n
J
fl
Gevaar van het toeristen lokken
i
o
2r.
Paul en Boudewijn
Laugs maken
weer vakwerk
boerderijen
Huis bouwen
van louter
natuurproducten
door Hans Rombouts
ielpl
Waarom terug?
Grote ideaal
I
O
rum)
loord)
'ijk)
De
trodui
loopt
ber 19)
Mensen, die de kreet „terug naar de natuur” in hun vaandel geborduurd
hebben, kunnen nogal eens gekweld worden door de tobberij of ze moderne
gemakken en voorzieningen wel in hun levenspatroon kunnen inweven. We
kennen een biologisch-dynamische tuinier, die met zichzelf overhoop ligt omdat hij
stukken kunststof-afval gebruikt als kant-afzetting van zijn rijtje braamstruiken
(”om de buren geen ongenode scheuten te bezorgen”). Kunststof is synthetisch,
maar het houdt die bramen wel in toom. Aanhangers van het biologisch-
dynamisch tafelen komen buitenshuis wel eens in problemen als er geen zuivere
grutterijen voorhanden zijn. Zij, die geloven in de kracht van de natuurgeneeswij
ze, gruwen als hun in een ziekenhuis een injectienaald in het bilvlees wordt
gedreven. En een biologische architect staat tobbend te kijken hoe een fundering
van betonblokken bij een vakwerkhuis verdwijnt achter een camouflagewalletje
van mergel. De vraag in de biologische-dynamica is: „hoe ver kun je gaan zonder
je principes op te offeren aan het gouden kalf van het modernisme?”
>n-
au)
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiH
Biologische architectuur
ïvan Limburgse broers
4<i
daarvoor is tijden zeer matig geweest.
Epen, langs mergellandroute
Dat betekent dat het wegenpatroon in
sommige dorpen moest worden aange
past. Tuintjes voor huizen sneuvelden,
ook huizen moesten hier en daar wijken.
Links: een sterk verwaarloosd huis in Vijlen
is door de gebroeders Laugs van de grond af
weer opgebouwd
Onder: een half ingestort en afgebroken
vakwerkhuis in Vijlen dat ook wacht op herbouw
p de
en
Een
i
■s,.;
Paul Laugs, de oudste van de twee, weet
wel, dat er van hun opvatting over bou
wen, wordt gezegd: waarom terug naar dat
ouderwetse soort bouwen; we hebben toch
nieuwere methodes, nieuwere materialen?
Paul: „Natuurlijk worden wij er wel op
aangevallen. Ze vinden je buiten de mo
derne tijd staan. Tegenwoordig maken ze
Het grote ideaal van Boudewijn Laugs is
om in Nederland een modelhuis te bouwen
op biologische wijze. Dus ook weer met
alleen puur-natuur-grondstoffen en mate
rialen. Boudewijn: „Ik wil dan alles combi
neren wat er op het gebied van natuurpro-
dukten mogelijk is, maar ook op het ter
rein van energiewinning (zon, wind, eigen
gas) en ritmiek. Dat laatste is voor mij
ook erg belangrijk. Kijk, bij flats is ieder
raam hetzelfde. De aanblik is saai en
doods. Dodelijk ook. Zo’n flat past niet in
een natuurlijke omgeving. Natuurlijke be
wegingen zijn heel anders, zijn nooit mo
notoon. Neem maar eens een laan met
bomen langs de kant. Op het eerste gezicht
zou je zeggen: die bomen staan allemaal
achter elkaar. Maar 'al die bomen zijn
anders. Daardoor krijg je een beweeglijke
ritmiek. Om het nog sterker uit te druk
ken: als je een rij lantaarnpalen hebt kun
je achter één zo’n paal gaan staan en er
langs kijken. Dan zie je één lantaarnpaal.
