Filmmuseum vertoont werk van sociaal-kritische filmer uit jaren '30 Werner Hochbaum was z’n tijd vooruit dankzij briljante milieutekeningen Beklemmende werkelijkheid en aanklacht in Padre-Padrone Maatstaf voor service Voortreffelijk spel in Islands in the Stream haarlem k l cimsterdam k i e Trek er eens een paar dagen tussenuit met eenNS-Minitrip. nte GEBROEDERS TAVIANI PASSEN SOBERE WERKWIJZE TOE m). Tsjechov den Mercedes-Benz Nachtvoorstellingen Links georiënteerd Geen incident MB 200 21 FILM VRIJDAG □oooaoaooaoQaaouüuuuuLi.Juuuuüunnunanf ji mui u h h h i >i ui l-ji I! ii k II int hm Kir II ini luuL-K int luuuLiuuLii H ii lOLii nji ii ji iiiDUiiuDDDDüuüDDUDuuDDDDDDDaDDUDLiDDDUDDDDaDDDDnDnaDnnaDDDnna dete jen. B.V. AUTOMOBIELBEDRIJF VAN WIJK. Haarlem, Anisterdamsevaari 114, tel. 023 - 317710. Overveen, Bloememlaalscweg 329, tel. 023 - 326250. Mercedes-Benz is de maatstaf voor perfektie. Maar niet alleen de auto zelf, ook de nazorg, garantie en service zijn maat gevend. Vanzelfsprekend duurt de garantie een vol jaar, ongeacht het aantal kilometers. En uiteraard is de mate van service, waarin de Mercedes eigenaar zich mag verheugen, hóóg te noemen. Door het grote aantal dealers is er altijd een service-punt vlakbij. En bij onverhoopte pech onderweg kunt u rekenen op Mercedes’ 24-uurs nooddienst, die overal snel te hulp schiet. Ook het gewone onderhoud verloopt bij Mercedes snel en goed. Dank zij de makke lijke uitwisselbaarheid van de onderdelen, de diagnose-stekers voor zeer snelle, feilloze motorkontrole, de komplete onderdelen- voorraad èn dank zij het speciaal opgeleide personeel, wiens kennis Ww voortdurend up-to-date gehouden wordt. Zo bent u ervan verzekerd, dat de kosten altijd zo laag mogelijk zijn en dat u nooit lang op uw wagen hoeft te wachten. Want bij een sublieme auto hoort sublieme service, vindt Mercedes. Het is altijd weer verrassend dat filmhistorici uit de kringen van filmmusea en cinématheken nog altijd onbekende figuren kunnen ontdekken in een niet eens zo ver verleden die destijds aan de aandacht van tijdgenoten ontsnapt zijn en nu bij een hedendaags publiek als cinematografische vondsten geïntroduceerd kunnen worden. Film- waardering in het algemeen blijkt in de loop der jaren vaak zo geëvolueerd te zijn dat wie of wat destijds als waardeloos of oninteres sant terzijde geschoven is en daardoor in het vergeetboek is geraakt in een ander tijdsbestek met heel andere ogen bekeken wordt en geheel nieuwe waarden toegedicht krijgt. s ontdekking gesproken (ADVERTENTIE) (ADVERTENTIE' I Ookruime keuze in weekendreizen naar boeiende steden in binnen- en buitenland, bungalowreizen en 8-daagse NS-appartementenreizen. Alle informatie in de brochure ”fQS-Minitrips 77/78” op de stations. v.a. 1109,- v.a.flll,- In die zelfverkozen eenzaamheid wordt Thomas Hudson Hemingway George C. Scott) gestoord door de komst van zijn drie kinderen uit verschillende huwelijken die hem afleiding maar ook contact-moei- lijkheden bezorgen. Kort daarop sneuvelt zijn oudste zoon, uit het huwelijk met Audrey (Claire Bloom), een schokkend be richt dat Audrey hem persoonlijk en met grote omzichtigheid komt brengen. Dit deel van de uit drie hoofdstukken bestaan de film heet dan ook „The Woman”, terwijl de andere respectievelijk „The Boys” en „The Journey” heten, die laatste titel om dat daarin Hudsons pogingen om naar Amerika terug te keren behandeld wor den, pogingen die hij met de dood moet bekopen. ’n Typisch voorbeeld van een dergelijke gang van zaken is bijvoorbeeld Douglas Sirk geweest, afkomstig uit Denemarken die van 1925 af onder de naam Detlef Sierck in Duitsland is gaan filmen waar hij met films als „Schlussakkord” en „Zu neu- en Ufern” nauwelijks boven de gangbare middelmaat uitkwam. Onder de dwang van