I
1
1
F .Li
I
J
ten
ed
van
i te
ling.
I
»n 4
u.
ijks
van
TOERISME
notities
MR
,4
t;
i 11
KL
1
Ik.
Vrouwen in Havana.
TOERIST IN CUBA (3)
want tegenspraak duldt hij niet. Daarvan geeft hij
dan ook potsierlijke demonstraties.
EN EIGENLIJK IS DAT allemaal niet eens zo
erg, want de kans dat een postkaart uiteindelijk
ook in de brievenbus van de geadresseerde be
landt is uiterst klein, zo vernam ik van een
Nederlander die het eiland al diverse malen be
zocht en er telkens weer maar niet in slaagt zijn
postale groeten in het thuisland te krijgen. En als
het al eens lukt, is het enkel na zeer grote vertra
ging.
ONZE AL EERDER geciteerde Companero (ka
meraad) Gary Gonzalez, de directeur van het Insti
tuut van toerisme op Cuba, geeft dat ook ronduit
en zonder schromen toe. In vergelijking met gids
/tolk „papa” Gerardo ontpopt hij zich als een
integer voorlichter en doet niet de minste moeite
om wat krom is recht te praten. Een eigenschap
waarin Gerardo het zonder enige moeite tot hoog
leraar zou kunnen brengen. Als er althans al een
instituut is dat „om de tuin leidkunde” op het
rooster heeft geplaatst.
„WE MOETEN NOG veel leren”, zegt Gonzalez,
„onze service is niet slecht, maar ook niet goed. In
de komende jaren moeten we ons personeel daar
om terdege trainen”. Dat gebeurt op scholen voor
toerisme en hotelscholen, maar ook universitair
gaat zijn instituut zich ermee bezig houden. „En
daarbij hebben we maar een ding voor ogen”,
vertelt hij, „want onze politiek is het de mensen
gelukkig te maken en ze hier opnieuw naar toe te
krijgen. Daar werken we voor”.
BIJ GONZALEZ krijgt hij daarvoor geen kans.
Die spreekt zelf Engels en heeft dus geen vertaler
nodig en Gerardo’s basiszinnetje „since the tri
umph of the revolution” moet daardoor voor korte
tijd op sterk water.
OP DE VRAAG hoe hij verwacht dat de Cuba
nen zelf op de uitbouw van het toerisme zullen
reageren, gaat hij allesbehalve breedvoerig in. „Ze
staan er positief tegenover”, gelooft hij. Maar de
vraag is in hoeverre dat ook zo blijft, en of Cuba
met het toerisme niet het paard van Troje binnen
haalt, want, hoe zal de gemiddelde Cubaan reage
ren op vreemdelingen, die niets met de wèl voor
hen geldende distributiesystemen te maken heb
ben en rondrijden in luxueuze gekoelde bussen,
terwijl zij het met afgestampte oude brikken moe
ten doen. En zelf zou ik toch een diepe frons op m’n
voorhoofd toveren wanneer ik zou zien dat een
vreemdeling in zijn hotel ƒ1,50 voor zijn biertje
betaalt, terwijl ik als autochtoon het dubbele neer
moet tellen.
EN DAN HEB IK HET nog niet eens over de
„geest van het westen” die de inkomend toerist
straks op grote schaal gaat importeren. En, zoals
het nu gaat, ook zal kunnen uitdragen waar hij wil.
Want in La Habana zelf was er, om de knap
geregisseerde bezoeken onder leiding van „papa”
Gerardo heen, geen sprake van beperkte bewe
gingsvrijheid en kon ik gaan en staan waar ik
wilde.
OOK IN DE GRAUWE buitenwijken, waar het
aan de bewoners duidelijk te zien is dat zij part nog
deel hebben aan de revolutie; dat die zich buiten
hen om voltrekt.
volksmond en leunt direct aan tegen het moderne
Havana, waar de regeringsgebouwen zich hoog
boven het volk verheffen. Zoals het paleis van de
revolutie, een betonnen bunker waar de regering
zetelt en het Centraal Comité van de Communisti
sche Partij. Tussen de kastelen Del Morro en De
La Punta bij de haveningang strekt een wit Chris
tusbeeld de armen naar de stad uit. Hoog boven de
met hamer en sikkel gekroonde pijpen van twee
Russische vrachtvaarders.
