Doeschka Meijsing maakt odyssee door innerlijk
■o
w
4
it?
‘if
HAAGS MUSEUM DEELT IN TOENEMENDE BELANGSTELLING VOOR MIDDELEEUWSE BOEK
Praten over
het maken
van gedichten
I’ I
De verzamelde
gedichten
van Kavafis,
een monument
Manuscript
uit Utrecht
W Engeland
'Oer weer terug
Kit
door Wim-Henk Bakker
HAARLEM HERKENBAAR IN
Poëziekritiek door
Jack J. Brokaar
Preken van Augustinus
Een ander topstuk op deze tentoonstelling
is een boek, geschreven tussen de jaren
1000 en 1100. Het bevat preken van Augus
tinus. Er zijn duidelijk diverse schrijvers
aan het werk geweest. Vermoedelijk heb
ben ze de over te schrijven preken onder
elkaar verdeeld, want er zit bijvoorbeeld
een preek in waarvan het begin er twee
maal, in verschillende handschriften, in
staat. Men hield niet van lege pagina’s in
die tijd en zo komt het wel eens voor dat de
teksten elkaar een stukje overlappen.
fl'
k J
„DE KAT ACHTERNA”
Catalogus over martelaren
l-,
1
1
ja
--
ft
3
BROER
M
3$
VJL
"s
O
„Die Belgen weten zelf nog niet eens dat wij Hier het originele exemplaar hebben; zij werken met een afschrift en denken
dat het oorspronkelijke exemplaar verloren is gegaan. Maar hier ligt het, het enige echte. Enfin, ik zal er binnenkort een
artikeltje over publiceren in België, dan weten ze het daar ook”. Dr. P. C. Boeren glimlacht. Enerzijds als een bescheiden
wetenschapsman, anderzijds toch ook met een beetje triomf. Hij spreekt over een handschrift dat vervaardigd is tussen 1100
en 1200 in Utrecht, in de Sinte-Marie.
Het manuscript maakt deel uit van een expositie, getiteld „Handschriften vóór 1300”; deze wordt gehouden ter
gelegenheid van het 25-jarig bestaan van het Rijksmuseum Meermanno Westreenianum-Museum van het Boek,
Prinsessegracht 30 in Den Haag. Was dit instituut vroeger slechts bekend bij wetenschapsbeoefenaars en gevorderde
bibliofielen (boekenliefhebbers), nu mag het zich verheugen in een zeer snel groeiende populariteit. De staf van het museum
is daar natuurlijk zeer blij mee en stimuleert deze gang van zaken waar mogelijk.
1
I
IPX)
i?
C-i
k 4
1
'4
- k.k.
3
X- k.k.
aan de
0,- k.k
de
W
X.
8.000,-
0-
e
yk
j: d&J&Gx 4 tyk Ca -.%&»« <1
«SS!-!? -- vs^. «s>. A-<z<'
30,-k.k.
n de
t
de
0,- k.k.
i de
0,-
00,-k.k
de
i de
00,- k.k.
t 224
is
70150
’2
doelein-
650 m2
m2 mo-
65 m2,
öiletten-
dtlokaai
ruimten,
ware ta-
inwezig
Totale
son-eat-
keuken
kamers,
jche 2e
srkamer
rge. Ge-
n geïso-
nkamer,
1e eta-
che
rikamer
slaap-
ote tuin
ikamer,
1e eta-
dkamer
tage: 1
•erging
Grond-
balletles gaan, een middelbare school
volgen. Ze voelt dat ze anders dan ande
ren is, dat ze gadeslaat hoe anderen doen
en handelen, zelfverzekerd en trefzeker.
Ze ziet daardoor in dat zijzelf niet zo
vanzelfsprekend aanwezig is.
Een leraar wiskunde merkt op: „Het is
natuurlijk mogelijk dat je een manier
van denken ontwikkelt waarin je meent
dat alleen jij bestaat en dat alles wat
buiten jou om bestaat, door jou bedacht
wordt.” Exact als hij is, geeft hij daarmee
precies de richting aan die de ik-figuur
zal kiezen. „Als het zo was dat er zoiets
bestond als ik, dan was dat mijn vaste
punt en dan moest ik vasthouden aan die
dingen die ik bedacht en gevoeld had, en
me niet af laten schrikken door de vraag
of de dingen waar of onwaar waren.”
