Romantiek
verdwenen
altijd maar recht in
Kijk schaars geklede juffrouw
de ogen”
Ml
t
■l
Een pak van Jan
EEN DAG WERKEN VOOR WAGONS LITS
JL.
door Pieter van de Vliet
Zenuwen
Manipuleren
Louis
Black out
OMZIEN
1.1;
k
7 O
■■■■■■■■■BH
mi
99
Ik houd niet van oranje overhemden. Het is niet leuk er een aan te moeten. Gelukkig is het zo
vroeg dat de buren je niet zien. De schaarse mensen onderweg kijken op noch om. Pas op het
Station_begint de herkenning. Het is wel even schrikken als de eerste de beste conducteur die je
tegenkomt „hoi” roept. Wildvreemden die je groeten. Je beseft dat ze niet jou zien, maar oranje en
zwart. Oranje en zwart mag voor de een het Nederlands elftal zijn, voor een matineuze
spoorwegman is het koffie. Ze denken niet aan jou, maar aan de koffie die jij straks moet gaan
zetten. De hele dag door. Dat is voor hem een onwrikbare zekerheid.
TL-
fl
J
J
Met rammelkar de trein door
zijn? Goed, ze hebben het op de cursus omstandig
:iging
niet
rich-
omen
volgt
leder-
■d. Op
lings-
i loop
rts en
)p dit
ergis-
:ot nu
op de
wan-
n die
illen
Maar wat voor de een zekerheid is, is voor de
ander onzekerheid. Wie zegt dat er straks koffie zal
voorgedaan. Honderd gram van een uit Midden-
Nederland afkomstig bekend merk plus 2,5 liter
kokend water moet zestien bekers drinkbaar vocht
opleveren. Maar wie garandeert dat dit het geval
zal zijn als jij deze handeling verricht?
Weggedoken in een hoekje van de trein naar
Amsterdam kijk je voor de zoveelste maal op een
verfomfaaid stenciltje. Het wemelt van de cijfer
tjes en lettertjes. Ogenschijnlijk is het het produkt
van een op hol geslagen computer. Maar op de
cursus voor steward is geopenbaard dat het een
zogenaamde omloop betreft. Ingewijden kunnen
daar feilloos uit opmaken op welke treinstellen ze
dienst moeten doen.
Het pluche. De goud betreste ober. De niet
kapot te krijgen restauratierijtuigen met het
zwaar koperen embleem van de Wagons Lits.
Nostalgie heet dat tegenwoordig. Porselein
moet plaats maken voor plastic en blik. Een
maaltijd, waar de kok net dat persoonlijke
tintje aan kon geven, behoort niet meer tot de
mogelijkheden op de binnenlandse trajecten.
Het enige dat nog niet helemaal kant en klaar
is, is soep. Niet bepaald een artikel dat de
treinsteward nadrukkelijk zal aanprijzen, om
dat het de verkoop van koffie, broodjes en bier
kan drukken. En daar moet de steward achter
zijn rijdende minibar het tegenwoordig van
hebben; de consumptiedrift van de reizigers
bepaalt voor een groot deel zijn verdiensten.
Wat aan romantiek en service verdween, kan
een beetje worden gecompenseerd door een
vriendelijke, persoonlijke benadering van de
reiziger. De opleiding van de treinsteward is
ook daarom onlangs uitgebreid. Nieuw zijn de
theoretische lessen die aan de praktijkdagen
met instructeurs vooraf gaan.
Verslaggever Pieter van de Vliet mocht zo’n
vijfdaagse cursus meemaken. De enige voor
waarde was, dat pas aan het eind van de
cursus bekend zou worden dat hij journalist is.
Dat om te voorkomen dat het gedrag van de
cursisten zou worden beïnvloed. Ook de in
structeur met wie hij een dag meereed op de
lijn Amsterdam-Dordrecht dacht met een „ge
wone” steward te maken te hebben.
Zijn ervaringen met de cursisten én zijn
ervaringen op de trein treft u hierbij aan.
