SPRINTCOACH GEMSER PLEIT VOOR PROFCOACH Joeg os lavië-Spa nje driewerf sramota I heerst door zekerheden. Daarom H verkoos hij vier jaar geleden zijn g studie bouwkunde aan de MTS g ook boven een tijdrovende hobby E als wegrenner, daarom heeft de E zilveren medaillewinnaar van Montreal zichzelf ook reeds voor- I I I Twentse coureur stelt zich zelf limiet van slagen bij profrenners door Harry Hesseling 1 Angsthaas door Albert Geesing Beperkingen ■■■ini n 3© nden toor, Het leven van Herman Pon steen, sinds kort profwielrenner, werd tot dusver bijna louter be- I.' Il'l Zo rumoerig voor de allrounders de aanloop naar het schaatssei zoen is verlopen, zo rustig prepareert de afgescheiden sprint selectie zich op het nieuwe seizoen. Hetzelfde geldt trouwens ook voor de dames-kernploeg, welke na het vertrek van Gerard Maarse geen rel meer heeft beleefd, een prestatie die een plaats verdient in E de recordboeken. I ^tmiiiiiiiitiiiiiuiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiniiiiiiiitiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinifliiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin af een termijn gesteld waarbin- lil nen hij zich als beroepscoureur E moest bewijzen. De duur van die stageperiode houdt hij weliswaar E angstvallig geheim, de looptijd bedraagt echter exact twee jaar. „Kom ik na verloop van tijd tot de ontdekking dat ik met koersen E niet mijn brood kan verdienen, E dan schei ik er acuut mee uit. Het eerste anderhalf jaar mag het gerust moeilijk zijn om financieel rond te komen, maar dan moet ik - toch wel zekerheid hebben over mijn kans van slagen. Zo niet, dan hoeft het voor mij niet meer”. Herman Ponsteen hoeft geen medailles meer kwestie van geld, slagvaardigheid bij de Juamito geveld op de grond «‘.■«■ML -v-t- y t I naar het stadion toe, een levendige straathandel, niet alleen van voetbal- souvenirs, maar ook van allerlei etens waren, die weer sterk verschillen van onze kroketten, repen en koffie. Ik mis te dit keer deerlijk de stokjes met ge suikerde vruchten, maar de gezouten zonnepitten, die je tussen je tanden openknakt, bleken de zomer goed over winterd te hebben en natuurlijk waren er ook weer de zigeunerjongetjes die voor luttele centen een oude krant aan boden om erop te zitten. De stemming op de tribune was een mengsel van geagiteerdheid en uitgela tenheid. Men bereidde zich voor op een triomf met voldoende doelpunten ver schil, maar men vreesde toch ook de routine en het raffinement van de Spanjaarden. En meteen al in de eerste seconde werd die vrees bewaarheid. Spanje trapte af, en Joegoslavië trapte na. Midvoor Kustidic sprintte direct doldriftig op de bal af, die nog maar nauwelijks zijn verplichte hele om wenteling had gemaakt, toen de Spanj aard die hem aan wilde nemen al krim pend op de grond lag. Zou djt het beeld worden van de hele wedstrijd? Een overijverig, niets ontziend Joegoslavië, en een theatraal, tijdrekkend Spanje? Even later ging de Spaanse aanvoer der Pirri wel heel ver in zijn kome diespel, nadat hij even onderuit was gemaaid door een tegenstander. Eerst liet hij zich langdurig verzorgen op het veld, daarna liet hij zich langdurig verzorgen langs het veld, en ten slotte verliet hij zelfs het veld en liet zich vervangen. Zoveel komedie hadden ze eerste vijf. Voor mij een bewijs dat ik niet alleen op de baan, maar ook in Belgrado nog nooit gezien, en boven dien met zoveel volharding opgevoerd. zijn, want met zo’n 2500 ben ik al tevreden”. gen, maar toch lijkt het er verdacht veel op dat hij op de vlucht is gesla gen voor Frans Mahn en de baan- ploeg, waarin hij zich eigenlijk nooit in z’n element heeft gevoeld. Behou dens het seizoen na de WK van 1973 in San Sebastian, boterde het eigen lijk ook nimmer tussen de baan- coaches en een van Nederlands be kwaamste rijders op de poursuite. Ponsteen nu: „De eerste twee sei zoenen was het alles Schuiten wat de klok sloeg. Mahn