Derhalve fantaseert, construeert en liegt
zij zich een identiteit bij elkaar. Welis
waar gaat dat uiteindelijk ten koste van
haar vriendschap met Eefje, maar veel
belangrijker voor haar is dat ze niet
langer, als Robinson, zich de dupe hoeft
te voelen. Ze kan daden stellen, ingrij
pen, ze bestaat!
In het erg knappe tweede deel zijn we
terug in het heden. De vrouw ligt met een
schedelbasisfractuur in het ziekenhuis.
In die schemertoestand tussen zijn en
niet-zijn, tussen waken en dromen, „ver
telt” ze verhalen aan haar moeder, haar
vader en aan haar uitgever. Deze verha
len verklaren veel uit het verleden en
trekken een wissel op de toekomst. Zo
legt het eerste verhaal uit wanneer ze
waarom voelde nergens meer te zijn dan
in haar zelf. Het laatste verhaal geeft aan
dat zij alle emotionaliteit weg zal rationa
liseren en bewaren zal voor later, voor
het werkelijk belangrijke.
In het derde deel van dit prachtige
Tekening uit een 15e
eeuws manuscript met
een tekst van Augus
tinus.
Nu is dit museum in kringen van boe
kenliefhebbers wereldberdemd. Men vindt
er overigens niet alleen het oude boek. De
geschiedenis van het boek wordt grondig
bijgehouden, en zo nu en dan worden ook
opdrachten gegeven aan belangrijke ont
werpers om speciaal voor het museum een
boek, een uniek exemplaar dus, te maken.
Ook is er een bibliotheek, met werken over
het boek in al zijn aspecten, die er wezen
mag.
Dit alles klinkt misschien alsof het er
allemaal maar een droge aangelegenheid
is. Maar dat is helemaal niet zo. Integen
deel, wie Den Haag wil leren kennen, zoals
bijvoorbeeld Louis Couperus dat heeft ge
kend, brengt een bezoek aan Prinsesse-
gracht 30. Het zal wel geen toeval zijn dat
in de folder over het museum een foto
staat van een band die Jan Th. Toorop in
1898 voor Psyche van Louis Couperus
maakte.
Het boekje „Het maken van gedich
ten en het praten daarover”, van Judith
Herzberg tracht ons over die grens
heen te trekken. Niet dat er niets te
raden over zou blijven, maar wie geïn
teresseerd is in het ontstaan van poëzie
moet dit boekje zeker lezen. Om een
idee te geven citeer ik daaruit een stuk
je van blz. 41.
<amer,
liet. 1e
Ikamer
ie: zol-
>or ka-
ïr- en
4-
>0,- k.k.
ikamer,
louche;
i. C.V.-
tekend
:euken,
2 ka
st bad
Gaska-
Houten
175 m2.
Op één punt zou de tentoonstelling een
beetje kunnen teleurstellen: boeken van
voor 1300 bevatten nu eenmaal weinig
„Ik krijg steeds meer het gevoel dat
sommige deelnemers aan onze poëzie
workshop toch zitten te wachten tot ik
eindelijk vertel, hoe ik het doe. Nou
weet ik dat jammer genoeg zelf niet,
maar als ik het wél wist zouden we er
ook niets aan hebben. Om te laten zien
hoe ik zelf zit te ploeteren beloofde ik
eens de kladjes van één gedicht mee te
brengen. Ik heb die eens een keer be
waard van een gedicht dat ik in op
dracht schreef. Circa 1 kg papier, denk
ik”.
