Schreien, of feestvieren? r Ji n Wachten op God en op betere tijden Hf Boeddha door Th. J. Koeckhoven Wachten op God I JUBILEUM GEREFORMEERDE GEMEENTEN door Wim Henk Bakker Oudgereformeerd Humor Geen reïncarnatie i I DE BRUILOFT IN KANA Boeddhabeeld op Ceylon I Slechts één leven is veel te kort om volwassen te worden. Een mens heeft niet genoeg aan één leven om zichzelf te worden, althans dat geldt voor de meesten. van ons. Het zou daarom niet gek zijn de onvolmaaktheden en mislukkingen van de eerste keer aan te vullen of goed te maken in een tweede of derde leven. Er zijn echter een paar praktische moeilijkheden. De mens is niet splijtbaar in onderde len, waarvan één deel na het sloopproces van de dood weer kan worden samengevoegd met de stof van een ander lichaam. Maar als dit door velen zo vurig gewenste montagespelletje nu eens werkelijkheid was, waar zijn dan de ervaringen en de herinneringen van het vorige leven gebleven? Helemaal nergens, tenzij bij de uiterst schaarse ogenblikken in een mensenleven ergens al eerder geweest te zijn of iets al eerder te hebben gezien, en dan niet in dit leven. En toch geloven miljoenen mensen in zoiets als een zielsverhuizing of reïncar natie. Daar waren nu zes stenen kruiken, elk van twee of drie maten inhoud, die er voor de joodse reiniging waren ge plaatst. Jezus zei hun: vult de kruiken met water. Ze vulden ze tot boven toe (Johannes 2 6 en 7). be on Er Er Jo Gi „E dii zc Ei i' 1 Eén leven is al I mooi genoeg t I I I1 X t i De reïncarnatie is een ondertoon van een reeks oud-indische sagen die bijeen is ge bracht onder de titel Aan de bron van de Ganges. Dan Lindholm heeft een paar aardige verhalen verzameld en deze zijn nu terechtgekomen in dit fraai uitgegeven boek, waarin ook de illustraties van Wal- In oktober 1907 verenigden zich de Gemeenten onder het kruis met de ge meenten die door ds. Ledeboer (1808- 1863) waren geïnstitueerd. Dit kerkge nootschap bestaat nu zeventig jaar. Maar we moeten al weer spreken van twee genootschappen, want in 1953 werden ook deze Gereformeerde Gemeenten ge troffen door een afscheiding, zo bestaan dan nu de Gereformeerde gemeenten sy nodaal, de grootste en de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, kleinste groe pering. Beide achten zich de wettige voortzetting van de vereniging van 1907, waarin in de beginjaren met name ds. Kersten een zeer belangrijke rol ver vulde. De geschiedenis van deze kerken voor 1907 is te gecompliceerd om in kort be stek te kunnen worden weergegeven. Wie er meer over wil weten leze de voortreffe lijke studie die Ledeboerianen en Kruis- gezinden, geschreven door drs. H. A. Hofman, uitgave De Banier, Utrecht en het boekje Alleen uit Hem en door Hem, overwegingen van diverse auteurs bij het zeventigjarig bestaan van de Gerefor meerde Gemeenten, uitgave Hoekman in Goes. ther Roggekamp de mythische sfeer van het verre oosten ondersteunen. Uitgever is Christofoor te Rotterdam en de prijs be draagt 17,50. Het is duidelijk dat Christofoor deze sagenbundel niet vrijblijvend op de markt heeft gebracht. Men kan enerzijds vermoe den dat hij commercieel inhaakt op de aandacht voor oosterse denk- en levens wijzen als modeverschijnsel. Handelsgeest is tenslotte onontbeerlijk voor een uitge- Wat hiervan ook zij, ds. Laurens Boone (een Ledeboeriaan) ging met zijn volge lingen niet mee in 1907. Deze groepering heet nu de Oudgereformeerde gemeen ten in Nederland. Binnen de gerefor meerde gezindte hebben we op het ogen blik dus, afgezien van enige zelfstandige gemeenten, de bond in de Hervormde kerk plus