Jubileum mijnopruimers i ER LIGGEN NOG TIENDUIZENDEN MIJNEN OP ZEEBODEM lp-- t Opsporing o Speurduikboot j e via kabel bestuurbaar door Hans de Bruijn en Flip Feij Gehalveerd Blok aan been •v’ 11 19 7 7 NOVEMBER VRIJDAG 4 I en ubel. Op de bodem van de zeeën in Noordwest-Europa moeten er nog tienduizenden liggen: mijnen in allerlei soorten en vormen. Met talrijke op de vernietiging gerichte eigenaardigheden ook. Stil liggen ze te getuigen van soms bijzonder vérstrekkende internationale conflictsitu aties, waarover de geschiedenisboekjes uitvoerig berichten. Regelma tig worden exemplaren van het oorlogstuig opgevist. Ook spoelen ze aan. Doorgaans komt dan de Mijnendienst van de Koninklijke Marine in actie om ze met door ervaring verworven kennis onschadelijk te maken. De Mijnendienst Nederland heeft tot taak het vaarwater langs de Nederlandse kust en de aanlooproutes naar belangrijke zeehaven- gebieden mijnenvrij te houden, zodat de koopvaardij onder de meest bizarre omstandigheden kan doorgaan met de aanvoer van voor Nederland en West-Europa noodzakelijke goederen. De dienst is evenals de andere krijgsmachtonderdelen niet op aanval gericht, maar zuiver op bestrijding. Het gegeven „De ontwerper is de bestrijder altijd een stap voor” is daarbij realiteit en noodzaakt de dienst al tijden tot grote activiteit, waarvan de buitenstaander overigens vaak maar weinig merkt. 0 en sens t P er I - 4-' L Mij nendienst blij ft van betekenis in operationeel gesproken eindigde VtRNIFHGING De huidige Mijnendienst omvat De vermindering van het aantal schepen (tot 31) en het personeelsbe stand (tot 900) zal in de komende jaren voortgaan. De vloot zal, met uitzondering van de 16 ondiepwater- mijnenvegers, geheel worden ver- 1600 man personeel. Nu, tien jaar later, is het aantal schepen als ge volg van een reorganisatie gehal veerd (37) en is het personeelsbe stand teruggebracht tot 1200. met de gigantische veegoperaties ten noorden van de Waddeneilan den in de jaren 1967-1970. De acties werden uitgevoerd onder de code naam „New Broom”. Met de verbouwing van Hr. Ms. Dokkum in 1968 werd het mijnen- jachttijdperk ingeluid. De duik- en demonteerploeg werd een steeds belangrijken onderdeel van de Mij nendienst. ïi- Aan boord van de mijnenveger Hr. Ms. Alblas. Links wordt een boei te water gelaten waaraan de kabel zit die de ankerkabels van de in zee drijvende mijnen moet doorsnijden. Rechts de „hamer", een trommel waarin een hamer zit die onder wa ter het geluid van een scheepsmotor nabootst, waarmee op geluid reage rende mijnen tot ontploffing ge bracht kunnen worden, (rechts) ■ir De 20-mm mitrailleur aan boord van een mijnenveger is ook een mij- nenbestrijdingswapen. De mitrail leur wordt niet gebruikt voor de zelfverdediging maar voor het tot ontploffing brengen van naar het oppervlakte van de zee gebrachte mijnen, (links) Het gaat om schepen van 40 mil joen gulden per stuk die volge stouwd met elektronische opspo- ringsapparatuur het onschadelijk maken van de modernste mijnen moet vergemakkelijken. De eerste van deze nieuwe schepen, de „Alk maar”, zal in 1980 in de vaart ko men, terwijl tot en met 1986 elk jaar drie nieuwe schepen aan de vloot zullen worden toegevoegd. De bouw van deze mijnenbestrij- dingsvaartuigen vindt plaats in het kader van een Frans, Belgisch, Ne derlands project. Deze drie landen zullen in de tachtiger jaren de be schikking krijgen over identieke schepen, hetgeen de standaardisatie in NAVO-verband ten goede komt. Het complete aandrijfsysteem (mo toren, assen, schroeven, besturing) wordt door de Nederlandse indus- Het mijnen „vegen” zal met de komst van steeds verfijnder onder- waterwapentuig in de toekomst het veld moeten ruimen voor het zogenaamde „jagen” met elektroni sche opsporingsapparatuur. Vegen OETKTIElOCAlSAT’E VAX DEMUX het saxexdbenö» VAX OE ECHO'» IOENTIE ICATIE ex PLAATS» VAX OE VERNIELIHGSLADWG dem te deponeren en deze van een afstand tot ontploffing te brengen. Het nieuwste van het nieuwste is de PAP („Poison Auto Propulsé”), een soort onbemand duikbootje, dat vanaf de mijnenjager via een kabel bestuurd wordt. In de PAP zit een televisiecamera die