Filmmuseum vertoont werk van sociaal-kritische filmer uit jaren '30
Werner Hochbaum was z’n tijd vooruit
dankzij briljante milieutekeningen
Beklemmende werkelijkheid en
aanklacht in Padre-Padrone
Maatstaf voor service
Voortreffelijk spel in
Islands in the Stream
haarlem
k
l
cimsterdam
k
i
e
Trek er eens
een paar dagen
tussenuit met
eenNS-Minitrip.
nte
GEBROEDERS TAVIANI PASSEN SOBERE WERKWIJZE TOE
m).
Tsjechov
den
Mercedes-Benz
Nachtvoorstellingen
Links georiënteerd
Geen incident
MB 200
21
FILM
VRIJDAG
□oooaoaooaoQaaouüuuuuLi.Juuuuüunnunanf ji mui u h h h i >i
ui l-ji I! ii k II int hm Kir II ini luuL-K int luuuLiuuLii H ii lOLii nji ii ji iiiDUiiuDDDDüuüDDUDuuDDDDDDDaDDUDLiDDDUDDDDaDDDDnDnaDnnaDDDnna
dete
jen.
B.V. AUTOMOBIELBEDRIJF VAN WIJK. Haarlem, Anisterdamsevaari 114,
tel. 023 - 317710. Overveen, Bloememlaalscweg 329, tel. 023 - 326250.
Mercedes-Benz is de maatstaf voor
perfektie. Maar niet alleen de auto zelf, ook
de nazorg, garantie en service zijn maat
gevend. Vanzelfsprekend duurt de garantie
een vol jaar, ongeacht het aantal kilometers.
En uiteraard is de mate van service,
waarin de Mercedes eigenaar zich mag
verheugen, hóóg te noemen. Door het grote
aantal dealers is er altijd een service-punt
vlakbij. En bij onverhoopte pech onderweg
kunt u rekenen op Mercedes’ 24-uurs
nooddienst, die overal snel te hulp schiet.
Ook het gewone onderhoud verloopt bij
Mercedes snel en goed. Dank zij de makke
lijke uitwisselbaarheid van de onderdelen, de
diagnose-stekers voor zeer snelle, feilloze
motorkontrole, de komplete onderdelen-
voorraad èn dank zij het speciaal
opgeleide personeel, wiens kennis
Ww voortdurend up-to-date gehouden
wordt. Zo bent u ervan
verzekerd, dat de kosten
altijd zo laag mogelijk zijn
en dat u nooit lang op uw
wagen hoeft te wachten.
Want bij een sublieme
auto hoort sublieme
service, vindt Mercedes.
Het is altijd weer verrassend dat filmhistorici uit de kringen van
filmmusea en cinématheken nog altijd onbekende figuren kunnen
ontdekken in een niet eens zo ver verleden die destijds aan de aandacht
van tijdgenoten ontsnapt zijn en nu bij een hedendaags publiek als
cinematografische vondsten geïntroduceerd kunnen worden. Film-
waardering in het algemeen blijkt in de loop der jaren vaak zo
geëvolueerd te zijn dat wie of wat destijds als waardeloos of oninteres
sant terzijde geschoven is en daardoor in het vergeetboek is geraakt in
een ander tijdsbestek met heel andere ogen bekeken wordt en geheel
nieuwe waarden toegedicht krijgt.
s
ontdekking gesproken
(ADVERTENTIE)
(ADVERTENTIE'
I
Ookruime keuze in weekendreizen
naar boeiende steden in binnen-
en buitenland, bungalowreizen en
8-daagse NS-appartementenreizen.