HET MINISTERIE van Cultuur is onderge
bracht in gen vroegere koloniale kazerne, in het
trapportaal kijkt Lenin vanaf een grote poster op
de komende bezoekers neer. De Plaza de la Cathe
dral is geheel ommuurd met historische gebou
wen, met als middelpunt de Christoffel Columbus-
kathedraal. Aan de achterzijde staat het barokke
paleis van de aartsbisschop, waarin ook de ambas
sade van het Vaticaan gevestigd is. En het oude
paleis van de door Castro verdreven dictator Ba
tista is nu het museum van de revolutie.
WE PASSEREN ook nog de vroegere Ameri
kaanse Club, die nu Panamerican bar heet. Op het
Central Plaza ontwaar ik de eerste schoenpoetser,
die 40 Centavos voor zijn karwei vraagt, laten we
zeggen 1,20. Iets verder staat het Capitolio. Vroe
ger vergaderde de volksvertegenwoordiging er, nu
is het de academie van wetenschappen. De bevol
king groet bij het passeren; naar de bus wordt
gezwaaid.
die voor de revolutie eigenaar was van het luxueu
ze hotel Capri in Havana. Guirlandes in bladgoud
sieren het plafond van het kleine zaaltje, waar
vroeger enkel de grotere gokkers werden toegela
ten, en hu een bewaarplaats is van wat stoffige
dozen.
OP WEG NAAR het hotel passeren we de Aveni-
da Las Vegas en dat verrast me. Zou Papa Gerar
do daar zelf niet eens een kijkje willen nemen? Hij
schudt het hoofd. „Voor vakantie in het buitenland
komen alleen de socialistische landen, Tsjecho-
Slowakije met name, in aanmerking”, zegt hij, „de
andere erkennen ons geld niet”.
PARISI MELDT DAT er een groot aantal dokto
ren in Afrikaanse ontwikkelingslanden is gestatio
neerd. „En dat aantal zal in de komende tijd nog
aanzienlijk worden vergroot”, meldt hij. „Want wij
werken niet voor ons zelf alleen. Castro heeft ook
al eens gezegd dat het egoïstisch is om alleen je
eigen problemen op te willen lossen”, voegt hij er
aan top, met achter zich tegen de muur opnieuw de
overal in het Cuba van vandaag meeluisterende
Argentijnse Che Guevara.
LATER, OP DE poliklinische afdeling, praat ik
nog even met een professor, die de radiologische
afdeling beheert. Brengen de vele soldaten die in
Afrika zijn ingezet nou nog veel ziektes mee naar
huis, vraag ik hem. Onmiddellijk schiet „papa”
Gerardo de vriéndelijke korte man te hulp en
antwoordt, alsof hij het oeuvre van André van
Duin volledig uit het hoofd kent: „Nou ja vele?
Soldaten”.
Maar hij kan toch niet verhoeden dat de hoogle
raar bevestigend knikt en vertelt dat de in Afrika
gestatiormeerde soldaten inderdaad malaria heb
ben ingevoerd dat in Cuba onder de knie was
en ook geslachtsziekten als souvenirs mee huis
waarts namen.
GERARDO KIJKT misnoegd. Hij zal er aan
moeten wennen en nog wel meer „slagen” moeten
incasseren, voordat de laatsten van de 80.000
toeristen dit jaar op terugreis gaan. En „het paard
van Troje” heeft er volgend jaar al bijna 100.000
voor hem in petto. „Papa” Gerardo, het ga je goed.
EEN NIJVER, MAAR VOORAL KUNDIG
prentbriefkaartdrukker, kan op Cuba nog een
vermogen verdienen. Want met deze „groeten uit
zonnig etcetera-cultuur” is het op Fidels eiland,
drieëneenhalf maal Nederland en het grootste
van de Grote Antillen, bar en boos gesteld. Stuk
voor stuk lijken de plaatjes die in de staatswin
kels in de toeristenhotels te koop zijn, ’n produkt
dat door een uiterst vermoeide en zeer beverige
grijsaard vervaardigd is. Met kleuren, die flets en
vergeten, alsof geteisterd door een te hete zon, in
elkaar over lopen.
