Verdedigingswerken nu
in de recreatieve sfeer
'E
TENDENZEN VAN DE JAREN TWINTIG
door Nico Scheepmaker
Futurisme
Brutaalste
Van alles
Oorden van vroegere ellende zijn mooie plekjes geworden
Bs lebe die neue
Dada oordeelde:
h het
zelden, wel hoogst
F
en bij
;n
itoor:
39
René Magritte: De bedreigde moordenaar
Des te meer reden uiteraard om er op het prestigefront stevig
tegenaan te gaan. Het meest recente voorbeeld daarvan is het
Congres Centrum Berlijn, dat in april 1979 voltooid moet zijn. De
Westberlijners zelf spreken van „Das Millionen-Ding in Beton”. De
totale kosten worden op het ogenblik al geschat op 755 miljoen Mark,
maar u en ik weten hoe slecht ze in de bouwwereld kunnen schatten.
Als ze bij het autorijden net zo slecht zouden schatten, zouden ze om
de vier meter ergens tegenaan botsen. De Kongresshalle die 20 jaar
geleden gebouwd werd en naar men dacht een eeuw lang dienst zou
kunnen doen, kostte nog maar 12 miljoen Mark. Maar ja, met dit
nieuwe Congres Centrum zal West-Berlijn tot de vijfde congresstad in
de wereld uitgroeien, en daar gaat het maar om.
tüt De kunst is dood. Leve de nieuwe machi-
nekunst van Tatlin. Links John Haertfield,
rechts Georg Grosz
Toen het bloed van de transen
vloeide en de pekpotten werden om
gekeerd boven aanstormende hor
den, zal niemand ooit gedacht heb
ben, dat aan diezelfde transen en
vestingmuren nog eens een boek on
der de titel „Verschanste schoonheid”
zou worden gewijd. De oorden van
vroegere verschrikkingen zijn nu tot
pleisterplekjes geworden op „een
verrassende ontdekkingstocht langs
historische verdedigingswerken in
Nederland”. Zo is de naam en de
ondertiteling van een door Noortje De
Roy van Zuydewijn geschreven boek,
dat door de Stichting Menno van Coe
hoorn bij uitgeverij Van Kampen ten
doop is gehouden.
West-Berlijn is, als voorpost van het Westen, nog steeds de etalage
van dat Westen waar de Oostduitsers niet in mogen kijken. Als
prestigestad dreigt het echter steeds meer invloed te verliezen, omdat
het aantal inwoners gaandeweg slinkt. Een Westberlijnse student
vertelde me dat het er nog 2,5 miljoen in 1950 waren, en nu nog maar
1.750.000. Het Duitse Reis-en Informatiebureau in Amsterdam noemt
2 miljoen als het huidige inwonertal, en The Penguin Encyclopedia of
Places schrijft West-Berlijn in 1968 nog altijd 2.163.306 inwoners toe.
Hoe dan ook, de bevolking loopt terug en vergrijst, de jongeren komen
er nog wel studeren, maar pakken hun biezen zodra zij klaar zijn, met
het gevolg dat de Westberlijnse bevolking gaandeweg kleiner en
ouder wordt.
l|
h
ft Otto Dix:
Een grau we
dag (1921)
ineens erg mooi
HANS ROMBOUTS
een
teren
igge-
srken
itieve
in de
I De vier hoofdtentoonstellingen, 1
I Vom Konstruktivismus zur konkre-
ten Kunst, 2.Von der futuristischen
zur funktionellen Stadt Planen
und Bauen in Europa 1913-1933, 3.
Dada in Europa Werke und Doku-
mente, en 4. Die neue Wirklichkeit
I Surrealismus und Neue Sachlich-
I keit, kunnen alle vier voor slechts 5
Mark worden bezichtigd. Daarvoor
krijgt men dan circa 2000 tentoonge
stelde „objecten” te zien van circa
500 kunstenaars. Geen geld, al moet
je er als Nederlander natuurlijk wel
de reis- en verblijfkosten bij tellen.