Schrijven over poëzie is niet gemak
kelijk. In feite is het reageren op een al
ontstane tekst waar je niets aan toe
kunt voegen of af kunt doen. Als je
constateert dat het een flutgedicht is
blijft het wel geschreven en leeft voort
naast jouw mening. En dat is maar
goed ook. Het ontstaan van poëzie is
tenslotte een geheim dat verder niet
mee te delen valt, even geheimzinnig
als het ontstaan van een mens. Hoewel
we allemaal denken te weten hoe dat
precies geschiedt. En of dat nu resul
teert in een boef of een heilige, het
mysterie blijft.
uitge
let. 1e
s, bad-
3 toilet:
Ier met
achter-
v. -gas
0,- k.k.
ar, keu-
atage 3
;he. 2e
erugge-
g. Max
ng,
n,
:a. 32
e eta-
iadka-
2e toi-
e: zol-
n (425
iuden
kantoor
s grote
age: rui-
ar met
ilkon 2e
alaapka-
dkamer
1, alles
tuin (Z)
00,-k.k
Expositie handschriften vóór 1300
biedt enkele unieke hoogtepunten
Uit de tiende eeuw da
teert dit boek dat de
vier evangeliën bevat
en dat gestoken is in
een kalfsleren band
met een ivoorsculptuur
met de drieëenheid
Tegenwoordig zijn de Bollandisten in
Brussel weer zeer actief, en binnenkort
zullen zij in hun tijdschrift Analecta Bol-
landiana mogen vernemen dat het niet
nodig is om een tekst uit een afschrift te
publiceren, waarvan het origineel in Ne
derland is. Waar het ook hoort.
Wie langs de oude boeken loopt, merkt
dat er in de bladen soms een gat zit, dat
niet de indruk maakt daar door slijtage of
slordige behandeling gekomen te zijn. Het
is dan ook geen beschadiging, het is ge
woon een gat in het perkament, dat er
vanaf het begin in gezeten heeft. Als het
niet zo ongelukkig zat dat de schrijver er
last van had, werd zo’n blad gewoon ge
bruikt; perkament was een zeer kostbaar
materiaal.
De gedachte dat er verschil bestaat
tussen „echte”, d.w.z. erkende, gepubli
ceerde, dichters en „amateurs” staat
me niet aan. Maar het is moeilijk duide
lijk te maken dat de wanhoop, de on-
toereikenheid, eigenlijk met de erken
ning mee-groeien. Ergens beheerst hun
de gedachte dat het een vak is dat men
onder de knie kan krijgen. En mis
schien is dat in zekere zin ook zo, maar
anders dan ze zich dat voorstellen. Er is
hoogstens een bepaalde gerichtheid die
een dichter zich aanwent. De beheer
sing van een techniek is niet het geheim
van de smid, want juist die techniek
maakt dat je makkelijk in je eigen
„manier” vervalt, en dan is het moeilijk
nog iets nieuws te zeggen”.
De uitgever van dit boekje
BZZTÓH, 's-Gravenhage. (ƒ7.50)
i
c
De nu lopende jubileumexpositie wordt
bijzonder druk bezocht. Daarvoor zijn
twee redenen. Om te beginnen is het lezen
beter: het leren lezen van oude hand
schriften een nieuwe, druk beoefende
liefhebberij. Ten tweede blijkt ook in rui
mere kring een boek uit dat duistere tijd
vak dat de middeleeuwen heet een magi
sche aantrekkingskracht te bezitten.
Er komen ook veel bezoekers naar het
museum die beleefd vragen of ze zo’n
prachtig gebonden handschrift eens even
mogen vasthouden. Helaas is dat heel
begrijpelijk overigens niet toegestaan.
De manuscripten mogen alleen voor we
tenschappelijke doeleinden geraadpleegd
worden en dan nog slechts ter plaatse.
Maar het museum bezit ook facsimile-
uitgaven, die een hoge graad van perfectie
hebben, tot aan het kaft toe, en die mag
men wel in handen nemen zodat de bezoe
kers toch een indruk krijgen hoe zoiets
kostbaars uit het verre verleden aanvoelt.
kaapt door graaf Leicester, die ons land
hulp kwam bieden tegen de Spanjaarden.
Leicester heeft heel veel „meegenomen”
van het vasteland, en het gerucht gaat dat
de helft van alle manuscripten van het
Britse Museum uiteindelijk door hem zijn
aangedragen.
Het is echter vrij vlug weer uit Engeland
verdwenen. Vanaf 1600 is het in handen
van de jezuïeten in Antwerpen, en wel van
hen die zich naar de beginner van de „acta
sanctorum” Bollandisten noemen; be
schrijvers van heiligenlevens. Toen de je
zuïetenorde in 1773 werd opgeheven, werd
het boek geveild en via enige veilingen
kwam het voor het bedrag van 50 gulden in
1832 in handen van W. H. J. Baron van
Westreenen van Tiellandt, een van de
naamgevers van het museum dat nu jubi
leert.