omstandigheden verliet hij in 1937 zijn tweede vaderland, pauzeerde op doorreis naar Amerika even in ons land waar hij op een schoen en een slof „Het was I april” en later „Boefje” met Albert van Dalsum en Annie van Ess (als het boefje) maakte. Sierck vertrok daarna naar Hollywood, veranderde zijn naam in Douglas Sirk, debuteerde daar met het verplicht antina- zi-nummer („Hitler’s Madman”, over de vernietiging van Lidice) en begon vooral na 1950 met films die kort daarop leidden tot een herwaardering van de regisseur (onder aanvoering van de „Cahiers du Cinéma”.) Hoewel deze met dat latere werk als „Magnificent Obsession” en „A Time to love and a Time to die” geen juichende reactie van pers of publiek had gekregen. Maar Sirk was ontdekt en zijn films werden tot en met het middelmatige Duitse werk opnieuw bekeken, geanaly seerd en geprezen. Iets dergelijks, maar op heel andere gronden, gebeurt nu met de eveneens Duit se regisseur Werner Hochbaum (1900-1947) die dertig jaar na zijn dood door het Staat- liche Filmarchiv van de DDR ontdekt werd bij het zien van diens film „Brüder” uit 1929, een in reportagestijl gemaakte reconstructie van een wilde havenstaking in Hamburg op het einde van de vorige eeuw. Het is een sterk links gerichte .docu mentaire waarbij gebruik was gemaakt van niet-beroepsacteurs en van een kwali teit die de nieuwsgierigheid van de het betrokken archiefpersoneel opwekte. de uit de gevangenis ontslagen Robert en diens vrouw elkaar ontmoeten zoals afge sproken was. De vrouw die in een nacht- bar werkt, verslaapt zich en is niet op tijd aan de gevangenispoort en van dat ogen blik af zoeken beiden wanhopig naar el kaar, wat bij Robert verontrustende herin neringen aan zijn verleden oproept. Want evenals in „Razzia” werkt Hochbaum ook nu met het toen onbekende procédé van de flashback. Beide films, in het Filmmuseum te zien op 10 en 16 november, geven scherpe milieutekeningen, maken de handeling af hankelijk van de povere omstandigheden waaronder de mensen leven en sluiten in die zin toch aan bij Hochbaums eerste sociale aanklachten. Ze doen weinig ver ouderd aan omdat het vooral visuele films zijn met weinig dialoog en omdat, zoals in „Morgen beginnt das Leben” met zijn pa rallelle handeling, met associaties en flas- backs bekende stijlfiguren van nu gehan teerd worden. Na beide hoogtepunten maakt Hoch baum vier films in Oostenrijk, „Vorstadt- variété”, „Die ewige Maske”, „Der Favorit der Kaiserin” en „Schatten der Vergan- genheit”. Teruggeroepen naar Berlijn van wege het internationale succes van Die ewige Maske”, maakt hij ter poussering van de nieuwe ster Marika Rökk, „Leichte Kavallerie”. In 1938 krijgt hij zijn laatste opdracht tot het maken van een film. „Drei Unteroffiziere” is de titel en terwijl Hoch baums eerste film eindigde met een wap perende rode vlag wordt het laatste beeld van „Drei Unteroffiziere” ingenomen door een hakenkruisvlag, begeleid met de op wekkende kreet „Deutschland, Deutsch land über alles”. Niettemin bevatte de film zoveel „ver dachte” en dubbelzinnige elementen (zoals het begeleiden van de legermanoeuvres door muziek uit Bizets „Carmen”) dat de filmer door zijn superieuren geschorst werd en werkeloos of anoniem werkend voortleefde tot 1946. Zodat hij nog mee maakte dat de geallieerden zijn laatste film voor openbare vertoning verboden. Wat tegelijk verklaart dat van dat ogenblik af geen aandacht meer besteed werd aan een verrassend briljant filmer die zijn tijd ver vooruit was en aan wiens politieke instelling, ook al had hij de schijn tegèn, niet getwijfeld hoeft te worden. In The Movies de al vanuit Arnhem besproken Russische film „Onvoltooid stuk voor een Rolpiano”, gebaseerd op een De maatstaf, waarmee andere auto s worden vergeleken. Er valt dus heel wat te