Alle informatie in de brochure
”fQS-Minitrips 77/78” op de stations.
v.a. 1109,-
v.a.flll,-
In die zelfverkozen eenzaamheid wordt
Thomas Hudson Hemingway George
C. Scott) gestoord door de komst van zijn
drie kinderen uit verschillende huwelijken
die hem afleiding maar ook contact-moei-
lijkheden bezorgen. Kort daarop sneuvelt
zijn oudste zoon, uit het huwelijk met
Audrey (Claire Bloom), een schokkend be
richt dat Audrey hem persoonlijk en met
grote omzichtigheid komt brengen. Dit
deel van de uit drie hoofdstukken bestaan
de film heet dan ook „The Woman”, terwijl
de andere respectievelijk „The Boys” en
„The Journey” heten, die laatste titel om
dat daarin Hudsons pogingen om naar
Amerika terug te keren behandeld wor
den, pogingen die hij met de dood moet
bekopen.
’n Typisch voorbeeld van een dergelijke
gang van zaken is bijvoorbeeld Douglas
Sirk geweest, afkomstig uit Denemarken
die van 1925 af onder de naam Detlef
Sierck in Duitsland is gaan filmen waar hij
met films als „Schlussakkord” en „Zu neu-
en Ufern” nauwelijks boven de gangbare
middelmaat uitkwam. Onder de dwang
van omstandigheden verliet hij in 1937 zijn
tweede vaderland, pauzeerde op doorreis
naar Amerika even in ons land waar hij op
een schoen en een slof „Het was I april” en
later „Boefje” met Albert van Dalsum en
Annie van Ess (als het boefje) maakte.
Sierck vertrok daarna naar Hollywood,
veranderde zijn naam in Douglas Sirk,
debuteerde daar met het verplicht antina-
zi-nummer („Hitler’s Madman”, over de
vernietiging van Lidice) en begon vooral
na 1950 met films die kort daarop leidden
tot een herwaardering van de regisseur
(onder aanvoering van de „Cahiers du
Cinéma”.) Hoewel deze met dat latere
werk als „Magnificent Obsession” en „A
Time to love and a Time to die” geen
juichende reactie van pers of publiek had
gekregen. Maar Sirk was ontdekt en zijn
films werden tot en met het middelmatige
Duitse werk opnieuw bekeken, geanaly
seerd en geprezen.
Iets dergelijks, maar op heel andere
gronden, gebeurt nu met de eveneens Duit
se regisseur Werner Hochbaum (1900-1947)
die dertig jaar na zijn dood door het Staat-
liche Filmarchiv van de DDR ontdekt
werd bij het zien van diens film „Brüder”
uit 1929, een in reportagestijl gemaakte
reconstructie van een wilde havenstaking
in Hamburg op het einde van de vorige
eeuw. Het is een sterk links gerichte .docu
mentaire waarbij gebruik was gemaakt
van niet-beroepsacteurs en van een kwali
teit die de nieuwsgierigheid van de het
betrokken archiefpersoneel opwekte.
de uit de gevangenis ontslagen Robert en
diens vrouw elkaar ontmoeten zoals afge
sproken was. De vrouw die in een nacht-
bar werkt, verslaapt zich en is niet op tijd
aan de gevangenispoort en van dat ogen
blik af zoeken beiden wanhopig naar el
kaar, wat bij Robert verontrustende herin
neringen aan zijn verleden oproept. Want
evenals in „Razzia” werkt Hochbaum ook
nu met het toen onbekende procédé van de
flashback.
Beide films, in het Filmmuseum te zien
op 10 en 16 november, geven scherpe
milieutekeningen, maken de handeling af
hankelijk van de povere omstandigheden
waaronder de mensen leven en sluiten in
die zin toch aan bij Hochbaums eerste
sociale aanklachten. Ze doen weinig ver
ouderd aan omdat het vooral visuele films
zijn met weinig dialoog en omdat, zoals in
„Morgen beginnt das Leben” met zijn pa
rallelle handeling, met associaties en flas-
backs bekende stijlfiguren van nu gehan
teerd worden.