Daarnaast kan men nog een vijf
tigtal paralleltentoonstellingen in
andere musea en galeries bezoeken,
die zich ook van een aspect van de
tendenzen van de jaren twintig heb
ben meester gemaakt. Je wordt dus
goed gek als je werkelijk alles zou
willen zien. Met die gedachte in het
achterhoofd slaagden wij erin de
vier hoofdtentoonstellingen in drie
verschillende musea op de eerste
middag de beste tussen half 3 en
half 6 in hun geheel te bezichtigen,
zonder het gevoel te hebben gehad
ons buitenzinnig gehaast te hebben.
Kunst kijken is een kunst op zich
zelf, zeg ik altijd maar.
Is het waarlijk denkbaar dat je
vier van zulke uitgebreide tentoon
stellingen enigszins adequaat in drie
uur (inclusief de taxitritten tussen
de musea) in je kunt opnemen? Ja
en nee. Ja, als je je beperkt tot de
tentoongestelde objecten en niet net
zolang voor elk schilderij blijft
wachten dat je niets zegt of niet
aanspreekt tot het je wel iets zegt of
aanspreekt. En neé, wanneer je vast
besloten bent al die lappen Duitse
uitleg te lezen, met de onvermijde
lijk overgeplakte naam van René
Magritte, waar oorspronkelijk na
tuurlijk weer Margritte met een r te
veel had gestaan. Ik heb één keer de
proef genomen om enkele van die
tekstborden van A tot en met Z te
lezen, en mijn conclussie was: ja,
das stimmt, da ist kein Speld zwi-
schen zu kriegen, maar daarom wist
ik het al wel. Bovendien? lezen doe
je thuis, in je catalogus, in een mu
seum moet kijken meer dan vol
doende zijn!
Is deze kritiek terecht? Even afge
zien van de vraag of juist „onze
vader en moeder”, die toevalliger
wijs nooit iets van kunst afweten, zo
niet getogen dan toch wel geboren
zijn in de jaren twintig en theore
tisch gesproken al die ontwikkelin
gen dus aan den lijve hebben onder
vonden. Het aardige van juist deze
tentoonstelling was, dat je niet al
leen schilderijen en bouwplannen te
zien kreeg, maar ook stoelen, lam
pen, klokken, telefoons, serviezen,
elektrische haardrogers, kastjes en
bestek die door de stijl van die jaren
waren beïnvloed. Het was geen stijl
ontwikkeling die ophield bij de
schilderijlijst. Dat de haardroger
dan misschien weer in een andere
stijlcategorie thuishoort dan het ser
vies, moeten pa en ma maar voor lief
nemen, het is al mooi genoeg dat je
alle beïnvloeding en rode draden
met je eigen ogen voor je ziet uitge
stald.
zoeken. Ik beperk me daarom tot
enkele indrukken, per tentoonstel
ling.
1. Van Konstruktivisme naar Kon-
krete Kunst. Bevriende Westberlijn-
se studenten hadden geërgerd van
deze tentoonstelling kennis geno
men, omdat ze didactisch zo sterk te
kort schoot. Al die tentoonstellingen
zijn zogenaamd bedoeld voor ieder
een, zeiden ze, maar onze vader en
onze moeder worden platgebombar
deerd met termen als konstruktivis
me, konkrete kunst, futurisme, de
Stijl, Bauhaus, The First Machine
Age, zonder dat het verschil en het
verband duidelijk worden uitge
legd!
Daarna is elke vernieuwing van de
Sovjet-Unie stilgevallen, ze doen
domweg niet meer mee, elk leven is
de nek omgedraaid, een creatief
volk is gecastreerd. Een pijnlijke
ervaring.
Uit hoofde van die laatste stellingname
kun je je voorstellen, dat de Menno van
Coehoorn-stichting alles doet om haar
werk wat meer bekendheid te geven. En
aangezien er eigenlijk niet zovéél over de
Nederlandse verdedigingswerken is ge
schreven, wat toegankelijk was voor de
leek, is men tot de uitgave van dit boek
overgegaan. Aan Noortje de Rooy van
Zuydewijn had men een goede auteur
voor een dergelijk werk.