beleven in deze sterk van stemming en sfeer wisselende film over een solitaire avonturier, zoals „Pa” Hemingway er graag een had willen zijn. Acteur Scott heeft zich dan ook laten grimeren als de fameuze Amerikaanse au teur en al is diens postuum uitgegeven roman niet het meesterwerk geworden waarmee een schrijver graag zijn carrière zou hebben willen afsluiten, het boek „Is lands in the Stream”, voor de film bewerkt door Hemingway’s weduwe Mary en door zijn vriend D. P. Petitclerc, biedt voldoen de stof voor een boeiende, soms aandoén lijke en tegen het eind zelfs spannende jlilm met voortreffelijk spel, allereerst 'door George C. Scott maar vooral ook door Claire Bloom. En zeker de beste film van Schaffner die met „Patton”, „Planet of the Apes” en „Nicholas and Alexandra” weinig kans kreeg normale menselijke ele menten in zijn films te verwerken. In de nachtvoorstellingen van Roxy dus Hal Ashby’s „The last Detail”, hier uitge bracht onder de titel „Hun laatste Corvee”. Dat corvee bestaat uit het overbrengen naar een militaire strafgevangenis van een kleptomane marinier door twee van zijn dienstmakkers die beiden hun pijnlijke opdracht haten. De veroordeelde, een wat lange, slome maar opgewekte 18-jarige koestert geen enkele rancune tegen zijn stuk van Tsjechov, een onvoltooid verhaal dus vol nostalgieke en dadenloze mensen die in hun emoties en exaltaties betrapt worden door regisseur Nikita Michalkow, aan wie we een sfeervolle Tsjechovfilm te danken hebben. „Bobby Deerfield” in Calypso I is een langgerekte film van Sydney Pollack (This Property is condemned”, „Castle keep”, „They shoot Horses don’t they”) over een autocoureur (Al Pacino), een wat gevoels arme jongeman die langzaam ontdooit na dat hij bij toeval Lillian Morelli (Marthe Keiler) ontmoet heeft en door deze uitge daagd wordt zich emotioneel wat meer bloot te geven. Jammer genoeg heeft Lilli an een ongeneeslijke ziekte onder de leden zodat we eindigen op een tragisch sterf bed. Pollack zelf vindt „Bobby Deerfield”, de naam van de coureur, zijn meest Euro pese film. 3 dagen Montferland 3 dagen Twente 5 dagen Zuid Limburg v.a. 1197,- 5 dagen Waddeneilanden v.a. f 170,- De beide premières van deze week vinden we in Roxy die in zijn dagelijkse voorstellingen „Islands in the Stream” van Franklin J. Schaffner vertoont en voor de nachtvoorstellingen „The last Detail” van Hal Ashby gekozen heeft. „Islands in the Stream” we schreven er al uitvoerig twee maanden geleden over naar aanleiding van de Amsterdamse première is gemaakt naar de laatste roman van Ernest Hemingway die pas 9 jaar na diens zelfmoord op 2 juli 1961 werd uitgegeven. Het verhaal gaat in grote trekken over een beroemd beeldhouwer en schilder die zich na twee echtscheidin gen teruggetrokken heeft op de Bahama’s waar hij een rustig leven van vissen en drinken leidt. Wie was deze Werner Hochbaum? Het lag voor de hand dat deze sociaal-kritische filmer die zijn voornaamste werk in de jaren dertig maakte, historisch „ausra- diert” was geworden door de nieuwe machthebbers en dat het moeite zou kos ten iets van zijn werk terug te vinden. Toch bracht een voorlopige speurtocht een nala tenschap aan het licht van 12 avondvullen de speelfilms en drie korte films, terwijl zijn medewerking aan enige andere films waarbij zijn naam niet genoemd werd (mocht worden) kwam vast te staan. En de waarde van die films, hoewel sterk wisse lend, bleek van die aard dat van een be langrijke ontdekking gesproken kon worden. Via het Amsterdams-Goethe Instituut heeft het Nederlands Filmmuseum de tij delijke beschikking gekregen over de ge vonden films van Hochbaum die nu in het november-programma van het filmmu seum in afwisseling met reprises uit het werk va_n Jean-Marie Straub alle vertoond zullen worden, te