Hoewel in aanleg niet al te materialistisch vind je
het prettig dat je de foefjes begint te leren. Fooien
in de wacht slepen wordt een spel. Iemand rekent
in een volle restauratie twee gulden af voor iets dat
1,75 kost (fris en bier). Net niet te duidelijk laatje
die twee guldens zien en net niet té nadrukkelijk
bedank jé. Prompt geven alle anderen óók twee
gulden.
Andersom geef je onmiddellijk een stuiver terug
als iemand met 1,25 voor koffie betaalt. Dat wekt
vertrouwen en het resultaat is, dat je in de meeste
gevallen die stuiver mag houden.
Een persoonlijke behandeling vinden mensen
prettig. Zal ik het blikje voor u openmaken (som
mige oudere mensen kunnen dat niet)? Zal ik het
voor u inschenken? Wilt u een extra servetje er bij?
Wilt u rietjes of een glas? Welke kleur rietjes wilt
u? Als iemand iets morst, help je meteen. En de
restauratie moet je vaak schoonmaken. Een reizi
ger, verwonderd: „Kijk, hij maakt de banken
schoon”.
Het instructielokaal houdt het
midden tussen een VVV-kan-
toortje en een kleuterklas. De
overkapping van Amsterdam CS
beneemt het uitzicht. Het stati-
onsrumoer is vaag, maar niet
aflatend. Voordat de cursisten
naar de tafeltjes met hun naam
kaartjes worden gedirigeerd, is
er veel koffie. Het belangrijkste
artikel van Wagons Lits breekt
de spanning een beetje.
Wie flink boven de gemiddelde
omzet komt, krijgt een presta-
De jongen uit Oldenzaal is erg
nerveus. Hij is kelner geweest in
Boekelo en is nu meer dan een
jaar werkloos. Je voelt dat het er
voor hem op aan komt. Hij doet
erg zijn best, maar hij moet door
een flink stuk angst heen.
Eén Amsterdammer haakt na
drie dagen af en duikt weer de
WW in.
Het meisje dat als een berg
opzag tegen de dag dat ze voor
het eerst met het karretje door
de trein moest, is duidelijk opge
lucht als het gelukt is. Ze heeft
zichtbaar zin in haar nieuwe
beroep.
Dat geldt ook voor de voorma
lige groepsleider van zwakzinni
gen uit Veldhoven. Hij is zeer
precies, vraagt veel, schrijft veel
op. Over het waarom van zijn
veranderen is hij vaag. „Ik vond
het werk te onregelmatig”, zegt
hij. Twee dagen (zeer vroeg) op,
twee dagen af als treinsteward
lijkt hem beter.
Zijn etablissement was geen verzetshaard,
het was meer een oase. Er werden geen boze
plannen gesmeed tot het uitroeien van bezet
tingstroepen of collaborateurs, maar er werd op
een heel wat efficiënter manier met hen afgere
kend: zij werden doodgespot. Ik ben ervan over
tuigd dat veel van de onbetaalbare grappen, die
in oorlogstijd over het Duitse systeem en de
NSB-ballade de ronde deden, in de kroeg van
Jan van der Heijde zijn ontstaan. Zijn klanten
kring telde een paar geniale humoristen, die na
een paar zwarte borrels de grote geest in zich
voelden varen en op het randje van de dronken
schap losbarstten in een conference die een
overvol Carré zouden hebben doen juichen.
Maar trad er een verdwaalde Duitser of een
zwart geüniformeerde W.A.-man binnen, dan
viel er plotseling een ijzige, loodzware stilte.
Niemand zei één woord, iedereen kéék. Met
starre blik, onbewegelijk in stoel of op kruk,
keek de zwijgende menigte de man dwars door
het pak heen. Er klonk minutenlang, soms uren
lang als het een flinkerd was, geen enkel geluid.
Niemand bestelde iets en ook Jan verviel in een
bevroren verstarring achter zijn toog. Als de
Duitser een bier bestelde, zei Jan met de hand
achter zijn oor: „lek verstee gein Duitsch.”