enkele zelfstandige dominees en een groep in de Christelijk Gerefor meerde Kerken te maken met drie ge nootschappen, die de orthodoxe waar heid hooghouden, namelijk de Gerefor meerde Gemeenten synodaal, de Gere formeerde Gemeenten in Nederland en Ja maar, zo stelt de heer Dankers, jullie /zijn zo gauw geneigd je zelf op de borst te slaan, en een ander over het hoofd te zien. Zeer zeker zou dit gebeuren als het de Oudgereformeerde gemeenten betrof, die toch evengoed in kerkhistorisch op zicht zich oriënteren op onder anderen ds. Ledeboer. In mijn overtuiging krijgt de mens slechts één leven toebedeeld en is elk men- En zo citeert Hofman de oudgerefor meerde Dankers verder: „Wat hoor ik daar de Gereformeerde Gemeenten zeg gen? Ja maar wij zijn toch de rechtmati ge erfgenamen van Ledeboer?! Daar heb je het alweer! Altijd dat wij, wij, wij'". Tot slot nog een citaat uit De Wachter Sions, het weekblad van de Ger Ge meenten in Nederland. Daarin schrijft de (Trouw)-journalist Bert Scholten. Zeven tig jaren geleden besloten de Gerefor meerde Gemeenten, die ontstaan waren uit de arbeid van ds. Ledeboer en de Gereformeerde Gemeenten onder het kruis, om met elkaar in een kerkverband te gaan samenleven. Dat kerkverband kreeg de naam Gereformeerde Gemeen ten in Nederland. Dat kerkverband is er nog tot op de huidige dag. Door stormen is het heengegaan. In 1907 circa veer tig gemeenten met zeven predikanten, nu 54 gemeenten met acht predikanten”. Scholten stelt dus stilzwijgend dat zijn - kleine - groepering (de synodalen heb ben ongeveer 80.000 leden) de enige voortzetting is van het in 1907 ontstane kerkverband, een overigens ook op juri dische gronden verdedigbare stelling. Zo weten we dan dat talloze zielen van geboorte naar wedergeboorte achter zich zelf aan jagen om eindelijk bevrijding en verlichting te vinden. Zo werd Boeddha voor zijn laatste reis de bijzondere zending meegegeven om op aarde zonde, ziekte en dood te bestrijden. (Dus toch een sociale missie) De góden kozen hem koning Sjoeddhodana tot vader, een machtig, schoon, rijk, rechtvaardig, vroom en god vrezend man. Tot zijn moeder werd verko zen de jonge koningin Maya, de bloem van alle vrouwen, een wonder van schoonheid en deugdzaamheid. „Van alle gebreken die het vrouwelijk geslacht gewoonlijk aan- Er is nog een andere uitgave van Chris tofoor. Het heet Immanuel, legenden van het kind Jezus. Auteur is de Zwitser Jakob Streit en de prijs bedraagt 14,50. De illustraties zijn van Hans Dieter Appen- roth. rn deze bundel is een aantal legenden verzameld, waarvan de meeste zich afspe len rond de geboorte van Jezus, de aanbid ding van de herders en de koningen en de vlucht naar Egypte. Ook hier mag ik zeggen dat de legenden best aardig verteld zijn, een beetje zoete lijk naar mijn smaak. Ook hier geldt dat we niet te maken hebben met vrijblijvende verhaaltjes. Hoofdpersoon is immers Je zus de Messias, de verlosser van het mens dom, althans in de christelijke opvatting. In het boek Wachten op God heeft de gereformeerde studentenpredikant dr. J. van Minnen een serie bijbelstudies bijeen gebracht die zijn ontstaan in de Utrechtse' studentengemeente. In zijn voorwoord zegt de schrijver dat de bijbel moet wor den verstaan uit het grondmotief dat God in den beginne hemel en aarde schiep. De bijbel biedt dan hoop voor deze Gods- wereld en daarin voor ons hele bestaan. De hele schepping inclusief de mens mag en moet blijven hopen op betere tijden; dat is wachten op God. Gerechtigheid is ook het kernwoord vap de Bergrede en de harde en zuivere kern van alle geboden. Vrede