beginnen op dinsdag 8 november met „Zwei Welten” en „Brü der”, beide uit 1929. Met die vroegste films schaart Werner Hochbaum zich in de rij van links georiënteerde en realistische Duitse filmers als Carl Junghans (”So ist das leben”), Leo Mittler („Jenseits der Strasse”) en Piel Jutzi („Mutter Krauses Fahrt ins Glück”) die allen in 1929 debu teerden en allen tot de vergeten groep van een laat opbloeiende Duitse avant-garde uit de periode van de zwijgende film be hoorden. In zijn in 1931 verschenen monografie over de Duitse film heeft Simon Koster een apart hoofdstuk geweid aan deze be weging die in het kort daarop volgend politiek tumult vroegtijdig ten onder ging. Al kregen ze nog de gelegenheid korte tijd een stroming in het leven te houden die de eerste films van Robert Siodmak (”Men- schen am Sonntag” waaraan onder meer Billy Wilder meewerkte en „Abschied”) stimuleerde en het klimaat schiep om „Kuhle Wampe” van Bert Brecht en „Ber lin” van Walter Ruttmann mogelijk te maken. Dat dit werk weer sterk onder invloed stond van de Russische revolutiefilm met koplopers als Eisenstein en Pudovkin laat zich begrijpen, hoewel de onderlinge ver schillen duidelijk aanwijsbaar zijn. Tegen over het revolutionaire élan der Russen stond de droeve en uitzichtloze milieuteke ning bij Hochbaum en Jutzi die op deze indirecte wijze de aanzet tot sociaal verzet predikten „Brüder” eindigt nog met het zwaaien van de rode vlag, maar later spreekt eigentijdse kritiek van roerende en glimlachende nog een anti-nationaalso- cialistische animatiefilm, „Ins Dritte Reich”, maar dan begint hij speelfilms te maken die slechts zeer zijdelings met poli tiek te maken hebben en langzaam overga an in amusementsfilms die, en dan nog erg verhuld enige kritische geluiden doen ho ren, de enige manier om na Hitlers machts overname „überhaupt” nog aan de gang te kunnen blijven. Maar ook in dat minder geëngageerde werk blijkt Hochbaum zich te kunnen handhaven met een reeks speel films die ingezet werd met „Razzia in Sankt Pauli” en met het in opbouw veel erop gelijkende „Morgen beginnt das Le ben”, films waarvan de handeling zich in een dag voltrekt. De eerste behandelt met als achtergrond het haven- en boerenkwartier van Ham burg, een eendagsidylle tussen de prosti- tuée „Ballhaus-Else” (Gina Falkenberg en een door de politie gezocht inbreker, „Ma- trosen-Karl” (Friedrich Gnass). De tweede film wordt gevuld met tragische misver standen en toevalligheden die beletten dat cipiers en gedrieën proberen ze het beste te maken van een lastige opdracht. Daar er gereisd moet worden per trein, soms ook overnacht onstaat er een min of meer vriendschappelijke band tussen het drietal. Daarbij proberen de beide M.P.’s hun passieve gevangene tot meer verzet te prikkelen, meer „man” van hem te maken voor hij achter de gevangenismuren over geleverd wordt aan een uitgekookt en wei nig zachtzinnig gezelschap. Ze proberen hem zelfs te verleiden tot een ontsnappingspoging en uiteindelijk gunnen ze hem voordat hij voor jaren uit de circulatie verdwijnt wat gezelligheid in een bordeel. Uit al deze kleine avonturen en wisselende stemmingen heeft Ashby („Shampoo”, „Bound for Glory") een klein meesterwerk opgebouwd dat boeit en ont roert en enkele prachtige genuanceerde rollen bevat van Jack Nicholson, Otis Young en Randi Quaid. Voor een tweede nachtvoorstelling die niet gemist mag worden, moet verwezen worden naar Studio die, evenals op maan dagavond het onvergefelijke „Cousin Cou- sine” prolongeert. En wie het speelfilmde buut wil zien van Paul Verhoeven en Rob Houwer, nu nog trots aanwezig voor de zevende week in Palace met „Soldaat van Oranje”, moet in de nacht naar Frans Hals waar „Wat zien ik” nog eens uit de motte- ballen is gehaald. Andere langere prolon gaties