WE PASSEREN EEN VLIEGTUIGJE, waarin
een bar is gebouwd. „Trujillo, de vroegere dictator
van de Dominicaanse republiek heeft er een inva
sie van ons eiland mee ondernomen”, wijst „papa”
Gerardo met plezier naar het toestel. „Ze landden
hier met een handjevol soldaten. Die hebben we in
de gevangenis gezet en met ons gevoel voor humor
hebben we het vliegtuigje aan een Kindergarten
cadeau gedaan”. Later kreeg het een wat commer
ciëlere bestemming en werd een bar in gevestigd.
DE VOLGENDE MIDDAG ontmoeten we dr.
Nicolas Parisi Lopez, een revolutionair in hart en
nieren. Hij is onder-directeur van het oudste hospi
taal in het land, Calixto Garcia. Aan hem de uiterst
aangename taak wat te vertellen over de volksge
zondheid in het land en die is ’’sinds de triomf van
de revolutie” met rasse schreden vooruit gegaan.
ZOALS ALLE ONDERWIJS op Cuba is ook dat
aan de toeristische academie vrij. Een deel van de
docenten bestaat uit Europeanen, die door de
Verenigde Naties als adviseur zijn uitgezonden. En
er worden vele miljoenen gepompt in de bouw van
hotels en de ontsluiting van toeristische aantrekke
lijke gebieden. In het verleden speelde het toeris
me zich voornamelijk af in en om Havana, maar de
politiek van de huidige regering is die van decen
tralisatie. In de overige provincies zijn er op het
moment dan ook 21 hotels in aanbouw. Voor het
eigen binnenlandse toerisme en de buitenlanders,
waarvan er dit jaar 80.000 verwacht worden.
IK MAG VERVOLGENS van m’n paal af en
verlaat het pand. Maar niet nadat „papa” Gerardo
nog even heeft gewezen waar in het verleden, in de
kapitalistische tijd, de speeltafels stonden en de
directeur, die toen het balletje nog rolde kassier
was in Tropicana, in een zijzaaltje het bureau heeft
getoond van George Raft, de Amerikaanse acteur
HOOGUIT HONDERD METER lopen van het
Habana Riviera hotel, waar ik logeerde, werd ik
geconfronteerd met diepe armoede, met zeer
slecht geklede mensen, in lompen geklede kinde
ren en nog oudere auto’s, dan ik andere stadsdelen
al had waargenomen. En aan de huizenblokken,
die te zien aan de rijke architectuur een voorname
re en elegantere periode achter de rug hebben,
kleefde het verval. „Papa” Gerardo was nou net de
laatste die enig inzicht wilde geven in de samen
stelling van de wijk, waar de armoe de Zuidameri-
kaanse vriendelijkheid niet verjaagd heeft. Trou
wens, onder de tropenzon laat armoe zich altijd
minder kennen.
MAAR DE KERNVRAAG: al dan niet revolutie
voor deze mensen bleef onbeantwoord. Zoals zo
veel andere dingen tijdens het bezoek. Want de
revolutie, aldus Gerardo, behoort aan iedereen.
Iedereen bouwt aan het nieuwe Cuba. Ook de
mensen waarvan je ziet dat ze het niet doen.
DAN MAAR OVER DAT GEZICHT. La Haba
na, dat eens de parel van de Antillen werd ge
noemd, vanwege het weldadige uitgaansleven van
voor de revolutie, dat zich in het historische décor
van de Spaanse architectuur afspeelde, heeft het
karakter van een vriendelijke Spaanse stad. Met
een Ramblas waar de pantoffelparade gelopen
wordt. Het koloniale Havana heet de wijk in de
’S AVONDS MAKEN we kennis met een heel
ander stukje uitgaansleven en worden we naar
Tropicana gereden, een nachtclub, waar we een
showtje kregen opgevoerd dat in het vooroorlogse
Casino de Paris niet had misstaan. Met veel glitter,
struisvogelveren, bedekte boezems en lange be
nen. Met Cubaanse muziek, maar ook schorre
Amerikaanse evergreens. De show is uitstekend
geprogrammeerd, maar neemt zoveel tijd in beslag
dat ik het idee heb aan een moeizaam avontuur
paalzitten te zijn begonnen. Gelukkig komt ook
hier de revolutie te hulp en treedt de conferencier
klokslag twaalf uur met opgeheven armen en een
gelukzalige gloed op het gelaat naar voren. Het is
de eerste minuut van de 28ste september. Leve de
revolutie klinkt het, viva la revolucion.