van heel dichtbij de zeebodem kan afzoeken. Als via de sonar een vermoedelijke mijn is opgespoord kan via dit apparaat de ware identiteit van het voorwerp definitief worden vastgesteld. De PAP vervangt in feite de duiker, die zekere gevaren loopt bij het zoeken naar mijnen. Als de plaats van de door de PAP opgespoorde mijn is vastgesteld wordt door middel van een springlading die de PAP bij zich draagt, de mijn tot ontploffing ge bracht. Hoewel de betekenis van de Mij nendienst dus zeker niet afneemt, wordt de omvang van de vloot wel kleiner. In 1967 had de Mijnendienst de beschikking over 71 schepen en De mijn zelf, „nu reeds twee eeu wen het blok aan het been van mari tieme strategen en tactici”, verge lijkt hij met een robot, die kan wor den geprogrammeerd voor uiteenlo pende vormen van hopeloze ver- nietigingsfuncties. Hij verwacht, dat de invloedsmijn zich de komende ■fr Aan de kabel van het sleeptuig van een mijnenveger wordt deze snijklauw bevestigd. Deze snijdt de kabel van een mijn door. Zo komt de mijn naar de oppervlakte en kan dan onschadelijk gemaakt worden. De eigenlijke kennismaking van de marine met het nog altijd actue le mijn wapen vond ruimschoots eerder dan in 1907 plaats: al in 1865 werden proefnemeningen gedaan met een stoomkanonneer- boot, die in de Nol bij Brielle een mijn toen nog torpedo genaamd overboord zette om daar ver volgens langzaam overheen te va ren. Een jaar later werden de proe ven uitgebreid. De aandacht werd Het echte mijnenvegen of -jagen wordt momenteel ondanks de aan wezigheid van tienduizenden oude mijnen, niet meer beoefend. Nu langs de hele kust veilige scheeprou- tes zijn geveegd bestaat het werk van de Mijnendienst voor het groot ste deel uit oefenen „voor het geval dat”. Maar in vredestijd vervult de Mijnendienst nog tal van andere ta ken. Zo moesten mijnenjagers van de marine enkele weken geleden te hulp komen om een Amerikaanse Phantom-straaljager, die op de Noordzee was neergestort, op te vis sen. Mijnenjagers haalden uit de Noordzee ook containers naar bo ven die in een vliegende storm bij een schip van de Norfolk Lijn over boord waren geslagen. De gekste vangst was een fornuis, dat een Ne derlandse veger bij de Franse kust naar boven haalde. Een hoogst belangrijke taak is de instructie van duikers. De Mijnen dienst beschikt over zeer gespeciali seerde duikers, die in veel gevallen bijstand verlenen aan politiekorp sen, Rijkswaterstaat en andere in stanties. Het uit schroeven verwijde ren van kabels, het vrijmaken van klemmende sluisdeuren en het in strueren van onderzeebootbeman- ningen in het ontsnappen bij onge vallen onder water, behoort ook tot de werkzaamheden van de Mijnen dienst. Tenslotte zijn bij de Mijnendienst, om redenen van doelmatigheid, ook nog enkele andere diensten van de marine ondergebracht. Zo staan de schepen voor oceanografisch onder zoek (de gloednieuwe „Tydeman” keerde donderdag 13 oktober van zijn eerste reis terug) en de Noord- zee-opnemingsvaartuigen, die werk verrichten ten behoeve van onder meer de zeekartering, onder het commando van de Commandant Mijnendienst. De Mijnendienst Nederland van de Koninklijke Marine bestaat dit jaar zeventig jaar. Dat komt door dat men de invoering van de eer ste Nederlandse mijn met de wei nig fantasievolle naam „type 1907” heeft aangenomen als het begin van de dienst. Intern is en wordt het jubileum luister bijge zet met feestelijkheden, variërend van feestavonden voor het perso neel tot de instelling van een spe ciale mijnendienst-stropdas en de vervaardiging van een film over de verrichtingen van de dienst. 