Na beide hoogtepunten maakt Hoch
baum vier films in Oostenrijk, „Vorstadt-
variété”, „Die ewige Maske”, „Der Favorit
der Kaiserin” en „Schatten der Vergan-
genheit”. Teruggeroepen naar Berlijn van
wege het internationale succes van Die
ewige Maske”, maakt hij ter poussering
van de nieuwe ster Marika Rökk, „Leichte
Kavallerie”. In 1938 krijgt hij zijn laatste
opdracht tot het maken van een film. „Drei
Unteroffiziere” is de titel en terwijl Hoch
baums eerste film eindigde met een wap
perende rode vlag wordt het laatste beeld
van „Drei Unteroffiziere” ingenomen door
een hakenkruisvlag, begeleid met de op
wekkende kreet „Deutschland, Deutsch
land über alles”.
Niettemin bevatte de film zoveel „ver
dachte” en dubbelzinnige elementen (zoals
het begeleiden van de legermanoeuvres
door muziek uit Bizets „Carmen”) dat de
filmer door zijn superieuren geschorst
werd en werkeloos of anoniem werkend
voortleefde tot 1946. Zodat hij nog mee
maakte dat de geallieerden zijn laatste
film voor openbare vertoning verboden.
Wat tegelijk verklaart dat van dat ogenblik
af geen aandacht meer besteed werd aan
een verrassend briljant filmer die zijn tijd
ver vooruit was en aan wiens politieke
instelling, ook al had hij de schijn tegèn,
niet getwijfeld hoeft te worden.
In The Movies de al vanuit Arnhem
besproken Russische film „Onvoltooid
stuk voor een Rolpiano”, gebaseerd op een
De maatstaf, waarmee andere
auto s worden vergeleken.
Er valt dus heel wat te beleven in deze
sterk van stemming en sfeer wisselende
film over een solitaire avonturier, zoals
„Pa” Hemingway er graag een had willen
zijn. Acteur Scott heeft zich dan ook laten
grimeren als de fameuze Amerikaanse au
teur en al is diens postuum uitgegeven
roman niet het meesterwerk geworden
waarmee een schrijver graag zijn carrière
zou hebben willen afsluiten, het boek „Is
lands in the Stream”, voor de film bewerkt
door Hemingway’s weduwe Mary en door
zijn vriend D. P. Petitclerc, biedt voldoen
de stof voor een boeiende, soms aandoén
lijke en tegen het eind zelfs spannende
jlilm met voortreffelijk spel, allereerst
'door George C. Scott maar vooral ook
door Claire Bloom. En zeker de beste film
van Schaffner die met „Patton”, „Planet
of the Apes” en „Nicholas and Alexandra”
weinig kans kreeg normale menselijke ele
menten in zijn films te verwerken.
In de nachtvoorstellingen van Roxy dus
Hal Ashby’s „The last Detail”, hier uitge
bracht onder de titel „Hun laatste Corvee”.
Dat corvee bestaat uit het overbrengen
naar een militaire strafgevangenis van een
kleptomane marinier door twee van zijn
dienstmakkers die beiden hun pijnlijke
opdracht haten. De veroordeelde, een wat
lange, slome maar opgewekte 18-jarige
koestert geen enkele rancune tegen zijn
stuk van Tsjechov, een onvoltooid verhaal
dus vol nostalgieke en dadenloze mensen
die in hun emoties en exaltaties betrapt
worden door regisseur Nikita Michalkow,
aan wie we een sfeervolle Tsjechovfilm te
danken hebben.
„Bobby Deerfield” in Calypso I is een
langgerekte film van Sydney Pollack (This
Property is condemned”, „Castle keep”,
„They shoot Horses don’t they”) over een
autocoureur (Al Pacino), een wat gevoels
arme jongeman die langzaam ontdooit na
dat hij bij toeval Lillian Morelli (Marthe
Keiler) ontmoet heeft en door deze uitge
daagd wordt zich emotioneel wat meer
bloot te geven. Jammer genoeg heeft Lilli
an een ongeneeslijke ziekte onder de leden
zodat we eindigen op een tragisch sterf
bed. Pollack zelf vindt „Bobby Deerfield”,
de naam van de coureur, zijn meest Euro
pese film.