het me volledig aan m’n lot over. Maar toen ik in San Sebastian zilver en brons won, was ik ineens zijn jongetje en wist hij van gekkigheid niet wat-ie moest doen. Maar het vreemde was, dat ik vanaf dat moment ineens slechter begon te rijden”. bal!), dan moet je je zeker niet wagen aan een indirecte vrije trap in het straf schopgebied. Kortom, het was geen voetbalwedstrijd maar een voetbalra- vage, en het wankelste penantkastje was scheidsrechter Bums. „Sramota, sramota.'”, mompelde de Joegoslaaf die naast me zat hoofdschuddend, en gedu rende bijna de hele tweede helft. „Sra mota!’’ In de ondertiteling zou dit lui den: „Schande, schande!” Ik vroeg hem wat hij dan zo’n schande vond („Sta je cramota?”), en hij antwoordde: „Sve. Igra plavih, sudija, i narocito poraz.” Of met andere woorden: „Alles. Het spel van de „blauwen”, de scheidsrech ter, en vooral de nederlaag”. P.S.: Op soortgelijke wijze moet Wim Zaal in Elsevier het gefingeerde „inter view” met Jan Wolkers gemaakt heb ben, waar Wolkers zo woedend om is geworden. Ik ben helemaal niet in Bel grado geweest, ik heb alleen maar de samenvatting op de televisie gezien. STOPPER is ook niet altijd alles. Bij Queens Park Rangers-Nottingham Forest zag ik laatst een heel merkwaardige scheids rechter bezig, die het nog aardig redde omdat de Engelse voetballers nog steeds engelen in het kwaad zijn, maar die in een wedstrijd tussen Italianen, Spanjaarden, Nederlanders en Joego- slaven ongetwijfeld weggevoetbald zou zijn. Deze man had de volgende hobby. Er moest een vrije schop geno men worden, niet zover buiten het strafschopgebied, bijvoorbeeld bij de linkerhoek. Hij legde dan eerst de bal op de goede plaats, en beduidde de spelers dat zij wachten moesten met trappen totdat hij het sein gegeven had. Vervolgens zette hij het muurtje op de goede plaats, waarna hij de spe lers in het muurtje duidelijk maakte dat zij moesten blijven staan totdat hij het teken gaf. En daarna begaf hij zich tamelijk op zijn gemak naar de overzij de van het strafschopgebied, buiten het strijdgewoel, want vanaf die heuvel wilde hij dan net als Napoleon inder tijd het slagveld op zijn gemak kunnen overzien. Maar tegen de tijd dat hij ter plaatse was, was het muurtje alweer wat opgerukt, of was de bal al opzij getikt, en moest hij weer helemaal op nieuw beginnen, inclusief zijn wande ling naar zijn kalme stekkie verderop. Op die manier smeek je natuurlijk om problemen. Dat deed Burns ook. Die oliebol van een Joegoslavische keeper ging ineens lopen met de bal, ik telde zes passen (in de zevende schopte hij de bal weg), te veel dus, maar als je zoveel laat passeren als Bums deed (de eerste gele kaart kwam pas na een half uur, voorhet wegtrappen van de Het waren echter niet eens zozeer de verschillen in aanpak die het duo Mahn-Ponsteen steeds verder uit el kaar dreven, maar veel meer de mens Mahn, die steeds meer weer standen bij de Twentenaar opriep. De visie van Ponsteen: „Na de Spe len van Montreal hebben we alles uitgepraat, maar kort voor Venezue la kreeg ik alles weer op m’n brood. Toen was de liefde voor mij defini tief over”. „Mahn kan kennelijk moeilijk over weg met renners die meedenken. Kijk maar naar Langkruis en Nieuwenhuis. Op hetzelfde moment dat zij het wielerdiploma haalden dat ook Mahn bezit, waren ze uit de ploeg en uit de gunst. Hij werkt kennelijk bever met een stel zakken- Ik zorg altijd bijtijds aanwezig te zijn bij wedstrijden in het stadion van Rode Ster in Belgrado; niet omdat dit stadion de mogelijke honderdduizend toeschouwers niet snel kan opslurpen (de beste „spons” in dat opzicht is het stadion van Real Madrid, waar de men sen in eqn half uur tijd binnen zijn, en dan hebben ze alle 130.000 hun plaats gevonden), maar omdat er rond het stadion altijd zoveel te beleven valt. De laatste keer dat ik er was, was tijdens de finale om het Europese lan- denkampioenschap tussen West-Duits- land en