Een dochter op zoek naar haar vader l te M I ■WH Ifi 1 I hi door John Oomkes Tegenstellingen voedingsbodem voor nieuwe ontwikkelingen Ontnuchterend Haast vijandig Zenuwcentrum ,,Een onfatsoenlijk afscheid” van Helen Knoppen lil, «l! |Kg n New York heeft een magische klank voor al diegenen die geïnteresseerd zijn in de wereld der schone kunsten. Voor de echte „cultuurfreaks” heeft de stad een aantrekkingskracht die sterker is dan die van Londen, Berlijn, Rome of Parijs. Anders dan met de metropolen van de oude wereld het geval is, maakt New York voortdurend de indruk te zinderen van spanning, angst en creatieve drift, die schijnt voort te komen uit de wrijvingen van armoede en weelde en een kaleidoscopische verzameling van allerlei culturele en etnische minderheden, die de stad herbergt. Ondanks de veelheid aan gegevens die de zo diverse cultuur er oplevert, ademt elk cultureel produkt de grote stad in optima forma. New York, en zeker Manhattan, het zakelijke en culturele zenuwcentrum van deze toegangs poort tot de Verenigde Staten, is de stad van Leonard Bernstein, het Guggenheim Museum, Black Harlem, Broadway en the Westside Story, maar daarnaast zijn er ook andere tekenen dat wat er daar gebeurt toonaangevend blijft voor bijvoor beeld de ontwikkelingen in ballet en muziek. 34vA 1» Jfc. J Jp W*'** New York bakermat van n culturele activiteiten d 11 Oriënteren is op het eerste gezicht moei- WIM VOGEL i i. o o 3 kleine tot zeer kleine hoofdstukjes die op hun beurt zijn opgebouwd uit fragmen- ten die wisselend in het verleden en in het heden spelen. haar vader herinnerde, heeft ze emotio neel geïnvesteerd in Auke. Haar bezoek, dertig jaar later, wordt wat dat betreft echter een grote teleurstelling. Auke lijkt helemaal niet op haar vader, vertoont niets meer van de vrijheidsideeën van vroeger maar is daarentegen volledig in- gekapseld in de schijnbare harmonie en rust van het gelukkige gezinsleventje. Blijft de vader over. De enige die hem in Duitsland gezien heeft, Knollenburg, is verworden tot een zielige dronkelap die nauwelijks relevante informatie kan geven. Er zit voor haar dus niets anders op om nogmaals op reis te gaan, nu naar Oost-Duitsland, naar het plaatsje Büt zow waar haar vader omgekomen is. In dit derde deel van het boek levert ze haar beste pagina’s. Navrante beschrijvingen van de op het eerste gezicht zo landelijke en schilderachtige Oostduitse sfeer. Als ze daar eenmaal doorheen kijkt, weet ze dat de vrijheid waar ze in wezen op zoek naar is, zeker niet de Oostduitse interpre tatie daarvan is. Een zakje aarde dat ze van Bützow naar huis meeneemt, verstrooit ze op de hei, vlak bij het vroegere ouderlijke huis in Bussum. Haar vader, tot stof verwor den, is weer thuis: een symboliek die binnen dit boek net niet storend is. Mette kan nu eindelijk iets gaan doen met haar weer met een dubbelalbum voor de dag weet te komen waarop aanstormende ta lenten zich zullen manifesteren met frisse New Wave-rock. Twee opnamen trekken bijzonder de aandacht: The Cryers en The Rudies. Namen die me niets zeggen, maar muziek die me des te meer doet. eigen leven, nu ze er in geslaagd is haar verleden in ieder geval kloppend te maken. De waarde van dit soort ego-documen- ten is natuurlijk altijd relatief Voor de auteur moge het boek een pak van het hart zijn, kan. het zelfs therapeutische waarde hebben, als lezer word je voort durend voor de vraag gesteld wat jij eigenlijk met die heel persoonlijke ge schiedenis te maken hebt. Doorslagge vend is in zo’n geval de mate waarin de auteur er in slaagt dat persoonlijke een bredere, algemeen-menselijke basis te geven waardoor ook anderen zich aange sproken kunnen voelen. Helen Knopper is daarin redelijk ge slaagd. Een onfatsoenlijk afscheid kreeg van haar als motto mee: „Freedom is expensive, but the price is not impossi ble”, een citaat uit Tales of Power van Carlos Castaneda. Slachtoffer van haar tijd en van haar emoties, slaagde Mette erin zichzelf te blijven. Niet door het wezenlijke voor haar op ’n wat al te gemaaklijke wijze weg