3 dagen Montferland
3 dagen Twente
5 dagen Zuid Limburg v.a. 1197,-
5 dagen Waddeneilanden v.a. f 170,-
De beide premières van deze week vinden we in Roxy die in zijn dagelijkse
voorstellingen „Islands in the Stream” van Franklin J. Schaffner vertoont en voor de
nachtvoorstellingen „The last Detail” van Hal Ashby gekozen heeft. „Islands in the
Stream” we schreven er al uitvoerig twee maanden geleden over naar aanleiding van
de Amsterdamse première is gemaakt naar de laatste roman van Ernest Hemingway
die pas 9 jaar na diens zelfmoord op 2 juli 1961 werd uitgegeven. Het verhaal gaat in
grote trekken over een beroemd beeldhouwer en schilder die zich na twee echtscheidin
gen teruggetrokken heeft op de Bahama’s waar hij een rustig leven van vissen en
drinken leidt.
Wie was deze Werner Hochbaum? Het
lag voor de hand dat deze sociaal-kritische
filmer die zijn voornaamste werk in de
jaren dertig maakte, historisch „ausra-
diert” was geworden door de nieuwe
machthebbers en dat het moeite zou kos
ten iets van zijn werk terug te vinden. Toch
bracht een voorlopige speurtocht een nala
tenschap aan het licht van 12 avondvullen
de speelfilms en drie korte films, terwijl
zijn medewerking aan enige andere films
waarbij zijn naam niet genoemd werd
(mocht worden) kwam vast te staan. En de
waarde van die films, hoewel sterk wisse
lend, bleek van die aard dat van een be
langrijke ontdekking gesproken kon
worden.
Via het Amsterdams-Goethe Instituut
heeft het Nederlands Filmmuseum de tij
delijke beschikking gekregen over de ge
vonden films van Hochbaum die nu in het
november-programma van het filmmu
seum in afwisseling met reprises uit het
werk va_n Jean-Marie Straub alle vertoond
zullen worden, te beginnen op dinsdag
8 november met „Zwei Welten” en „Brü
der”, beide uit 1929. Met die vroegste films
schaart Werner Hochbaum zich in de rij
van links georiënteerde en realistische
Duitse filmers als Carl Junghans (”So ist
das leben”), Leo Mittler („Jenseits der
Strasse”) en Piel Jutzi („Mutter Krauses
Fahrt ins Glück”) die allen in 1929 debu
teerden en allen tot de vergeten groep van
een laat opbloeiende Duitse avant-garde
uit de periode van de zwijgende film be
hoorden.
In zijn in 1931 verschenen monografie
over de Duitse film heeft Simon Koster
een apart hoofdstuk geweid aan deze be
weging die in het kort daarop volgend
politiek tumult vroegtijdig ten onder ging.
Al kregen ze nog de gelegenheid korte tijd
een stroming in het leven te houden die de
eerste films van Robert Siodmak (”Men-
schen am Sonntag” waaraan onder meer
Billy Wilder meewerkte en „Abschied”)
stimuleerde en het klimaat schiep om
„Kuhle Wampe” van Bert Brecht en „Ber
lin” van Walter Ruttmann mogelijk te
maken.