Er zit geen leven in, geen ritmiek. En die
ritmiek geeft nou juist spanning aan de
natuur. Daarom geldt voor ons ook in de
architectuur: terug naar de natuur”. Zo
kom je dan bij het aloude vakwerk terug in
beiderlei betekenis. Vakwerk. De muur in
vakken verdeeld, grillig en door de natuur,
want door de beweging van het hout, be
paald. Boudewijn: „rechtlijnigheid past
niet in de natuur, wel doelmatigheid. Tak
ken zijn gekromd omdat ze door die krom
ming licht kunnen vangen. Vierkante bo
men zijn er nietDe boomhuizen van Blom
Zodat het kon gebeuren, dat fraaie boer
derijen werden afgebroken en kastelen
zoals die van Schaesberg en Bom tot
ruïnes werden. Een hoofdstuk kritische
beschouwing had best in het boekje kun
nen staan. Maar dat valt duidelijk bui
ten het kader van dit soort informa-
tiewerkjes. Een tweede boekje in de serie
over Limburg is „Kunst, ambacht en
volksgebruiken in Zuid-Limburg”. Het
heeft meer inhoud en body dan het vori
ge, heeft ook duidelijk een meer gespeci
aliseerd karakter. Onderwerpen: oude
kerkelijke kunst, kerkelijke schatka
mers, klokken en klokkenmakers, huis,
hof en have, vormen en bakken, antiek in
oude apotheken (een wat merkwaardige
keus, maar wel aardig), wijnbouw en
Maasvaart. De prijs van de boekjes per
stuk f 32,50.
in Helmond zijn daarom ook gekunsteld,
niet natuurlijk. Daar gaat het alleen maar
om de nieuwe, bedachte vorm.”
een soort weggooihuizen. Het merkwaar
dige is, dat ze vroeger de natuur ingingen,
hun benodigdheden haalden en dan hui
zen bouwden, die honderden jaren goed
bleven. Natuurlijk-, en dan kom ik terug op
die kritiek, moet je niet exact precies het
zelfde willen bouwen zoals ze dat eeuwen
geleden deden. Het zou trouwens ook
moeilijk kunnen, omdat de natuurlijke
produkten en materialen in onze eigen
omgeving schaars zijn geworden. Mensen
verslijten en sterven, maar geven hun be
kwaamheden door aan hen die na hen
komen. Ook materialen verslijten. Die
De rust is verdwenen. Het enige voordeel
van zo’n route is in feite, dat je - als je
dat parcours links laat liggen en de stille
weggetjes opgaat - geen last hebt van de
toeristenstroom. Een boekje over Zuid-
Limburg is natuurlijk - zeker ook visueel
- altijd aantrekkelijk. Dat kan niet ka
pot. Ook al is de tekst niet zo ijzersterk.
Want het blijft allemaal aan de opper
vlakkige kant. „Monumenten en land
schappen van Zuid-Limburg" geeft' in
formatie over het al genoemde Mergel
land, Zuidlimburgse dorpen, kruisen en
kapellen, molens en de monumentenstad
Maastricht. Terloops geven de auteurs
aan, dat er hier en daar nogal wat ver
dwenen is aan monumenten. De zorg
•fr Boudewijn (links) en Paul Laugs tussen de
gebinten van hun vakwerkhuis in Trintelen
Het huis in Trintelen wordt in vijf weken
onder de kap gezet, iets waar de broers
trots op zijn. De houtconstructie zetten is
natuurlijk een zeer nauwkeurig werk,
vooral omdat het hout gelukkig niet
kaarsrecht is. De verbinding gaat met pen
en gat. Elke balk is volgens een bepaalde,
uit het verleden overgenomen methode
genummerd. Voor het normale badding-
hout gaan de Laugsen bij wijze van spre
ken zo met de autoriteiten het bos in
om geschikt hout te zoeken. Dat wordt dan
niet meer met de dissel bewerkt, maar met
de machine. „We zijn geen extravagante
puristen”. Wel kijkt Paul Laugs met enige -<-•
tegenzin naar de fundering van betonblok
jes. „Kijk, weet je: het moet wel, je bent
aan voorschriften gebonden. Maar als je
ziet, dat wijn in een betonnen kelder slech
ter wordt. Zou datzelfde dan ook niet
gelden voor de mens, die door dat beton
evenzeer wordt afgesneden van de aarde?
Al dat strakke van tegenwoordig werkt
natuurvervreemdend. Kijk eens naar die
krommingen in de balken” hij strijkt
bewonderend over een stuk eeuwenoud
eikenhout „is dat niet prachtig. En kijk
eens naar die stenen” hij schopt tegen
een bergje maaskeitjes, die grillig liggen te
glinderen „als je die tegen de onderkant
van het huis opmetselt, zie je het huis
oprijzen uit de aarde. Dat heeft toch niets
met een museum of achterhaalde bouw
kunst te maken?”
baarheid van zo’n project? Niet voor niets j J.
wordt montagesysteem in de bouwkunst
toegepast. Niet voor niets ziet men zoveel
eenvormigheid.