1 nieuwd. De resterende 21 schepen worden in het begin van de jaren ’80 vervangen door 15 nieuwe, hy permoderne mijnenbestrijdings- vaartuigen (over „vegen” spreekt men niet meer), die gebouwd wor den op de werf Van der Giessen-De Noord in Alblasserdam. De grote naoorlogse mijnenveeg- operaties behoren tot het verleden. De scheepvaartroutes zijn „schoon” verklaard. Niettemin komt de mari ne gemiddeld eenmaal daags in touw om een mijn onschadelijk te maken. Geen wonder, want in de Eerste Wereldoorlog is er een kwart miljoen mijnen gelegd, in de Tweede Wereldoorlog zelfs meer dan een half miljoen. Veel van die mijnen hebben hun doel niet gemist: oor logsschepen en koopvaardijschepen gingen met groot kabaal in rook op. Het laatste schip in de buurt van Nederland, dat door een zeemijn uit elkaar klapte was de Zweed „Ulla” (1962, benoorden de Waddenei landen). De meeste zijn echter zonder func tie gebleven. Ze bezitten na al die jaren nog wel hun explosieve lading, maar het mechanisme dat de ont ploffing moest bewerkstelligen is in het ongerede geraakt. Nochtans blij ven ze gevaarlijk. De commandant Mijnendienst Ne derland, de kapitein ter zee F. Ber- tijn, is ervan overtuigd, dat de mij nen internationaal nog steeds wor den beschouwd als bijzonder effec tieve strijdmiddelen. De bestrijding ervan moet daarom steeds aandacht krijgen en steeds verder geperfecti oneerd worden: „Alleen op straffe van immobiliteit en gebrek aan le vensbehoeften zou men kunnen na laten tegenmaatregelen te nemen”, zegt hij. tijd zal ontwikkelen van een on- diepwaterwapen met een kort be reik en bruikbaar tot diepten van 35 vadem tot een wapen voor diepten van 1000 vadem en meer: „Een op grote afstand gedetecteerd doel zal, wanneer het zich binnen de wer kingssfeer van 1 zeemijl bevindt, met dodelijke zekerheid worden ge troffen. Zodoende kan bijvoorbeeld een diepe en brede passage met een klein aantal mijnen voor onderzee boten en oppervlakteschepen wor den afgesloten”. Hij voorziet, dat de problemen van de bestrijding van mobiele of doelzoekende diepwater- mijnen op korte termijn zeer actueel zullen worden. De Mijnendienst blijft zich in eer ste aanleg richten op de Noordzee en Het Kanaal. Het is echter achter haald om te blijven spreken van een nationaal belang of een louter natio nale taak bij het openhouden van de aan- en afvoerwegen en het toegan kelijk houden van de in dit gebied gelegen bases. Commandant Bertijn: „Onze flot tieljes en de andere schepen zouden eigenlijk bij elke vlootoefening, ja zelfs bij de routines van het in- en uitvaren yan de zeegaten en bij het passeren van Het Kanaal en de Noordzee door de eskaders, een rol moeten spelen. Het is mijn overtui ging, dat de in gang gezette vormen van gezamenlijk oefenen van mij- nenbestrijdingseenheden met ande re vlooteenheden in de toekomst verder krachtig moet worden aange pakt en uitgebreid. De toekomst is altijd een uitdaging”. ook gericht op methoden en mid delen om de mijnen weer op te vissen. De omgebouwde stoomka- nonneerboot Hr. Ms. Hadda werd op 7 juni 1906 de eerste Nederland- se mijnenlegger. Er kwam een splitsing tot stand tussen de Torpe- dodienst en de Mijnendienst. In 1910 splitste zich in ’t toenma lige Nederlands Oost-Indië een In dische Mijnendienst af van de in dat land gevestigde Torpedo- dienst. Mijnenleggers en hulpmij- nenleggers, bij elkaar in de perio de 1906-1942 ongeveer veertig exemplaren, maakten geleidelijk plaats voor mijnenvegers. Eerst nog acht stuks in de periode tot 1940, gevolgd door talloze trawler- hulpmijnenvegers in de jaren 1940-1942, die in de daaropvolgen de twee jaren werden vervangen door speciaal voor dit doel ge bouwde motorisch voórtgestuwde mijnenvegers met een zogenaam de invloeds-veegcapaciteit. Na de tweede Wereldoorlog be gon een mijnenveegperiode, die De Mijnendienst beschikt mo menteel over 16 (kleine) ondiep wa- termijnenvegers, elf grotere vegers, vier mijnenjagers, drie duikvaartui- gen en drie zogenaamde „hoofd- kwartierondersteuningsschepen”. Van de 37 vaartuigen zijn er overi gens slechts 21 in actieve dienst. De rest ligt in de „mottenballen” en kan in oorlogstijd onmiddellijk ingezet worden. trie geleverd. De mogelijkheid be staat dat ook de Duitsers, die overi gens pas aan het eind van het vol gende decennium aan een vervan ging van hun mijnenvegers toe zijn uiteindelijk in het gemeenschappe lijke project zullen gaan deelnemen. apparaat, dat funcioneert als een soort onderwaterradar. Met de so nar wordt systematisch de zeebo dem afgetast en op beeldschermen in beeld gebracht. Elke oneffenheid van enige omvang wordt gesigna leerd. De zo gevonden mijnen worden onschadelijk gemaakt door vanuit een rubberbootje een