-jdHH
lijk het gehele museum. Dat is dan een
aantrekkelijk programmanummer voor
een dagje uit. Duidelijk ook voor de jonge
ren, gezien de grote belangstelling die met
name scholieren uit het voortgezet onder
wijs aan de dag leggen. Alleen al de sfeer
van de bibliotheekzaal op de eerste ver
dieping moet men geproefd hebben.
Het Rijksmuseum Meermanno-Wes-
treenianum vindt zijn oorsprong in de ver
zamelingen van Gerard Meerman (1722-
.VP../
Een van de meest op
merkelijke stukken op
de tentoonstelling in
Den Haag is deze
Utrechtse kroniek An-
nales Sancta Mariae
Ultraiectensis, ge
schreven tussen 11.00
12.00
In het voorjaar van 1976 publiceerde
Doeschka Meijsing haar eerste roman,
Robinson, de geschiedenis van een ze
ventienjarig schoolmeisje dat ervaart
dat haar leven bepaald wordt door ande
ren. Zelf slaat zij gade, voelt zich slacht
offer en weet zich eenzaam. Mijn be
zwaar tegen deze roman gold niet de
inhoud, maar voornamelijk de vorm. Ik
vond dat de schrijfster wat al te kwistig
met literaire motieven rondgestrooid
had en dat daardoor het geheel té schets
matig, té pretentieus en téveel literatuur
geworden was.
Andere recensenten oordeelden echter
heel wat positiever: „een enorm boek”
(NRC), „een grandioze” (Algemeen Dag
blad) „een schitterende roman” (Eindho-
vens Dagblad). En het publiek denkt er
klaarblijkelijk ook zo over want Robin
son beleeft druk na druk na druk, zoals
uitgeverij Querido triomfantelijk mee
deelt.
Enkele weken geleden verscheen De
kat achterna, Meijsings tweede roman.
Ik ben blij dat ik bij haar eersteling niet
mijn toevlucht heb moeten nemen tot
bovenstaande kwalificaties, want ik heb
die nu hard nodig. De kat achterna, is
namelijk veel beter dan Robinson. Het is
een spannend, een heel goed geschreven
en soms een èmotioneel boek dat mij
dagenlang bezig heeft gehouden.
Op het eerste gezicht is er weinig ver
schil tussen de twee boeken. Natuurlijk,
het laatste is veel omvangrijker, maar
ook hier is de hoofdpersoon een jonge
vrouw die twijfelt aan haar identiteit. Zij
is de enige die naamloos blijft en dat kan
niet zonder betekenis zijn. Zij is dezelfde
als Robinson, maar ouder en kan dus
beter abstraheren en vooral zich distan
tiëren. Waar Robinson eindigt met het
accepteren van haar eenzaamheid, daar
begint. De kat achterna. De dertigjarige
hoofdfiguur wil de oorzaken daarvan
weten, wil achterhalen wie en wat zij
vroeger geweest is. Het boek is dan ook
een zoektocht doof het verleden, een
odyssee door het innerlijk, en het lijdend
voorwerp van al dat gespeur is de zoek
ster zélf. Ze lijkt daarmee erg veel op die
man die boven op zijn paard gezeten stad
en land afrij dt op zoek naar datzelfde
paard en dan kun je lang zoeken! Met
andere woorden: haar gemis aan identi
teit, haar eenzaamheid komt uiteindelijk
voort uit haar zelf.
In het eerste deel zorgt een vluchtige
ontmoeting met haar jeugdvriendin Eef
je de Bijl voor vijfenzeventig pagina’s
herinnering. Centraal daarin staat de po
ging een samenhangend ik-beeld uit het
verleden te distilleren. Zij slaagt daar
niet in, neemt daar geen genoegen mee
en probeert terug te vinden wat verloren
lijkt. Zij wil niet weg uit haar verleden.
En daarmee is haar A la Recherche du
Temps Perdu voldoende gekarakteri
seerd.
De poging die Doeschka Meijsings
hoofdfiguur verricht zich in de verloren
tijd terug te vinden is een tweeledige.