Hoe heeft men zijn hebben en houden
in het verleden altijd trachten te behou-
3. Dada in Europa. Dpar kan ik
kort over zijn. De kracht van Dada
school toch wel voor een groot deel
in het feit dat de dadaïsten van het
eerste uur de eersten waren die het
deden. De uitdrukking „schon Dada
gewesen” geldt meer dan ooit voor
de hedendaagse navolgers van deze
kunstrichting, want eenmaal ge
daan blijft gedaan. Wat voor veel
van de bouwkunstige invallen op
tentoonstelling 2 gold („Mooi is het
niet, maar wel prachtig”), geldt in
andere bewoordingen voor Dada:
„Leuk is het zelden, maar wel hoogst
interessant!” Het recept is moedwil
mét misverstand. Lichtelijk storend
doet het daarbij aan, dat zoveel van
die moedwil in de loop der jaren
toch zijn eigen estetiek blijkt te heb
ben meegebracht en nu als „mooi”
wordt ervaren. Met de Dada-ten-
toonstelling was ik het snelst klaar,
ondanks mijn bewonderende verba
zing over het feit dat nog zoveel
bewaard was gebleven dat in die
jaren zelf door zovelen als van nul
en gener waarde werd beschouwd.
4. Surrealisme en Nieuwe Zake
lijkheid. 194 schilderijen van onge
veer 75 kunstenaars. Willink trekt
sterk de aandacht met zijn portret
van Wilna, Pyke Koch en Dick Ket
mogen er ook zijn, Wim Schuma
cher valt minder op. Grote ontdek
king, wat mij betreft: drie schilderij
en van de mij onbekende Tamara de
Lempicka, geboren in 1898 in War
schau, nu nog levend in Houston,
Texas. Krachtige gestileerde vrou
wenfiguren, indrukwekkend.
020-
van
•ring
eling,
an in
belt
ir. L.
Noortje De Roy van Zuydewijn heeft
zich voortreffelijk van haar opdracht ge
kweten. Ze heeft liefde voor het oude,
voor het monument. Ze vertelt over de
geschiedenis van de Nederlandse vestin
gen en probeert dat zoveel mogelijk te
Nederlandse straten lij ken
in Berlijn
De wandeling over deze tentoon
stelling stemde me overigens wel
steeds droever. Hoe gigantisch groot
was het aandeel van de Russische
kunstenaars niet in die vernieuwin
gen: Lissitzky, Exter, Jakulov, Mey-
erhold, Popova, Wessnin, Kandins
ky, Tatlin, Gan,. Karra, Kluzis, Maja-
kovski, Rodschenko, Safronova, So
kolov, Stenberg, Malevitsch, Bar
chin, Golossov, Holostenko, Leoni
dov, Melnikov, Morchan, Nikolajev,
Nikolski, Paschkov, Schtschuko,
Helfreich, Schtrschussev, Teplizki,
Serafimov, Krawetz, Smolenskaia,
Tschschnik, Tschernikov, Kuprin,
Alexejev, Altman, Chovin, Punin,
Rosanova, Lebedev, Tarabukin, Ga
bo, Udalzova, enfin, ik stop er maar
mee, de lijst is nog verre van com
pleet. Je kent er eigenlijk maar een
paar namen van, maar ze waren er
allemaal bij, in die jaren twintig.
De Stichting Menno van Coehoorn is
een instituut, dat er naar streeft oude
vestingwerken, voorzover die er nog zijn
in ons land, te behouden en eventueel te
restaureren. Menno van Coehoorn was -
en dat werd me als dienstplichtige diver
se jaren terug al duidelijk ingeprent - een
eminent vestingbouwer. Ik was destijds
gelegerd in de Menno van Coehoorn-
kazerne. Vandaar. Je kunt militaire
bouwsels beschouwen als noodzakelijk
kwaad; plaatsen van ellende en bloedver
gieten, van wreedheden; plaatsen waar
je maar liever niet aan herinnerd wilt
worden. Dus weg er mee, als ze niet meer
nodig of overbodig zijn. Je kunt die
bouwsels ook beschouwen als monumen
ten van strijd voor het behouden van
waarden en vrijheden. Of: je kunt ze ook
bezien als gewoon maar historisch of
architectonisch interessante scheppin
gen van onze verre of dichtbije voorvade
ren. Dan: zorg dat je de forten, vestingen,
kazematten en wat dies meer zij bewaart
voor nu en het nageslacht.