NOU IS DEZE HELE POSTKAARTELLENDE
een voortreffelijke illustratie van hoe het met het
toerisme in de socialistische republiek gesteld is:
gewoon droef. En dat kan haast ook niet anders,
want het hoofdstuk „vreemdelingenverkeer”
kwam in de tien geboden van de revolutie niet
voor. Sterker nog, nadat op 1 januari 1959 het
revolutionaire Cuba een feit was, was er voor het
tot dan toe door de Amerikaanse maffia geleide
toerisme geen plaats meer. En van lieverlee raakte
deze industrie die een zesde van de totale
Caraïbische markt opeiste in verval.
DAT IS EEN FIKSE GROEI sinds 1971 toen de
grenzen weer open gingen en de eerste 5000 toeris
ten (uit Frankrijk, Canada en de socialistische
Oostbloklanden) zich schoorvoetend meldden.
Gonzalez verwacht een jaarlijkse groei van 16 tot
20 percent. Voor de Amerikaanse markt ik
schreef dat al zal er een limiet van 20.000 gelden.
En voor de in Florida, vooral in en om Miami,
verblijvende Cubaanse vluchtelingen blijft de
grens helemaal stevig gesloten. Een „heimweereis-
je” behoort voor hen niet tot de mogelijkheden,
aldus Gonzalez.
De revolutie
behoort de jeugd,
aldus „papa” Ge
rardo, „en aan elke
andere Cubaan".
De kindersterfte is grotendeels bedwongen, de
gemiddelde leeftijd is er door naar zeventig jaar
geklommen. „Voor de revolutie was dat 54 jaar.”
Op elke duizend Cubanen is er één dokter en men
wil naar één op 850 patiënten, (in Nederland 1 op
de 2000). En het aantal ziekenhuisbedden per
hoofd van de bevolking is ongeveer gelijk aan dat
in ons land, waar het ministerie van Volksgezond
heid meermalen over „overbedding” heeft ge
klaagd.
EN DAT MOET DAN OOK WEL, want zowel
mijn reisgenoten als ik hebben op Cuba geen
moment het ontspannen gevoel gehad, dat we later
wel hebben op het Caraïbische buureiland Jamai
ca. Maar daar is ook „papa” Gerardo, die met zijn
achternaam Rodriques heet, debet aan. Want het
lijkt hem er enkel aan gelegen om de toerist een
snelle hersenspoeling te geven. Zonder maar-en,
MISSCHIEN IS de opmerking hierboven dat
elke toerist z’n eigen filosofieën, zijn eigen leer kan
uitdragen, ook wel erg lichtzinnig en naïef. Want
een feit telt en dat is dat de helft van de ruim negen
miljoen Cubanen lid is van de Commissies ter
verdediging van de revolutie, de CDR. Een naam
die geen doekjes windt om het doel er van. Dus zou
je je kunnen afvragen of iedere tweede Cubaan die
géén lid is van de Commissie, automatisch een
„staatsengelbewaarder” in zijn directe nabijheid
heeft. Die hem kan behoeden tegen spontaan op
komende onrevolutionaire gedachten. Eén ding is
duidelijk: voor de toerist is er enkel de huid van
Cuba, wat er achter zit is niet met deviezen te koop.
rf- Genieten van een Havana is niet voor ieder
een weggelegd. Een Havana is luxe en in La
Habana peperduur. Zelfs in de toeristenwin
kels, waar een sigaar ongeveer hetzelfde moest
Het vliegtuigje waarmee dictator Trujillo in
1962 een „invasie” op Cuba waagde.
Een beeld uit de grauwe volks
wijk tussen het koloniale Havana en
het Habana Rivierahotel.
-y<
«w