„Wass ist denn Bier im Holldndisch?” vroeg de
mof.
Jan haalde zijn schouders op. „Bier? Bier! wat
is dat?” Dan riep hij naar iemand achter in de
kroeg: „Piet! Weet jij dat soms? Jij bent toch
naar de wintersport geweest? Wat is dat? Bier?”
En Piet riep somber terug: „Pils.”
Uiteindelijk kreeg de Duitser zijn bier, want
anders zouden er doden zijn gevallen. Maar de
broeierige stilte en de koude blikken ontnamen
hem meestal spoedig de smaak van het spul dat
Jan had ingeschonken en dat uit een speciale
kraan kwam. Ersatz met water. En de eenzame
vreemdeling vertrok om nooit meer térug te
komen.
Slechts één keer bij mijn weten is een Duits
soldaat opgenomen in de klantenkring van Jan.
Een jonge, verlegen vent van nog geen twintig,
die tien maal was buitengekeken en de elfde
keer nog terugkwam, even verlegen, met smeken
de blik, en toen door Jan persoonlijk werd ge
toetst op zijn betrouwbaarheid. Hij bleek acht
tien karaats en bleef ieder weekeind komen,
anderhalf jaar lang. Toen bleef hij plotseling
weg.
„Oostfront," zei Jan somber, als we hem erom
vroegen.
Maar toen dié bekrompen, stukgebombardeer-
de provinciestad in september 1944 werd bevrijd,
danste de Duitse jongen op het marktplein in
een burgerpak dat hem veel te wijd was.
Als ik me niet deerlijk vergis, was het een pak
van Jan.
De Haardstede ruikt naar haar versgebakken
brood, de reuk die ik in mijn mooiste dromen nog
wel eens vluchtig meen te bespeuren, maar die
altijd vervlogen is als ik ontwaak.
en de
zeran-
m een
ie wa-
komst
m wil-
ze sys-
deren.
■n van
moet
•aar is
al van
n ech-
gele-
stelsel
•sport-
aodige
moet
fan de
•affen,
xtenso
in dit
•rsche-
i, lich-
ve van
biblio-
zorden
ijgen
opte-
zijn,
i het
iet
bui-
Iden-
in of
hoe-
-hui-
ijken
niet
koop
•land
laan-
iveri-
"den;
Deze
boer-
ver-
rland
se dé
tietoeslag. In het verslag van de
ondernemingsraad staat dat die
omzet beneden de verwachting
blijft. Er staat ook: „Momenteel
valt er zelfs een duidelijke da
ling te constateren. De treinka
ping speelt hierbij een belangrij
ke rol”.
Meest opmerkelijke raad van
een ervaren steward aan een van
de nieuwelingen op diens eerste
praktijkdag: „Kijk een schaars
geklede juffrouw altijd recht in
de ogen. Anders gaat ze blozen”.
^t de
Dat
spor-
had-
m. In
anale
daar-
zijde
rden.
jrake
erbe-
:r dat
tg in
oerd..
jn.
Opeens merk ik dat ik manipuleer. Soep maken
kost tijd. En als het druk is... Je suggereert dat het
een heel karwei is. „Maar ik doe het graag voor u”
De mevrouw aarzelt. Ze wil die arme steward niet
te veel last bezorgen. Snel sla je toe. „Maar ik heb
ook heerlijk verse broodjes. Met salami”. Er zit
weliswaar cervelaatworst op, maar dat klinkt zo
rot. Ham en kaas, dat is een twfee-eenheid. De
broodjes mogen niet oud worden, dus die moeten
gauw uit het plastic de maag in en krijgen qua
verkooptechniek een voorkeursbehandeling.
Als het niet druk is, suggereer je óók dat het
vervaardigen van soep een bewerkelijke aangele
genheid is. Je doet er extra lang over, zegt nog even
tussendoor dat het er zó aankomt en waarschuwt
bij het serveren dat de soep nooit zo heet gegeten
mag worden als ze wordt opgediend. De fooi is
vorstelijk.