Eerst probeert zij door middel van een
uitvoerige en suggestieve beschrijving
van de ruimtes van vroeger wat meer
zicht te krijgen op dat verleden. Dat lukt
vrij aardig. Het ouderlijk huis, de naaste
omgeving (voor Haarlemmers zeer her-'
kenbaar: de balletstudio aan de Wagen
weg, het Kleverpark en omgeving), straat
voor straat wordt op papier gezet. Ver
volgens wordt getracht greep te krijgen
op de hoofdpersoon zelf. „Wat deed ik,
wat voelde ik, wat zei ik?”
Wat ze deed was met tegenzin naar
Het Utrechtse handschrift dat hierboven
is genoemd, staat officieel geboekstaafd
als Annales S. Mariae Ultraiectensis (539-
1138-1267), waarachter een martyrologi
um (een soort catalogus van gegevens over
levens van martelaren) alsook de Akense
regels voor kanunniken uit 816. Het boek
is van eminent historisch belang, maar ook
de eigen geschiedenis is interessant. Tot in
de 16e eeuw bleef het op vasteland; daarna
gaat het naar Engeland. Hoe is niet hele
maal zeker, maar vermoedelijk is het ge-
I De openingstijden van het museum zijn:
dinsdag tot en met zaterdag van 13.00-17.00
uur. De expositie over de handschriften
loopt tot 8 januari.
De publikatie van het werk van de
Griekse dichter Kavafis in de Neder
landse taal is om twee redenen een
hoogtepunt. Kavafis, die leefde van
1863-1933 is pas in de jaren zestig van
de twintigste eeuw herkend en erkend
als een groot dichter van wereldfor
maat. Voor die tijd was hij een onbegre
pen eenzame figuur die maar zeer
spaarzaam en dan nog in eigen beheer
zijn gedichten liet drukken en ze uit
sluitend toezond aan die mensen van
wie hij respons verwachtte. Pas in 1963
werd een weloverwogen en gewijzigde
herdruk uitgegeven, op grond van de
nieuw verworven inzichten in de volg
orde van ontstaan, van de eerste druk
uit 1935 van alle 154 gedichten.
Zonder overdrijving kan gezegd wor
den dat dit het levenswerk is van een
uitzonderlijk dichter. Maar ook is de
Nederlandse vertaling van prof. dr. G.
H. Blanken diens levenswerk. Als spe
cialist in de Byzantijnse en
Nieuw-Griekse letterkunde heeft hij als
groot bewonderaar van Kavafis, die hij
persoonlijk nog heeft gekend, zijn le
ven aan diens poëzie gewijd en met een
verbluffende trefzekerheid vertaald.
Behalve dat gaat aan de gedichten
een zeer uitvoerige inleiding vooraf die
stap voor stap het leven en werk van
Kavafis toelicht en in ruimer verband
brengt met de klasieke-Griekse poë
zie. Kavafis heeft het belangrijkste deel
van zijn leven in Alexandrië in Egypte
gewoond.
Een stad waarin de cultuur van ouds
her zich ontwikkelde en de wereld vero
verde. Bij die culturele erfenis sluit
Kavafis werk geheel aan, onttrekt de
vitale gegevens daaraan en vult ze van
uit zijn groot kunstenaarsschap ook
aan. De inwoners van Alexandrië in de
gedichten van Kavafis zijn trots op hun
stad en de grote rol die zij in de wereld
geschiedenis speelde als centrum van
cultuur. Maar het is geen passieve trots
die slechts terugkijkt. Kavafis weet in
zijn „klassieke” poëzie het heden wel
degelijk gestalte te geven doordat hij
aantoont dat door alle eeuwen heen de
diep menselijke gevoelens, zoals liefde,
eenzaamheid, grootsheid en lafheid de
zelfde zijn gebleven. Hij plaatst ze
slechts in het decor van de oudheid. Hij
interpreteert eigenlijk de geschiedenis
sen uit de oudheid en maakt ze daar
door doorzichtig en toegankelijk. Ont
neemt ze a.h.w. het incidentele en
plaatst ze in de ruimte van alledag. Hij
doet dat in een heldere, bijna epische
poëzie en dat vinden we in de Neder
landse vertaling terug. Dat is geen ge
ringe verdienste van prof. Blanken. Zo
is er een zeldzame combinatie ontstaan
van een dichter en een vertaler die het
vakmanschap verre overstijgt en tot
klassieke schoonheid wordt.