Dat dit werk weer sterk onder invloed
stond van de Russische revolutiefilm met
koplopers als Eisenstein en Pudovkin laat
zich begrijpen, hoewel de onderlinge ver
schillen duidelijk aanwijsbaar zijn. Tegen
over het revolutionaire élan der Russen
stond de droeve en uitzichtloze milieuteke
ning bij Hochbaum en Jutzi die op deze
indirecte wijze de aanzet tot sociaal verzet
predikten „Brüder” eindigt nog met het
zwaaien van de rode vlag, maar later
spreekt eigentijdse kritiek van roerende
en glimlachende nog een anti-nationaalso-
cialistische animatiefilm, „Ins Dritte
Reich”, maar dan begint hij speelfilms te
maken die slechts zeer zijdelings met poli
tiek te maken hebben en langzaam overga
an in amusementsfilms die, en dan nog erg
verhuld enige kritische geluiden doen ho
ren, de enige manier om na Hitlers machts
overname „überhaupt” nog aan de gang te
kunnen blijven. Maar ook in dat minder
geëngageerde werk blijkt Hochbaum zich
te kunnen handhaven met een reeks speel
films die ingezet werd met „Razzia in
Sankt Pauli” en met het in opbouw veel
erop gelijkende „Morgen beginnt das Le
ben”, films waarvan de handeling zich in
een dag voltrekt.
De eerste behandelt met als achtergrond
het haven- en boerenkwartier van Ham
burg, een eendagsidylle tussen de prosti-
tuée „Ballhaus-Else” (Gina Falkenberg en
een door de politie gezocht inbreker, „Ma-
trosen-Karl” (Friedrich Gnass). De tweede
film wordt gevuld met tragische misver
standen en toevalligheden die beletten dat
cipiers en gedrieën proberen ze het beste
te maken van een lastige opdracht. Daar er
gereisd moet worden per trein, soms ook
overnacht onstaat er een min of meer
vriendschappelijke band tussen het
drietal. Daarbij proberen de beide M.P.’s
hun passieve gevangene tot meer verzet te
prikkelen, meer „man” van hem te maken
voor hij achter de gevangenismuren over
geleverd wordt aan een uitgekookt en wei
nig zachtzinnig gezelschap.
Ze proberen hem zelfs te verleiden tot
een ontsnappingspoging en uiteindelijk
gunnen ze hem voordat hij voor jaren uit
de circulatie verdwijnt wat gezelligheid in
een bordeel. Uit al deze kleine avonturen
en wisselende stemmingen heeft Ashby
(„Shampoo”, „Bound for Glory") een klein
meesterwerk opgebouwd dat boeit en ont
roert en enkele prachtige genuanceerde
rollen bevat van Jack Nicholson, Otis
Young en Randi Quaid.
Voor een tweede nachtvoorstelling die
niet gemist mag worden, moet verwezen
worden naar Studio die, evenals op maan
dagavond het onvergefelijke „Cousin Cou-
sine” prolongeert. En wie het speelfilmde
buut wil zien van Paul Verhoeven en Rob
Houwer, nu nog trots aanwezig voor de
zevende week in Palace met „Soldaat van
Oranje”, moet in de nacht naar Frans Hals
waar „Wat zien ik” nog eens uit de motte-
ballen is gehaald. Andere langere prolon
gaties vinden we in Luxor met voor de
vierde week „The Deep” en Studio waar
„De Bermuda Driehoek” („Airport 77”)
voor de zevende week gaat en Walt Dis-
ney’s „Merlijn de Tovenaar” zijn vierde
week begonnen is op de kindermatinees.
Ditmaal met scherpe concurrentie van de
Palace-jeugdvoorstellingen waarin een
drietal Russische kinderfilms te zien zijn,
achtereenvolgens „Gosha de Beer”, „In
het paleis van de Waterkoning” en „De
Wrekers”.
Tientallen mogeliikheden voor
een extra vakantietje, zoals:
„Padre Padrone” is de meest indruk
wekkende film van deze week op de Am
sterdamse bioscoopagenda. Deze Italiaan
se film van de gebroeders Taviani, met de
Gouden Palm van Cannes van dit jaar als
overbodig versiersel, heeft hij geen der op
het Festival aanwezige Nederlandse im
porteurs de wens opgeroepen dit unieke
werk aan te kopen of te huren voor vader
landse circulatie. Gelukkig was Film In
ternational in de persoon van Huub Bals
wel geïnteresseerd, zodat de film vanaf
deze week in zijn filmcircuit van filmhui
zen kon worden opgenomen zodat hij op
het ogenblik te zien is in Filmhuis Rotter
dam, Filmhuis ’t Hoogt in Utrecht en in
Cinétol 2 (geen bioscoop, want minder dan
50 zitplaatsen).