Een beetje Engels is ook meegenomen. In Rotter
dam stappen nogal wat Amerikanen op. Je showt
een beetje met dat Engels in de restauratie. Je
voelt iets van ontzag voor de steward en je denkt:
wat belachelijk eigenlijk. Ook dan is de fooi hoger.
Net als je het gewriemel met het karretje onder
de knie krijgt je schopt het over de drempels
tussen de schuifdeuren kun je er niet meer mee
rijden. De trein is in de spits stampvol. Het is dan
ook afgelopen met de persoonlijke behandeling.
Want dan is het blikken bier laden en uitdelen.
„Open maken? Ben je belazerd, dat kan ik zelf
wel”. De klant drinkt in een razend tempo. Elke
keer rekent hij een rijksdaalder af. Dat zullen ze
wel zakken vullen noemen, denk je.
Andere zakken worden gelukkig afgevoerd. Vol
plastic bekérs, lege blikjes, natte en dus stinkende
peuken. Je denkt: ze roken en zuipen zich nog eens
te pletter. Ze. Dat zijn de reizigers, waartoe je zelf
nog zo kort geleden behoorde. Zo ver ben je al
gekomen na één dag. ’s Avonds rekeii je met
behulp van de instructeur en met een van de
buurvrouw geleend elektronisch rekenmachientje
je omzet uit. Thuis tel je de bergen klein geld. Niet
slecht, denk je. In bed hoor je, voel je, de trein nog.
Jij bent er van af. Voor de echte stewards moet
het nog beginnen.
Wagons Lits heeft voor haar
stewards een wedstrijd gehou
den in langzaam lopen. „In het
voordeel van u en de maatschap
pij”. Dat zal vaker worden ge
zegd. Het klinkt een beetje ais de
waarschuwing in door televi
siecamera’s bewaakte waren
huizen: „Het gebeurt ter be
scherming van uw en onze eigen
dommen”.
Rekenen heb ik altijd moeilijk gevonden. In alle
zakken zit nu geld. Vooral de zak met klein geld
begint een verontrustende omvang aan te nemen
Opeens een black-out. Je kunt niet meer optellen.
In een opwelling zeg je: „Ach, rekent u het zelf
even uit. Ik ben niet zo goed in rekenen”. De man
kijkt verbaasd, doet het en geeft een flinke fooi
Dat lukt nog een paar keer.
De drie Amsterdammers ko
men vlotter voor de dag. Een
van hen heeft Horeca-ervaring.
Later, tijdens de zoveelste keer
koffie, vertelt hij dat hij is weg
gegaan bij die zaak in Amster-
dam-Zuid „omdat het allemaal
van die kapsoneslijers waren
„Ze draaiden een stuiver
driemaal om”. Hij blijkt niet ge
noeg geld te hebben om de waar
borgsom voor het uniform te
kunnen storten. Het wisselgeld
dat hij op de eerste praktijkdag
moet meenemen, is voor hem
ook een probleem. Nog later ver
telt hij dat al zo lang op een huis
zit te wachten; dat hij een ver
loofde heeft. De branie is ver
dwenen, het is best een aardige
jongen.
Het meisje uit Zaandam zegt
uit de grond van haar hart: „Ik
had balen van die supermarkt”.
Ook zij heeft Horeca-ervaring.
Ze heeft op Rijnschepen geva
ren. „Daar had je van die Urkers
op zitten. De hele avond stichte
lijke liederen zingen. Maar fooi,
ho maar. En je was te lang van
huis”. Ze hoopt als treinstewar-
dess in de eerste plaats op een
aardige verdienste. Maar ze
hoopt toch een beetje verant
woordelijkheid, zelfstandigheid
te verwerven. Pas veel later ver
telt ze dat ze geen snars van het
spoorboekje begrijpt. De in
structeurs reageren daar niet
laatdunkend op. Ze doen alle
mceite het uit te leggen. Daar
voor wordt een ochtend uitge
trokken.