Massaverkoop maakt elk deel, elk huis van
zo’n bouwcomplex goedkoper volgens de
bekende economische formule, dat je bij
grote inkoop grote korting kunt bedingen
en dat je bij montagebouw routine kunt
inschakelen. Paul Laugs: „Natuurlijk is
dat een nuchter argument, waar je bij de
bouw rekening mee hebt te houden. Het
heeft geen zin huizen te ontwerpen die veel
duurder en dus onverkoopbaar zijn. Daar
doen we wat aan. Natuurlijk. Vroeger was
hout goedkoop. Er stonden volop bossen
en wouden naast de (nog te maken) deur.
Waarom denk je dat je zoveel eikenhouten
huizen en meubelen in Engeland vindt.
Omdat heel Engeland vol stond met eiken-
bossen. Maar hout is zeldzamer en duur
der geworden. Overigens: vroeger gingen
de mensen zuiniger om met dat hout. Nu
zagen we bomen recht af in planken en
balken. De rest gaat weg. Vroeger mikten
ze het zo uit” hij wijst op een oud stuk zi
gebint, waar we voor staan „dat ze een
wigvormig stuk konden aanpassen aan de
achterkant van een ander stuk wigvorm.
Takken en leem vonden ze ook vlak bij. In
de leeftijd van de vak werkhuizen kun je de
vermindering van de grondstofvoorraad
aflezen. Waren de vakken in de midde
leeuwse huizen 40 a 50 cm hoog, rond 1900
toen het einde van de vakwerkbouw zich
aankondigde, was dat 1,20 meter. En het
gebruikte hout werd duurder. Maar goed,
om terug te komen, op de verkoopbaar-
heid van de vakwerkhuizen nu. Je weet dat
er veel vraag naar is. Veel Hollanders
redden hier de overblijfselen van oude
huizen door ze tegen een stevige prijs op te
kopen en ze te laten restaureren. Of dat
altijd wel vakkundig gebeurt is weer een
ander hoofdstuk. Om de prijs betaalbaars
te houden moet je ver vooruit kijken. Je
hebt met hout te maken, dat uitgewerkt
moet zijn. Hout moet minstens anderhalf
jaar drogen. Je moet ook specifiek hout
hebben. Dus zorgen wij zelf voor de hout-
inkoop. Aangezien je als architect van dit
type huizen veel meer bij de aannemers
moet controleren dan bij normaalbouw
hebben we zelf ons eigen aannemersbe-
drijf gesticht. Dat scheelt weer een tussen
fase. Verder is het zo, dat je de delen van
het skelet vantevoren helemaal in elkaar
kunt zetten. Dat kan binnen gebeuren.
Dan heb je geen tijdverlies door slecht
weer.”
Met die laatste vraag worstelen ook de
twee Limburgse broers Laugs, Paul en
Boudewijn, wanneer ze bezig zijn met hun
ideale werk: het bouwen van de traditio-
neel-Limburgse vakwerkhuizen. Als zonen
van de dichter Paul Hammond (pseudo
niem) en het echte Limburg zitten hun
wortels van het bestaan wat dichter bij de
oorsprong. Ze mijden de moderne tech-
■iniek echter niet om hun doel te bereiken.
„Waarom zul je uren, dagen, weken bal
ken met de hand uit een boom zagen, als je
I dat snel met een electrische cirkelzaag
kan?. Het gaat er maar om, dat je zuivere
natuurprodukten gebruikt bij de bouw.