Ze zet nog eens op een rij hoeveel
illustere mannen zich gewijd hebben aan
oorlogsvoering en de „verbetering” daar
van, zoals kunstenaars als Michelangelo,
Da Vinei, Dürer, wetenschapsmensen als
Stevin, prinsen als Maurits, en Frederik
Hendrik en staatslieden als Karel V, Na
poleon en Hitler (deze laatste drie had
den gemeen, dat ze het Keizersbolwerk
bij Vlissingen uitstekend konden gebrui
ken in hun strategisch-tactische plan
nen). Men doorloopt in dit boek de histo
rie van de defensieve bouwwerken en
slimmigheden en de tegenzetten daarop
van de vijand. Soms gaat de aanmaak
van moderner materiaal zo snel, dat de
fortificaties achterhaald worden. Zo
dacht men in 1840 een prima serie forten
te hebben neergezet bij de Nieuwe Hol-
landsche Waterlinie (lang onze nationale
trots) maar ze waren bij hun oplevering
al verouderd en dienden nog slechts als
opslagplaatsen.
Brutaalste schilderij: „De Heilig
Maagd geeft het Kindeke Jezus een
pak slaag onder het oog van André i in het bijzonder?
doorweven met boeiende verhalen of
anekdotes. Ze probeert er het menselijke
element wel in te betrekken, ook al blijft
het een toeristische trip langs oude plek
jes en stadjes.
Een prestige-object van dit jaar is
de 15e Europaische Kunstausstel-
lung Berlin 1977, onder de titel „Ten-
denzen der Zwanziger Jahre”. Een
twee maanden durende vierluik-
stentoonstelling (tot 16 oktober 1977)
k onder auspiciën van de Raad van
k Europa en onder het beschermheer-
schap van Bundespresident Walter
B Scheel, de regering van de Bondsre-
B publiek, en de Senaat van Berlijn.
3 Zwaar gesubsidieerd. De bijbeldik-
B ke catalogus van 1260 bladzijden
3 met 24 kleurplaten en 1350 zwart-
I wit-afbeeldingen kost maar 36 Mark
en wordt automatisch in een plastic
draagtas verkocht, omdat hij anders
onvervoerbaar zou zijn.
spaard te zijn gebleven, want één ar
chitect kan soms meer bedenken
dan tien huisgezinnen zouden willen
bewonen.
den; dat is in feite het thema van het
boek, dat uit de aard der zaak is doorde
semd van de eeuwige menselijke jacht op
eikaars bezit. De strijd tussen dief en
politie, maar dan in het groot. Sterkere
aanvalswapens, dan sterkere vestingen.
Totdat een aarden wal niet meer helpt,
totdat een stenen muur onvoldoende vei
ligheid verschaft, totdat gevechtstorens
in één klap worden weggevaagd, totdat
kazematten belachelijke molshoppen
blijken te zijn, totdat...
„Verschanste schoonheid” geeft aan in
welke richting de schrijfster het gezocht
heeft, zoals ook de Stichting dat doet:
mooie sfeervolle kijkjes op al of niet
heroiek verleden. Fraaie platen en teke
ningen. De Grebbeberg, onze laatste ech
te defensielinie wordt terloops even ge
noemd. Van dat gruwelijke stukje
oorlogsterrein geen gruwelijke foto. De
kazematten van Kornwerderzand wor
den besproken: hun rol in de meidagen
van 1940. Ze zijn nu te duur om te slopen.
Noortje: „Men zou van de kazematten en
hun eilandcomplex een recreatiegebied
kunnen maken. Maar dat zijn niet meer
dan vage ideeën”. Zo wordt tenslotte elk
fort, elke vesting een recreatiepark. Zie
de bolwerken in de oude steden; zie ge
restaureerde vestingsplaatsjes als Naar
den, Willemstad of Heusden. De famüie
Zocher in Haarlem komt de eer toe van
de oude wallen fraaie stadparken te heb
ben gemaakt.