Een vriendelijke mevrouw,
die vroeger onderwijzeres is ge
weest, leidt de cursus. Ze vertelt
vlot, af en toe een tikkeltje bele
rend. Een korte inleiding. Dan
moeten de cursisten iets van hun
achtergrond prijs geven. Ze
moeten over de drempel heen.
Zoals ze straks in de trein met
dat rare, rammelende, super
marktachtige karretje over de
drempels moeten.
’tX-'x-x-
Dat karretje, de minibar, blijft
voorlopig onaangeroerd. Het
staat wel op een in het oog sprin
gende plaats. Er boven een bord
met een dringende boodschap.
Loop er uiterst langzaam mee
door de trein. Met mini-, mini-,
minipasjes. Die minibar is je
etalage. Laat zien wat je te koop
hebt. Prikkel de consump
tiedrift van het reizigersbe-
stand. Wek de kooplust op. Bied
een alternatief ais iemand nee
zegt. De treinbodem is rijp voor
de treinsteward.
Op het eerste perron in Amsterdam melden bij
Wagons Lits. Er trèedt duidelijk vervreemding op.
Daar staat niet meer alleen een journalist die het
wel eventjes helemaal zal gaan maken. Maar daar
staat een aankomende treinsteward met de zenu
wen in z’n lijf. Die helemaal de riebels krijgt als hij
denkt aan dat rare karretje met drankjes en hap
jes waarmee hij zich straks door de trein moet
slingeren. De minibar. Een beetje zo’n ding uit de
supermarkt, een beetje een kinderwagen. Het lijkt
eigenlijk nergens op.
Instructeur Kuiper is gelukkig een vriendelijke
man. Hij heeft de juiste knóppen reeds in de juiste
stand gebracht: dus is er kokend water en staat de
drank koud.
„Man wat zie je rood”, zegt Kuiper. Het is dan
ook om te stikken in het keukentje. Maar ik zeg dat
ik zondag naar voetballen ben geweest. FC
Utrecht. „Ha, de Bunnikzijde”, zegt Kuiper grijn
zend. „Ze hebben de naam, maar ze vallen wel mee
de laatste tijd”, zegt hij vergoelijkend.
Voor het eerst de restauratie in met een pakkie
aan. „Kan ik iets voor u doen?” Een mevrouw,
reageert nogal jofel. Wat jij voor mij kunt doen
jongen, dat kan hier niet”. „O jawel mevrouw, de
Wagons Lits is een vooruitstrevend bedrijf”. Dat is
geluk hebben. Het ijs is gebroken. De spanning, de
angst voor de confrontatie met het publiek in een
voor jou vreemde rol, is geweken. Nou kan je er
aan.
De reacties zijn niet allemaal zo spontaan. In de
eerste klas kan het vaak zuur toegaan. Mensen die
je geen blik waardig keuren. Die duidelijk laten
merken het vervelend te, vinden dat je met die
rammelkar (een van de wieltjes blijkt later dolge
draaid) langs komt. Zo’n stomme steward, zie je ze
denken.
„Een tomatensap”. De man kijkt nors uit het
raam en begint ongeduldig met zijn voet op de
vloer te tikken als je het niet zo snel kunt vinden.
Je verontschuldigt je dat je het niet hebt. Dan
herinner je de lessen over alternatieve verkoop.
Snel schat je de man. „Wilt u misschien een jus
d’orange”, zeg je zo Frans mogelijk. Intussen denk
je: dat is natuurlijk die kritische zakenman die
volgens de op de cursus vertoonde dia’s van A.
naar B. reist en tip-top moet worden behandeld.
De tip-topbehandeling dus toegepast. Je schenkt
de jus voor hem in en blijft stralend lachen als hij
zeer luid verkondigt genoeg te hebben van het
afnemend dienstbetoon in de treinen.
