r
Kwaliteit
in Hegel-
onografie
Sinterklaas is geen Nederlands bezit
1
GEERT VAN OORSCHOT BRENGT IN TIEN DELEN BREED OVERZICHT
Geen poging tot
Robert I/ockley «et
aan tot denken in
Het Robbenmeisje
„schoolmeesteren”
os
door Hans van Straten
Grofmaterialistisch
Verschil in toon
Negatief oordeel
Clairette Petrucci
Afgevoerd
iem.
n
;nten
te
Geert van Oorschot doet het weer: een nieuwe serie-uitgave in dundruk.
Ditmaal zijn het de Brieven van Edgar du Perron (1899-1940), die gaan
verschijnen in tien delen van 500 600 pagina's. Een reusachtige uitgave, die
in omvang het verzameld werk van deze schrijver nog met drie delen overtreft.
Daarbij moet worden bedacht dat Du Perrons brieven aan Menno ter Braak niet
in deze editie worden opgenomen. Die staan immers al afgedrukt in de
Briefwisseling Ter Braak-Du Perron, die in vier delen is verschenen in de jaren
1962-’67. Niettemin bleven er nog genoeg brieven over, waarvan vele honderden
aan vrienden als H. Marsman, Jan Greshoff, Paul van Ostaijen, Carel Willink en
A. Roland Holst, om alleen dezen te noemen.
iiiiiiitiiiiiiiimiimiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiIIIIIIIIIIIIIIminlimniiiiihiiiiii
1
fÉL
Brieven van E. du Perron vormen
van dag tot dag
autobiografie
voor
n de
Herman
voor
(elijke
!1
Edgar du Perron: liever brieven van Multatulli
H.R.
Jimte
>gen-
gcel-
,/m2.
acht-
aan
izon-
etka-
alkon
arne-
(incl.
over
voor
open
•gebr
ichter
i zee,
ruime
ng, 2
sloten
Legenden zijn er volop rond Sin
terklaas. Vele kunstenaars hebben
de wonderbare daden van Nico-
laas met veel verve en vooral fan
tasie neergezet. Proeven daarvan
vindt men ook in dit kostelijke
Wat ik zelf het aardige vind in deel 1, dat
ik pas in proef nog eens helemaal heb
nagelezen, is het verschil in toon tussen de
brieven aan Roland Holst, Willink en Don
kersloot. Dat verschil was een verschil in
vertrouwelijkheid”.
Herman Verhaar zegt uitdrukkelijk dat
deze uitgave geen beeld geeft van de com
plete Du Perron: „Er zijn bijvoorbeeld
vrijwel geen brieven aan vrouwen terugge
vonden, of aan de familie. Ook zijn van
In de praktijk blijkt het ditmaal erg mee
te vallen: in de eerste twee delen is niets
gens, het zal de kinderen waar ook
ter wereld een zorg zijn. Tot 6
december in Nederland en 6 mei in
geschrapt, in deel 3 is één zin opgemerkt
die er waarschijnlijk uit moest. De brieven
worden door Gomperts en Van Galen Last
op dergelijke passages nagelezen. Het kan
voorkomen dat zij Alain du Perron ergens
op moeten wijzen. „Maar”, zo zegt Herman
Verhaar, „de normen zijn niet zo streng als
bij de Briefwisseling met Ter Braak.”
Bari geloven zij heilig in het be
staan van de Sint.
Voor vijfendertig gulden en negentig
cent kunt u zich een dikke paperback
aanschaffen bevattend drugliteratuur
van Coleridge tot Lennon. Het boek
heet De Hasjiesjclub, en wie niet nu al
begint te geeuwen, gaat dat na een paar
bladzijden doen. Hoe komt het toch dat
trips en aanverwante zaken voor ieder
een zo stomvervelend zijn behalve voor
degene die ze ondergaat? Zouden de
ervaringen onder invloed van drugs
dan toch niet zo universeel zijn? Ik ga
niet citeren uit dit boek: iedere wille
keurige pagina is voldoende om te gaan
twijfelen aan het nut van de vrijheid
van drukpers. Wat leuk is aan dit boek
zijn de korte biografische stukjes over
de bijna 40 auteurs van wie werk opge
nomen is. Die stukjes moesten ze nog
eens bundelen!