Die indruk, opgedaan bij de eerste
tentoonstelling, wordt nog versterkt
bij de tweede. „We hadden net zo
goed thuis in de auto kunnen stap
pen en wat in Amsterdam, Den
Haag, Rotterdam, Utrecht, Hilver
sum en Wassenaar kunnen rondrij
den”, was een gedachte die je onwil
lekeurig beving. Al die straten waar
je, als je er doorheen loopt, niet
graag zou willen wonen, blijken, geï
soleerd op foto’s en bouwtekenin
gen, opeens staaltjes van kunst en
vernuft waar we trots op mogen
zijn: de Transvaalbuurt, de huizen
blokken voor „Eigen Haard” in de
Spaarndammerbuurt, de Hoofd
weg, het Stadionplein (allemaal in
Amsterdam), Spangen en Oud-Ma-
thenesse in Rotterdam, Daal en
Berg en de Bijenkorf in Den Haag,
en ga zo maar door. Veel verschrik
kelijks blijkt ons, door ongelovig
heid van opdrachtgevers, ook be
De Stichting Menno van Coehoorn, ge
sticht door generaal Snijders, zorgde er
onder meer voor, dat Naarden en Willem
stad niet ontmanteld werden als vesting,
zoals na 1926 verwacht kon worden. Men
zegt: „Oude verdedigingswerken hoeven
geen dode monumenten te zijn. Nu kun
nen historische, architectuur-historische
en recreatieve belangen worden gebun
deld tot een gelukkige combinatie”. Het
boek „Verschanste schoonheid” kost
ƒ39,50.
na naar de schaarse invloedrijke
Belgen gaat zoeken!
Breton, Paul Éluard en de schilder”.
De schilder is Max Ernst. We zien
hoe Maria een al agrdig uitgegroeid
jongetje bloot over de knie legt en
met vertoornd gelaat van klets klats
klandere op de billen slaat, zodat de
stralenkrans (nimbus) van het kin
deke op de grond gevallen is. De drie
genoemden kijken onbewogen door
het venster toe. Het schilderij miste
zijn uitwerking niet. Eerst in 1926
protesten van katholieke kunste
naars toen het tentoongesteld werd
op de Salon des Indépendants,
waarna in 1928 in Keulen een ten
toonstelling van Ernsts werken op
aandrang van de aartsbisschop zelf
werd gesloten. Rest de vraag wat er
in de vijftig jaar nadien veranderd
is: de opvatting van de christenen
over de Maagd Maria en het Kinde
ke Jezus, of hun opvatting over de
grenzen die een kunstenaar in acht
moet nemen. Of wellicht de opvat
ting over de al dan niet schadelijk
heid van kunst in het algemeen, c.q.
Uiteraard is het zinloos om ook
maar een summiere opsomming te
geven van wat er te zien is. U mag er
rustig van uitgaan dat het Ijplang-
rijkste in de vier hoofdcategorieën
er ook is, dus op tentoonstelling 1.
(Konstruktivisme) is Tatlins model
voor het monüment voor de Derde
Internationale aanwezig, op ten
toonstelling 2. (Bouwen in Europa)
is het woonhuis Schroder van Gerrit
Rietveld vertegenwoordigd, op ten
toonstelling 3. (Dada) ontbreekt
geenszins de ansicht waarop Du
champ Da Vinci’s Mona Lisa met
een snor en een sikje opsierde, en op
tentoonstelling 4. (Surrealisme-Za-
kelijkheid) zult u niet tevergeefs
naar de werken van René Magritte
2. Van de futuristische naar de
functionele stad. Niet alleen de Rus
sen hadden een groot aandeel in het
konstruktivisme en de konkrete
kunst, ook de Nederlanders
Rietveld, Oud, Van Eesteren, Van
Doesburg, Bijvoet, Copier, Stam,
Van der Vlugt, Brinkman, Schroe
der, Van Ravesteyn, Klaarhamer,
Groenewegen, Merkelbach, Elling,
Duiker, Buijs, Lursen, Veth, Zwart,
Werkman, Mondriaan, Domela, Ka-
merlingh Onnes, Wils, Van der Leek,
Van ’t Hoff, Dudok.Nee, heus, je
staat als Nederlander verstomd van
je eigen kunnen, vooral als je daar-
tatll
Hans
Poelzig:
Groszes
Schauspiel-
haus, Berlijn
1919
'i:
V
3tx
in
et