en gerechtigheid is al een stukje hemel op aarde. We hopen op een wereld, aldus dr. Van Minnen, die weer aan haar goddelijke bedoeling beant woordt. De weg naar deze wereld is echter moeilijk. Christenen kennen echter Jezus als de weg en het leven, Jezus als de ware mens die wij moeten volgen op de weg naar vrede en gerechtigheid voor iedereen, arm en rijk, blank en zwart, oud en jong. Dat is Gods vrede en Gods koninkrijk, een rijk dat niet kan worden gevestigd zonder omwenteling van alle waarden die onrecht en oorlog in stand houden. Dr. Van Minnen heeft een bijbels geïn spireerd en dus een actueel boek geschre ven, zeer leesbaar en geschikt voor heel wat meer mensen dan alleen studenten. Uitgever is Kok in Kampen en het boek I I 1 ja; m be Si se sc to dc SC bc re k< d< re 1 s 1 I l 1 1 g: Vl t< 1' w V G ti d n Pi ni Si ec IS oi re n< M SI bi d: IE sl di G gi s< r< I 11 I In De Saambinder, het weekblad van de synodalen, schrijft H. A. Hofman over een artikel van de oudgereformeerde M. Dankers: „De situatie leent zich meer voor schreien dan voor fèestvieren, aldus M. Dankers. Naar ons geweten wordt echter nergens in de Gereformeerde Ge meenten (synodaal) feestgevierd vanwe ge het bereiken van deze mijlpaal, maar of wij er nu bij moeten gaan staan schreien? Waarom mogen wij niet op gepaste wijze blijdschap tonen voor het geen ons in een zeventigjarig kerkelijk leven ondanks vele fouten en gebreken gegeven werd? de Oud gereformeerde gemeenten. Hoe leven die nu mét elkaar. Het jubileum in de „noodwoning” - iedereen hoopt nog eens te kunnen terugkeren naar de her vormde kerk, als die van haar dwalingen is teruggekomen - heeft de pennen in beweging gebracht. Aan de hand van een reeks bijbelse voorbeelden te beginnen met het Jozef- verhaal toont dr. Van Minnen aan, dat de mensheid steeds vuriger verlangt naar een beter bestaan. We vernemen uit deze voorbeelden dat deze vreemde wereld nog altijd Gods wereld is én door God veel beter is bedoeld dan zij nu is, namelijk een gebied van vrede en gerechtigheid. Zo belichaamt Jozef Jakobs hoop op een bete re toekomst. Zijn zonen vinden in Egypte niet alleen voedsel, maar ook verzoening voor hun broederhaat. Maar de farao blijft de machthebber en het volk eindigt in slavendienst. Wij volstaan met hier te zeggen, dat in 1907 de orthodoxie een belangrijke stap voorwaarts deed met de vereniging. Na tuurlijk was er ook wel iemand die niet meedeed, dat was dominee Lauren^ Boone van Sint-Philipsland. Als redenen gaf hij op enige bijbelteksten die hem waren voorgekomen, Openbaring 29:9, Ziet dat gij het niet doet en Spreuken 24:21, Vermeng u niet met hen die naar verandering staan. Voorts ook het af schaffen van de ambtskleding van steek en kuitbroek en het niet meer zingen van de psalmen van Datheen. Maar vermoe delijk heeft de angst voor machtsverlies de grootste rol gespeeld. Om te beginnen' mogen we zeggen dat Dan Lindholm goed kan vertellen. Er korpt iets over van de oude mythische wereld aan de boorden van de heilige rivier de Ganges. Een der verhalen vertelt ons hoe de Ganges op aarde kwam. Weer een ander hoe de sterrenbeelden van de Grote Beer en de Slang zijn ontstaan. Allemaal heel sfeervol en boeiend. Van zelfsprekend worden ook enige legenden verteld die leven rond de figuur van Boeddha zelf. Toevallig zag ik pas nog een afbeelding van een verzaligd glimlachende Boeddha met een volgevreten buik. Deze doet in niets herinneren aan de Boeddha uit dit boek die in uiterste soberheid en ascese zijn laatste leven op deze aarde sleet, alvorens definitief als de Verlichte