JEROEN KOOLBERGEN
F. Scott Fitzgerald en de hele reute-
meteut erom heen komt me zo langza
merhand de neus uit. Scott Fitzgerald
heeft één grote roman geschreven: The
Great Gatsby en verder enkele aanzet
ten daartoe, waar toch prachtige boe
ken bij zijn, benevens een aantal uitste
kende verhalen. The Pat Hobby Stories
horen daar naar mijn gevoel niet bij. Ze
zijn duidelijk autobiografisch (Scott’s
tijd in Hollywood als scenario-schrij-
ver) en in dat opzicht misschien wel
interessant. Voor het beeld dat ze van
Hollywood geven echter, kun je beter
terecht bij The day of the locust van
Nathanael West.
Een goed boek, even er tussendoor:
Het robbenmeisje van Ronald Lockley.
Hij is een bioloog die onder meer een
verhandeling schreef over het konijn,
waar Richard Adams zijn beroemde
Waterschapsheuvel op baseerde. Ik
kan het boek van Lockley niet na ver
tellen. Het gaat over de natuur, de on
mogelijkheid van de mens om zijn on
schuld terug te vinden en over de liefde,
kortom over tijdloze thema’s. Gesitu
eerd aan de woeste Ierse westkust, af
en toe een tikkeltje té romantisch, maar
het zet je aan het denken.
Bij de uitgeverij Het Wereldvenster
te Baam is een nieuwe monografie
verschenen in de Imago-reeks, die (vol
gens de achterflap) „de lezer op een
prettige en ontspannen manier in con
tact (wil) brengen met de ideeën en
daden van die mensen die onze cultuur
op positieve of negatieve wijze belang
rijk beïnvloed hebben.”
In mijn recensie van de Henry Miller-
monografie begin dit jaar wees ik er al
op dat er niets prettigs of ontspannends
was aan de wijze waarop we met de
heer Miller kennis maakten via de Ima-
go-reeks. Mijn grootste bezwaar gold
toen de manier waarop citaten uit het
werk van de schrijver verwerkt waren
in de tekst van de biograaf: veel te
lange citaten, cursief gezet, dwars over
al tussendoor, die de tekst van de mo
nografie tot een bijna onleesbare waar-
boel maakten.
De citaten zijn op een deugdelijker ma
nier in de tekst verwerkt (kort en op
zichzelf staand) en er staan leuke plaat
jes in het boek (zoals ook in het boek
over Miller). Bovendien is het uitste
kend verzorgd en bevat het een biblio
grafie en een namenregister. Gelukkig
maar dat wanneer er een echte denker
aan bod komt, deze reeks zich van haar
beste kant laat zien.
PER-
•uime
<am.,
older
EIN-
ach-
mej
t eet-
er en
ehele
jwd.
hem ook niet best afkomt, en ze daarom
liever niet afstaat.”
Iemand die ook brieven van Du Perron
heeft ontvangen, is een meneer Van Er-
mengem, een Belg die Du Perrons belang
rijkste boek, Het land van herkomst, in het
Frans heeft vertaald. Een vertaling die
overigens nooit in boekvorm is versche
nen. Deze brieven zijn niet zoek, maar de
man wil ze niet afstaan, „ook niet voor
geld”.
Een ander probleem waarvoor de redac
tie zich gesteld zag, is de vraag of „alles” in
de uitgave moest worden opgenomen.
Daarover waren de meningen in de redac
tie verdeeld. In het prospectus dat Van
Oorschot heeft rondgestuurd en dat voor
een reclamedrukwerk ongewoon openhar
tig is, schrijft Gomperts: „Is alle brieven
niet een beetje veel? Ongetwijfeld. Wie het
geheel wil lezen, van de eerste brief in het
eerste deel tot en met de laatste in het
laatste deel, is wel enige tijd bezig en
waarschijnlijk niet steeds maximaal ge
boeid”.
En Hij citeert de mening van Du Perron
zelf: „Zo is één dik deel brieven, twee
desnoods, soms een heerlijk bezit, maar
als het,er vijf of zes worden, vind ik het al
knap vervelend. Ik lees liever de goede
brieven van Multatuli driemaal over (en
verdiep ze dan), dan eindeloos door te
gaan in alles wat hij maar gepend heeft en
waarin hij zich twintigmaal herhaalt.”
Herman Verhaar zegt hierover: „Als je
van Du Perron houdt, is dit eigenlijk een
onverantwoorde uitgave, want dit was niet
zijn manier van omgaan met de literatuur.