explosieve la ding vlak naast de mijn op de zeebo- de mij nenbestrij ding, de duik- en demonteergroep en de (logistieke) verzorging van hel oceanografisch vaartuig, de zogenaamde opne- mers en de patrouilleboten van de Balder-klasse. Gezamenlijk onge veer 43 schepen, waarvan 25 stuks in dienst. De varende mijnenbe stri jdingsschepen zijn ingedeeld in twee flottieljes, waarvan er één gestationeerd is in Vlissingen en één in Den Helder. Elk flottielje bestaat uit tien schepen, ingedeeld in een squadron van vier kustmij- nenvegers, een divisie bestaande uit twee mijnen jagers en een duik- vaartuig plus een divisie van drie ondiepwatermijnenvegers. Alle mijnenbestrijdingsschepen, de hy drografische opnémingsvaartui- gen en de patrouilleboten vallen onder het gezag van de Comman dant Mijnendienst Nederland, te genwoordig de kapitein ter zee F. Bertijn. Het personeelsbestand be draagt ongeveer 1200 man. Onge veer de helft is op schepen ge plaatst. heeft in feite alleen nog zin bij zoge naamde „contactmijnen”, die met kabels aan een in de zeebodem ge legd anker vastzitten en ontploffen indien een schip tegen hen aan vaart, of bij de magnetische mijnen, die reageren op het magnetisch veld dat elk stalen schip veroorzaakt. Achter een mijnenveger wordt daartoe een met een boei verbonden kabel gesleept, die onder water te gen de ankerkabels van de mijnen moet schuren. Door middel van op de sleepkabel bevestigde „klauwen” (soms met explosieven) wordt dan de ankerkabel doorgesneden. De mijn komt vervolgens bovendrijven en kan door middel van een salvo uit de mitrailleur van de mijnenveger onschadelijk worden gemaakt. De bestrijding van magnetische mijnen lijkt hier veel op. Alleen wordt dan achter de mijnenveger een kabel in de vorm van een lus gesleept. Door die kabel wordt een elektrische stroom met een zeer hoog ampêregehalte (tot 3000 A) ge stuurd. Het daardoor opgewekte magnetische veld laat de mijn „den ken” dat er een stalen schip pas seert, en doet hem ontploffen. Op veilige afstand achter de mijnenve ger, die geheel van hout en niet- magnetische metalen is gemaakt en dus geen gevaar loopt. De bestrijding van akoestische mijnen, die reageren op motorge luid, gebeurt door middel van een zogenaamde „hamer”, een soort ton, die op veilige afstand achter de mij nenveger door het water wordt ge sleept. In die ton bevindt zich een hamer die in een regelmatig tempo tegen de wand van de ton slaat en daarmee het onderwatergeluid van een scheepsmotor nabootst. Maar met het uitvinden van zeer vernuftige mijnen heeft de Mijnen dienst het werkterrein moeten uit breiden tot de elektronische bestrij ding. Mijnen die op de zeebodem liggen en alleen geactiveerd worden door onderwaterlawaai van bepaal de scheepsmotoren, zijn met sleep kabels niet meer te bestrijden. De elektronica moest uitkomst brengen. Vier van de serie grote mijnenvegers werden daartoe om gebouwd tot „mijnenjagers”. Zij be schikken niet meer over het sleep tuig van de oude vegers. In de buik van het schip bevindt zich ’n sonar- De mijnendienst van de marine bereikte in 1960 een topsterkte, toen men aan varend materieel de beschikking had over zes oceaan- mijnenvegers, 32 kustmijnenve- gers van het type WU, veertien kustmijnenvegers van de Beem- ster-klasse, enkele duikvaartuigen (de „Byms”), een duikwerkschip en zestien ondiepwatermijnenve gers. Bij elkaar ongeveer 70 schepen. •tr Duikers van de mijnenjager Vee- re gaan met een rubberbootje te wa ter om een via de sonar opgespoorde mijn onschadelijk te maken. Voor de voeten van de mannen op het moederschip ligt de springlading die naast zo’n mijn wordt aange- bracht. Achter hen de PAP, een soort onbemand duikbootje, dat met een TV-camera de zeebodem op mij nen af zoekt en daarna een springla ding loslaat die de mijn onschade lijk maakt. 1P7711 ü- Tekening van een mijnenzoekoperatie met behulp van de PAP, een Franse vinding die momenteel bij de Mijnendienst uitvoerig wordt getest. Nadat de Sonar een oneffenheid heeft opgemerkt, wordt de PAP erop af gestuurd om de identiteit vast te stellen. -.X. F

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1977 | | pagina 11