bij uitstek naar hemelse sferen te verhui zen. De weg van vele reïncarnaties was afgelegd. Gautama had eindelijk zichzelf gevonden. Nederland is het land van de afscheidingen. Wij hebben zo veel kerken en kerkjes, dat een flink boek, de Kaart van kerkelijk Nederland van Impeta, nodig is, ook voor insiders, om er de weg in te vinden. Over de geschiedenis van De Afscheiding (in 1834) van de staatskerk, nn de Nederlandse Hervormde Kerk en alle daarop volgende afscheidingen, tot stand gekomen vanwege dogmatische of doodordinair persoonlijke redenen, bestaat een flinke hoeveelheid literatuur. Deze is aangevuld met twee boeken, die een uitzonderlijk lichtpunt behandelen binnen de gerefor meerde gezindte: de vereniging van 1907. Laat ik meteen maar zeggen dat ik deze bundel gevaarlijk vind, vooral waar kinde ren erin gaan lezen. Het zijn maar legen den, weten ze. Bestaat dan niet de kans dat zij de echte verhalen van en over Jezus ook als legenden of sprookjes gaan beschou wen? Helemaal zeker is dit natuurlijk niet. Verder doet de kleine Jezus wonderen bij de vleet, terwijl wij uit het evangelie weten dat Jezus’ uur zelfs op de bruiloft van Kana nog niet was gekomen. Ik mag en moet dus concluderen dat de legenden direct in strijd zijn met het evangelie. kost 14.90. Goed, iedereen mag zeggen, waar maak je je druk om, het zijn maar verhaaltjes. Maar toevallig hangt met het verhaal van Jezus een godsdienstige overtuiging sa- men. Datzelfde geldt natuurlijk ook voor Boeddha. senleven uniek en onherhaalbaar. Zoals boven aangegeven meen ik dat de mens niet uitneembaar is in een ziel en een lichaam, waarvan de ziel na de dood kan reïncarneren, dat wil zeggen in een ander lichaam kan kruipen. Dit is heel platvloers uitgelegd de leer van de reïncarnatie. Maar de verhalen rond dit alles verteld zijn er niet minder om. Ze komen op deze bar baar alleen zeer onwerkelijk over, maar dat kan Lindholm niet helpen. Hij heeft ze alléén maar naverteld. Uit deze citaten blijkt wel, dat de ker ken vooralsnog niet naar elkaar toegroei en, ook al is er wel sprake van een samenwerking, als het helemaal niet an ders kan, in de Gereformeerde Bijbel stichting bijvoorbeeld ver. Anderzijds heeft hij wellicht de pre- tentie door middel van deze vrome en onwerkelijke lectuur wat propaganda te maken voor bepaalde oosterse denkrich tingen of althans wat daarvoor in ons goede vaderland moet doorgaan. Nog een, enkel woord over het boek Ledeboerianen en Kruisgezinden van H. A. Hofman. Dat is natuurlijk niet zonder gevoel voor humor geschreven, de auteur citeert zelfs komische regels uit kerke- raadsverslagen. De vlaag rijst of hem dat door zijn lezers in dank zal worden afgenomen, of de Gereformeerde Ge meenten daarvoor al rijp zijn. Maar goed, het voorwoord is van zijn vader, ds. A Hofman, en met zo’n vlag op de lading zal het wel goed zijn. Dit bijzondere paar nu werd de vader en moeder van Gautama, die eenmaal de gro te Boeddha zou worden. Wat je dan vader en moeder noemt. Iemand die al een reeks levens achter de rug heeft, kan je moeilijk je eigen kind noemen. De kleine Gautama was gewoon een koekoek in het nest van vreemde vogels. Nog een argument tegen de reïncarnatie, als men wil. Waren de vader en moeder van Boeddha de ouders van de verheven ziel of alleen van het vleselijke aan prins Gautama? Het zij zo Het zal allemaal wel in orde zijn. Boven dien heb ik het snode plan in een ander verhaal nog eens terug te komen op rein carnatie en christendom. Dit naar aanlei ding van een „echt” boek dat uitgever Christofoor op de markt heeft