Eigenlijk bevat „Padre Padrone”, ge
maakt naar het gelijknamige boek van
Gavino Ledda, een onderwerp dat bij uit
stek geschikt is voor Francois Truffaut.
Truffaut is immers de filmer die het bij
herhaling in zijn werk heeft over het
woord, de taal als middel tot communica
tie. „Fahrenheit 451” en „l’Enfant sauva-
ge” zijn de meest typerende voorbeelden
van die speciale voorkeur. Maar de harde,
meedogenloze en wrede compositie van
Gavino Ledda’s roman zou de zachtmoedi
ge Truffaut waarschijnlijk afgeschrikt
hebben.
De sobere, bijna schriele vertelwijze van
de gebroeders Taviani past beter bij het
onderwerp dat zich in een van de armste
delen van Sardinië afspeelt. De schrijver
leidt zelf de film in, het is zijn verhaal en
hij verbindt er ook een epiloog aan waarin
hij beklemtoont dat de film (en dus ook
zijn boek) gaat over het woord als vorm
van rebellie en als middel om het zwijgen
te vernietigen. Gavino Ledda is tot zijn
achttiende jaar analfabeet geweest. Zijn
vader heeft hem persoonlijk weggehaald
uit de eerste klas van de lagere school
omdat hij het kind nodig heeft om op een
kale, afgelegen vlakte schapen te hoeden.
Vanaf dat ogenblik begint de rebellie
van de jongen tegen zijn vader die hem tot
afzondering en eenzaamheid veroordeelt
en met lichamelijk geweld gehoorzaam
heid afdwingt. Padre Padrone, vader en
werkgever, in die dubbelrol kan Gavino’s
vader deze harde eisen stellen. De hele
familie moet haar activiteiten richten op
een vergroting van de overlevingskansen.
Leren is een luxe voor de rijken, werken
een noodzaak voor de armen die willen
blijven leven. Zo eenvoudig liggen de za
ken anno 1950 in de armste streken van
Italië, zoals bij Siligo op Sardinië. Als
Gavino in militaire dienst moet, beschikt
hij slechts over enkele woorden dialect en
heeft hij een eenzaamheid en afzondering
gekend die hem op een gegeven ogenblik
twee schapen deed doden om die bij voor
bijtrekkende kermisgasten te kunnen in
ruilen voor een trekharmonica. Om in
godsnaam de stilte te kunnen verbreken.
Als hij na zijn diensttijd opnieuw in
dienst treedt bij zijn vader, heeft een ge
dwongen en moeizaam contact met de
buitenwereld hem op een ander spoor ge
zet. Hij begint fanatiek te leren in de
overtuiging dat kennis en vooral de taal de
enige middelen zijn om zich geestelijk en
sociaal te bevrijden. En hij dreigt zijn
vader te zullen doden als deze hem de
„gestolen” studie-uren zou durven afne
men. Voor Gavino Ledda breekt de bevrij-
ding aan. Hij schrijft een relaas over zijn
leven dat klinkt als een middeleeuwse le
gende. Als dat relaas in een bijna mythi
sche of bijbelse vorm (Isaak en Jacob,
Oedipus) verfilmd is, wordt Italië opge
schrikt door de zelfmoord van een vijf
tienjarige herdersjongen die de eenzaam
heid van zijn gedwongen beroep niet meer
aankon en er een einde aan maakte. Daar
mee tegelijk het bewijs leverend dat Gavi
no Ledda niet overdreven had.