De bundel Verzamelde gedichten van
K. P. Kavafis, is een uitgave van Polak
en van Gennep, Amsterdam.
«ww
»»4saaaswW*O'« f VI
fes» 1
,A,
j
- ftinwMi
initialen (versierde beginletters) ep minia-
turen. Daarom zijn aan deze expositie met
wijs beleid een aantal wat jongere hand
schriften toegevoegd, die wel prachtig geïl
lustreerd zijn. Zoals een exemplaar van
Augustinus’ La Cité de Dieu, de boeken elf
tot en met tweeëntwintig. Dit stamt uit de
vijftiende eeuw (voor de kenners: Collége
de Clermont). Hierin staan prachtige, zeer
fijn uitgewerkte tekeningen.
Wie de expositie bezoekt, bekijkt natuur-
Doeschka Meijsing
drieluik wordt de constructie die in het
verleden vorm heeft gekregen, ontwik
keld en verder gerationaliseerd. Er
treedt echter wel een spelbreekster op:
de liefde. Had zij zich vroeger een imagi
naire liefde aangepraat voor Menno, een
vriend van de broer van Eefje, als zij hem
nu ontmoet, blijft er van al haar redelijk
heid weinig over. Wel probeert ze steeds
opnieuw haar werkelijkheid te laten
kloppen met dé werkelijkheid, uiteinde
lijk is daar alles ondergeschikt aan, ook
haar liefde voor Menno. In haar werke
lijkheid, die koele constructie, is geen
plaats voor zulke ongrijpbare zaken als
gevoel, emotie. Zij is bang voor mensen
I.
1815) en van W. H. J. Baron van Westree
nen van Tiellandt (1783-1848). Van Wes
treenen was een jongere achterneef van
Johan Meerman, en gezien hun gelijkge
richte belangstelling waren zij zeer met
elkaar bevriend.
Sz».
->x
die iets essentieels van haar willen; liever
dan dat doorbreekt ze de continuïteit die
liefde heet. Als de laatste pagina van het
boek gelezen is, is dat essentiële gevecht
met in wezen Plato, niet definitief afge
rond. Grote auteurs blijken altijd heel
sterk te zijn in het ontwikkelen van een
eigen, duidelijk herkenbaar thema. Het
lijkt me dat Doeschka Meijsing hard op
weg is aan haar thematiek gestalte te
geven.
Ik zei dat het een spannend boek was.
Niet dat er opwindende gebeurtenissen,
enge zaken of andere fraaie dingen ge
beuren, nee, het is allemaal heel bekend
en dicht bij huis. Het spannende zit voor
mij in de genadeloze analyse die de
hoofdfiguur zoekend en speurend geeft.
Bovenal stel ik het op prijs dat ondanks
dat De kat achterna geen dicterende psy
chologische roman geworden is, maar
een menselijk document vol vragen en
mogelijke antwoorden. Kortom een puz
zel die de lezer zelf ook nog mag op
lossen.
Als ik dit schrijf zie ik op de televisie
een reportage over de maatschappelijke
verschillen in Zuid-Amerika: hemelter
gende armoede naast arrogante rijkdom.
Aad Nuis heeft in zijn recensie van De
Kat achterna in De Haagse Post gewezen
op deze zaak. Wat is zo’n boek maat
schappelijk gezien waard? Ik wil daar
eigenlijk best op antwoorden. Beide, de
roman en de reportage zijn delen van de
werkelijkheid. Al lezend en kijkend kom
ik er achter hoe ik zelf in deze wereld sta,
bepaal ik mijn eigen plaats. De uitingen
spreken elkaar niet tegen, zij vullen el
kaar aan en ik profiteer daarvan. Als u
de documentaire gemist hebt, kunt u
altijd nog met het boek beginnen.
WIM VOGEL
M <4^
”~l* v
j ««r
.«WK»,
K
f S,Uw»w<«
«3 -.u?’4< .1
1’4
Ait
Is&.w.-: v».-
- - MMMH»
4k< wqr AsSJ A j* XrttttAA
W «k
wrWIt'ffi ft