Tsjechoslowakije (de wedstrijd met de onvergefelijke Panata-penalty, een schepje suiker door het midden terwijl Sepp Mayer potsierlijk naar de hoek dook), maar ik herinner me het stadion en zijn ambiance beter van de Europacup finale Ajax-Juventus. Toen was het warm drukkend weer, en dat merkte je driedubbel sterk in het stadion zelf, omdat de warmte erin weg kan kruipen. Het Rode Ster-stadion is namelijk in de grond uitgehouwen, het ligt letterlijk „verzonken” in de bodem, zodat je, als je de opstaande rand van het stadion nadert, het gevoel hebt het stadionnetje in een provinciestadje voor je te zien. Ga je een van de toegan gen binnen, dan blijk je opeens boven aan een diepe kuip te staan, en blijkt het gras welig te tieren op een diepte van tientallen meters beneden de eigenlijke bodem van Belgrado. Het is dan ook een vreemd, onwezenlijk ge zicht om de daken van auto’s te zien voorbijrijden boven de rand van het stadion uit. Net als in Spanje, is er rondom het stadion, en op de lange brede oprijlaan Sprintcoach Henk Gemser, die aan het tweede seizoen is begonnen met zijn gespecialiseerde gezelschap, maakt er geen geheim van dat tot zijn grote ergernis het tumult rond de allround-kemploeg de aandacht voor een beter technisch en organisatorisch beleid naar de achtergrond heeft gedrongen.1 „De secundaire zaken die topsport-beoefening in onze maatschappelij ke structuur bemoeilijken, moeten goed geregeld worden. Verder moet er een aantrekkelijk wedstrijdprogramma komen, waarmee de internati onale rijders het beste aan hun trekken komen. Daarvoor had ik een plan ingediend, dat neerkomt op een wereldomvattend Grand Prix-systeem. Dit is, nou laat ik het voorzichtig zeggen, helaas in een hoogst ongelukkige, veranderde vorm door de KNSB naar buiten gebracht. Maar laat ik me hier niet aan ergeren, ik kan mijn energie momenteel béter aan andere dingen besteden”, vindt de kwieke en gedreven CIOS- leraar, die met meer kennis van zaken over het schaatsen kan spreken dan zijn bij toeval in deze sport verzeild geraakte collega Kloosterboer. Toch wijst Gemser later, na een ijshockey les en een persoonlijke demonstratie in het door hem ingerichte krachttrainingscentrum Onder de tribune van het Heerenveense Thialf-stadion, nog met een praktisch voorbeeld op een misstand in de hedendaagse schaatsstructuur. „Terwijl ik binnen les gaf, waren Bert de Jong en Sies Uilkema, een jongen die na een blessure weer voor het eerst op het ijs stond, op de buitenbaan aan het trainen. Er was op dat moment voor Uilkema geen begeleiding, hoewel dat bitter noodzakelijk was. In onze parttime-situatie is zoiets niet mogelijk en, ook al prijs ik mezelf uit de markt, een professionele kracht dient de begeleiding op een andere leest te schoeien”. „De sprintploeg kost jaarlijks een ton, van de zijde van de jongens schept het rijden in die ploeg verwachtingen en dan vind ik het onverteerbaar dat het nog zo amateuristisch toegaat. Heus, de mogelijk heden om het beter aan te pakken zijn er wel. Kijk nu eens naar de hele ontwikkeling van de laatste jaren. Die geeft aan dat we nog lang niet bij de waarheid zijn. Er is nog veel meer uit te halen. En dan zitten we ons druk te maken om dingen die de aandacht van de sport afhalen, terwijl het alleen om de vraag moet gaan hoe een schaatser optimaal de kans gegeven moet worden tot optimale prestaties te komen”. De nauwgezet werkende Henk Gemser probeert het in ieder geval met de middelen die hem ter beschikking staan. Het vorig jaar, bij de introductie van de aparte sprintploeg, schoot hij precies in de roos met talenten als Sies Uilkema en Bert de Jong. Ze verbeterden op spectacu laire wijze hun persoonlijke records en staan op het punt aansluiting te vinden met de wereldtop. Met hen is alleen Jos Valentijn overgebleven van de vorige lichting. De nieuwelingen zijn Lieuwe de Boer, Miel Govaert en André Kraaijeveld. De laatste