Het blijkt dan ook duidelijk uit de film
dat het behandelde verhaal geen toevallig
incident is doordat Gavino het slecht ge
troffen had met zijn vader. De oude Ledda
is geen huistiran maar een voor zijn doen
liefhebbende vader die het beste met zijn
gezin voor heeft. En dat beste is in de
gegeven omstandigheden een onmenselijk
werksysteem voor alle huisgenoten. De
sobere en fragmentarische verfilming van
de gebroeders Taviani die technisch soms
wat schokkerig en primitief aandoet, past
uitstekend bij het onderwerp dat met een
vloeiende stijl en fraaie opnamen niet ge
diend zou zijn. De Taviani’s halen het
maximale effect uit hun onderwerp en dat
betekent een bijna ondragelijke aanklacht
tegen een corrupt regime dat zijn onderda
nen in de steek laat en tot zelfmoord
brengt.
Dat tegen de beklemming die van een
film als „Padre Padrone” uitgaat, andere
premières van dit ogenblik wat bleek en
onnodig en ijdel aandoen, is bijna onver
mijdelijk.
Met enige afkeer kijkt men daarna in
City I naar een volstrekt overbodige verfil
ming van de tv-serie „Wordt u al geholpen”
waarin terwille van de commercie nog wat
grappen en zogenaamde pikante situaties
toegevoegd zijn die op het kuise Engelse
televisiescherm ontoelaatbaar waren.
Het Leidseplein Theater heeft de krach
tige beeldtaal van Agnès Varda in ,,1’Une
chante, l’Autre pas” vervangen door de
mistige fotografie van Bilitis een zachte
pornofilm, geïnspireerd op de pseudo
Grieks-lesbische „Chansons de Bilitis”
van Pierre Louys uit 1894 die oyerigens
ook in Cinétol gaat. Het is een filmdebuut
van de mode-fotograaf David Hamilton
die eerst zijn werkterrein gevonden had in
chique damesbladen als „Vogue” en „Elle”
en toen zijn kracht zocht in salonportret
ten van half ontklede dames in soft-color
en vaag provocerende houdingen. Daar
verdiende hij een niet onaanzienlijk ver
mogen mee vooral omdat ze ook als an
sichtkaarten te koop waren en dit succes
verleidde hem waarschijnlijk zijn lichtge-
wicht-krachten op film los te laten wat dan
geresulteerd heeft in een bleke film over
halfwas kostschoolmeisjes die al dan niet
onder leiding hun weg in het doolhof van
de erotiek zoeken, wat dan in sommige
gevallen de semi-lesbische situaties ople
vert die David Hamilton zijn leven lang al
in dure fotografieën heeft vastgelegd. Dit
alles begeleid door de stroperige honing-
muziek van Francis Lai. Een van de me
despeelsters heet Patti d’Arbanville en op
een vraag of hij het niet unfair vond alleen
maar aardige en mooie meisjes te fotogra
feren, was Hamiltons antwoord: „Men ver
wacht nu eenmaal niet van een tuinier dat
hij lelijke en verwelkte bloemen kweekt.
Vandaar het advies: vergeten maar.
Wat hij daarmee bedoelt is niet duidelijk
tenzij hij met die aanduiding aangeeft dat
er veel gezwegen en nagedacht wordt voor
men tot actie overgaat. Mocht hij gedacht
hebben daarmee „diepe” karakters ge
creëerd te hebben, dan is zijn Europees
minder goed dan van hem verwacht mocht
worden. Maar misschien komt het er al
leen maar op neer dat hij Henri Decae als
cameraman heeft aangetrokken en dat er
talrijke- Franse en Italiaanse actrices en
acteurs in zijn film zijn opgenomen. Wat
ook te verklaren zou zijn uit het simpele
feit dat „Bobby Deerfield” zich in Frank
rijk, Italië, Duitsland en Zwitserland af
speelt.
Tekenend moment uit Hochbaum’s laatste film „Drei Unteroffiziere” (Filmmuseum,
Amsterdam).
F
(V->T - -
i'