te relativeren, maar juist door dat wezenlijke alle kan sen te bieden. De vrijheid die ze daardoor verkrijgt, zal haar meer rust geven dan welk gerelativeer ook wijl je dacht daar meer moeite mee te zullen hebben. Die eerste morgen in New York. Het is alsof je voor het eerst na een ziekte even de straat op mag, een blokje lopen. Het gaat allemaal onwennig, wat onzeker en het lijkt alsof je in een verhoog de staat van paraatheid alles in je op neemt. Voor het eerst loskomen van de veiligheid en de gerieven van het voortref felijk hotel. Eigenlijk doe je het met tegen zin: Manhattan is het jachtgebied van Ko- jak ,en het gevaar ademt je in je gezicht als je eenmaal door de draaideur bent. Street en de Koopmansbeurs al zo’n 600 dollar per vierkante voet (dat is circa 15 mille per vierkante meter!) waard. Dat is dan ook de reden waarom men het in de hoogte zoekt. Toch blijkt het bij nader inzien dóódsim pel om je weg te vinden. Fifth Avenue loopt in de lengterichting van het eiland van noord naar zuid en verdeelt het in twee vrijwel gelijke delen. Alle straten staan haaks op deze as en zijn genum merd, opklimmend in getal naarmate je noordelijker komt. Voor de straat”naam” staat de aanduiding East of West al naar gelang je je ten oosten, dan wel ten westen van Fifth Avenue bevindt. Niet alleen is het eenvoudig om je in deze haast mathe matisch opgezette stad te verplaatsen, maar je weet bovendien welke kant je oploopt. Al het verkeer verplaatst zich bovendien in een richting, ook op de ave nues, waar vier, vijf verkeersstromen zich gelijktijdig in beweging zetten. Naarmate de nummering van de straten lager wordt of zelfs overgaat in ’’normale” benamingen, doet Manhattan chaotischer aan. Het winkelpersoneel is in de goedko pere warenhuizen dikwijls zwart. Het oogt er soms merkwaardig ouderwets. Niet zel den zie je over de lengte van een hele etage een ijs- en koffiebar. Alleen de afmetingen tellen in dit land, denk je dan. Een in de hoek opgestelde snackbar, waar honder den voorgebakken kippeboutjes opgetast liggen, noodt evenmin tot consumptie. Na de weelde van Fifth Avenue en 42nd Street (de Kalverstraat van New York) overvalt die lauwe triestheid van de mindere buur ten je bijna. Hoe is het in Godsnaam moge lijk, dat hier nog wat creatiefs vandaan komt, vraag je je vertwijfeld af. Dan weet je het opeens, zonder het te begrijpen: Het botsen van werelden, milieus en etnische verschillen geeft New York zijn verschei denheid. De werkelijkheid is zo denk ik ’s avonds meermalen op mijn hotelkamer, terwijl ik vol afschuw, maar toch ook weer gefasci neerd kennis neem van het tv-medium in Amerika, net zo verwarrend en impone rend als de romantische verdichting. Ook hier is de werkelijkheid lichtelijk ontnuchterend voor iemand die alleen maar op de gekleurde informatie in Neder landse weekbladen zou afgaan. Het is een donkergeschilderde pijpela met rechts een •net me <en rui tte., .ste ste >0,- Dan echter lijkt het er na een paar dagen op alsof je met beter weet dan telkens opnieuw je weg te zoeken in het zelfs overdag haast vijandige New York. Je hebt je haast vanzelf leren aanpassen, ter- Vreemd eigenlijk, Manhattan is enkele malen groter dan een stad als Haarlem, maar in totaal misschien een achtste of een tiende van heel New York. Toch bevindt zich er het zenuwcentrum van een hele natie. De grote televisiemaatschappijen hebben er hun hoofdkwartier en zenden zelfs buurtnieuws ’’coast to coast” uit. Elke firma van enige importantie heeft er zijn burelen gehuisvest. Het is dringen gebla zen, de grond is in het district rond Wall aat un- irt.: nk. aie Ide afel et.: ler- irijs lar- Het eerste deel Scheveningen begint met het vertrek van moeder en de negen jarige dochter Mette van Bussum naar het Oranjehotel. Het eindigt met het af scheid nemen. Daartussen lezen we het vaak emotionele, soms neurotische ver slag van Mette hoe haar leven in elkaar zit. Over haar teleurstellingen in de liefde, over het universele verdriet als haar vader niet meer terugkeert, haar broer sterft en als haar