vinden we in Luxor met voor de vierde week „The Deep” en Studio waar „De Bermuda Driehoek” („Airport 77”) voor de zevende week gaat en Walt Dis- ney’s „Merlijn de Tovenaar” zijn vierde week begonnen is op de kindermatinees. Ditmaal met scherpe concurrentie van de Palace-jeugdvoorstellingen waarin een drietal Russische kinderfilms te zien zijn, achtereenvolgens „Gosha de Beer”, „In het paleis van de Waterkoning” en „De Wrekers”. Tientallen mogeliikheden voor een extra vakantietje, zoals: „Padre Padrone” is de meest indruk wekkende film van deze week op de Am sterdamse bioscoopagenda. Deze Italiaan se film van de gebroeders Taviani, met de Gouden Palm van Cannes van dit jaar als overbodig versiersel, heeft hij geen der op het Festival aanwezige Nederlandse im porteurs de wens opgeroepen dit unieke werk aan te kopen of te huren voor vader landse circulatie. Gelukkig was Film In ternational in de persoon van Huub Bals wel geïnteresseerd, zodat de film vanaf deze week in zijn filmcircuit van filmhui zen kon worden opgenomen zodat hij op het ogenblik te zien is in Filmhuis Rotter dam, Filmhuis ’t Hoogt in Utrecht en in Cinétol 2 (geen bioscoop, want minder dan 50 zitplaatsen). Eigenlijk bevat „Padre Padrone”, ge maakt naar het gelijknamige boek van Gavino Ledda, een onderwerp dat bij uit stek geschikt is voor Francois Truffaut. Truffaut is immers de filmer die het bij herhaling in zijn werk heeft over het woord, de taal als middel tot communica tie. „Fahrenheit 451” en „l’Enfant sauva- ge” zijn de meest typerende voorbeelden van die speciale voorkeur. Maar de harde, meedogenloze en wrede compositie van Gavino Ledda’s roman zou de zachtmoedi ge Truffaut waarschijnlijk afgeschrikt hebben. De sobere, bijna schriele vertelwijze van de gebroeders Taviani past beter bij het onderwerp dat zich in een van de armste delen van Sardinië afspeelt. De schrijver leidt zelf de film in, het is zijn verhaal en hij verbindt er ook een epiloog aan waarin hij beklemtoont dat de film (en dus ook zijn boek) gaat over het woord als vorm van rebellie en als middel om het zwijgen te vernietigen. Gavino Ledda is tot zijn achttiende jaar analfabeet geweest. Zijn vader heeft hem persoonlijk weggehaald uit de eerste klas van de lagere school omdat hij het kind nodig heeft om op een kale, afgelegen vlakte schapen te hoeden. Vanaf dat ogenblik begint de rebellie van de jongen tegen zijn vader die hem tot afzondering en eenzaamheid veroordeelt en met lichamelijk geweld gehoorzaam heid afdwingt. Padre Padrone, vader en werkgever, in die dubbelrol kan Gavino’s vader deze harde eisen stellen. De hele familie moet haar activiteiten richten op een vergroting van de overlevingskansen. Leren is een luxe voor de rijken, werken een noodzaak voor de armen die willen blijven leven. Zo eenvoudig liggen de za ken anno 1950 in de armste streken van Italië, zoals bij Siligo op Sardinië. Als Gavino in militaire dienst moet, beschikt hij slechts over enkele woorden dialect en heeft hij een eenzaamheid en afzondering gekend die hem op een gegeven ogenblik twee schapen deed doden om die bij voor bijtrekkende kermisgasten te kunnen in ruilen voor een trekharmonica. Om in godsnaam de stilte te kunnen verbreken. Als hij na zijn diensttijd opnieuw in dienst treedt bij zijn vader, heeft een ge dwongen en moeizaam contact met de buitenwereld hem op een ander spoor ge zet. Hij begint fanatiek te leren in de overtuiging dat kennis en vooral de taal de enige middelen zijn om zich geestelijk en sociaal te bevrijden. En hij dreigt zijn vader te zullen doden als deze hem de „gestolen” studie-uren zou durven afne men. Voor Gavino Ledda breekt de bevrij- ding aan. Hij schrijft een relaas over zijn leven dat klinkt als een middeleeuwse le gende. Als dat relaas in een bijna