vertoefde overigens al eerder in een nationale sprintselectie, maar werd na de WK in 1976 (West- Berlijn) te licht bevonden en door Leen Pfrommer aan de kant gezet. voorbaat tevreden is met een eervol- E le klassering. Dat is geen schande, Tussen de 22 heksen in de ketel liep een Engels meneerjte Ach, ach. Eigenlijk vind ik de meeste Engelse scheidsrechters even goed als het mees te Engelse voetbal. Ik heb laatst al geschreven dat zij de goede gewoonte hebben niet al te gauw een doelpunt af te keuren voor buitenspel van een „bui tenstaander”, maar deze meneer Burns maakte nu een uitzondering op die regel door een merkwaardige hoge bal, die schitterend over de vooruitgescho ven Spaanse keeper precies in de bene denhoek plofte, af te keuren wégens buitenspel van een speler die op geen enkele wijze invloed uitoefende op het spelverloop, laat staan op die Van Kraay-achtige lob vanaf de midden lijn. Zelfs de enige goede Britse scheids- rechterseigenschap had Burns dus thuisgelaten. En voor de rest liep hij als een angsthaas rond, en deed daarbij sterk denken aan zijn landgenoot Ken Aston, die in Chili 1962 de wedstrijd tussen Italië en Chili liet ontaarden in een gigantische straatgevecht op gras zoden. Net als de Joegoslaven deze week, speelden de Chilenen toen voor een opgewonden stadion vbl eigen pu bliek, en het werd net zo’n slachtpartij, met ttvee weggezonden Italianen, een gebroken neus en een stortvloed aan geweld: spuwen, schoppen, slaan, noem maar op. In zijn boek History of the World Cup vermeldt Brian Glanville enigs zins verbaasd dat Ken Aston na deze desastreuze leiding steeds hoger steeg op de scheidsrechtersladder: lid van het scheidsrechterscomité van de FI FA en later zelfs toezichthouder op de scheidsrechters tijdens de wereldkam pioenschappen van 1966 en 1970. Zo zijn bij ons ook Leo van der Kroft en Hoppenbrouwer na hun afscheid hoog opgeklommen in de scheidsrechterwe- reld, ondanks hun fel omstreden lei ding in de wedstrijd die Borussia Mönchengladbach de Europa Cup kostte. Ter navolging dus Ach ja, Engelse scheidsrechters, dat Met de terloopse opmerking „met een plaats in de top van de midden moot ben ik tevreden” geeft de zes tienvoudige Nederlandse baan- kampioen tevens aan hoever zijn profambities reiken. Als pistier mag hij dan weliswaar over onmiskenba re kwaliteiten beschikken, een top per zal Herman Ponsteen bij de pro fessionals desondanks vermoedelijk nooit worden. Mist de Nijverdaller als wegren ner de natuurlijke aanleg, de Wielrenner Herman Ponsteen ont beert echter bovenal de vereiste mentale instelling. Hij is te enenma- le niet het van geldingsdrang overlo- E pende vechterstype, wiens blik con- tinu naar boven is gericht. Hij is E meer het type coureur dat al bij E voorbaat tevreden is met een eervol- in dit soort wedstrijden straks wat geld moet kunnen verdienen”. En daar is het iedere profcoureur tenslotte in de eerste plaats om te doen. Vanzelfsprekend ook Herman Ponsteen, die door zijn jarenlange verblijf in de baanploeg van Frans Mahn ook relatief weinig heeft kun nen profiteren van de toch veelal aantrekkelijke premies die ama teur-criteria tot zo’n lucratieve be zigheid maken. „Als amateur”, zegt Ponsteen vervolgens, ter weerleg ging van de scepsis die zijn welsla gen als profcoureur oproept, „heb ik mij ook nooit kunnen voorbereiden zoals ik wilde. Eerst was het de school, daarna mijn werk dat het mij onmogelijk maakte meer dan twee uur per dag te trainen. Nu heb ik mijn handen helemaal vrij, kan ik dagelijks rustig vier uur trainen en ’s middags in alle rust het materiaal verzorgen. Dat heb ik eerder nooit gekund”. De beroepsplannen van Herman Ponsteen dateren in feite reeds van 1973, toen Peter Post hem al eens polste voor zijn nieuw te formeren profequipe. Studie en ziekte blok keerden destijds die overstap, die nu ook geenszins als een verrassing komt. Hooguit het tijdstip waarop, temeer omdat