hond die zestien jaar van haar is geweest, dood gaat van ouderdom. Eigenlijk geeft niemand veel om haar, zeker haar moeder niet; reden genoeg om Mette met een grote dosis wantrouwen jegens iedereen te vervul len. Reden genoeg ook om op zoek te gaan naar de twee mensen bij wie ze zich in het verleden in ieder geval gelukkig gevoeld heeft. Ze reist naar Friesland, en dat in het tweede deel, naar Woudsend, waar ze in het laatste oorlogsjaar als ondervoed stadskind werd ondergebracht en waar ze zwaar verliefd is geworden op de frisse boerenzoon Auke die illigale klus jes opknapte. Veel van wat ze zich van In de kledingzaak veroorzaakt mijn komst een lichte paniek op de herenkle- dingafdeling. Welke vent kent per slot van rekening zijn eigen boordmaat niet? Een Nederlander die met de Amerikaanse ma ten niet uit de voeten kan bijvoorbeeld. De halve afdeling wijdt zich aan het knellende probleem. Giechelend halen jonge ver koopsters allerlei kastjes overhoop op zoek naar de kennelijk sinds jaar en dag niet meer gebruikte ’’centimeter”. Zo heeft het kopen van kleren toch nog zijn komi sche kanten. lijker dan waar dan ook. Wolkenkrabbers, honderden identieke vierkante meters van baksteen en beton. Linksaf of juist rechts? Toch was er behalve de koortsachtige nieuwsgierigheid om Manhattan te ver kennen en de verschillen te registreren tussen de werkelijkheid en datgene wat je weet te registreren, nog een andere reden om door te zetten: het kopen van_kleding. Ondergoed, sokken, T-shirts, overhemden, noem maar op. Door eenfout van de luchtvaartmaatschappij staat mijn koffer nog steeds in Engeland als ik allang in New York rondloop. Bovendien is het uiterst onzeker wanneer hij arriveert. Op de hoek van de straat koop ik een krant, een plattegrond van Manhattan en de Village Voice, het weekblad waar alles over Manhattan instaat. De krantenverko per wijst op de slordig over mijn schouder bungelende camera. „Als ik U was, zou ik hem maar onder mijn jek dragen.” Hij heeft gelijk; ik had al tientallen mensen verbaasd naar het voorwerp van zoveel waaghalzerig gedrag zien kijken. Hij buigt voorover en zegt zachtjes: „Buitenlander zeker? Je kunt hier niet voorzichtig genoeg zijn, meneer. De (heroïne)gebruikers en iedereen die verrekt van de honger, jat alles hier wat los of vast zit.” Ik bedank hem voor zijn vriendelijke raad en volg hem op. De koffie in de koffieshop, waar een immense cola-automaat een overheersen de plaats inneemt, smaakt inderdaad naar afwaswater, net zoals ik gedacht had, maar de reactie op het bocht is voldoende om met nieuwe ijver een krijgsplan op te stellen. Allé, eerst dient er gekocht te wor den, en dan pas er op uitgetrokken. Uit advertenties in de krant en de plattegrond maak ik op dat de grote warenhuizen en winkelconcentraties te vinden zijn langs Fifth Avenue, 42nd Street en 14th Street. De huisvrouwen in mijn directe nabijheid bevestigen dat. lange bar, achterin een schuingebouwd podium, lichtreclame voor duistere biermerken als versiering en centraal op- name-apparatuur die de waarde van het illustere etablissement verre te boven lijkt te gaan. Niettemin wordt er met veel inzet gewerkt, zowel ’s avonds door de groepen (ik zag er Tuff Darts) als door de op een hongerloontje werkende technici, die wer kelijk overtuigd zijn met iets nieuws te werken. De baas van het spul, Hilly Kris tal, heeft voordat hij door de brandweerin- spectie onderbroken wordt wel even tijd. Hij is tegen de veertig en maakt een lichte lijk overwerkte indruk. Verbaasd hoort hij toe als ik vertel hoe zeer Newyorkse ar tiesten in Nederland gewaardeerd worden. Daarna krijg ik toestemming om naar de banden van het tweede deel van Live at CBGB’s te horen. Er is spoed bij, de inter nationale muziekwereld verwacht dat hij Helen Knopper staat op haar roman Een onfatsoenlijk afscheid tweemaal af gedrukt. Voorop in 1943, met haar vader, op een terras van de uitspanning Oud- Valkeveen. Achterop, alleen, in 1977: niet een echt lelijk gezicht, donker, kort ge knipt haar, ogen die je verwachtingsvol