mythi sche of bijbelse vorm (Isaak en Jacob, Oedipus) verfilmd is, wordt Italië opge schrikt door de zelfmoord van een vijf tienjarige herdersjongen die de eenzaam heid van zijn gedwongen beroep niet meer aankon en er een einde aan maakte. Daar mee tegelijk het bewijs leverend dat Gavi no Ledda niet overdreven had. Het blijkt dan ook duidelijk uit de film dat het behandelde verhaal geen toevallig incident is doordat Gavino het slecht ge troffen had met zijn vader. De oude Ledda is geen huistiran maar een voor zijn doen liefhebbende vader die het beste met zijn gezin voor heeft. En dat beste is in de gegeven omstandigheden een onmenselijk werksysteem voor alle huisgenoten. De sobere en fragmentarische verfilming van de gebroeders Taviani die technisch soms wat schokkerig en primitief aandoet, past uitstekend bij het onderwerp dat met een vloeiende stijl en fraaie opnamen niet ge diend zou zijn. De Taviani’s halen het maximale effect uit hun onderwerp en dat betekent een bijna ondragelijke aanklacht tegen een corrupt regime dat zijn onderda nen in de steek laat en tot zelfmoord brengt. Dat tegen de beklemming die van een film als „Padre Padrone” uitgaat, andere premières van dit ogenblik wat bleek en onnodig en ijdel aandoen, is bijna onver mijdelijk. Met enige afkeer kijkt men daarna in City I naar een volstrekt overbodige verfil ming van de tv-serie „Wordt u al geholpen” waarin terwille van de commercie nog wat grappen en zogenaamde pikante situaties toegevoegd zijn die op het kuise Engelse televisiescherm ontoelaatbaar waren. Het Leidseplein Theater heeft de krach tige beeldtaal van Agnès Varda in ,,1’Une chante, l’Autre pas” vervangen door de mistige fotografie van Bilitis een zachte pornofilm, geïnspireerd op de pseudo Grieks-lesbische „Chansons de Bilitis” van Pierre Louys uit 1894 die oyerigens ook in Cinétol gaat. Het is een filmdebuut van de mode-fotograaf David Hamilton die eerst zijn werkterrein gevonden had in chique damesbladen als „Vogue” en „Elle” en toen zijn kracht zocht in salonportret ten van half ontklede dames in soft-color en vaag provocerende houdingen. Daar verdiende hij een niet onaanzienlijk ver mogen mee vooral omdat ze ook als an sichtkaarten te koop waren en dit succes verleidde hem waarschijnlijk zijn lichtge- wicht-krachten op film los te laten wat dan geresulteerd heeft in een bleke film over halfwas kostschoolmeisjes die al dan niet onder leiding hun weg in het doolhof van de erotiek zoeken, wat dan in sommige gevallen de semi-lesbische situaties ople vert die David Hamilton zijn leven lang al in dure fotografieën heeft vastgelegd. Dit alles begeleid door de stroperige honing- muziek van Francis Lai. Een van de me despeelsters heet Patti d’Arbanville en op een vraag of hij het niet unfair vond alleen maar aardige en mooie meisjes te fotogra feren, was Hamiltons antwoord: „Men ver wacht nu eenmaal niet van een tuinier dat hij lelijke en verwelkte bloemen kweekt. Vandaar het advies: vergeten maar. Wat hij daarmee bedoelt is niet duidelijk tenzij hij met die aanduiding aangeeft dat er veel gezwegen en nagedacht wordt voor men tot actie overgaat. Mocht hij gedacht hebben daarmee „diepe” karakters ge creëerd te hebben, dan is zijn Europees minder goed dan van hem verwacht mocht worden. Maar misschien komt het er al leen maar op neer dat hij Henri Decae als cameraman heeft aangetrokken en dat er talrijke- Franse en Italiaanse actrices en acteurs in zijn film zijn opgenomen. Wat ook te verklaren zou zijn uit het simpele feit dat „Bobby Deerfield” zich in Frank rijk, Italië, Duitsland en Zwitserland af speelt. Tekenend moment uit Hochbaum’s laatste film „Drei Unteroffiziere” (Filmmuseum, Amsterdam). F (V->T - - i'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1977 | | pagina 21