De meest kleurrijke is de Gro
ninger. Hij drijft samen met zijn
vrouw een winkeltje waar je van
alles kunt kopen. Hij zegt er vre
de mee te hebben dat het winkel
tje al zes jaar geen winst ople
vert. Omdat hij en z’n vrouw
toch ook moeten eten, wil hij een
paar dagen per week op de trein.
Hij heeft een natuurlijke char
me, dus met de fooi zal het wel
goed zitten. Bovendien heeft hij
internationale ervaring bij de
Wagons Lits. Van zijn treinrei
zen naar het buitenland nam hij
zaden mee van in Nederland nog
maar zeldzaam voorkomende
planten. Die zaden kun je in zijn
winkeltje kopen. Hij neemt de
suggéstie om planten in de res
tauratie te hangen serieus.
Ik ben Jan van der Heijde dankbaar, dat hij
zijn oog op dat pand heeft laten vallen en er de
bezem doorgehaald heeft. Maar het is eigenlijk
een dubbel wonder. Want in mijn jonge jaren was
deze Jan de plezierige kastelein van een klein,
bruin café op de Oude Markt, waar ik ontelbare
weekeinden doorbracht in gezelschap van de
vaste klantenki^ing en dat gedurende de oorlogs
jaren vrijwel de enige kroeg in de stad was die
door Duitsers en NSB-ers werd geschuwd. Het
was er veilig voor ons, deze pijpenla vormde een
betere beschutting voor onze vaderlandsliefde
en ons vertrouwen op de goede afloop dan de
dikste betonbunker van de Westwall. Dat kwam
voornamelijk door Jan.
Het lot des levens heeft mij verdoen afdwalen
van de stad en van het huis waar ik geboren
werd, maar ik heb beide zeer moeilijk kunnen
vergeten. Soms zag ik hen terug, en zij waren
iedere keer weer onvriendelijker geworden.
Dat stomme geboortehuis, die stomme stad
vergaten mij eerder dan ik hen. De gelukkige
jaren, binnen hun muur doorgebracht, verloren
de glans der herinnering naarmate het toneelde-
cor werd gewisseld. De bekrompen provin
ciestad is een metropool geworden, vol torenho
ge betonnen bouwsels, en het geboortehuis met
zijn eertijds zo vriendschappelijke gevel was
een relaxclub geworden, een wat ze in Amster
dam een dure was- en strijkinrichting noemen.
Maar de wonderen zijn de wereld nog niet uit.
Volkomen toevallig is me nu een advertentie in
het plaatselijke blad van daarginds onder ogen
gekomen, waarin gemeld werd dat de heer en
mevrouw J. van der Heijden-Stobbaerts een
"café - petit restaurant” hebben geopend, dat zij
'De Haardstede” noemen en volgens het adres
moet dat in mijn geboortehuis zijn.
Mijn liefelijke huis is terug in de fatsoenlijke
sector! Het heet voortaan De Haardstede en geen
naam zou het beter passen. "Petit restaurant"
klinkt naar kaarslicht en gestoofde hazebout,
het klinkt bijna naar de heerlijke gerechten die
mijn moeder er eertijds uit haar reusachtige bak
oven toverde.
Naarmate zijn bier onvermijdelijk steeds
slechter werd van kwaliteit, versierde hij voor
zijn klalnténvrinden de ganse oorlog door heer
lijkheden die nergens elders meer te bespeuren
vielen: onversneden oude klare, de beste bour
gogne, Franse cognac, citioenjenever, bitterbal
len, hardgekookte eieren met mosterd, gebraden
kippepootjes, gerookte paling, zalm met echte
mayonaise en zelfs een paar mdal mosselen,
ofschoon alle kusten van Europa door de Duitse
bunkerbouwers en prikkeldraadleggers onge
naakbaar waren. Hoe Jan erin slaagde dit allés
ter consumptie aan te bieden, is altijd een raad
sel gebleven, hij handhaafde een streng distri
butiesysteem, zodat iedere vaste klant op zeer
sobere wijze aan zijn trekken kwam en zijn
prijzen waren nooit overdreven hoog. „Christe
lijke prijzen,” zei Jan en dat was de juiste term.