Maar ik vind die brieven wel stuk voor
stuk zeer de moeite waard. Wij hebben wel
overwogen een selectie te maken uit het
geheel, maar wij zijn ervoor terugge
schrokken als een schoolmeester tussen
Du Perron en de lezer te gaan staan.
Daarbij komt het literair-historische be
lang: die tien delen vormen eigenlijk één
grote autobiografie in brieven. Je kunt van
dag tot dag volgen waar hij zat, wat hij
deed, waar hij naar toe ging, zelfs welke
boeken hij bestelde.
Om uit het probleem te komen, hebben
legen
srtuin
toilet,
uche,
rging.
Als ik hem opbel voor een interview, zegt
Geert van Oorschot: Dan kun je véél beter
praten met Herman Verhaar. Ik ben alleen
de uitgever, maar hij is de eindredacteur,
hij heeft de hele zaak in zijn hoofd, van de
eerste brief tot de vijfenveertighonderd-
ste”.
Inderdaad blijkt Geert niet nauwkeurig
van zijn nieuwe project op de hoogte, want
de uitgave gaat 3.361 brieven omvatten,
niet gerekend de epistels die intussen nog
aan het licht kunnen komen en die een
plaats zullen krijgen in een eventueel sup
plement.
Herman Verhaar, sinds vorig jaar me
deredacteur van het maandblad Tirade,
vertelt dat hij bij de redactie van de
Brieven betrokken is geraakt als assistent
van prof. H. A. Gomperts in Leiden. Te
vens maakten van die redactie deel uit Piet
Delen, Jaap Goedegebuure en J. H. W.
Veenstra.
Zes jaar geleden is de redactie voor het
eerst bijeen geweest. Men is onmiddellijk
begonnen met het verzamelen van het ma
teriaal. Voor een deel was dat al te vinden
in het Letterkundig Museum in Den Haag,
voor een ander deel moest het bij de ont
vangers worden opgevraagd.
Brengt deze publikatie nog nieuw licht
in bepaalde zaken? „Dat geloof ik niet. Of
het zou in kwesties van ondergeschikt be
lang moeten zijn, zoals de man met wie
Clairette Petrucci is getrouwd. In zijn eer
ste roman. Een Voorbereiding, heeft Du
Perron deze episode behandeld, en zijn
„medeminnaar” wordt daarin afgeschil
derd als een onaangenaam, grofmateria
listisch persoon. In werkelijkheid is Clai
rette gehuwd met een zeer ontwikkeld en
fijnzinnig man'
Een ander punt is het surrealisme. Er
wordt wel beweerd dat hij daar geen oog
voor had, maar dat is niet'juist. Uit de
brieven blijkt dat hij de surrealisten wel
degelijk kende. Je kunt het oneens zijn met
zijn oordeel, maar je kunt niet zeggen dat
hij er niets van wist.
„Maar wat mij vooral is opgevallen”, zo
besluit Herman Verhaar, „dat is de werk
kracht die uit dit alles blijkt. Als je ziet
hoeveel er soms op één bepaalde dag uit
zijn handen kwam, dat is gewoon verbijs
terend”.
Enkele brieven zijn opgenomen in de
scriptie van een werkgroep. Die scriptie is
terecht, maar de studenten die eraan heb
ben meegewerkt, ontkennen stuk voor
stuk dat zij ooit in het bezit zijn geweest
van de hele verzameling.
Maar hééft Bouws die brieven ooit mee
gegeven? Daar heeft Herman Verhaar zijn
twijfels over. Uit de Briefwisseling met
Ter Braak blijkt dat beide vrienden een
sterk negatief oordeel hadden over hun
redactiesecretaris. „Ik zou mij kunnen
voorstellen dat hij er in die brieven aan
Een groot schrijver is niet per se een
groot filosoof of’een waardevol filmcri
ticus. Eerlijk gezegd heb ik me stierlijk
verveeld met Het werk van de duivel,
een essay van James Baldwin over de
Amerikaanse film en haar invloed op
de zwarte bevolking. Baldwin is voor
mij een onsterfelijk auteur door ro
mans als Giovanni's kamer en Een an
der land. Het onderhavige werkje stop
pen we dus maar ver weg in de boeken
kast (het heeft niet eens een register op
de films die er in besproken worden!).
agen
inige
sen)
par-
oilet,
d en
rmet
lier.
wij een reeks van 200 aaneengesloten
brieven voorgelegd aan Gomperts en H.
van Galen Last. Zij moesten uitmaken
hoeveel hiervan eventueel gemist kon wor
den. Hun oordeel was: ongeveer twintig
percent. Dit vonden wij zo weinig, dat wij
besloten hebben dan inderdaad maar alles
af te drukken.