het contract met de ploeg van Koos Rook pas op 1 maart ingaat en hij de komende winter maanden derhalve geen vaste bron van inkomsten heeft. Ponsteen: „Ik ria en eindigde ik negen keer bij de ben nu op zoek naar een sponsor die bereid is mij tot 1 maart te adopte ren. Het hoeft echt niet zo duur te wassers, dat hij ongestoord zijn wil kan opleggen. De baanploeg is on der hem ook altijd een doorgangs huis geweest. Met uitzondering van Slot en mij is er geen renner geweest die het langer dan twee jaar bij hem heeft volgehouden. En dat is heus niet alleen een maar heeft wel degelijk te maken met zijn vaak ongemanierde optre den. Dat pik je één, hooguit twee jaar, maar dan spat je uit elkaar. Net zoals nu Slot op het punt staat te verdwijnen.” Herman Ponsteen refereert ver volgens aan het falende optreden van de baanploeg in Venezuela, aan de inmiddels uit en te na besproken „maanpakkenaffaire” en aan het ge mis aan KNWU. Ponsteen: „Achteraf beschouwd had ik beter thuis kunnen blijven, dan had ik mezelf heel wat ellende bespaard. In de maanden daarvoor had ik bij de ploeg van Ben van Erp ontdekt dat de wielersport eigenlijk niet eens zo beroerd is en dat het ook in de wielersport nog altijd mogelijk is een eenheid te vormen. In de ploeg van Rook verwacht ik hetzelfde. En wanneer ik mij straks op de achter volging kan meten met Roy Schui ten en ook in de criteria nog wat prijsjes kan meepikken, dan is voor mij het seizoen geslaagd”. De tijd zal moeten leren of Her man Ponsteen voldoende weer standsvermogen heeft om de onver mijdelijke teleurstellingen te kun nen opvangen. Die onzekere factor kon Herman Ponsteen, 24 jaar inmiddels, er ech ter niet van weerhouden zijn ama- teurlicentie in te ruilen voor een professioneel wielerpaspoort. Zijn motivatie: „Na zeven jaar heb ik bij de amateurs niks meer te zoeken. Aan medailles heb ik geen gehoefte meer* daar heb ik de kast inmiddels vol van”. „Waarom zou ik mij dan nog lan ger uitsloven bij de amateurs, wan- neer ik er bij de profs geld mee kan verdienen? Dat hele sfeertje in de baanploeg stond me bovendien te gen. Na de WK in Venezuela stond mijn besluit ook vast, dat ik bij de amateurs nooit meer aan een WK zou deelnemen. Het was toen stop pen of een profcontract tekenen. Iedereen beschouwde het toch als volstrekt normaal dat ik kampioen werd. Ik kreeg bij wijze van spreken meer publiciteit wanneer ik derde werd of van deelneming aan een kampioenschap afzag dan in het ge val ik weer eens op het bovenste trapje stond. Maar ook de manier waarop renners mij vaak een hak probeerden te zetten, hing me op het laatst mijlenver de keel uit. Het zal bij de profs heus geen rozengeur en maneschijn zijn, maar de onderlinge naijver lijkt me in elk geval minder groot. Daarvoor heb ik mij tijdens zesdaagsen voldoende kunnen oriënteren”. Herman Ponsteen spreekt het te- 2? maar wel fnuikend voor een dikbe- legde boterham in het spijkerharde profmilieu. De ten onrechte vaak van arro gantie beschuldigde Twentenaar kent zijn beperkingen als wielren ner als geen ander. Zeker als weg- coureur. Daarom koestert hij ook geen al te hoge verwachtingen van de klassiekers en kleine etappekoer- vic .1 CU n-iccilic; cvappciivc. - E sen waarin hij contractueel ver- E plicht is aan de start te verschijnen. E „Op de weg”, bekende hij drie jaar js geleden al, „zal ik nooit een grote S pottenbreker worden, maar op de 1 baan zie ik beslist wel mogelijk- 1 heden”. Daags voor zijn profdebuut in Ko- S penhagen haakt hij daarop in. „Met 1 dat verschil”, zo heeft het voorbije E seizoen hem inmiddels geleerd, „dat E ik in de criteria toch mijn graantje moet kunnen meepikken. Op aanra- E den van Bert Boom ben ik na de E Spelen van Montreal niet ovérge- stapt naar de profs, maar heb ik op advies wat meer op de weg gereden. E In het voorseizoen reed ik tien crite-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1977 | | pagina 27