gebracht. De lezer zal bemerkt hebben dat ik de sagen van het oude Indië niet als vrijblij vende verhaaltjes heb aangekondigd. Enerzijds om de arme christenen voor te houden dat zij niet de enigen zijn die na, en ondanks tweeduizend jaar christendom wat pessimistisch tegen deze vreemde we reld aankijken. Boeddhisten hebben het zeker .zo moeilijk. Zij zijn veel eerder be gonnen met de bestrijding van ziekte, zon de en dood (minder van armoede en on recht). Voor hen moet het resultaat min stens even onbevredigend zijn. Misschien kunnen christenen en boeddhisten elkaar een beetje troosten. Wellicht kunnen zij ook iets van elkaar leren, bijvoorbeeld dat de mens niet zo’n simpel geconstrueerd wezen is als de oude godsdiensten wel eens hebben aangenomen. Goed, de sagen zijn goed verteld, uitste kend naverteld mag ik aannemen. Een sterke eenzijdigheid leveren zij wel op. Ze worden in hoofdzaak bevolkt door wijze koningen en allerschoonste prinsessen. Pas in het verhaal van de Boeddha zelf komt iets naar voren van ziekte, armoede, ouderdom en dood. Maar deze zijn nu eenmaal onvermijdelijk op het levenspad, zeker op het pad van een verlichte geest die na zijn laatste dood of zielsverhuizing niet meer naar het aardse bestaan behoeft terug te keren. Boeddha’s ziel was vol doende gerijpt. Deze verheven en van alles ontheven toestand te bereiken wordt in het boek van Lindholm beschreven als het hoogste doel van het menselijk streven. Men behoeft waarlijk geen oosterling te zijn om te kunnen vaststellen dat een mens aan één leven niet genoeg heeft om zichzelf te worden en misschien zijn tien levens nog niet voldoende om te leren anderen zichzelf te laten worden, hen te aanvaar den als de ander zoals hij is. Als iemand dit hoogste joodse en christelijke en in zekere zin ook boeddhistische ideaal wil nastre ven, moet hij zeker niet te raad gaan in het verre oosten waar de paria’s bij wijze van spreken als ratten mogen creperen, terwijl een meter naast hen vrome lieden even vroom staan te mediteren. Ook het boed dhisme kent sociale en persoonlijke aspec ten. Maar geen honderd lieve Boeddha’s helpen, als ascese en meditatie verstokken tot een zalig al of niet geestelijk eigenbe lang; daar is geen plaats voor zoiets als sociale gerechtigheid, kerngegeven van jo dendom en christendom waar eredienst aan God en dienst aan de medemens el kaar althans principieel in evenwicht trachten te houden. kleven, had zij er geen enkele”, merkt de sagenverteller fijntjes op. Maya was be rustend, tevreden, vroom, heilig, rein en onbevlekt. God is in Jozef dichtbij gekomen. Hij laat zich opnieuw zien in de uittocht, de bevrijding uit de slavernij van Egypte. En zo gaat het steeds door. Evenals de God van Jozef opent de God van Mozes nieuwe perspectieven. Tot vandaag aan toe, bijna tweeduizend jaar na Pasen, hét teken van de overwinning van het leven op de dood. We zijn bevrijd en toch bedreigt ons de slavernij. In deze spanning moet de chris ten leven. Christen-zijn is geloven dat de Heer regeert; het is ook zwerven door de woestijn en af en toe een oase ontmoeten als symbool van onze uiteindelijke bevrij ding, als een onderpand van hoop, zoals Van Minnen zegt. Zolang er leven is, is er hoop. Maar wie wil leven moet gaan, door de doop van sterven en opstaan. Zo is ook bij Van Minnen de weg naar de gerechtig heid de weg van sterven en opstaan, want nieuw leven is wedergeboorte tot gerech tigheid. <1 I I l'i 1 111 „uiufllHW I.-unraMtoNNiii. mum-UHu i 7*i"iL I 1 i' i' |Hli J 1 V!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1977 | | pagina 18