Wel had ik graag gezien dat er tegelijk
met de complete uitgave een bloemlezing
met de beste brieven zou zijn verschenen,
maar dat is financieel niet haalbaar. Mis
schien in de toekomst, maar het zal er toch
van afhangen hoe de grote uitgave loopt.
Oninteressant vond iedereen de brieven
van Henri Mayer, boekverkoper bij Nij-
hoff in Den Haag. Maar iemand die zich
voor Du Perron interesseert, kan hierin
toch nalezen welke boeken hij de moeite
waard vond en welke hij terugstuurde.
Zelf vind ik het geheel toch erg de moeite
waard. Ook als hij op één dag twee nage
noeg gelijke brieven stuurt aan Greshoff
en Ter Braak, dan is het nog van belang ze
te vergelijken. Ze zijn namelijk niet pre
cies hetzelfde!
Lang niet alle brieven die Du Perron in
zijn leven heeft geschreven, zijn achter
haald. Zo moet hij in het begin van de
jaren '20 zeker tachtig brieven hebben
geschreven aan zijn Brusselse vriendin
Clairette Petrucci, maar daarvan zijn er
bij deze inmiddels bejaard geworden da
me slechts twee teruggevonden en die da
teren dan nog van later tijd.
Du Perron is erg verliefd geweest op
deze Clairette en het was een zware schok
voor hem toen zij niet met hem wilde
trouwen. De betekenis van deze ongelukki
ge ervaring voor Du Perrons ontwikkeling
is volgens Herman Verhaar tot dusver
onderschat.
Ook de brieven aan Slauerhoff, Bloem,
Malraux en Pascal Pia zijn niet bewaard
gebleven. Voorts heeft Du Perron een
groot aantal brieven geschreven aan
Everard Bouws, die redactiesecretaris is
geweest van het tijdschrift Forum (1932-
’35), maar die hele collectie is op onduide
lijke wijze zoek geraakt. Bouws zegt dat
hij ze aan een student heeft uitgeleend en
nooit teruggekregen. Wie die student was,
weet hij niet meer.
Maar, lezend in het boekje „Sint
Nicolaas, leven en legende” van
Martin Ebon en Marijke van Raep-
horst (uitg. Heureka, prijs
18,50), kom je wel tot andere
gedachten. In feite hebben de Tur
ken, Italianen, Russen of Amerika
nen meer recht op de man met de
tabberd dan wij. Wil men de over
blijfselen van Sint Nicolaas vere
ren dan moet men naar de Grieks-
orthodoxe kerk van Sint Nicolaas
in Flushing, even buiten New
York. Daar liggen delen van de
schedel van de heilige, zijn gewa
den en een doosje met myrrhe.
Daar hebben de relikwieën nu rust
gevonden na heel wat omzwervin
gen. Want de Nicolaas-cultus liep
boekje, dat allerlei aardige wetens
waardigheden rond de myste
rieuze bisschop verhaalt. Overi-
Franz Wiedmann: Hegel, Het Wereldven
ster, Baam, 1976, ƒ19,50; James Baldwin:
Het werk van de duivel, De Bezige Bij, Am
sterdam, 1977, 1975; prima vertaling van
Peter H. van Lieshout. Ronald Lockley: Het
robbenmeisje, Meulenhoff, Amsterdam,
1977, 22,50; uitstekend vertaald door Robert
Warmenhoven. F. Scott Fitzgerald: Pat Hob
by, Aan lager wal in Hollywood, Bert Bak
ker, Amsterdam, 1977, 17,50. Peter Haining,
red., De Hasjiesjclub, Drugliteratuur van Co
leridge tot Lennon, P N. van Kampen en
Zoon/Standaard Uitgeverij, Antwerpen,
1977, ƒ35,90.
sommige correspondenties de eerste
brieven verloren gegaan. „Blijkbaar zijn
de mensen zijn brieven pas gaan bewaren
toen hij wat bekender werd als schrijver”.
Ook de brieven aan zijn tweede vrouw,
Elisabeth du Perron-de Roos, zijn niet op
genomen.