Als je zo een huis bouwt weet je eigenlijk
al, dat de bewoners daarin gezonder zullen
leven dan in een betonnen skelet. De aarde
heeft een band via straling of hoe je dat
ook noemen wilt met de wezens, die op
en van die aarde leven. Bij de bouw van
l. vroeger belette niets om die straling ten
goede of ten kwade te laten doordringen in
- het woonhuis. De vloer was van leem, het
fundament van buiten geraapte keien. Te-
genwoordig moet er een kruipruimte zijn
“■ónder het huis. Dat is voorgeschreven. Dat
moet je accepteren. Maar zo’n betonnen
fundering sluit wel de straling af, de band
met de aarde. En ik weet wel dat dan direct
de opmerking komt: zo sluit je dan ook de
„kwade” stralen buiten. Maar de te sterke
straling kun je vinden, kun je traceren. Op
zo’n plaats moet je dan niet bouwen. Met
dat soort zaken houden planologen zich
niet bezig. Er worden vakken aangekruist
waar woonwijken komen. De Eindhovense
professor Schmidt heeft daarover eens
X een onderzoek gedaan in een woonwijk in
Y Groningen. Met de wichelroede wees hij
aan waar de straling van invloed was. Die
liep parallel aan de grootte van het aantal
.medische klachten”. Paul en Boudewijn
Laugs beoefenen de biologische architec
tuur. Dat kunnen zij doen in een ideale
omgeving, in de plooien van het natuurlij
ke Limburg, in een prima brok kosmos.
Paul is afgestudeerd aan de TH in Delft.
Boudewijn is bijna klaar met zijn studie
aan de Limburgse Akademie voor Bouw
kunst in Maastricht. Zijn mentor is Danke,
die onder andere een huis heeft ontworpen
voor een professor in Aken, die in een
zuiver biologisch huis wil wonen. Een huis,
waarin om iets te noemen, geen troffelpun-
tje specie is te vinden.
kunnen hersteld worden. Als architect kun
je je eigen ik toevoegen aan wat uit het
verleden komt. Zo komen mensen en ma
terialen tot een soort samenspel. Oud en
nieuw. Je vindt het terug in het vakwerk
huis, dat de Laugsen bouwen in Trintelen,
een vlek in de buurt van Voerendaal. Toen
wij er kwamen stond het eikenhout-skelet
net overeind (Boudewijn spreekt liever
van houtskeletbouw dan van vakwérk-
bouw, omdat aan dat laatste vaak de voor
stelling van scheefgezakte huisjes verbon
den is). Een schitterend gezicht, de lijnen
van het hout te zien afsteken tegen de
blauwe lucht en het groene struweel er
vlak omheen. Als je dat ziet kom je direct
op het tweede begrip vakwerk. Er zijn
weinig timmerlieden meer, die dit soort
houtbouw en houtbewerking aan kunnen.
Timmerlieden van nu zijn opgegroeid met
'de machine. Ze weten niet anders of hout
moet recht zijn. Een kromming in het hout
is een gruwel. Vandaar ook dat de Laug
sen zelf steeds te vinden zijn op de bouw
plaats en zelf de constructie stellen. Er zijn
weinig architecten, die zo intensief met
hun werk bezig zijn, met eigen handen.
Dat huis in Trintelen bestaat uit oud en
nieuw eikenhout. Het oude gebint komt uit
een afgebroken vakwerkhuis in Camerich.
Het nieuwe wordt oncjler de ogen van de
broers Laugs gezaagd in lijnen die aange
past zijn aan de oude stijl. Paul: „we
maken geen openluchtmuseumhuizen. We
kijken terug op de oude bouwmethoden
vanuit onze moderne opleiding. Het wor
den goed bewoonbare huizen, die opge
trokken zijn uit materialen van de streek.
Zo staat, zo groeit een huis ook op een plek
waar het thuis hoort.”
Nu is zo’n opvatting natuurlijk prachtig,
maar hoe is het met de letterlijke verkoop-
Wanneer je een mooi plekje ontdekt
hebt kun je dat ofwel voor jezelf houden
of denken er ook een ander een plezier
mee te doen door het hem mee te delen.
Problematisch wordt het als grote groe
pen er heen trekken. Dan verdwijnt het
eigene, het intieme van zo’n plekje. Dan
slaat de commercie toe en wordt er
prompt een aanslag gepleegd op de oor
spronkelijkheid van landschap en cul
tuur. Als je boekjes in de serie „Karakte
ristiek” (uitg. Van Kampen) leest dan
bekruipt je het gevoel: als iedere lezer nu
die routes opgaat dan wordt het een
drukte van jewelste. En dan kun je dat
karakteristieke wel vergeten. Die ge
dachte dringt zich met name op, als je in
het boekje „Zuid-Limburg” het hoofd
stukje „Het mergelland” bekijkt. De
mergelland-route is er een goed voor
beeld van. Steeds meer toeristen bevol
ken de door de ANWB uitgezette route.
i|®
If
iet
13,
>- r Ég..