aankijken, een mond die vooral angst uitstraalt. Tussen die twee foto’s heeft zij het verhaal geschreven van haar alter ego Nette, een vrouw dié door middel van een jarenlange emotionele speurtocht op zoek is naar haar vader. Deze is in 1944 in Bussum door de Duitsters wegens illigale daden opgepakt, naar Duitsland gevoerd en daar in april ’45 overleden. Zijn doch ter Mette heeft dat plotselinge afscheid nooit geaccepteerd, vooral omdat ze ei genlijk nooit goed -afscheid van hem heeft kunnen nemen: „Want de laatste keer dat ik hem zag was in Scheveningen (in het Oranjehotel. W.V.) en toen ben ik me rot geschrokken, dat je dat ook geen fatsoenlijk afscheid kunt noemen”. Haar boek is derhalve heel goed te beschou wen als een poging met dat afscheid, met het verleden, met haar vader en daar door met zichzelf in het reine te komen. Om die poging enigszins te structure ren heeft zij haar boek in drieën ver deeld. Ieder deel is weer opgesplitst in In West-Europa, vooral in Nederland en in Engeland, is de belangstelling voor wat er zich in deze wereldstad afspeelt bijzon der groot, gezien de vele goedkope aan biedingen voor retourvluchten naar de Nieuwe Wereld. Freddie Laker, een slim me Engelse charteragent, wist dankzij wat handige trucks, er zelfs de wereldpers mee te halen. Haast ondergrondse uitingen aan het jazz- en rockfront halen in ons land zelfs veelvuldig de landelijke en regionale pers. Er wordt driftig geëtiketteerd met nieuwe stempels om de muziek maar te kunnen plaatsen, in hokjes te kunnen stop pen. In de achterbuurten van Manhattan putten jazzmusici als Stanley Crouch, Olu Daru en David Marray zich onder abomi nabele omstandigheden uit, zonder dat ze een regel aandacht krijgen in de lokale pers, maar in Nederland komen honder den jazzfans op deze vertegenwoordigers van de loft-scene af, als had men te doen met de Parkers en de Coltranes van de jaren zeventig. In de pers wordt hier haast sentimenteel-romantisch melding ge maakt van de moeilijke omstandigheden waaronder deze musici moeten werken. Ze huren zelf etages, appartementen, kelders, kortom ’’lofts” af, om maar aan de bak te kunnen komen. De werkelijkheid is an ders. Vooral in de ’’lower east side” in Manhattan lijkt het alsof je niet alleen de efficiënte nummering van de straten ach ter je hebt gelaten, maar ook de ongezonde weelde van de Amerikaanse samenleving hebt verruild tegen de ongezonde armoede van de keerzijde van al die welvaart. Zo rond Delancey Street is het een grote gribus. Zwervers, mensen zonder dak bo ven hun hoofd, staan met vodden bij de Verkeerslichten te wachten,totdat zij in ruil voor 25 dollarcenten de motorkap even mogen opwrijven. Maar iedereen die verstandig is sluit de ramen en de deuren van zijn wagen electronisch en hermetisch af, bang toch op een of andere manier gerold te worden. Het is een buurt waar je zeer op je qui vive moet zijn, wil je er ongeschonden doorkomen. Jonge, donke re hoertjes werpen zich om de acht meter om je hals, en proberen van alles om je maar mee te tronen voor een voordelig vluggertje. Toch wordt er in de lofts, maar ook in de rockclubs op niveau gemusiceerd. In dat zelfde zuidelijke deel van Manhattan, op of niet ver van The Bowery (waarschijnlijk nog een oorspronkelijk Nederlands woord: de bouwerij. In de zeventiende eeuw was New York Nederlands bezit en heette het Nieuw Amsterdam, totdat de Engelsen het pikten en de Staten van Hol land het slim dachten in te ruilen voor Suriname) bevinden zich clubs als CBGB’s en Max’s Kansas City. Vooral CBGB’s (spreek uit Sie Bie Dzjie Biez) geniet een internationale bekendheid. Niet ver van zo’n twintig armzalige winkels waar twee dehands meubilair te koop staat, treden avond aan avond rockgroepen op die dankzij hun op de jaren vijftig teruggrij pende stijl en hun grootsteedse en tomelo ze energie en agressie internationaal op zijn zachtst gezegd opzien baren: Televisi on, Tuff Darts, Mink DeVille, Patti Smith, Richard Heil, enzovoort. 1 n

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1977 | | pagina 25