalistische school komen, maar toch hun eigen weg konden vinden. „Maar het zijn niet allemaal ouderen met wie ik om ga. Hier, in de school, heb ik een heel goed contact met jongeren als Marinus Fuit, Jan van Wensveen of mensen als Victor de Beyer en Hannes Postma.” „Het is voorbij en alles zal voortaan voorbijgaan dat is maar goed ook, dacht hij, en hij snoot zijn oude neus”. Met deze relativerende woorden besluit A. Roland Holst een indrukwekkend dichtersleven in 1976. Na zijn overlij den heeft NCRV’s literaire kroniek re dacteur Wim Ramaker een aantal dich ters gevraagd een bijdrage te willen leveren aan een viertal radio-uitzendin- gen over Holst. In een boek, dat „A. Roland Holst ten afscheid” heet, staan die bijdragen gebundeld. Werk van o.a. de inmiddels ook al overleden Hans Andreus als eerste. Behalve deze ge dichten is in het boek opgenomen een uitgebreide biografie en bibliografie die het een speciale betekenis geeft voor ieder die zich wil verdiepen in het omvangrijke werk van Roland Holst. Het boek wordt besloten met een keuze uit gedichten die in de loop der jaren over Holst zijn geschreven. We vinden er werk van Achterberg, Bordewijk, Lucebert en Slauerhoff. Dit ongetwij feld belangwekkend document is tot stand gekomen door een samenwer king tussen NCRV en de Bezige Bij. De foto op omslag is van Steye Raviez. De prijs is 16.50. Heeft een kunstenaar een taak? Nou ja, een taak, hij moet kunnen functioneren in zijn omgeving. Als was het alleen maar dat hij iets opbrengt, dat hij iets te vertellen heeft. Kunst die niets te vertellen heeft, heeft in zoverre een functie dat ze kijkge not verschaft. Dat kan voor veel mensen toch heel prettig ziin. niet? Er is een hoop charlatannerie in de kunst, maar minder dan we denken. Iemand als Karei Appel wordt door het publiek nog steeds als een charlatan ge zien, maar hij heeft toch verrekt goeie dingen gemaakt. Het publiek loopt ten opzichte van de moderne kunst nog hon derd jaar achter. Het wil alleen maar het mooie plaatje zien. Wil je als kunstenaar wat meer doen, dan zit je meteen fout. Het publiek komt in meerderheid voor de gro te jongens van vroeger, een klein deel komt voor de modernen naar de musea. „Kunst zonder problemen”, dat is het meest populair.” Jan van der Veer altijd aanwezig geweest. Soms heel naturalistisch, soms ook met een science fiction-achtige ondertoon. Hij laat een meters hoog doek zien van een landschap waar boven naar het lijkt twee schelpen in de vrije lucht zweven. De schelpen zijn uitvergroot, ze vormen een eigen en aparte wereld die contrasteert met een verre en bijna onbereikbare we reld waarvan ze zich schijnen los te maken. Van der Veer: „Ruimte is de enige uit wijkmogelijkheid voor de mens om zich straks te kunnen blijven voortplanten. Ik heb sterk de indruk dat die bende hier naar de knoppen gaat. Dat merk je aan alles. Kijk maar naar die enorme hoeveel heid blik om je heen. De stad wordt onleef baar door die auto’s, daar kan je niet tegen op. Ik ben heel somber over de wereldsitu atie. Je zit met overbevolking, met vervui ling en een tekort aan materialen. Dat zijn ook thema’s waarmee je als schilder kunt werken. Ik heb daar nog niet zoveel aan gedaan, maar het is wel de bedoeling.” Het protest in de schilderkunst wordt Van Erf tot Skai is een bundel gedich ten die is ontstaan in het gat tussen twee werelden, Suriname c.q. de Indi sche Cultuur en het moederland Neder land. Weggelokt door de geuren van het westerse „paradijs”, gedwongen door de slecht omstandigheden daar, zijn ze gekomen; nauwelijks geaccepteerd, met moeite hun weg vindend. Chitra Gajadin heeft getracht met een bundel gedichten verslag te doen van de ge spletenheid waarin vele Surinaamse Nederlanders leven. De dromen zijn ingewisseld voor betere behuizing en beter en vooral meer voedsel, maar de prijs is hoog. Schilderen is voor hem datgene uit te drukken waarmee je bezig bent. „Als je dat overbrengt, dan ben je met het belang rijkste van jezelf bezig. Om verder te kun nen komen eist het alles van je op. Dat ben ik me wel bewust”. We zitten in zijn ruime helder verlichte atelier. Het is een oud lokaal in een voor kunstenaars bestemd schoolgebouw in de Haarlemse Linschotenstraat. Van der Veer kan hier in alle rust werken, ondanks de aanwezigheid van andere kunstenaars die elders in dit afgedankte gebouw zijn gehuisvest. Scholen als deze, met hun hoog tegen de zoldering geplaatste ramen, met een enorm vloeroppervlak en met veel kastruimte zijn, zo blijkt toch weer, ge knipt om als kunstenaarsatelier te kunnen dienen. Er heerst in de werkruimte van Jan van der Veer een grote, maar toch werkzame chaos. Zelf weet hij er trouwens maar amper de weg in. Alles staat in grote aantallen om hem heen, zodat het zoeken naar een bepaald schilderij dat hij graag wil laten zien de nodige tijd kost. In ieder geval toont het ook dat Van der Veer een actief schilder is, die zijn ideeën dadelijk in beelden weet om te zetten. Van der Veer: „Werk moet voor mij een explosie zijn. Ik ben een snelle werker. De meeste schilderijen en aquarellen die je hier ziet, daar doe ik twee, drie weken of hoogstens een maand over.'Als het langer duurt, dan ga ik er aan zitten klungelen. Dan verliest het werk het directe, het spon tane.” Wijzend op een hoge stapel aquarellen en tekeningen met figuurstudies en land schappen zegt hij: „Voor het handwerk blijft het naturalistische tekenen beslist 'noodzakelijk. Dat moet je blijven onder houden, maar het is niet wat me het meest boeit. Onderwerpen als milieuvervuiling, overbevolking en dat soort maatschappij- problemen, die kunnen me veel meer boeien.” Ooit was Jan van der Veer een heel zuivere naturalist, maar de laatste vier, vijf jaar is in zijn werk een lichte magi- sche-realistische ondertoon te merken. „Ik heb een periode gehad van een sterke geestelijke inzinking. Dat had iets van „Laat die atoombom maar vallen, dan ben ik er vanaf”. Dat heeft een jaar geduurd. Na die tijd heb ik een wat andere instelling gekregen. Ik begon met het schilderen van m’n onderwerpen te vervreemden. De be kende gedachten over leven en dood kwa- men bij me op. Dat had ik daarvoor ook wel, maar toen ik er nog eens een operatie bovenop kreeg, werd dat allemaal geacti- De gedichten op blz. 21-23 over nieuwbouwwijken zijn prachtig. Zeld zaam gaaf en efficiënt groeien de woor den naar hun betekenis. De gedichten zijn wel moeilijk, wat betekent dat je erg goed moet lezen en aanvullend moet meedenken om de verborgen in houd op te graven. Wie die moeite neemt zal een enorme ervaring rijker worden. De bundel is uitgegeven bij Boucher,, ’s- Gravenhage. inspiratie” iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii is bron van Jan van der Veer: ,,ln de winter, als het regent of flink stormt, wil Ik nog wel eens graag een strand wandeling maken. Ik heb in dit schilderij zo 'n bad pa - viijoen met zijn eindeloze leegheid willen maken". J J ’.-.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1977 | | pagina 27