Vraag aan Herman Verhaar: Verschei
dene critici hebben het hinderlijk gevon
den dat er in de Briefwisseling met Ter
Braak zoveel geknipt is. Juist als er een
boekje over iemand werd opengedaan,
verscheen er een noot met de mededeling:
zoveel woorden (of zinnen) weggelaten.
Heeft de redactie van de Brieven met deze
kritiek rekening gehouden?
„Niet met de kritiek. Wel is het punt
natuurlijk ter sprake geweest in de redac
tie. De erven Du Perron, dat is dus in de
eerste plaats de zoon, mr. Alain du Perron,
heeft het recht behouden alle brieven te
lezen voor ze naar de zetterij gaan. Dat is
de formele kant. En de morele kant: de
redactie is van mening dat je niet per se
alles vrij moet geven. Het is onaanvaard
baar dat er dingen over iemands persoon
lijke leven worden onthuld als die persoon
nog leeft”.
Mijn kritiek veroorzaakte grote op
winding bij de Bloemendaalse lezer die
mij wees op alle andere delen van de
serie die volgens hem zeer de moeite
waard waren. Ik had daarom de Miller-
monografie niet mogen bekritiseren.
Nu is dat natuurlijk geen argumentatie:
als ik ’n kilo appels koop die overheer
lijk zijn, maar er zit één rotte tussen,
dan vind ik die rotte appel toch niet
plotseling smakelijk omdat de rest zo
lekker is? Hoe dan ook, het boek van
Franz Wiedmann over Hegel dat nu
voor ons ligt, is heel wat geslaagder
uitgevallen dan de Miller-m onografie.
In Nederland hebben wij nogal
eens de gewoonte veel naar ons toe
te trekken. Neem nou Sinterklaas.
Een typische Nederlandse figuur.
Daar moet verder iedereen eigen
lijk afblijven. De kerstman, Santa
Claus in Amerika, wordt hier
slechts beschouwd als een futloze
nabootsing van onze Sinterklaas.
Goed, men heeft wel eens gehoord,
dat de goedheiligman in het Turk
se Myra is geboren, maar dat was
louter een formaliteit. En wat
Spanje met Sint Nicolaas te ma
ken heeft is in stilte een
raadsel voor iedereen. Sinterklaas
hoort gewoon in Nederland thuis.
in grote lijnen van Myra naar Kiev
(er zijn heel wat Russen die Nico
laas heten en er zijn heel wat Nico-
laas-ikonen vervaardigd), van
Kiev naar Bari (waar het lichaam
van de Sint werd heengebracht en
begraven) en van Bari naar New
York (waarheen de relikwieën ver
huisden, toen de Italianen in 1972
een vriendelijk gebaar naar de VS
wilden maken).
Paus Paulus waagde het in 1970
aan te kondigen, dat met een hele
rits andere al of niet schijn-heili-
gen, Sint Nicolaas (patroon van
o.a. zeevarenden, reizigers, hulp
behoevenden en naar kinderen
verlangende lieden) zou worden
afgevoerd van de officiële lijst van
heiligen der roomskatholieke
kerk. Een slag voor dè vereerders
van Sint Nicolaas, die toch waar
lijk zoveel wonderen had verricht
en daarbij zover ging, dat hij in
stukken gehakte lichamen weer
aaneensmeedde. De Sint Nicolaas-
expert van de orde der Dominica
nen, pater Damiano Bova, ver
richtte zelfs een onderzoek om te
bewijzen, dat de heilige Nicolaas
recht heeft op algemene verering
en waarachtig wonderen tot stand
heeft gebracht. Hij hoopt dat het
Vaticaan de Sint weer opneemt in
de heiligenlijst.
llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllimilllllllllllllll^
Verhaar teruggeschrokken
selectie
•Ut*
.«•S
■ir Bij de geboorte van Sint Nico
laas in Patara (Turkije) beweerde
men dat het direct al duidelijk
was dat het hier een bijzonder
kind betrof, omdat het onmiddel
lijk rechtop in zijn badje kon
staan. De afbeelding van dit kos
telijke gebeuren komt uit de Stu
dio van Luca Signorelli. Zij hangt
in het High Museum van Atlanta.
Een uniek schilderij van Bartholo
meus Zeitblom: Sint Nicolaas met
de drie gouden ballen, het sym
bool van zijn goede werken. Het
slaat op de legende, waarin Nico
laas met drie zakjes gouden mun
ten de drie meisjes aan een bruids
schat helpt.